De zon penetreert nogal onbehoorlijk vroeg m'n ochtend. Ik zit nog in mijn 'koekeloeren'-fase. Hij al in m'n chaise longue. Te veel licht in z'n ogen. En daarom drijft de nacht hem uit z'n bed. Mijn stille vroegte binnen.
Even aan de toetsen 'goedenmorgen-voelen'. Ze zijn er nog. Behalve die 'e'. Die is al lang vervlogen onder m'n 'Fingerspitzengefühl'. Een beetje week van karakter. Die 'e'.
Hij denkt al aan straks. Terwijl ik nog moet wakker worden. 'Opa, on va nager.' Heb ik geluk dat hij geen Wolof spreekt. Want dat zou Chinees voor me zijn. 'Oui, cet après-midi, mon amour'. 'Mon amour pour toujours.' Of 'mon petit prince'. Zo spreek ik 'm aan.
Even wat soelaas met een speculoos. Neen, niet in m'n koffie soppen. En ook niet slurpen. Zo iets doe ik alleen stiekem. Als jij niet op m' vingers zit te kijken.
Er zijn vele soorten mama's ... , opa's en kinderen. In speeltuinen kom je het volledige gamma tegen.
Bij de jongetjes heb je al twee categories. Zij die een ander in de modder duwen, en diegene die er dan in vallen. Deze twee varianten worden later papa's met verschillende visies en attitudes.
Mijn kleinzoon catalogeert zich nu al twee vakanties lang bij de laatste variëteit. Opa valt onder de bedreigde soort die dan nadien alles wast. Eerst het wasje in een sopje. Met de hand. Ook het jongetje. Daarna in de machine. Niet het jongetje. Die blijft in de badkuip.
Er lummelen ook wat papa's rond. Van die moderne met zo'n holster rond hun torso. Alle high-tech apparatuur in aanslag.
Zitten dan meer te prutsen met zo'n petieterig stokje op een schermpje dan naar hun nazaten te gapen. En zijn dan te moe geprutst om 's avonds nog aan mama te prutsen. Ik lees het maar in de statistieken, weet je.
O, er lopen ook nog wat meisjes rond. Met of zonder vlechtjes. Rokjes of strikjes. Kleine mama's. Klitten liefst samen zonder die vervelende jongens. Zoals die overjaarse meisjes op een bank. Die vertellen zomaar tegen al die bankgenoten over al hun stambomen en takken en twijgjes.
Vier geslachten in een speeltuin. Duizenden verhalen.
God schiep de mens naar Zijn beeld en gelijkenis. Sorry, Schepper, maar als ik het succes zie van Uw imitatoren, de goochelaars van de esthetica, dan vermoed ik dat ze het liever zelf gedaan hadden.
Wat ze bij de ene wegzuigen, spuiten ze bij een ander in. Weliswaar op verschillende plekken en met andere maten.
Want daar waar U hen minderbedeelde met een ascethische welving, hadden zij een ietsepietsie meer Bourgondië verlangd.
En waar U ronde gewelven boetseerde als romaanse bogen houden zij meer van sobere gothiek.
In Uw kerken, Meester, bent U een benijdenswaardig Architect. Maar ik vermoed dat U al moe getekend was toen de mens nog op uw tafel lag.
De stilte en de wind, die zitten al aan tafel. De regen en de nacht, verwacht ik toch wat later.
Het zijn trouwe vrienden. Ik ken ze reeds vanuit m'n schoolse tijd. Trokken samen door de velden en het bos. Tuurden naar de lucht. Doorheen het lichte lover.
We waren dol op wolken. Vooral die trage witte over de lange weide. Ooit las ik bij een schrijver dat zijn moeder erom schreide. Ik weet nu wat hij toen bedoelde.
Heb kinderen gekregen om te begrijpen. Als straks de gasten weer verdwijnen dan blijf ik achter met mijn allenige gedachten. Ik neem dan nog een pilletje papier.
Uvi
Is dit nu later? Stef Bos. Opgedragen aan alle mensen die zich eenzaam voelen.
Als eerbetoon een toemaatje : Uit 'Wolken' laatste strofe.
Nu ligt mijn jongen naast mij in de heide En wijst me wat hij in de wolken ziet, Nu schrei ik zelf, en zie in het verschiet De verre wolken waarom moeder schreide.
De ochtend zwijgt. Hij heeft geen kinderstem. En ook geen plakker nodig op z'n voet. Stilte. Koffie en een zesgranenspeculoos. Het ritueel wacht ongeduldig op m'n mond en open ogen.
