In mijn ochtendoren hoor ik het gloren van de dag. De stilte frazelt als een pas gepamperd kind. En in mijn vingers ontwaken verse frasen.
Buiten dauwt de nacht nog op de bladen van een vrouwenmantel. Of verstopt zich traag in beukenhagen. Ik luister naar zijn laatste taal. De haan die plichtmatig het licht loslaat.
Nu in mijn slaperige handen 'De Morgen' wakker wordt, 'In inkt gewassen', Charles Ducal fris als een herboren 'Coninck' mijn ontbijt serveert. Weet ik: het is goed te lezen en te schrijven.
Vooraleer de ochtend uitgelezen is ...
Uvi
PS. In de literaire bijlage van 'De Morgen' 'Uitgelezen' staat er deze week (woensdag) een interview met Charles Ducal. Hij werd bekroond met de eerste 'Herman de Coninckprijs'.
Een lege doos, zo zonder haar. Oud gemis, gevuld met jong verlangen. Afwezigheid is een luxe voor de liefde. Ze houdt haar wakker.
Treuren mag, zeuren niet. Want ik weet beter.
De tijd kan 'altijd samen' verrimpelen tot een platitude. Een banaal verhaal. De ochtend gereduceerd tot een ritueel. Geen verwondering meer aan tafel.
Een dag om weer te vergeten. En erger nog, de avond. Als het bed te wachten staat. Obligaat voor een spagaat. Als achter liefde, bedrijven komt.
Een boekhouding van de familiale onderneming. Soms kan fraude het faillissement voorkomen. Papier kan veel verdragen. En lakens ook.
Maar ogen ... en handen ... hoe kan je die bedriegen?
Moeizaam. Soms schrijven woorden zich erg moeizaam. Zoiets als : traagzaam trekt de witte wagen ...
Traagzaam trekt de witte wagen door de stille strate toen, en t is weenen, en t is klagen dat ze bin' de wijte doen! Stap voor stap, zoo gaan de peerden, traagzaam, treurig, stille en stom, en zij kijken, of t hun deerde, dikwijls naar hun' meester om;
Je kent die grootmeester natuurlijk. Wel, ongeveer zo trekken mijn woorden soms over papier.
Je weet niet waar ze naar toe willen. Ze haperen, aarzelen...
Baai en Blesse ... ik kijk ze achterna. Ze dragen verdriet over hun brede flanken.
Het blauw vertraagt. Ik zoek een nieuwe ochtend. Misschien vind ik die straks... als zij hier binnenkomt.
Ooit was er een heilig uur voor de Schrift. Misschien komt daar het woordje 'schriftuur' wel van.
Vanmorgen had ik schrik. Van een geschrift. Twee papiertjes waarop woorden. Uit een verleden. Een geschrift is steeds van vroeger. Nooit van morgen.
Het ene herkende ik meteen. Dat van m'n dochter. Het andere liet me twijfelen. In twee vrouwen. Ze sliepen en liepen door m'n leven. Nu door mekaar.
Ik twijfel. Van wie is wat? Herinneringen spinnen webben. Ze vangen verleden. Mist. Gisteren gewist. Maar geen gemis. Vandaag.
Het schools geschrift van je dochter vergeet je nooit. Maar ook dat maakt me bang. Ik wil haar vergeten. Toch voor even.
Ban haar uit m'n ochtend. Ik zie je blik. Verontrust en verontwaardigd. Zij sluipt via de binnenwegen van een papiertje. In mijn ochtendhoofd.
Ik wil haar kwijt. Bij het opstaan al. Meteen in de badkamer. Bij het aanknippen van het licht. Dan springt de radio op vergeten. Muziek. Liedjes uit de kleerkast van mijn jeugd.
Mijn dochter baart. Niet alleen kindjes. Baart me zorgen. Ik ben bang om op zondag te "skypen". Afrika is nooit vrolijk.
Enkel in de verhalen van toeristen. Zij die komen en gaan. Maar nooit blijven.
Witte tanden. En grote kinderogen. Lachende lippen. En rust. En onthaasting. Voor de blanken.
Mozart. Ik had het niet verwacht van hem. Tja, zo leer je ook die andere kant kennen van iemand.
