Partir sans sortir. - Een Dagboek van Blauwe brieven .
08-07-2007
Brief aan Tobias
tobias schreef:
uvi -wat is toch de betenis van uw naam- u kwam ik als eerste bekende tegen op dit forum deze avond daarom klopte ik eerst bij u aan
mag ik binnen komen en u begroeten tussen al het mooie waarmee u zich omringt het is prachtig zoveel schoons
ik vertoef hier graag soms zou ik willen bij u aan de haard blijven praten en praten uren lang over de geuren van yasmijnen in de straatjes van mijn stad over het lied van de man die oud ijzer ophaalt over de ezels met zakken overladen met meloenen over..................... uvi u mag mij altijd vragen stellen
en dan ook luisteren naar uw verhaal..... uw verhaal uvi zo rijk zoals ik het hier al wat lezen kon
ik zie dat sommige topics uitgroeien tot plaatsen waar Darwishen zich vinden om te dichten EN TE FILOSOFEREN ZO is uw topic zo'n verzamelpunt geworden uvi En voel me als voorbijganger stilaan thuis..... dat geeft een goed gevoel dat ontroeren en ontroerd worden spreekt me wel aan
tot later goede week toegewenst uvi tobias
Goedenmorgen Tobias,
Zondag. Als de ochtend heilig is, dan is de zondag zalig. Een contradictie volgens de rituelen van de Heilige Kerk. Maar niet volgens het 'taalgevoel'.
Zal ik even toelichten? Als je met je lief in het lommer onder een kersenboom ligt, dan zou iedereen je begrijpen, als je in haar frêle oren zou fluisteren: 'dit is zalig, liefste'. Of je het moment ook 'heilig' wil houden, zou dan weer een gans andere betekenis hebben.
Kijk, Tobias, je merkt dat ik mijn wortels verloren heb. Ik word breedsprakerig. In de 'Kempen' waar ik m'n knieën versleet met de knikkers, daar 'waren' de mensen minder spraakzaam.
Logisch, er waren in illo tempore heel wat arme mensen. De grond is er schraal, de akkers klein. Weinig te oogsten dus. En in zo'n stituatie ben je gewoon uit handen te eten van anderen. Meestal waren die van 'de adel of de clerus'. En in spreekwoorden wordt volkse wijsheid verzameld: "Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.' En dat heeft zo z'n implicaties.
Door mijn wortels te verplanten naar vruchtbare leemgrond zijn mijn bewoordingen bloemrijker geworden.
Tobias,
jij gaf mij van morgen zo'n warm gevoel dat ik meteen vol woorden stroomde. Maar ik vraag je: laat je niet verblinden door de 'koketterie' van m'n bellettrie.
Het is niet omdat ik grijs ben, dat ik ook wijs ben. Neen, anders leefde ik dit leven niet. Ik wil trouwens geen 'Waarheid' verkopen, want ik bezit er geen. Neen, ik respecteer 'de kleine waarheid' van iedereen.
De tijd en de omstandigheden, waaronder de anonimiteit, hebben mij 'vrijheid' gegeven. Neem ze mij af en ik verschrompel tot 'wie de maatschappij wil dat ik ben'.
Als ik al een pluim op mijn hoed mag steken, wat ik overigens modieus weiger, dan is het dat ik schrijf 'zoals ik ben of wil zijn'. Niet mooier, ook niet lelijker. Mezelf niet boven, maar ook niet onder een ander wil plaatsen.
Zoals je bij denook kon merken, las ik het boek 'Het evangelie volgens Pilatus'. Hier en daar, streepte ik wat aan. In potlood. Dàt kan een boek nog net verdragen.
Op pagina 276, las ik:
"De enige intellectueel integere verstandhouding tegenover het bestaan van God of Christus is de uitspraak: 'Ik weet het niet'. Het agnosticisme moet voor iedereen de grondhouding blijven.
En wat lager:
"En verder: het antwoord doet er niet toe; wat telt, is de vraag. De vraag delen wij, de antwoorden houden ons verdeeld."
Uvi Un voyageur immobile
PS. Uit eerbied voor die prachtige uitspraak van een wijs man, schrijf ik nu nog even verder in een postscriptum.
Tobias, voel je vrij om over jouw land en leven te spreken hier. Laat het spontaan geboren worden. Ik vraag je niets, maar neem alles dankbaar aan. Ik blijf blijkbaar een Kempenaar.
Ik schuif het gordijn open opdat ik je zou zien voorbij gaan. En binnen roepen.
Ik schaam me nu al omdat ik niet diep genoeg inging op jouw verhaal. Maar mag dat later nog ...
Beste lezer-es, Misschien is dit verwarrend voor u. Het is een gesprek dat stilaan groeit tussen Tobias en mezelf op het SN-Forum.
