Partir sans sortir. - Een Dagboek van Blauwe brieven .
21-07-2007
Dagboek zonder waarheid
Godenmorgen lezer-es, en Bosrankje en J-M, en alle anderen,
Mijn vingers zijn echt gevoelig. Soms willen ze me iets duidelijk maken. Herlees even het eerste woord.
Ze lieten mij één letter vergeten en de ochtend werd nog mooier.
Beste Bosrankje, stel je voor dat ze in je groene naam pardoes één o tussengooiden, die verstrooide vingers van mij. Dan zou je misschien wel boos op me zijn. En een polemiek beginnen. Mààr we hebben beiden te weinig tijd, gelukkig maar, om daar de tijd aan te verspillen.
Ik bezit geen waarheid en kan ze bijgevolg niet verkopen. En 'het gelijk' interesseert me niet. Te oud voor geworden. Dus laten we onze resterende jaren reserveren voor de écht belangrijke dingen.
Zoals een ochtend die traagzaam als een witte wolk voorbij de dag schuift. De geur van vers beregende aarde. Of van pannenkoeken misschien. Het fezelen in de hagen van een wispelturige wind. En vederlichte vlagen van verbazing over blauwe woorden in mijn hand.
O, als ik één iemand van jullie kon geven wat ik des morgens zomaar krijg uit de zilveren pen van mijn geliefde schrijver. Dàn was de dag niet voor niets wakker geworden ...
Hij weet het niet. Godzijdank. Zopas moest ik weer hevig slikken. Hij ontroert me.
Elke ochtend neem ik mijn blauwe vitamientjes. In 'Loerhoek' van Dewulf. Deze ochtend schreef hij voor mij over de eerste fietsrit van z'n dochter. Hoe alles nieuw wordt voor haar. En hem.
De straten. De tweedehandsfiets. De dochter. De papa. Misschien wel geïnspireerd door Bram Vermeulen. Of Herman van Veen. Wat een heerlijke papa is Dewulf op papier.
En ik denk aan m'n dochter en aan al die vermetele jonge mensen op de pui van het stadhuis. Vooral vrijdag is trouwdag. Ze lachen naar zichzelf. De fotograaf en het geluk. Ze bewaren dit. Als bewijs voor later. En het leven.
Wat hoop ik dat de toekomst hen goed gezind zal zijn. Dat hun keuze de juiste is. En dat ze er getrouw aan blijven. Dat ze vechten tegen de verleiding. En voor trouw. En dat ze nu en dan voelen waar ze van droomden.
Uvi
Bram Vermeulen - de wedstrijd
Het jongetje zit bovenop het huis, Het is wel honderd meter hoog, Zo hoog zat werkelijk nog niemand, En hij ziet Engeland,
Kijk hem zijn best doen op zijn fiets, Hij gaat zo hard, dat je hem bijna niet ziet, Wedden dat hij de honderd haalt, voor hem is dat niets,
Het is een wedstrijd, het is een wedstrijd, het is een wedstrijd, Die je niet winnen kan,
...
Herman van Veen
Fiets
Hé kleine meid op je kinderfiets, De zon draait steeds met je mee Hé kleine meid op je kinderfiets, De zomer glijdt langs je heen Met je haar in de wind en de zon op je wangen, Rijd je me zomaar voorbij, fiets
Hé kleine meid op je kinderfiets, Je lacht en je zwaait naar een zwaan En de vijver weerspiegelt je witte jurk, En het riet fluistert je naam En het zonlicht speelt in de draaiende wielen, Schitterend strooi je het licht, fiets
Het is middag. En vakantie. De straten slapen hun siësta. Een slome toerist treuzelt langs de gevels. Wat trage wagens meanderen door de stad.
Ik zoek schaduw langs het park. De banken hebben bezoek. Vooral van de ijsjeslikkers. Een man en een vrouw, met fiets, eten hun dagelijks brood. Met volle mond stamelt hij tegen zijn eega: "Da's ne professor, se".
HIJ is duidelijk niet van mijn stad. IK word geconnecteerd aan een versleten cliché van het verleden. Ach, ik ben het gewoon ondertussen niet te beantwoorden aan een verwacht profiel.