Toen ik vanmorgen in therapie ging. Neen, geen sofa-therapie. Maar die van de stofzuiger en de dweil, kwam hij me assisteren.
Wassen en plassen, ik had het hard nodig deze maandag. Het hapt zo lekker je misère weg. En toen ... en daar... kwam Mozart achter me aan.
Hij zong 'Le Nozze di Figaro'. Ik aan de afwas, hij feestelijk smachtend.
Ik stofte het meubilair af, hij mijn zorgen ... Toegegeven, toen ik de stofzuiger bovenhaalde, mompelde hij binnensmonds onverstaanbaar zacht.
Maar ik begrijp dat want de poetsvrouw van de Keizer beschikte nog niet over dergelijk lawaaierig poetsarsenaal. Anders had hij wel een pak 'fortissimo's' meer ingebouwd.
En toen ik ging dweilen, had ik het gevoel dat hij ging kwijlen ... 'Ave verum corpus' ... misschien dacht hij wel aan een mooie vrouw.
Voilà, het zit erop. Dank je Mozart. Dat lucht op.
Vanavond nog 'Eine kleine Nachtmusik'. Hopelijk niet van 'Groot Verdriet'.
En om de maandag te ontmantelen, nog 'Eine Zauberflöte', beste dames, 'Bei Männern, welche Liebe fühlen' en we kunnen weer gaan slapen.
Onze hersenen. Die van jou en de mijne. Als we ze nu eens vergeleken met de aarde. Het land en de zee. De lucht.
We wonen in dezelfde ruimte. Maar met een verschillende ruimtelijke ordening. Zou je akkoord kunnen gaan?
Tussen ons liggen grenzen. Ze zijn langzaam gegroeid. En we de trokken de lijnen niet alleen.
Onze ouders zorgden reeds voor de grond. Vruchtbaar of zanderig. Onze leraren trokken de voren. Over onze tabula rasa . En wat zij zaaiden oogsten wij. De educatie en cultuur.
Zo zijn we allemaal aarde, zee en lucht. Doch zo verschillend als ieder land, dorp of stad ook is. Maar wel geboetseerd met hetzelfde sterrenstof.
Gelijkwaardig maar niet gelijk.
We raken elkaar. Met gebaren. En woorden. Gesproken en geschreven. Maar op virtueel papier moeten we het stellen met het naakte alfabet.
Zonder de mimiek van de lichamelijke interpunctie. Geen lach rond je lippen, geen ontroering in je stem. Geen nuancering van het gelaat. Zonder je sprekende handen.
En zo lijken mijn woorden al eens van een arrogante en hautaine signatuur. Terwijl ik slechts schilder met de pot verf die voor me staat.
Het krijt dat over het bord knarst, koos ik niet. Het schrift groeide moeizaam met Dinska Bronska. Maar deze media zijn slechts metaforen.
Ik kan niet anders dan zijn wie ik ben. Ik ben ook wie ik was. Ik zal zijn wie ik word. En was.
En wie ben jij? Ken jij de man achter de stoppelbaard? Of de vrouw in de spiegel?
Het is goed als je thuis komt van een verre reis dat er iemand je staat op te wachten. There's no place like home.
In tegenstelling tot wat het spreekwoord zegt, maar op zo'n moment lijkt het gras van de buur niet groener. 'The green green grass of home'. Je weet wel: Tom Jones.
Hier bij mij lijkt alles blauw. Bleu maar ook dikwijls een beetje blue. Het is echter niet altijd makkelijk schrijven. Ik wil mezelf zijn. En toch ...
Zo vlug kwets je iemand, zonder dat je dat wil. Schrijven is zoiets als dauwtrappen op een ziel.
Beste lezer-es,
wil je 'het' nu eens voor eeuwig en altijd downloaden op je harde schijf: "Ik kan niet schrijven zoals jij leest ...".
Blijf me lezen en vergeven. En vergeet niet nu en dan eens te reageren.
Hartelijk dank voor je welkom, aan elkeen: alle lezers met en zonder naam.
Nonkel pater Uvi
PS. Ik schreef dit dagboek voor een andere site, waar ik een weekje op retraite ging. Maar ook hier staat het op z'n plaats.
