Stilte schrijf ik in m'n woorden. Om er nadien naar te luisteren.
Dat schreef ik gisteren elders. Luisteren naar stilte, kan dat?
Ik doe een poging, maar het leven is lawaaierig vanmorgen. Misschien kan een modern leven niet zonder. Is geluid wel de hartslag van de hedendaagse maatschappij.
Kijk, naar de oortjes van de jongeren. Steeds gevuld met dopjes en schadelijke decibels.
Gisteren nog zei mijn zoon dat hij het gedreun van een autostrade niet hinderlijk vond. Integendeel, het gaf hem een monotoon vertrouwd gevoel. Het klonk als een gebed van rust. Zoals hij dat formuleerde.
Ikzelf dank de wind als hij niet uit het zuiden komt. Geen lawaai, geen hitte.
Stilte. Het gebed van de ziel.
Maar ook zonder geluid, krijg ik het niet stil vandaag in mijn hersenen. Woorden wedijveren luidruchtig op de autostrade in mijn hoofd.
Woorden zijn erg gevoelig. Zo sensibel als hun lezers.
Het regent. Water dat zomaar uit wolken valt. Dat daarna meandert in vingerdiepe groefjes langs het tuinpad, gootjes, slootjes, grachten, beekjes, rivieren, stromen ... op reis naar zee. Zo zie je maar hoe sensitief regen is.
Een woord zoekt naar een juiste betekenis. En het vervoert telkens een ander beeld. Zo accuraat en beeldrijk als het oog van een lezer.
Ik schrijf dit alles omdat toen ik deze morgen het raam open schoof, open trok (je merkt, telkens een ander soort raam), toen kwam er 'koelte' binnen. Geen 'kilte'. Want dàt is totaal wat anders.
Zoals ijs water is en toch geen regen.
Ik heb het gevoel dat 'koelte' je omringt. En dat 'kilte' je eerder impregneert. Het ene raakt je lichaam, het andere je ziel.
Bij het ene voel je een aangenaam gevoel van het andere kan je eenzaam worden, zelfs ongelukkig ...
Zou ik dat zo mogen schrijven ...
Dag lezer-es,
Schrijven en lezen. Schrijver en lezer. Complementaire werkwoorden. En interactief.
Wat doet een schrijver? Wat doet een lezer? Met zijn schrijfsel en met de schrijver? Hoe laat ik jou achter?
Uvi
Beste denook, (*)
Wijsheid. Helaas, heb ik er geen winkeltje van. Zoals Ibrahim. Anders zette ik nu en dan wat in de etalage.
En afgeschreven wijsheden die prijsde ik af tot koopjes. Zonder sperperiode.
En als ze niet verkocht waren dan plaatste ik ze opnieuw in promotie. Met een vers etiket op. Nieuw. Dat werkt ook.
Want wijsheden gaan en komen. Zoals de pendule van een klok. Spijtig, ben ik Ibrahim niet.
(*) Dit is tevens een antwoord op een lezer elders. Maar ook hier relevant, zie vorig dagboek.
De eerste keer in mijn leven. En ik ben zesenzestig. Moet ik nu beschaamd zijn?
Vanmorgen in één ruk. Monsieur Ibrahim van Eric-Emmanuel Schmitt uitgelezen. 'Meneer Ibrahim en de bloemen van de koran'.
Toegegeven het is slechts 94 pagina's dun. Of dik. En op die laatste pagina is men het getal zelfs vergeten. Net of de drukker ook zo onder de indruk was. Of het gevoel gaf : en nu is het aan jou ...
Leven, beste lezers. Want in het boek gaat een leven aan je voorbij. Daarbuiten wacht het op jou.
Maar toch ... ik offer er graag wat écht leven voor op. Schmitt had al mijn hart veroverd. Met 'Mijn leven met Mozart'. Nu heeft Monsieur Ibrahim het zelfs gestolen.
Ik hoop dat ik het terug vind. Al was het straks op straat ... waar het leven klopt ...
De ochtend is nog vrolijk. Hij schijnt zonnig over de straten. Tafeltjes worden op terrasjes geplant. Paraplu's wuiven als palmen.
Trouwlustigen staan in de file. Voor de pui van het stadhuis. Fotografen werken naarstig aan de toekomst van het verleden.