Het doet me denken aan de opmerking van een dame aan m'n geliefde: "Ach, als hij zijn vlinderdasje uitlaat dan zien ze dàt niet meer in hem." Zij is nochtans erg vriendelijk als ze met me praat. Maar wat ik achter de rug hoor is toch niet zo positief. Mijn imago wringt haar blijkbaar. Die dame is dan ook de wettelijke echtgenote van een échte prof. Hij heeft de moderne look van een docent. Type sportieve wielertoerist.
Tja, en vandaag droeg ik nochtans een das. Weliswaar sober klassiek. Ik heb m'n vlinderdasje al een tijdje opgeborgen. Zonder mottenbollen. Ben een beetje bang om het nog te dragen. Zo weinig mogelijk opvallen is veiliger vandaag.
God heeft nog geen e-mail. Spijtig. Hij verbaasde mij. De abt.
Zijn lievelingsplek was niet de abdij, maar de kluis. Verborgen in een groene uithoek van het klooster. Alleen vogels, wind en stilte. En God. Want daar ervaarde hij het beste de aanwezigheid van God.
Eén keer per week, op woensdag, trok hij zich terug in de kluis bij God. Helaas, had hij dit jaar nog geen tijd gevonden. En het was al juni. Waarom niet, wilde de reporter weten.
Ah, sedert hij e-mail had zat hij daar dan voortdurend met de gedachte dat heel de boel bleef liggen in zijn brievenbus tot zaterdag. En daarom ledigde hij ze maar op woensdag. Zijn vrije dag.
Het wordt dringend tijd dat God zich een pc aanschaft. Zouden er ook 'solden' in de hemel zijn?
Zelfs tijdens de vakantie, blijft het schuldgevoel aan m'n geweten kleven. Dolce far niente. Nog steeds zonde. Ledigheid is het oorkussen des duivels, weet je wel.
Gelukkig is er niemand die me attendeert op m'n aangeboren luiheid. Ik sus m'n consciëntie. Seffens ga ik afwassen. En wellicht ook wat stofzuigen. Probeer het in de luren te leggen. Haal het ultieme grof geschut naar boven: de dood.
Naast mij ligt een 'doodsprentje'. Van een dame amper 53 geworden. Gestorven aan een maligne melanoom. Dat herinnert me eraan: woensdag heb ik een afspraak op dermatologie.
Gisteren. Zondagnamiddag. De kraanvogels staan lusteloos op hun poot te turen over het bloeiende beton. Eén van hen vloog hem op haar vleugels naar de dood. Telkens als ik er met de fiets passeer, hou ik even halt bij z'n foto.
Hoelang duurde het jongen eer je op haar rug geklauterd was? Wat dacht je onderweg? Of heb je al die gedachten weg geduwd? Heb je nog even getwijfeld voor je sprong?
Op de foto aan zee met je geliefde zie je er nog zo gelukkig uit. Maar was dat zo?
Willen we het gluk niet vastpinnen op het blauw van water? Het witte zachte zand.
Zou het geluk daar gedijen? Hoe hou ik het vast? En jij? Of moet jij het nog vinden?
De ochtend is koel open geslagen. Als een blank blad in een boek.
Ik schrijf een brief naar haar. Ze is een week weg. Koken voor kinderen. Op een danskamp. Als ze terugkomt zal ze dag na dag er telkens één openen.
Schrijven is praten met papier ertussen.
Een affiche met die wijsheid, hing jaren voor m'n neus op het werk. Zo wilde ik ook schrijven. De lezer in de ogen kijken. En luisteren. Net ademen.
Ik zie nu letters als ballonnetjes uit een open mond vliegen ... Een scène voor een film van Jaco van Dormael. Of een tekening van Jan de Maesschalck in De Morgen.
Ik heb het geluk stevig bij het nekvel gegrepen. Zodat het niet weg kon.
Na de afwas meteen begonnen aan de reiniging van garagepoort, enfin, alle houtwerk in voorbereiding van een laagje weerbaarheid. Ook hout heeft eelt op de ziel nodig om te overleven.
En wat stel ik vast, nu het gedaan is, het hout gelijkt op mij. Kan beter tegen de winter dan tegen de zomer. Dat bewijzen mij de vier windstreken. Ik heb haar ziel bedekt.
Mijn schuldgevoel is ongemeen hardnekkig vandaag. Eerst alle hout afgewassen, droog gekuist en dan hier en daar wat afgeschuurd. En terug afgestoft. En nog zeurde het de oren van m'n kop terwijl ik volop bezig was.