Neen, niet meteen de spelonken in. De speleologie in de donkere krochten van m'n hoofd, het moet even wachten. Er zit iets in de weg. Twijfel. Over mijn arrogantie.
Maar deze ochtend wil ik wind in mijn zinnen. Het buigen van kruinen. Het lispelen van hagen. Gebogen groen over mijn woorden.
Hij zingt als een alt. Over de daken. Joelt in de schouw. Het is eerder trompetten. Rammelt aan mijn schabouwelijke tuindeur.
Krakkemikkig. Maar zoveel Klein Duimpje en Sneeuwwitje tussen de hengels. Niets voor fatsoenlijke buren. Maar vertedering voor een dagdromer. Sprookjes in mijn hoofd.
Deurtjes die zuchten en klagen. Onder het getreiter van de wind. Zalige stilte. Want dit geluid gaat in het klassement van de tedere decibels.
Gefluister, geluister ... Herfst in mei. Het is eens wat anders dan een hitsige hittegolf.
Als je hier opzoek gaat naar 'nieuwsfeitjes' dan zit je fout. Daarvoor heb je immers jouw "gazet". Neen, ik tracht je te verleiden met iets wat je op een ander Blog niet vindt.
Geen muziek hier. Ik eerbiedig de stilte in jouw huis. Ze is al zo zeldzaam. Economisch duur dus. Waarom zou ik dan de portefuille van je stiltegebied devalueren.
Ook geen flikkerende kaarsjes of flikflooiende katers. Die kan je zelf ook wel kopiëren via Google. Naar eigen godsvrucht en vermogen. Wat is trouwens de originaliteit van een kopie? En waar blijft de persoonlijke creativiteit dan?
Neen, hooguit, mag je hier, nu en dan, een apart beeld of enkele onverwachte zinnen verwachten. Zo iets als "de portefeuille van je stiltegebied". Dat heb ik voorheen nooit gedacht of geschreven. Is kakelvers dus.
Maar vandaag hou ik het nog korter dan anders. Want straks familiebezoek. En het huis rondom m'n zetel vraagt nog wat aandacht. Later op de dag is die voor de visite gereserveerd.
By the way. Vergeet niet nu en dan eens een reactie neer te schrijven. Dààr ligt mijn inspiratie. Ik beloof je een inhalige rente.
Uvi
Morgen een rondleiding onder de gewelven van mijn schedel. Un tours d'horizon tussen kwabben en hemisferen.
Maar voor de rit begint: Mijn geliefde stuurde mij een 'reprimande'. Zij stelt : "Iemand die jou niet persoonlijk kent, vindt dit bericht hautain en arrogant."
Tiens, zeg ik dan. Tegen mezelf. Ik kan écht niet schrijven zoals de lezer leest ...
Zal ik het je maar meteen verklappen. Ik kom een pak beschaving te kort. Ik hoorde en stelde het zopas nog proefondervindelijk vast.
Buurvrouw zat rustig de muren te bespelen. Met een of andere Mozart. En toen gebeurde het. Plots. En onverwachts. Meestal is dat zo. Ik plan het nooit.
Zoals ik al zei, was het daar onvoorzien. Het had iets van een oerknal. Big bang. Enfin, ik overdrijf. Maar de briesgolf die erop volgde, leek de kracht van een 8 Beaufort te bezitten. Voldoende om enkele papieren bootjes op een plas de wind in de zeilen te geven. Een niesbeving.
Dat niezen van mij is ongepermitteerd onbeleefd. Maar nu nog een snelcursus 'beschaafd niezen' volgen, het lijkt me water naar de zee dragen. Ik voorzie me altijd van stijf wit gestreken zakdoeken. Praktisch gezien geen goed idee.
Want het wordt steeds een wedloop tegen de tijd om de plooien uit de vouwen te wapperen. Slaag ik, dan kan ik minimaal enkele decibels dood knijpen. En hou ik de schone schijn een beetje op z'n plaats.
Een witte zakdoek, gestreken in de juiste plooi, het is immers niet iedereen gegeven.
Zij is mijn minnares. Een dame op leeftijd ondertussen. Nog eentje van de generatie 'Joos Florquin en Mark Galle'.
