Partir sans sortir. - Een Dagboek van Blauwe brieven .
05-05-2007
Ontdek jezelf ...
Ontdek jezelf. Begin bij de wereld.
Deze slogan las ik daarstraks. Eenvoudig lijkt hij, maar is het niet. Hoe zou hij ontstaan zijn? Hij is alleszins prachtig bedacht.
Maar moeilijk haalbaar. Niet voor niets wellicht gestrand op een paneel voor een universiteit. Van studenten mag nog wat verwacht worden.
Ikzelf begin er niet meer aan. Nu en dan kijk ik naar de man waarin ik leef. In de spiegel. Ik hoop altijd dat hij me genadig is. Mijn wereld is gekrompen tot m'n zetel.
En het is goed zo. Ik respecteer iedere andere mening. Er zijn Decroo-types die sterven daar. Moeten de druk voelen van een vol agenda. Halen hun waardigheid uit hun positie. Pole-position.
Dit soort mensen verliest hun glans na hun pensioen. Statutair verminkt, status gestolen. Moeten nu een nieuwe "ik" ontdekken. Hun wereld is gekrompen tot hun zichtbaar lichaam.
Ooit behoorden ze tot de gestelde lichamen. Nu ontkleed van macht en glorie tot een naakt bestaan. Geen ja-knikkers of vleiers meer in de buurt. Geen chauffeur, geen applaus.
Kijk, als je weinig hebt, kan je niet veel verliezen. Ik won bij m'n pensioen. Kreeg mezelf cadeau. Kende de wereld al wel. Maar mezelf misschien te weinig. Elke dag schrijf ik nu mezelf een beetje bij mekaar.
Verliefdheid is een vederlichte boulevard. Tiens. Dat schrijf ik zomaar. Wat zou dat betekenen? De ochtend kan twijfelachtig zijn. Dan ondervraag ik gestreng m'n eigen gedachten.
Om zeker te zijn dat het wel écht kan gebeuren. Scherpzinnig als een onderzoeksrechter. Met de eigenzinnige blik van Sherlock Holmes. En de achterdocht van een oud vrouwtje.
Zou ik een vederlichte boulevard herkennen? Welke kenmerken heeft hij? Je merkt het. Zakelijke vragen. Om er een robotfoto van te maken.
Getuigen gevraagd. Ik hang affiches op. Herken je deze boulevard? Of is hij zo onopvallend als een andere? Voorwaar, ik zeg u.
Als je ooit verliefd bent. Wandel dan over een brede boulevard. Sta even stil. Of avanceer averechts, desnoods. Wedden dat je hem herkent?
Een eenvoudig liedje kan me plots overvallen met weemoed. In de ochtend. Als de dauw nog aan het licht kleeft. Of 's avonds als de dag nachtschaduw schildert.
Drie noten van Stef Bos, met Papa, en ik slik. Ik hoor en zie mijn zoon. En ook m'n dode vader. En daartussen zit ik geprangd. Tussen vasthouden en verlaten.
Hoe zat en zit het met deze drie mannen? Strangers in the night? Ik vrees het. We staken de grens niet over van elkaars bestaan.
Bleven braaf op afstand. Schreven hoop in elkaars namen. Met hopen fouten in de spelling.
De speling van het lot tekende onze tafel. Tabula rasa. Gekerfd door onze genen. Vaders en zonen. Klonen elkaars leven.
Ooit was een oorlog nog romantisch. Vooral toen hij in zwart wit was. Op het doek, bedoel ik.
Thuis zong de geliefde: 'J'attendrai Le jour et la nuit, j'attendrai toujours Ton retour J'attendrai Car l'oiseau qui s'enfuit vient chercher l'oubli Dans son nid' Terwijl Lili Marlène aan de kazernepoort 'unter der Laterne' stond te wachten.
Jonge kerels weg van onder moeder's strenge vleugels werden man. Vrij als een vogel. En er was altijd wel een nestje. Er werden dan ook heel wat koekoekskindjes geboren toen.
Was de passerende papa een held, Canadees of Engelsman, tja, dan had dat jonge broedsel nog wel een kans. Of hij bleef hangen. Of een voedstervader nam de huishoudelijke taken over.
Nu pas durft men naar buiten komen met die verhalen van schande. De kinderen zelf. En hoe pijnlijk. Vooral als ze een beetje zwart zagen. Van de vijand. Het beroemde voorbeeld: Frieda van Abba. En zij had nog geluk want ondergedoken in Scandinavië.
Ondertussen zat de wereld niet stil. Vietnam, Rwanda, ... dichter bij huis in de Balkan. Irak ... Soedan, ... Een eentonig verhaal van verdriet, macht en machteloosheid.
De soldaten zijn jong geworden. Amper de pamper ontgroeid. En zelfs dat kenden de Kindsoldaten niet. Een Kalasjnikov als fopspeen. Ja, dat wel.