Ik weet waar m'n geweten knelt. In de garage geraak ik amper door de stock. M'n zoon moest m'n oude salon dan toch niet hebben. Wel de kleerkast et voilà. Zie je het daar allemaal al liggen. Net Oostpriesterhulp in betere tijden.
Even een antwoord voor denook in vriendschap.
Ik heb het gevoel dat je me kwalijk neemt dat ik niet in de ban van de wiskunde geraak. Waarom toch?!
Ik denk terug aan 'Close up' van gisteren. Over Chris Maene, de pianobouwer.
Ook klank heeft een kleur. Dat leerde ik gisteren. Et le piano chante. Zoals de mensen heeft ze ook minder of meer diepgang.
Helaas, ben ik ziende blind en doof. Geen van beide kan ik ervaren. Noch de kleur, noch de diepgang. En dat terwijl ik de verf van woorden ruik tot in m'n ziel.
Wel beste denook,
Je kan het toch een blinde niet kwalijk nemen dat hij niet ziet. Of een dove dat hij niet hoort.
Snap je wat ik bedoel?
Ondertussen is dat knagende geweten toch ingedommeld. Ik ben moe, maar tevreden. Ik vermoed dat dit z'n habitat niet is.
Barmhartige wolken trekken een boerka over de zon. De koelte van de ochtend heeft zich terug getrokken in de tuin. Nachtschaduw. De voorkant van het huis is reeds oosters tropisch.
Zopas gelezen in 'Uitgelezen'. Ik werd er angstig van. Woorden hebben een verschroeiende impact op mij. Beelden ook. In zinnen of pixels. De schrijver kijkt mij ernstig in de ogen.
Hij heeft de zwaarwegende blik van zijn vader. Nolens. De dichter zelf lijkt ook altijd in stervensgevaar te zijn. De zoon verblijft, vermoed ik, op kosten van Anciaux en dus van ons in 'een land op zoek naar zijn roots'. Estland.
Hij schrijft voor de krant een dagboek. De lectuur maakt me onrustig. Maar eveneens rustig. Gelukkig moet ik niet naar de Baltische zee om te beseffen dat Vlaanderen de hemel op aarde is.
God heeft mij gezegend met een ontembare verbeelding. Maar vooral met een onuitputtelijke verwondering. Daardoor is elke dag alles weer nieuw. Leg een nacht over het leven en ik word weer geboren.
Met wijdopen ogen. Zo blijf ik ook altijd een oud jongetje. Met de nadelen vandien. Temidden van de grote mensen ben ik een ukkepuk. Niet op z'n plaats. Een bizarre verschijning. Een belegen lichaam met een jongensziel.
Deze dag heeft alles in zich om een wonder te worden. Te zijn. Te blijven. Al mijn zintuigen reizen. Partir sans sortir.
ik ben juist thuis ik wou morgen pas de PC openen en lezen en iets schrijven
waarom ik het toch nu deed weet ik niet misschien om u te ontmoeten uvi misschien omdat u op mij zat te wachten de voorbijganger... ik weet het niet
gaan we even zitten uvi en ik laat u beginnen te vertellen ik luister...want eerlijk gezegd ik heb alleen verhalen die beginnen met ER WAS EENS......
een heelijke avond in het land van DUIZEND EN EEN NACHT
luisteren we naar die nacht uvi tot de morgen ?
blij bij u te zijn tobias
Een sprookje is de hoestsiroop van de literatuur. Kinderen denken dat ze een snoepje krijgen en men lepelt ze een medicijn binnen. Pedagogisch onverantwoord. Want hoestsiroop is geen snoepje!
Kan ik deze metafoor doortrekken naar het sprookje? Ik vermoed van wel.
Een sprookje bereidt een kind voor op de 'gruwel' van het leven. Ogenschijnlijk onschuldig. Maar in zich draagt het vertelsel veelal 'geweld'.
Roodkapje en de boze Wolf, Sneeuwwitje en de boze Heks, Assepoester en die boze stiefmoeder ... zelfs Hans en Grietje en Klein Duimpje!
Dàt zijn de sprookjes uit onze kindertijd. Het zoetstroperige aan deze verhaaltjes was het eeuwige 'happy end'. En ze leefden nog lang en gelukkig ...
Het échte medicijn dat kinderen binnenlepelen is wat anders. Een wolf die grootmoeders opeet, een stiefmoeder die haar dochter wil vergiftigen, een heks die kinderen tussen haar boterhammen legt ...