Maar terwijl ik onder m'n dagelijkse douche sta, wordt hij reeds wakker in m'n hoofd. Doolt er rond in wat verontruste vragen. M'n Afrikaantje is nu elders. Doch zet zich pardoes parmantig neer in m'n geschreven woord.
De chaise longue, leeg, laat hij nu voor mij alleen. Dewulf profiteert ervan, komt er bij gekropen. Op m'n schoot. Ik lees hem voor uit de verhalen in zijn 'Loerhoek'. Ademloos luister ik als in een sprookje.
Ik luister naar de avond die valt. Voel me bijna onrechtvaardig bevoordeeld. Hier valt nooit een bom. Alleen wat regen of zonnestralen.
En niemand die daarover verwonderd is. Dat verbaast me.
Daarstraks met dat ventje naar de stad geweest. Komt hier toe met z'n prachtige bruine ogen. Z'n kort geknipt haar. Maar zonder tandenborstel. Zonder onderbroekjes, hemdjes en andere vestimentaire ondersteuning.
Vorige vakantie plunderde opa-ooievaar al de Wibra. Vandaag een 'replay'. In Go-sport weederom keepershandschoenen, shoes, bal...
Beste lezer-es, ik wil je hier je avond niet verknallen met mijn financiële uitspattingen. Neen, ik wil enkel mijn dankbaarheid uitstallen. Voor mijn bankkaart en de milde gever.
Hoe erg moet het zijn voor mensen die telkens moeten tellen. Meestal zijn ze dan nog niet lang naar school geweest. Tellen met hun vingers om de eindjes aan elkaar te knopen.
Als de wolken zwijgen, de avond valt ... een al te late merel zijn repertorium repeteert, dan vallen zomaar dit soort gedachten in mijn hoofd.
En morgen gezond weer op ... Hoe zou het met Sonja zijn?
Wat ben ik een ouderwetse man. Je zou dat niet meteen denken als je het curriculum vitae van m'n huwelijkse carrière kent.
Aan tafel zit de oma van m'n kleinzoon. Zij is mijn eerste ex. Naast haar zit haar vriend. Die mij verving toen er een vacature kwam.
Ik leef in de beste verstandhouding met hem. Hij was altijd veel vriendelijker dan zij. Die ex van mij.
Zijn dochter, vertelden ze, ging bevallen in september. Donderdag was zij met haar vriend getrouwd. Haar huidige man dus. En voor het eerst vader. Op vijftig. Sommige mannen verliezen op jonge leeftijd reeds hun haar en pas op latere leeftijd hun verstand.
De getuige van dat gelukkige stel was de oude man van de bruid. Die veel jonger is dan haar nieuwe man. Maar ook al een nieuwe vriendin heeft. En dat marcheert perfect tussen die koppels, zegden ze. Je kan nog volgen hoop ik.
Ik zeg tegen de vriend van m'n ex, die op zijn beurt ook een ex was. 'In onze tijd liep dat allemaal veel moeilijker, hé.' Hij lacht z'n tanden bloot. Zij groen.
Tijd. Hij vraagt 'hoe lang hij blijft'. Tot 26 augustus, antwoord ik.
Is dat lang? Vijf weken. Zou dat lang klinken in zijn oren? Zijn ogen zeggen niets. Kijk es, hoe laat is het nu? Ik toon hem een tikkende klok. Hij leest het niet. En hij is al acht?! Zou de tijd dan toch niet bestaan in Afrika?
Klara wekte me onbetamelijk vroeg. Nog geen vijf uur. Dat is niet haar gewoonte. Maar ze deed het met stijl, speelde een pianoconcerto. Het weze haar vergeven.
De nacht sliep nog. Zwart van het duister. Eén enkele overmoedige merel deed een aanzet. Het bleef donker. Nog te vroeg voor het licht.
De trein had hoffelijk voor mij een gans coupé gereserveerd. Zo is het altijd een beetje reizen. Vooral als hij naar de luchthaven rijdt.
Daar zag het weer zwart van het volk. Nogal wiedes m'n kleinzoon komt uit Afrika. Donkere mensen, zonnige gezichten.
Wat is die kleinzoon, amper acht, ongelooflijk veel moediger dan z'n opa. Zo helemaal alleen. In een vreemd vliegtuig. Geef hem één hand en hij stapt met je mee. Waar je ook naartoe gaat.
Hij had zelf zijn plaats gevonden. Numéro trente-trois. En hij had in de keuken mogen helpen. Geslapen tot in Brussel. Want gisteren al vertrokken.
Het werd lang wachten. Et le voilà aan de hand van een steward. Even een handtekening als bewijs van ontvangst. De ooievaar dropt niet zomaar een jongetje. Je moet er voor bijbetalen. Maar hij landt dan ook op het juiste adres.