Vanmorgen voerde ik buren naar de luchthaven. Zij vliegen straks door de hemel, wat vroeger voorbehouden was aan engelen en goden. Aan het vertrek van BA hyperventileert de tijd. Europa is gehaast. Reizigers kleuren Zaventem in wereldwijd koloriet.
Lieveling, blij terug thuis te zijn in de groene rust. Godzijdank. Ooit was de tijd zo traag als de tred van een ezel. Hij werd wakker met de zon en ging slapen met de maan. Geduld had de snelheid van pen en papier. En gemis duurde een eeuwigheid. Soms een levenlang.
De tijd veranderde van zonnetijd tot wijzers op een klok, een lichtflits of een knal. De mens vliegt door de muur van het geluid. En leeft dag en nacht. En toch is tijd zo veranderlijk en ongrijpbaar. Neem nu ons beiden. Voelen wij de tijd als een afstand tussen ons?
Toen ik reeds de viriele stoppels van m'n gezicht scheerde, lag jij nog belletjes te frazelen in je wieg. Ik was reeds lang getrouwd toen jij nog je plechtige communie moest doen. Met lange vlechten, in een wit onschuldig kleed. Dat vertellen mij de foto's.
Jij bent nu nog vruchtbaar jong terwijl de ouderdom mij versiert met al z'n kwaaltjes. Als een verdorde kerstboom. En toch in elkaars armen voelen wij geen jaren van verschil. In onze ogen lijkt tijd op eeuwigheid.
Straks wandel jij daar over de pier. En je zult terug denken aan die avond dat ook onze stappen klonken over het natte hout. Onder het al te luid geschreeuw van wakkere meeuwen. Het was koud en laat. Maar jij wilde absoluut deze herinnering verzamelen voor straks. Zodat ik voor altijd met je mee kon stappen. Later.
De regen liet ons dicht tegen elkaar onder een paraplu schuilen. Ik zei je ooit: dat je 'aan de regen verliefden kon herkennen'. Ze lopen immers nog lang onder het regenscherm, ook als het niet meer regent. Herinner je je dat nog?
Dag lieveling, deze dag begon te vroeg. M'n ogen waren nog niet uitgeslapen. Ik doe ze even toe.
De zomer ligt uitgeteld in de wolken. KO. Wat voor velen regen is, dat is voor anderen een zegen.
Zij die piepend naar adem happen als het azuur verhit over het asfalt ligt te zinderen, hoor je nu niet klagen. Ik weet dat. Want ben een ervaringsdeskundige. En dan nog een authentieke Belgische.
Vroeger was dat Belgisch weer doodnormaal. We zijn dat vergeten. Als er al eentje buitenmate blauw was, dan maakte men daar zelfs een liedje over. 't Is weer voorbij die mooie zomer... Gerard Cox. Remember?
Nu geïndoctrineerd door vakantiefolders en behoeftig geworden door de verkoop van verre vluchten, menen wij dat ook Vlaanderen subtropisch is. Dat komt misschien nog wel. Als de aarde nog wat meer gaat puffen.
Ondertussen zeuren de klein-kinderen de oren van je kop. Vervelen ze zich te pletter. En de moderne babysitters draaien op volle toeren. De TV tekent de ganse dag rumoerige prentjes. De DVD vult de gaten op en Nintendo schiet er op los.
Ik stond op het terras te luisteren naar de avond. Toen hij zomaar binnen kwam. Al fluitend als een al te late merel.
Hij sprak wat hees zoals een heester die wat frazelt. Vanuit de bladstille bomen was hij binnen geslopen. Hij was donker getaand, zo door het daglicht achtergelaten.
Kom binnen, meende ik te zeggen. Maar hij zat al. In het schemer van de kamer. Wijselijk liet ik de schemerlampen geheel gedoofd. Daar is hij immers allergisch voor en zou meteen vertrekken. Als een valavond.
Hij zat daar wezenloos te staren. Duidelijk in een overgangsfaze. Even het noorden kwijt? Te wachten? Op de maan? Die boterblank van vel hem volgt. De ganse nacht. En hondstrouw als een verliefde freule rond zijn uren danst.
Ik wilde hem nog even in de ogen kijken. Zoals hij daar zo zwijgend zat. Doch hij verdween zoals hij was gekomen. Duister van aard. Diffuus in zijn verschijning. Soms twijfel je.
Is hij nu avond of al nacht of nog schemerdonker? Vooral als de schemering zich als een boerka over zijn zwarte ogen slaat. Zo keek ik weer naar buiten. Geen ster te bekennen. De dag had z'n ogen dicht gedaan. Tijd om te gaan slapen.
Ja, maar, dit is een tovertuiltje, verzeker ik haar. Ze trekt de wimpers van haar lente-ogen open. En kijkt me aan als een regenbui in mei.