En toch ... tranen m'n gedachten reeds. Over zoveel waaghalzerij van het geluk. Een kleine Marokaanse familie met één autochtoon meisje.
Ze wringen zich op de foto. Hoewel plaats genoeg. Ze verdwalen in een eenzame camera. Waar zijn de ouders van de bruid?
Voor het stadhuis pronkt een limousine. Die mogen ze even lenen als decor. Terwijl de volgende stoet majestatisch van de trappen daalt. Een ceremoniemeester zorgt orchestraal voor een dure etiquette.
Zou dit een veilige(r) belegging van het geluk zijn?
Straks, zal zij de schelpjes brengen. Die zij gisteren voor mij opraapte. Ik voel de toetsen van mijn pc onder m'n vingertoppen. Zoals voeten ribbelingen op het strand.
Zal zij haar belofte waar maken? Want die moet eerst de grenzen van het toeval over geraken. De douane van het fatsoen verschalken.
Maar zij is een behendige smokkelaarster.
Ik kijk naar de horizon over een zee van verlangen ...
Lichtvoetig, was de titel. Het leek mij een 'epitheton ornans' voor een Griekse god. Liefst een godin. Maar hij, mijn blauwe god, gebruikte het als titel voor een column.
Hij schrijft lichtvoetig. Teder. Alsof het met een pluim gebeurt. Niet met een pen. Die krast in papier. Als een kraai in de lucht.
Neen, eerder als een spiritueel wolkje waarop een mystica glimlacht. Wellicht woont daar ergens in de buurt de Muze wel. Wazig als een aangedampte spiegel waarin de dichter zich meent te herkennen. Want een Muze moet zoiets zijn als een Engel. Zonder geslacht.
Voor mij is ze een verre vrouw. Gekleed als een herfstige ochtend. Wat gerijmd spinrag tussen de haren. Kastanjeogen. En lippen van letters. Maar voor een dame zal dat, vermoed ik, een zeldzame prins zijn. Misschien wel op een wit paard. Een gekuste kikker net terug van z'n reïncarnatie.
Misschien beledig ik mijn blauwe ridder nu wel. En ziet hij zich eerder als een helmboswuivende krijgsheer. Die gedurfde gedachten kleedt in tot aan de kin geharnaste letters. Ze infiltreert met puntige spitstechnologie in een wedloop van gewapende woorden. In de kosmos van het alfabet.
Maar neen, zo kén ik hem toch niet. Sommige mannen vechten tegen de tederheid. Alsof het de pest betreft. Of iets minder, een vrouwenkwaaltje in de menopauze. Want een man moet een macho zijn. Een beschermheer van vrouw en heerd.
Zo val ikzelf buiten de boot. Geen gulden spoor te bekennen. Geen veldslag. Geen tromgeroffel. Maar letters geparfumeerd met dauw. Gesluierd onder het ochtendlicht. Dat aarzelend een dag opent.
Liefst lichtvoetig. Als een zacht kabbelende zee. Waar ik straks langs de kustlijn stappen schrijf in het zand. Zo lichtvoetig dat ze verdwijnen voor ik ze heb opgetekend.
Ik hou het meest van de zee in mijn hoofd. Als ik een meeuw hoor over land. Of als wind door de radio waait. In de luisterhaven van m'n oren.
Ik verlang naar de zee. Voor even. Als ze moe is. En alleen. Achter gelaten. Door tonnen toeristen, die bruin gebraden, voor een jaar achter hun tv verzanden.
Dan is de zee van mij. Beklim ik de tijd. Als een dijk. Kijk ik over de duinen. Naar de verte van het verlangen.
Morgen. Daar ligt mijn leven te wachten. Op mij. Vandaag blijf ik nog even bij mezelf. Met averij.
Ik kan me vergissen. Maar ik vrees dat mijn hersenen kwaken. Bij licht en bij donker. Lente en zomer.
Als hersenen niet zouden kwaken, ik wil je graag geloven, dan moeten het kikkers zijn die ik hoor. Duizenden. Waaronder een pak illegalen die hier een asielcentrum zochten. Des sans-papiers. Exoten met een sax als blaasbalg.
Je woont in de stad. Symbool van lawaai en stank. Viervoeters op rubber. En hun Kyoto-uitstoot.
En je woont aan de rand. Van diezelfde stad. Geen auto te horen, geen CO2 te noteren. Slechts groen en water. Aangekleed met wat woningen.