En als ik nu eens trager dan de tijd zou schrijven. M'n woorden oppoetste als oud koper. Of er bloemblaadjes overstrooide. Zoals in een processie.
Dan kon ik misschien wat zielerust kweken. In de tuin van m'n zinnen. Of hoop planten. Met een stevige stengel geloof. Bloesemend van liefde.
En als ik dan langs het tuinpad zou slenteren, hier en daar, wat berouw wieden. En er korrels spijt overheen strooien.
Want 'dans mon petit jardin secret' tiert het onkruid welig. Volgens de zedige tuingidsen toch. Of heerlijke doodzonden. Zo kan je die bloemetjes ook noemen.
Zondag. Ochtend. De stilte slaapt nog een hazenslaap. De mussen sjilpen. De hagen frazelen. De wolken schuifelen. De wind wuift in de bomen.
Op 29 03 2008 16:11:57 vervalt de houdbaarheid van het stukje Côte d'Or dat ik zopas bij de koffie in m'n mond liet smelten.
Stel je voor, zeg ik tegen mezelf. Vermits ik alleen ben, spreek ik geregeld met mezelf. Beleefd maar toch in de jij-vorm, kwestie van gemoedelijk maar toch hoffelijk te blijven tegenover het gezelschap.
Stel je voor dat er vooraf op de liefde een houdbaarheidsdatum vastgelegd werd. Bruid en bruidegom geven elkaar de kus en kijken vol verwachting naar de burgemeester die zijn datumstempel bovenhaalt. En dan tergend traag, bewust van de belangrijkheid van het ogenblik, met enige zelfingenomenheid, maar plechtstatig in het boekje de stempel klopt: 29 03 2008 16:11:57.
Tja, dan wist je tenminste waar je aan toe was.
Ach, ik heb wel meer gekke gedachten. Ik schrijf ze dan liever op, opdat ze niet in m'n hoofd zouden rotten. Schrijftherapie.
Zopas baadde de zon nog topless in de hemel. De oevers van de Rhône walsten rood in m'n glas. En in m'n diepe bord zag ik de heuvels en valleien van Toscana. Geuren en kleuren gevangen in een ambachtelijke spaghetti à la Flamande.
Je bent 'un voyageur immobile' of niet.
Bosbankje, jij weet bijna zoveel als Google. En sinds God gestorven is en in de hemel van z'n pensioen geniet, wil dat toch wat zeggen.
'Bleu comme la nuit'.
Président de l'académie Goncourt, François Nourissier n'écrit pas des romans. Il écrit des digressions. Mais sur le moment, on s'en fout, qu'il nous entraîne dans des méandres sans but apparent, on remarque à peine qu'il pourrait nous faire tourner en rond, car avec une écriture aussi riche, l'instant présent nous comble. Phrase après phrase, on se laisse hypnotiser. On goûte les mots, l'oeuvre d'un géant qui, ni poète, ni penseur, ni conteur, mise tout sur le style, un style sûr et plein où chaque mot porte, où chaque mot se réinvente quasiment sous nos yeux, serti dans un ensemble littérairement sans faille.
Kijk, Bosnimf, Sorry, maar die Côtes du Rhône hebben krachtige oevers. Daar heb je me toch weer op het goede spoor gezet. Die monsieur Nourissier lijkt me een man naar m'n hart te zijn. Moet ik dringend instellen op m'n GPS.
Maar eerst vlij ik me nog even in de armen van Morpheus. Bij gebrek aan beter.
Godenmorgen lezer-es, en Bosrankje en J-M, en alle anderen,
Mijn vingers zijn echt gevoelig. Soms willen ze me iets duidelijk maken. Herlees even het eerste woord.
Ze lieten mij één letter vergeten en de ochtend werd nog mooier.
Beste Bosrankje, stel je voor dat ze in je groene naam pardoes één o tussengooiden, die verstrooide vingers van mij. Dan zou je misschien wel boos op me zijn. En een polemiek beginnen. Mààr we hebben beiden te weinig tijd, gelukkig maar, om daar de tijd aan te verspillen.
Ik bezit geen waarheid en kan ze bijgevolg niet verkopen. En 'het gelijk' interesseert me niet. Te oud voor geworden. Dus laten we onze resterende jaren reserveren voor de écht belangrijke dingen.
Zoals een ochtend die traagzaam als een witte wolk voorbij de dag schuift. De geur van vers beregende aarde. Of van pannenkoeken misschien. Het fezelen in de hagen van een wispelturige wind. En vederlichte vlagen van verbazing over blauwe woorden in mijn hand.