De inhoud (moraal) die ze onbewust inslikken is: "Kinderen opgepast! Mensen verslinden elkaar als wolven." En dat 'happy end'?
Tja, ken je één sprookje waar een deurwaarder ging vaststellen wat er van overbleef? Was het dertig jaar later nog allemaal rozengeur en maneschijn ...?
Dag Tobias,
Er was eens ... begin maar aan je sprookjes. Ik luister ...
De avond valt licht als een laken over de dag. Rozigblauw kleeft de stilte aan de hemel. De wind houdt de adem in. Bomen vergeten te bewegen.
Op zo'n avond gebeurt er niets. Ik ben sterk in niets. Dat geloof ik graag, tenminste. Hier zitten geen gasten aan tafel. Geen gelach.
Geen proletarisch gebulder, zelfs geen ingehouden Engelse glimlach. Geen witte stranden of wuivende palmen. Geen dijk om over te flaneren. O, zopas passeerde een buur over het plein. We wuifden.
Ik kijk naar buiten. Om zeker te zijn. Er gebeurt niets. En ik denk aan Brusselmans. Schreef die geen boek: "En plotsklaps gebeurde er niets."?
Zo'n avond dus. Om een boek over te schrijven. De avonden. Reve. Uren die gewoon duren. Die voorbijgaan. En nooit bestaan hebben. Tenzij iemand ze opschrijft.
Voor een voorbijganger. Zoals Tobias. Zo nu en dan. Zou hij vanavond langskomen? Hij kan geen beter avond kiezen.
Het is een namiddag in een doordeweekse week. De wind frutselt wat in de beukenhaag. Verveelt zich. Aan de hemel ontsluiert een zon haar boerka. En bereidt zich voor op een striptease. De weervrouw voorspelt immers een hittegolfje.
De julitoeristen hopen. Ik begin te wanhopen. Vooraleer m'n vingers aan de toetsen kleven, hap ik nog wat lucht. Op een luchtig klavier.
Zopas gevoeld aan 'Het geslepen potlood' van Benno Barnard in Knack. Nog altijd even scherp. Bewust van m'n infantiele kennis geniet ik van de eruditie van dat soort biezondere columnisten.
Zijn collega's zijn verbannen naar de virtuele site. Volgens mij weigert hij pertinent. Eist papier onder z'n pen. En terecht.
Sedert de anderen gedwee opgeofferd werden aan de virtuele vooruitgang, lees ik hen niet meer. Ook ik wil nog altijd papier voelen. Betasten zelfs. Het klinkt bijna obsceen. Ongewenste intimiteiten.
Ach, ze komen daar nog van terug. Hoe zeldzamer, hoe meer begeringswaardig. Denk aan het handschrift. Je geliefde zal het meer appreciëren dan een 'Comic Sans MS'.
Maar we zijn te lui om op papier te krassen. Moeizaam als Dinska Bronska. De tong lichtjes tussen de lippen gekneld.
Ooit bedelen ze nog om een vodje papier. Ondertussen tik ik hier verder een slot aan.
Als ik hem lees, dan kijk ik in een spiegel. Dan denk ik: aha. In de psychologie noemt men dat een 'Aha-Erlebnis'.
Hij is zowat m'n therapeut. Elke ochtend wat 'sofa-therapie'. Tot zelfkennis. Hoe we toch blijven op zoek gaan. Naar onszelf. Ook in de andere.
Zelf ben ik nu al een tijdje op zoek naar 'een egel'. 'Waar de egel gaat'. Is een dichtbundel. Van hem. Niet meer te krijgen. Ook niet in het antiquariaat waar ik binnenstapte.
De man achter de tafel keek me minzaam aan. Met begrip (gedeelde woordliefde), maar toch ook met ingehouden verwondering. Een bundel uit 1995 is immers nog een puber tussen zijn eeuwelingen. Hij antwoordde mij in een aristocratisch Nederlands met een indrukwekkende intonatie.
Ik had hem al menig keer op straat gekruist. En in de voorname ogen gekeken. En zag hem dagelijks door de vitrine van de zaak aan een lange tafel lezen. Nooit zag ik een klant binnen. Hij was boek geworden tussen de harde covers. Een incunabel. Hij sprak zoals hij eruit zag.