Luister, de liefde tovert bloemen aan dit boeket. Alle dagen dat ik van je hou, komt er een bloemetje bij. O ja? En op haar vingers, als een vlinder zo voorzichtig, telt zij de dagen.
En als je niet van me houdt?, hengelt ze beteuterd. Zij wil een boeket als een bos. In volle zomer. Tja, dan sterft er een roosje af, dat moet ik toegeven. Maar zie, hier groeit er weer een annemoon.
Maar ik hou van roccoco-ruitjes. Alsook van zwaluwen in de lucht. Het bladeren door blaadjes waarin sjieke huizen zich verschuilen. En ook de hemel waarin vogels zich bewegen. Als vallende sterren.
De zomer is me genadig. Hij bewolkt de ochtend met levende verhalen. Ik voel ze in mijn vingers. Ze vertalen voor m'n oren en m'n ogen wat ik niet zie of hoor in de drukdoende dagen.
En kijk, hier groeit een wereld. Zopas nog onbestaande zonder woorden. En nu in letters opgetekend. Een schets van wat voorbij is en nog moet gebeuren.
Benieuwd wat de avond mij te vertellen heeft.
Uvi
En voor ik het vergeet, ik hou ook van rode rozen op een eikenhoutentafel ... En van ...
Nu ik begin te lezen, merk ik het prevelen van m'n lippen. Als de schaduw van een stem. Die ze imiteren en volgen zo m'n ogen.
Alsof ze wachten op een geschreven echo. Nolens hoor ik in mijn handen. Hoe hij geduldig gedachten in woorden knelt. Ze tekent op een vel. Een wit veld.
En mijn vingers wandelen onder zijn lover. In m'n valiesje verzamel ik de dromen van zijn blauw. Vang verlangen. Als verlegen vlinders.
Hoe de morgen reeds tekeer gaat. Met slaande deuren. Een wekkerradio en kinderstemmen op een fiets. Terwijl ik nog hoop verzamel op een ochtend. Badend in de leegte van geluid.
In mijn handen dobberen dichters over een blad. Leven in wit water. Uren turen naar letters in de verte. Achtergelaten dagen. Verteerd door herinnering.
En ik wil slapen in de armen van hun gestamel. Onder de blauwe wasem van hun inkt.
Om kwart over elf, om precies te zijn, verpletterde ik een mug tussen de letteren. Het was een recensie over poëzie. Als dit niet het nut van de letteren bewijst, welke stelling uit het ongerijmde dan wel?
Muggenbloed over verzen. De Heilige Graal van de dichter. Die zich lichter dicht door het wereldleed te reduceren tot jamben en andere versvoeten.
Net daarvoor was ik bang geweest. Angst verandert mensen. Soms in moordenaars. Als er geen muggen meer voorradig zijn. Dan wordt het wel eens 'collateral damage' genoemd.
Er lag een brief van mijn dochter in de brievenbus. Daar schrik ik altijd van. Hij geurde nog naar Afrika. Daar heb je muggen en malaria. En bootjes die mensen transporteren. Over zeeën. Naar geluk in Euros en andere transparanten.
Het was een uitnodiging voor een verjaardagsfeestje. M'n kleine gekleurde kleindochter had vijf kaarsjes uitgeblazen. Op 18 mei. In mijn brievenbus keerde de zomerwende zich om. Het winterde nog even na. Brievenbussen zijn soms erg traag.
Ochtend. En donker. Een dwaallicht in de zomer. Ik tik met m'n voet op een knop. En het wordt licht. Daar staat hij dan. Een 'staande leeslamp'. Een ranke vuurtoren voor de grijze uren van deze dag. Onder zich laat hij het licht stromen. M'n handen verzamelen z'n stralen over de bladen. Baden in een bundel. Letters golven over het papieren strand. Zee van zinnen. Ze deinen in m'n hoofd.
Ik blader door ebbe en vloed. De bellettrie van waden door het blauw.
Ik zou kunnen kuisen. Het is vrijdag. Maar de wind en de woorden vormen een goed excuus om het niet te doen. Zo kan ik even 'lanterfanten' en 'landerigheid' kweken in mijn zinnen. Je komt ze tenslotte niet elke dag tegen in je hoofd.
Raar, ik zocht hun definities meteen op in 'van Dale on line' en die kende 'landerigheid' niet (meer). Alsof er vandaag geen 'verveling' meer bestaat.
En toch roept 'landerigheid' mij een gans andere sfeer op dan 'verveling'. Bij dat laatste woord hoor ik zeurende kinderen die bij gebrek aan fantasie de dag niet doorkomen. En hun ouders in alle staten brengen.
