De stilte heeft zich genesteld in de regen.
Ze pletst tegen het venster.
Ik rijg ze tot een paternoster. Een zegen.
Straks laat ik de stofzuiger los
op de zichtbare afwezigheid van m'n kleinzoon.
Wis ik even zijn sporen. Nu hij bij oma is.
De ochtend is van mij alleen.
En van Dewulf. Beiden in het blauwe bad.
Drenkelingen onder inkt en papier.
Nog even verdwalen in de morgen.
Nu het nog kan. Straks komt de afwas,
de dweil en de emmer gevuld met water, me halen.
Onder dwang. Want het opstandige stof,
de vlekken op de vloer en andere vandalen,
moet ik sussen vooraleer straks die ene bezoeker komt.
Uvi