Bang ben ik dan. En weet niet goed of ik de e-mail nog ga openen. Vooral als het avond is. Dat heb ik ook, als er een zeldzame keer een brief uit haar land in m'n brievenbus zit. Dan slaat de schrik rond m'n hart.
Nooit zijn het immers vrolijke nieuwtjes.
Ik durf dan zo'n brief een ganse nacht ongeopend op tafel laten liggen. Maar gisterenavond opende ik de e-mail. Onvoorzichtig van me. Ik had beter tot vanmorgen gewacht.
Op zo'n ochtenden zet ik dan meteen, als m'n ogen opengaan en ik de badkamer betreed, de radio aan. Om de demonen uit de tempel van m'n hoofd te verdrijven.
En als dan, zoals vandaag, het water van de douche stil valt, dan hoor ik tergend mooi Françoise Hardy 'Ella' zingen. Eén van haar favoriete liedjes. In de keuken rolt het boodschappenlijstje tegen de muur zich heimelijk open op de iele woorden die haar zoontje verleden vakantie schreef : 'maman'. Alsof het 'fatum' me wil pesten.
Vandaag hoop ik te kunnen vergeten wat ik gisteren las:
De plaatselijke bevolking begint het nog moeilijker te hebben sinds ze enkele maanden geleden alles van basisproducten in prijs (weer) verhoogd hebben.
Binnen enkele dagen zullen zelfs de bakkers in staking gaan gedurdende 3 dagen om hun colère te tonen. Ook wordt langs de radio voorgesteld om iets rood te dragen als je niet meer akkoord bent met de regering. De bevolking komt in actie. En gelijk hebben ze, alleen dat ze wat laat begonnen zijn en de woede en teleurstelling nog veel groter is geworden.
Eergisteren had ik een vrouw aan mijn deur die gedurdende 3 dagen haar kinderen zo goed als niet kon voeden. Ze kon alleen nog maar op mij rekenen.
De regering verspilt hier hun miljoenen aan wegenwerken om zogezegd te tonen dat ze investeren in hun land, en terwijl ontvang ik iedere dag meer mensen bij mij voor de deur die hopeloos zijn.
Het is allemaal soms heel triestig om te moeten zien en er vooral mee te moeten leven. ik zie de mensen sterven, die niet het geld hebben om hun te kunnen laten genezen.
Ik maak toestanden mee die voor een europeaan onwaarschijnlijk lijken. De ziekenhuistoestanden zijn katastrofaal. En ik sta machteloos. .... zo'n mooi land en prachtige bevolking, die de regering compleet wil laten verdwijnen, natuurgebieden worden volgebouwd door Koeweit en vele andere arabische landen, de bevolking is wanhopig en verkiezen nog steeds om te vertrekken.
Waar is die belofte van .... (de president) ? "De nieuwe lente kan beginnen" werd er geschreven, kon ik maar even aan de schrijver van dit artikel laten weten in wat een kille lente we hier zijn terecht gekomen. Nog nooit hebben we het hier zo moelijk gehad.
We lopen van het één naar het ander, vandaar soms dus laat antwoord. Nu vlug deze mail beeindigen, zodat ik je deze vanavond thuis kan versturen.
En zelf heeft ze géén geboortegeld, géén kindergeld (voor haar drie), géén ziekteverzekering, geen pensioenopbouw, géén ...
Opa-ooievaar heeft verleden week het ticket gekocht voor de vliegtuigreis van zijn kleinzoon. Dat is gemakkelijk tegenwoordig met het electronisch ticket. Je kan dat van hieruit. Je hoeft slechts te betalen.
Want zilveren vogels vliegen niet gratis. Afrikaanse daarentegen ...
Goedenmorgen lezer-es.
Uvi
PS. Ach ja, ik moet ook nog dringend een verzekering afsluiten voor hem. Want als hem hier iets (heel) ergs zou overkomen dan zou opa-ooievaar wel eens gedwongen kunnen worden om zijn nest te verkopen.
Festina lente. Als ik iets aan de slak waardeer, dan is het haar traagheid. In het voetbal heeft men een mooie uitspraak. Men spreekt daar over: "ne valse trage". Dàt vind ik een knap beeld. Maar traagheid verdween samen met de komst van 'de vooruitgang'.
Zopas zat ik nog te lezen in "Alle uitbarstingen" van Geert van Istendael. Hij kan heerlijk zeuren. Niemand kan jeremiëren of zaniken zoals hij. Met stijl en terecht.