'Hier spreekt men Nederlands'. En 'Voor wie haar geen geweld aandoet'. Dat genre dame.
Waar geen plaats was voor een rimpel dialect. Want die jeugdzonde moesten we wegsminken. Ontgroenen of spenen van onze moedertaal.
De auto-mobiliteit bracht ons vanuit de dorpen en provincies samen. En we begrepen elkaar niet. Daarom. Eéntaligheid.
De radio en de televisie waren de missionarisen van de Taal. Zij moesten ons bekeren tot het Ware Geloof: het ABN. En we lieten ons graag dopen. Samen met Fons Fraeters en Annie van Avermaete.
Onderdompelen in deze nieuwe niet Babelse Taal. En plots verstonden we elkaar. Geen Babylonische spraakverwarring meer. We spraken met dezelfde tong. Een moderne 'Mother tongue'.
Alleen de Walen die spraken nog Frans in Leuven. Maar die leren nu Vlaams in Louvain-la-Neuve.
Deze slogan las ik daarstraks. Eenvoudig lijkt hij, maar is het niet. Hoe zou hij ontstaan zijn? Hij is alleszins prachtig bedacht.
Maar moeilijk haalbaar. Niet voor niets wellicht gestrand op een paneel voor een universiteit. Van studenten mag nog wat verwacht worden.
Ikzelf begin er niet meer aan. Nu en dan kijk ik naar de man waarin ik leef. In de spiegel. Ik hoop altijd dat hij me genadig is. Mijn wereld is gekrompen tot m'n zetel.
En het is goed zo. Ik respecteer iedere andere mening. Er zijn Decroo-types die sterven daar. Moeten de druk voelen van een vol agenda. Halen hun waardigheid uit hun positie. Pole-position.
Dit soort mensen verliest hun glans na hun pensioen. Statutair verminkt, status gestolen. Moeten nu een nieuwe "ik" ontdekken. Hun wereld is gekrompen tot hun zichtbaar lichaam.
Ooit behoorden ze tot de gestelde lichamen. Nu ontkleed van macht en glorie tot een naakt bestaan. Geen ja-knikkers of vleiers meer in de buurt. Geen chauffeur, geen applaus.
Kijk, als je weinig hebt, kan je niet veel verliezen. Ik won bij m'n pensioen. Kreeg mezelf cadeau. Kende de wereld al wel. Maar mezelf misschien te weinig. Elke dag schrijf ik nu mezelf een beetje bij mekaar.
Verliefdheid is een vederlichte boulevard. Tiens. Dat schrijf ik zomaar. Wat zou dat betekenen? De ochtend kan twijfelachtig zijn. Dan ondervraag ik gestreng m'n eigen gedachten.
Om zeker te zijn dat het wel écht kan gebeuren. Scherpzinnig als een onderzoeksrechter. Met de eigenzinnige blik van Sherlock Holmes. En de achterdocht van een oud vrouwtje.
Zou ik een vederlichte boulevard herkennen? Welke kenmerken heeft hij? Je merkt het. Zakelijke vragen. Om er een robotfoto van te maken.
Getuigen gevraagd. Ik hang affiches op. Herken je deze boulevard? Of is hij zo onopvallend als een andere? Voorwaar, ik zeg u.
Als je ooit verliefd bent. Wandel dan over een brede boulevard. Sta even stil. Of avanceer averechts, desnoods. Wedden dat je hem herkent?
Een eenvoudig liedje kan me plots overvallen met weemoed. In de ochtend. Als de dauw nog aan het licht kleeft. Of 's avonds als de dag nachtschaduw schildert.
Drie noten van Stef Bos, met Papa, en ik slik. Ik hoor en zie mijn zoon. En ook m'n dode vader. En daartussen zit ik geprangd. Tussen vasthouden en verlaten.
Hoe zat en zit het met deze drie mannen? Strangers in the night? Ik vrees het. We staken de grens niet over van elkaars bestaan.
Bleven braaf op afstand. Schreven hoop in elkaars namen. Met hopen fouten in de spelling.
De speling van het lot tekende onze tafel. Tabula rasa. Gekerfd door onze genen. Vaders en zonen. Klonen elkaars leven.