Landerigheid, ik weet niet waarom, brengt mij terug naar m'n jeugd. Warme dagen, karrensporen, hitte rimpels over de weg in de verte. Er staan nog korenbloemen tussen het graan. Een leeuwerik bidt boven een bloemrijke weide. En het is zondag.
De boeren wachten. Op maandag. Want op zondag mogen zij niet oogsten. Van de pastoor. Tenzij er onweer afkomt. De afgevaardigde van de kerk is tevens de god van het dorp. Hij ziet en hoort alles. Internet via de lokale tamtam. Dus maar niet doen. Je moet ook nog terecht bij hem voor de biechtstoel en de hemel.
De boeren slapen. Naast de gedoofde kachel. Hun klak op hun kop. Hun vrouwen 'werken'. Teminste dat wat door de 'catechismus' kan. En de kinderen lanterfanten. In de verte ligt landerigheid op de loer.
Stilte schrijf ik in m'n woorden. Om er nadien naar te luisteren.
Dat schreef ik gisteren elders. Luisteren naar stilte, kan dat?
Ik doe een poging, maar het leven is lawaaierig vanmorgen. Misschien kan een modern leven niet zonder. Is geluid wel de hartslag van de hedendaagse maatschappij.
Kijk, naar de oortjes van de jongeren. Steeds gevuld met dopjes en schadelijke decibels.
Gisteren nog zei mijn zoon dat hij het gedreun van een autostrade niet hinderlijk vond. Integendeel, het gaf hem een monotoon vertrouwd gevoel. Het klonk als een gebed van rust. Zoals hij dat formuleerde.
Ikzelf dank de wind als hij niet uit het zuiden komt. Geen lawaai, geen hitte.
Stilte. Het gebed van de ziel.
Maar ook zonder geluid, krijg ik het niet stil vandaag in mijn hersenen. Woorden wedijveren luidruchtig op de autostrade in mijn hoofd.
Woorden zijn erg gevoelig. Zo sensibel als hun lezers.
Het regent. Water dat zomaar uit wolken valt. Dat daarna meandert in vingerdiepe groefjes langs het tuinpad, gootjes, slootjes, grachten, beekjes, rivieren, stromen ... op reis naar zee. Zo zie je maar hoe sensitief regen is.
Een woord zoekt naar een juiste betekenis. En het vervoert telkens een ander beeld. Zo accuraat en beeldrijk als het oog van een lezer.
Ik schrijf dit alles omdat toen ik deze morgen het raam open schoof, open trok (je merkt, telkens een ander soort raam), toen kwam er 'koelte' binnen. Geen 'kilte'. Want dàt is totaal wat anders.
Zoals ijs water is en toch geen regen.
Ik heb het gevoel dat 'koelte' je omringt. En dat 'kilte' je eerder impregneert. Het ene raakt je lichaam, het andere je ziel.
Bij het ene voel je een aangenaam gevoel van het andere kan je eenzaam worden, zelfs ongelukkig ...
Zou ik dat zo mogen schrijven ...
Dag lezer-es,
Schrijven en lezen. Schrijver en lezer. Complementaire werkwoorden. En interactief.
Wat doet een schrijver? Wat doet een lezer? Met zijn schrijfsel en met de schrijver? Hoe laat ik jou achter?
Uvi
Beste denook, (*)
Wijsheid. Helaas, heb ik er geen winkeltje van. Zoals Ibrahim. Anders zette ik nu en dan wat in de etalage.
En afgeschreven wijsheden die prijsde ik af tot koopjes. Zonder sperperiode.
En als ze niet verkocht waren dan plaatste ik ze opnieuw in promotie. Met een vers etiket op. Nieuw. Dat werkt ook.
Want wijsheden gaan en komen. Zoals de pendule van een klok. Spijtig, ben ik Ibrahim niet.
(*) Dit is tevens een antwoord op een lezer elders. Maar ook hier relevant, zie vorig dagboek.
De eerste keer in mijn leven. En ik ben zesenzestig. Moet ik nu beschaamd zijn?
Vanmorgen in één ruk. Monsieur Ibrahim van Eric-Emmanuel Schmitt uitgelezen. 'Meneer Ibrahim en de bloemen van de koran'.
Toegegeven het is slechts 94 pagina's dun. Of dik. En op die laatste pagina is men het getal zelfs vergeten. Net of de drukker ook zo onder de indruk was. Of het gevoel gaf : en nu is het aan jou ...
Leven, beste lezers. Want in het boek gaat een leven aan je voorbij. Daarbuiten wacht het op jou.
Maar toch ... ik offer er graag wat écht leven voor op. Schmitt had al mijn hart veroverd. Met 'Mijn leven met Mozart'. Nu heeft Monsieur Ibrahim het zelfs gestolen.
Ik hoop dat ik het terug vind. Al was het straks op straat ... waar het leven klopt ...