Vanochtend weeklaagde hij over 'de vooruitgang'. Die volgens de schrijver geen progressie is.
Hij slenterde over paadjes die verdwenen waren. Hij treurde over het gras op het kerkplein dat nu begraven ligt onder het asfalt. Hij emmerde over de vissen in heldere beekjes die nu dood drijven in troebel rioolwater.
Enfin, een zuchtje uit de vijftiger jaren. In gestileerde frasen. Wij, senioren, begrijpen die man nog.
Wij leerden immers zwemmen in De Wimp. Doken vanaf de berm in de Neet. Vingen dikkopjes met handen als kelkjes. Plukten meikevers van eikentakken. Om ze dan op een twijgje 'de Ronde van Frankrijk' te laten kruipen. Onze honger stilden we met braambessen of noten. Of stalen een raptol op het veld. En in de kersenbomen trokken we tweelingen voor achter onze oren.
Maar als we ons even bezinnen, dan is dat allemaal blijkbaar gezien door kinderogen. Hoe keken ons vader en moeder daar tegen aan?
Wellicht waren zij wèl blij met die betonnen weg voor de deur. En kloegen ze over de karrensporen en het slijk waar ze in de winter door moesten. Waren ze opgelucht toen ze het oliepitje konden doven en met één vingerknip licht in huis toverden. En juichten ze om 'lopend water' uit kraantjes. In plaats van wassen in een badkuip of aan de commode in een lavabo met sneeuw gevuld. Spartaans dat wel. Maar barre tijden.
Ik herinner me alleszins nog de technische veroveringen van vader. Z'n Philishave. Scheren met 'elektriek'. Z'n Grundig-bandopnemer. De eerste televisie. Z'n eerste Opel Record. Dat heette toen nog een 'prachtrijtuig' in het verzekeringscontract. Telkens was hij bij de eersten in het dorp.
Mijn vader was een stadsjongen gebleven die in een Kempisch boerengat gedropt was. Omdat zijn vader mee een grote fabriek ging opstarten. In 1928. Ik zie de foto nog. Allemaal vrolijke gezichten met de klak in de lucht. Voor de villa waar ze een gans leven lang gratis mochten wonen.
Zouden die mensen ook getreurd hebben over de 'vooruitgang' Geert ?
Ik had ze gered van de straat. Op een dag zaten ze daar op hun hurkje. Zomaar. Bijeengebracht door de wind.
Wilde schoonheid. Overgewaaid. Zo krachtig dat ze waren neergestreken waar het niet kon. Bijna onder de banden van de nieuwe auto van de buurvrouw.
Ik nam ze voorzichtig in mijn handen. Droeg ze alsof ik ter communie ging tot in mijn tuin. En daar plantte ik ze in een potje. Toegegeven: een groene gevangenis. Maar gered van een wisse dood.
Ik streelde hun kopje nog recht. Ging in de ochtend kijken of ze de nacht en de transplantatie overleefd hadden. En Godzijdank ...
En zo ging het leven verder. Dat van mij en van hen. Tot vanmorgen. Allons voir si la rose ... de viooltjes in dit geval. Op het potje kleefde een zwarte slak. Ik werd er ziek van. Ik heb ze, helaas, niet vermoord.
Als een schrijn heb ik nu de restanten op m'n tuintafel geplaatst. Hoog en droog. Zouden de wortels het overleven? En terug ... ?
Voor mijn deur tussen de opengevallen groeven van het plein bloeien nu al weken enkele viooltjes. Menig buur heb ik bij de arm moeten nemen om hen te beschermen.
Dat gaat zo als je je plaats niet respecteert in de natuur of de maatschappij. Dan bestaat er veel kans dat je wordt vertrappeld.