Absolute rust, denk je dan. Tot de kikkers er andere principes op nahouden. Groen gedachtengoed. Ik moet er aan wennen.
Voor wie ga ik stemmen, zeer binnenkort? Als ik naar mijn hersenen luister ...
Vooraleer jij me beschuldigt van plagiaat, haast ik me te zeggen dat dit de titel is van een bekend boek, van een beroemd schrijver: Desmond Morris.
De titel doet me ook denken aan het sprookje van Hans Christiaan Andersen, "De nieuwe kleren van de keizer".
Voor hen die het niet zouden kennen, kopiëer gewoon de tekst in Google. En die vertelt jou het sprookje van naald tot draad.
Beste lezer-es,
ik beloof je op mijn geteisterd eerste communie-zieltje, ik zal er je later niet meer mee lastig vallen, met die 'ken uzelf'-fabeltjes. De anderen kennen ons immers reeds beter dan we het zelf graag willen, als we nu ook onszelf nog moeten kennen ... daar komt misère van.
Nog een laatste keer dus ...
Ik geloof in Darwin. We zijn niet meer dan diertjes die hebben leren rechtop lopen. Voor de ene een excuus, voor de andere een reden om er iets aan te doen. Aan zichzelf, bedoel ik.
We roffelen op onze borst als op een tamtam, om indruk te maken. Dat is het 'keyword' : indruk.
Kijk rondom je. Wat doet een poes als ze zich bedreigd voelt? Ze bolt haar rug tot een pontificale brug. Ze maakt zich groter dan ze is. Wil haar tegenstander imponeren. Denk twee keer na, kerel, voor je aan mij begint. Het zou eens kunnen tegenvallen.
Ben je klein, maak je dan groot.
Wat doet een hond (als die niet bijt)? Blaffen. Hij maakt onbetamelijk veel lawaai. Want ook dat schrikt af. Luister maar eens in een café, annex-voetbalkantine naar de deskundige toogpraat. Soms zou je denken dat wijsheid verscholen ligt in decibels. Gelijk krijgen door geluidssterkte.
Wil je gehoord worden, maak lawaai.
Wat doet een pauwhaan als hij een vrouwtje wil versieren? Hij spreidt zijn staart open. Want grote staarten maken indruk. Zijn effectief voor de procreatie. En de recreatie is een handig meegenomen bijverschijnsel. Hoewel vandaag de dag, het ene al is vervangen door het andere. Zonder in detail te gaan.
Wil je paren, euh, ...
Beste lezer-es,
wat ik wil zeggen, dieren durven zich niet "kwetsbaar" opstellen. Anders worden ze eenvoudigweg "opgepeuzeld". Daarom vonden ze iets anders uit: "de vleiende onderdanigheid".
If you can't beat them, join them.
De ogen neergeslagen. Het hoofd wordt gebogen. En de bonobo-vrouwtjes gebruiken de meest efficiënte methode, ze bieden zichzelf aan.
Alleen de mens, beste lezer-es, durft zich kwetsbaar opstellen. Maar ook hij dient zichzelf te beschermen.
Afhankelijk van de plaats (het land, bv. hier of in Irak), de gemeenschap en religie waartoe hij behoort (moslim of katholiek, etc.), en de tijd (middeleeuwen of vandaag) op het werk of gepensionneerd, rijk of arm, ... kan hij het zich permitteren om zichzelf te kennen en te laten kennen.
Anonimiteit kan helpen om "een naakte aap" te wezen. In de échte en virtuele wereld.
Uvi
PS. Ik zet de staart van m'n pc open. Kijk naar buiten. En zwijg in alle talen.
Titels. Ik had er vele in mijn hoofd, vooraleer ik deze letters uit m'n klavierbord toetste.
Zoals, 'Gnoote se auton'. Dat is Grieks, in ons alfabet*, voor: "Ken uzelf".
Maar deze "kop" is versleten en saai geworden. Hij is bovendien gevaarlijk. Je zou er een minderwaardigheidscomplex kunnen aan overhouden. Dus liever: "slaap kindje, slaap, daar buiten staat een schaap ...".
Titel. Voor mij is hij een vitrine van de tekst die volgt. Je staat er voor en je wil 'de boetiek' binnen. Even rondneuzen. En dat kan dik tegenvallen.