O, als ik één iemand van jullie kon geven wat ik des morgens zomaar krijg uit de zilveren pen van mijn geliefde schrijver. Dàn was de dag niet voor niets wakker geworden ...
Hij weet het niet. Godzijdank. Zopas moest ik weer hevig slikken. Hij ontroert me.
Elke ochtend neem ik mijn blauwe vitamientjes. In 'Loerhoek' van Dewulf. Deze ochtend schreef hij voor mij over de eerste fietsrit van z'n dochter. Hoe alles nieuw wordt voor haar. En hem.
De straten. De tweedehandsfiets. De dochter. De papa. Misschien wel geïnspireerd door Bram Vermeulen. Of Herman van Veen. Wat een heerlijke papa is Dewulf op papier.
En ik denk aan m'n dochter en aan al die vermetele jonge mensen op de pui van het stadhuis. Vooral vrijdag is trouwdag. Ze lachen naar zichzelf. De fotograaf en het geluk. Ze bewaren dit. Als bewijs voor later. En het leven.
Wat hoop ik dat de toekomst hen goed gezind zal zijn. Dat hun keuze de juiste is. En dat ze er getrouw aan blijven. Dat ze vechten tegen de verleiding. En voor trouw. En dat ze nu en dan voelen waar ze van droomden.
Uvi
Bram Vermeulen - de wedstrijd
Het jongetje zit bovenop het huis, Het is wel honderd meter hoog, Zo hoog zat werkelijk nog niemand, En hij ziet Engeland,
Kijk hem zijn best doen op zijn fiets, Hij gaat zo hard, dat je hem bijna niet ziet, Wedden dat hij de honderd haalt, voor hem is dat niets,
Het is een wedstrijd, het is een wedstrijd, het is een wedstrijd, Die je niet winnen kan,
...
Herman van Veen
Fiets
Hé kleine meid op je kinderfiets, De zon draait steeds met je mee Hé kleine meid op je kinderfiets, De zomer glijdt langs je heen Met je haar in de wind en de zon op je wangen, Rijd je me zomaar voorbij, fiets
Hé kleine meid op je kinderfiets, Je lacht en je zwaait naar een zwaan En de vijver weerspiegelt je witte jurk, En het riet fluistert je naam En het zonlicht speelt in de draaiende wielen, Schitterend strooi je het licht, fiets
Het is middag. En vakantie. De straten slapen hun siësta. Een slome toerist treuzelt langs de gevels. Wat trage wagens meanderen door de stad.
Ik zoek schaduw langs het park. De banken hebben bezoek. Vooral van de ijsjeslikkers. Een man en een vrouw, met fiets, eten hun dagelijks brood. Met volle mond stamelt hij tegen zijn eega: "Da's ne professor, se".
HIJ is duidelijk niet van mijn stad. IK word geconnecteerd aan een versleten cliché van het verleden. Ach, ik ben het gewoon ondertussen niet te beantwoorden aan een verwacht profiel.
Het doet me denken aan de opmerking van een dame aan m'n geliefde: "Ach, als hij zijn vlinderdasje uitlaat dan zien ze dàt niet meer in hem." Zij is nochtans erg vriendelijk als ze met me praat. Maar wat ik achter de rug hoor is toch niet zo positief. Mijn imago wringt haar blijkbaar. Die dame is dan ook de wettelijke echtgenote van een échte prof. Hij heeft de moderne look van een docent. Type sportieve wielertoerist.
Tja, en vandaag droeg ik nochtans een das. Weliswaar sober klassiek. Ik heb m'n vlinderdasje al een tijdje opgeborgen. Zonder mottenbollen. Ben een beetje bang om het nog te dragen. Zo weinig mogelijk opvallen is veiliger vandaag.
God heeft nog geen e-mail. Spijtig. Hij verbaasde mij. De abt.
Zijn lievelingsplek was niet de abdij, maar de kluis. Verborgen in een groene uithoek van het klooster. Alleen vogels, wind en stilte. En God. Want daar ervaarde hij het beste de aanwezigheid van God.
Eén keer per week, op woensdag, trok hij zich terug in de kluis bij God. Helaas, had hij dit jaar nog geen tijd gevonden. En het was al juni. Waarom niet, wilde de reporter weten.
Ah, sedert hij e-mail had zat hij daar dan voortdurend met de gedachte dat heel de boel bleef liggen in zijn brievenbus tot zaterdag. En daarom ledigde hij ze maar op woensdag. Zijn vrije dag.
Het wordt dringend tijd dat God zich een pc aanschaft. Zouden er ook 'solden' in de hemel zijn?