uvi -wat is toch de betenis van uw naam- u kwam ik als eerste bekende tegen op dit forum deze avond daarom klopte ik eerst bij u aan
mag ik binnen komen en u begroeten tussen al het mooie waarmee u zich omringt het is prachtig zoveel schoons
ik vertoef hier graag soms zou ik willen bij u aan de haard blijven praten en praten uren lang over de geuren van yasmijnen in de straatjes van mijn stad over het lied van de man die oud ijzer ophaalt over de ezels met zakken overladen met meloenen over..................... uvi u mag mij altijd vragen stellen
en dan ook luisteren naar uw verhaal..... uw verhaal uvi zo rijk zoals ik het hier al wat lezen kon
ik zie dat sommige topics uitgroeien tot plaatsen waar Darwishen zich vinden om te dichten EN TE FILOSOFEREN ZO is uw topic zo'n verzamelpunt geworden uvi En voel me als voorbijganger stilaan thuis..... dat geeft een goed gevoel dat ontroeren en ontroerd worden spreekt me wel aan
tot later goede week toegewenst uvi tobias
Goedenmorgen Tobias,
Zondag. Als de ochtend heilig is, dan is de zondag zalig. Een contradictie volgens de rituelen van de Heilige Kerk. Maar niet volgens het 'taalgevoel'.
Zal ik even toelichten? Als je met je lief in het lommer onder een kersenboom ligt, dan zou iedereen je begrijpen, als je in haar frêle oren zou fluisteren: 'dit is zalig, liefste'. Of je het moment ook 'heilig' wil houden, zou dan weer een gans andere betekenis hebben.
Kijk, Tobias, je merkt dat ik mijn wortels verloren heb. Ik word breedsprakerig. In de 'Kempen' waar ik m'n knieën versleet met de knikkers, daar 'waren' de mensen minder spraakzaam.
Logisch, er waren in illo tempore heel wat arme mensen. De grond is er schraal, de akkers klein. Weinig te oogsten dus. En in zo'n stituatie ben je gewoon uit handen te eten van anderen. Meestal waren die van 'de adel of de clerus'. En in spreekwoorden wordt volkse wijsheid verzameld: "Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.' En dat heeft zo z'n implicaties.
Door mijn wortels te verplanten naar vruchtbare leemgrond zijn mijn bewoordingen bloemrijker geworden.
Tobias,
jij gaf mij van morgen zo'n warm gevoel dat ik meteen vol woorden stroomde. Maar ik vraag je: laat je niet verblinden door de 'koketterie' van m'n bellettrie.
Het is niet omdat ik grijs ben, dat ik ook wijs ben. Neen, anders leefde ik dit leven niet. Ik wil trouwens geen 'Waarheid' verkopen, want ik bezit er geen. Neen, ik respecteer 'de kleine waarheid' van iedereen.
De tijd en de omstandigheden, waaronder de anonimiteit, hebben mij 'vrijheid' gegeven. Neem ze mij af en ik verschrompel tot 'wie de maatschappij wil dat ik ben'.
Als ik al een pluim op mijn hoed mag steken, wat ik overigens modieus weiger, dan is het dat ik schrijf 'zoals ik ben of wil zijn'. Niet mooier, ook niet lelijker. Mezelf niet boven, maar ook niet onder een ander wil plaatsen.
Zoals je bij denook kon merken, las ik het boek 'Het evangelie volgens Pilatus'. Hier en daar, streepte ik wat aan. In potlood. Dàt kan een boek nog net verdragen.
Op pagina 276, las ik:
"De enige intellectueel integere verstandhouding tegenover het bestaan van God of Christus is de uitspraak: 'Ik weet het niet'. Het agnosticisme moet voor iedereen de grondhouding blijven.
En wat lager:
"En verder: het antwoord doet er niet toe; wat telt, is de vraag. De vraag delen wij, de antwoorden houden ons verdeeld."
Uvi Un voyageur immobile
PS. Uit eerbied voor die prachtige uitspraak van een wijs man, schrijf ik nu nog even verder in een postscriptum.
Tobias, voel je vrij om over jouw land en leven te spreken hier. Laat het spontaan geboren worden. Ik vraag je niets, maar neem alles dankbaar aan. Ik blijf blijkbaar een Kempenaar.
Ik schuif het gordijn open opdat ik je zou zien voorbij gaan. En binnen roepen.
Ik schaam me nu al omdat ik niet diep genoeg inging op jouw verhaal. Maar mag dat later nog ...
Beste lezer-es, Misschien is dit verwarrend voor u. Het is een gesprek dat stilaan groeit tussen Tobias en mezelf op het SN-Forum.
Vanmorgen voerde ik buren naar de luchthaven. Zij vliegen straks door de hemel, wat vroeger voorbehouden was aan engelen en goden. Aan het vertrek van BA hyperventileert de tijd. Europa is gehaast. Reizigers kleuren Zaventem in wereldwijd koloriet.