Soms hangt een titel als een slappe bikini boven het gebrek aan lading. Het gevaar van een 'te grote verwachting scheppen'. Het weerspiegelt in het vensterglas. En hèt sluipt nu tussen m'n woorden.
IK wil hier zoveel dingen kwijt. Hic et nunc. Mijn onstuitbare schrijfdrift spuit 'het' hier zomaar tegen je scherm. Ik moet me beperken. Tot een kort item.
Waarom zit jij hier voor deze vitrine? En waarom vul ik die met mijn mannequins?
Bedreigende vragen, voor u (ik word beleefd) en voor mezelf.
De aanleiding van dit gewetensonderzoek is gebaseerd op twee feitjes.
1. Ik merk dat er weer "heibel" is geweest op dit Forum. De moderator vraagt naar "respect".
Daarom de titel over jouw vitrines van de ziel.
Want ik vermoed dat als we elkaar in de ogen konden kijken het internet 'hoffelijker' zou worden.
2. Omdat ik van 'Meander' een bericht in mijn brievenbus kreeg met een heerlijke titel : "Waar wij ons vergaten". Wat een perspectief. Daar word ik dromerig weemoedig van.
3. En na een doorkijkoperatie van beide punten hierboven komt die angstaanjagende vraag :
"Waarom zit dit onbeduidend oud mannetje hier zijn vingers te verslijten?"
Uvi
* Ook alfabet is puur Grieks : samenvoeging van 'alpha en bèta' . (Wikipedia legt je dat wel uit.)
En een toemaatje: "Het bericht van Give op zijn site doet me nog maar eens nadenken." Maar 'nadenken kan je gezondheid schaden'. Misschien kan dit ook nog op een pakje sigaretten.
Forum staat hier voor het SN-Forum. Poëzie en Proza.
In mijn ochtendoren hoor ik het gloren van de dag. De stilte frazelt als een pas gepamperd kind. En in mijn vingers ontwaken verse frasen.
Buiten dauwt de nacht nog op de bladen van een vrouwenmantel. Of verstopt zich traag in beukenhagen. Ik luister naar zijn laatste taal. De haan die plichtmatig het licht loslaat.
Nu in mijn slaperige handen 'De Morgen' wakker wordt, 'In inkt gewassen', Charles Ducal fris als een herboren 'Coninck' mijn ontbijt serveert. Weet ik: het is goed te lezen en te schrijven.
Vooraleer de ochtend uitgelezen is ...
Uvi
PS. In de literaire bijlage van 'De Morgen' 'Uitgelezen' staat er deze week (woensdag) een interview met Charles Ducal. Hij werd bekroond met de eerste 'Herman de Coninckprijs'.
Een lege doos, zo zonder haar. Oud gemis, gevuld met jong verlangen. Afwezigheid is een luxe voor de liefde. Ze houdt haar wakker.
Treuren mag, zeuren niet. Want ik weet beter.
De tijd kan 'altijd samen' verrimpelen tot een platitude. Een banaal verhaal. De ochtend gereduceerd tot een ritueel. Geen verwondering meer aan tafel.
Een dag om weer te vergeten. En erger nog, de avond. Als het bed te wachten staat. Obligaat voor een spagaat. Als achter liefde, bedrijven komt.
Een boekhouding van de familiale onderneming. Soms kan fraude het faillissement voorkomen. Papier kan veel verdragen. En lakens ook.
Maar ogen ... en handen ... hoe kan je die bedriegen?
Moeizaam. Soms schrijven woorden zich erg moeizaam. Zoiets als : traagzaam trekt de witte wagen ...
Traagzaam trekt de witte wagen door de stille strate toen, en t is weenen, en t is klagen dat ze bin' de wijte doen! Stap voor stap, zoo gaan de peerden, traagzaam, treurig, stille en stom, en zij kijken, of t hun deerde, dikwijls naar hun' meester om;
Je kent die grootmeester natuurlijk. Wel, ongeveer zo trekken mijn woorden soms over papier.
Je weet niet waar ze naar toe willen. Ze haperen, aarzelen...
Baai en Blesse ... ik kijk ze achterna. Ze dragen verdriet over hun brede flanken.
Het blauw vertraagt. Ik zoek een nieuwe ochtend. Misschien vind ik die straks... als zij hier binnenkomt.