Lieveling, blij terug thuis te zijn in de groene rust. Godzijdank. Ooit was de tijd zo traag als de tred van een ezel. Hij werd wakker met de zon en ging slapen met de maan. Geduld had de snelheid van pen en papier. En gemis duurde een eeuwigheid. Soms een levenlang.
De tijd veranderde van zonnetijd tot wijzers op een klok, een lichtflits of een knal. De mens vliegt door de muur van het geluid. En leeft dag en nacht. En toch is tijd zo veranderlijk en ongrijpbaar. Neem nu ons beiden. Voelen wij de tijd als een afstand tussen ons?
Toen ik reeds de viriele stoppels van m'n gezicht scheerde, lag jij nog belletjes te frazelen in je wieg. Ik was reeds lang getrouwd toen jij nog je plechtige communie moest doen. Met lange vlechten, in een wit onschuldig kleed. Dat vertellen mij de foto's.
Jij bent nu nog vruchtbaar jong terwijl de ouderdom mij versiert met al z'n kwaaltjes. Als een verdorde kerstboom. En toch in elkaars armen voelen wij geen jaren van verschil. In onze ogen lijkt tijd op eeuwigheid.
Straks wandel jij daar over de pier. En je zult terug denken aan die avond dat ook onze stappen klonken over het natte hout. Onder het al te luid geschreeuw van wakkere meeuwen. Het was koud en laat. Maar jij wilde absoluut deze herinnering verzamelen voor straks. Zodat ik voor altijd met je mee kon stappen. Later.
De regen liet ons dicht tegen elkaar onder een paraplu schuilen. Ik zei je ooit: dat je 'aan de regen verliefden kon herkennen'. Ze lopen immers nog lang onder het regenscherm, ook als het niet meer regent. Herinner je je dat nog?
Dag lieveling, deze dag begon te vroeg. M'n ogen waren nog niet uitgeslapen. Ik doe ze even toe.
De zomer ligt uitgeteld in de wolken. KO. Wat voor velen regen is, dat is voor anderen een zegen.
Zij die piepend naar adem happen als het azuur verhit over het asfalt ligt te zinderen, hoor je nu niet klagen. Ik weet dat. Want ben een ervaringsdeskundige. En dan nog een authentieke Belgische.
Vroeger was dat Belgisch weer doodnormaal. We zijn dat vergeten. Als er al eentje buitenmate blauw was, dan maakte men daar zelfs een liedje over. 't Is weer voorbij die mooie zomer... Gerard Cox. Remember?
Nu geïndoctrineerd door vakantiefolders en behoeftig geworden door de verkoop van verre vluchten, menen wij dat ook Vlaanderen subtropisch is. Dat komt misschien nog wel. Als de aarde nog wat meer gaat puffen.
Ondertussen zeuren de klein-kinderen de oren van je kop. Vervelen ze zich te pletter. En de moderne babysitters draaien op volle toeren. De TV tekent de ganse dag rumoerige prentjes. De DVD vult de gaten op en Nintendo schiet er op los.
Ik stond op het terras te luisteren naar de avond. Toen hij zomaar binnen kwam. Al fluitend als een al te late merel.
Hij sprak wat hees zoals een heester die wat frazelt. Vanuit de bladstille bomen was hij binnen geslopen. Hij was donker getaand, zo door het daglicht achtergelaten.
Kom binnen, meende ik te zeggen. Maar hij zat al. In het schemer van de kamer. Wijselijk liet ik de schemerlampen geheel gedoofd. Daar is hij immers allergisch voor en zou meteen vertrekken. Als een valavond.
Hij zat daar wezenloos te staren. Duidelijk in een overgangsfaze. Even het noorden kwijt? Te wachten? Op de maan? Die boterblank van vel hem volgt. De ganse nacht. En hondstrouw als een verliefde freule rond zijn uren danst.
Ik wilde hem nog even in de ogen kijken. Zoals hij daar zo zwijgend zat. Doch hij verdween zoals hij was gekomen. Duister van aard. Diffuus in zijn verschijning. Soms twijfel je.
Is hij nu avond of al nacht of nog schemerdonker? Vooral als de schemering zich als een boerka over zijn zwarte ogen slaat. Zo keek ik weer naar buiten. Geen ster te bekennen. De dag had z'n ogen dicht gedaan. Tijd om te gaan slapen.