Vanmorgen bij Friedl Lesage zat Fred Brouwers op de stoel. In "Het beste moet nog komen". Laat ons hopen. Zijn favoriete muziek lag in het 'Interbellum'. Je zou voor minder weemoedig worden. Want muziek van 'voor den oorlog' was ook nog 'hip en in' na den oorlog. Alles ging veel langer mee toen.
Schoenen werden gelapt, broeken ook. Nu is een liedje na enkele maanden al uitgezongen. De romantiek is vlug versleten. Oorlog is commerce geworden. Was dat natuurlijk altijd.
Na de "bevrijding" speelden wij cowboy. Winnetou en Old Shatterhand. En als we moe waren van het vechten dan gingen we slapen. In vrede.
Hoe lang laat de wereld Darfur nog alleen? Sinds de Tv kunnen we niet meer zeggen: "Wir haben es nicht gewußt."
Ik hoor de stilte. Wonderbaar. Sinds 1 april kwaken de kikkers ononderbroken. Waarom vanavond niet? Wilde staking? Of is het de wind die hen vermanend toespreekt?
Ik hoor hem suizen. Het geruis sluimert in de kruinen. De hoge noten in de toppen van de bomen. Dichterbij frazelt hij in de hagen. De bladren buigen. Hij is hun stem. Hij laat hen spreken. In een kabbelend koor.
'To whisper'. Dat vind ik zo'n warm woord. Ik zie het tuiten van hun lippen. O, bladren hebben geen lippen? Wel, in mijn wereld wél. Ze fluisteren. De wind wuift. Hij streelt hen door de haren.
Gek, hoe alles in je hoofd beweegt. Hoe hersenen luisteren. Als de kikkers niet meer kwaken. Soms wou ik dat de mensen ... niet meer zouden praten.
Mischien heb jij daar wel een andere mening over. Dat zou mijn ijdelheid strelen. Ik schrijf hier maar, zo maar wat. Hét vloeit uit m'n hoofd naar m'n vingers als regen van een heuvel.
Ik mag niet lezen of ik begin te schrijven. Vandaag is De Standaard der Letteren weer magnifiek. Nieuwe lay-out, schitterende inhoud.
Al die briljante schrijvers. Ik heb even moeten nadenken over een valabel adjectief. O, wat verslind ik ze. Savoureren is een juister woord. Met ingehouden haast want het moet duren.
Zwagerman, Torfs, Deleu, Murakami ... zelfs De Gucht. Over die zijn "Pluche" wil ik wel nog wat kwijt. Een andere keer. Misschien.
Glansrijke geesten. Ik voel me zo pietluttig onder het lover van hun woorden. Hoelang denken zij na over een gedachte, eer zij er een geschreven zin van maken? Scripta manent, indachtig.
Hoelang laten ze hem rijpen onder de tijd? Alvorens hem met inkt te zegenen. Blauw als een druif. Met een blos erop. Wie meldt mij de exacte naam voor dit prachtig patin?
Zie je, ik denk maar wat, en schrijf maar wat ... en oeps ... daar staat het al in z'n armtierige glorie. Zopas nog ongeboren. Gauw geconcipieerd in m'n hoofd. Nu al versleten onder m'n vingers.
Ik schrijf mij kwetsbaar bloot onder je blikken. Gelukkig heeft mijn naam zich diep verborgen. Ingegraven in de anonimiteit.
De kikkers kwaken. Kippenvleugeltjes spetteren. Luid. Als een tafeltje toeristen op een laat terras. Twee blauwe reigers vechten voor hun visvijver. Vreedzame vogels. Net mensen.
Geluk. Als het dit niet is, wat kan het dan wél zijn? Avond. Buren herhalen de dag. Aan tafel. Lachen om een habbekrats. Want verdriet is slechts een vlindervleugel verwijderd.
Een lezeres las onnoemelijk leed in mij. Terwijl ik geluk draag in een harnas. Misschien schrijf ik wel over verdriet als een toverformule. Om het te bezweren.
Op afstand houden. Ongeluk dat is bij de buren. Daar krijgt men kanker. Of een ongeval. Wordt de dood naar een graf gedragen. Hier sjierpen de krekels. Bekvechten mussen op het dak.
Als ik Brouwers in 'De Wandelgangen' van de radio hoor hijgen dan word ik amechtig. Ontdaan van adem.
Ik snak naar lucht. Want heb het zo al moeilijk om m'n brandstof te tanken uit de hemel.
Brouwers, de scherpschutter, de Picassso van de stijl. Maar ook de boer die ellenlange zinnen ploegt. Over het witte veld. Met trage pen.
Hij die prijzen aanklaagt en er literair over zeurt. In fraai gestileerde frasen. Maar gewillig en geruisloos het manna naar z'n bankrekening transfereert.
Hij mag nu, wat Reve werd ontzegd, de prijs van de Letteren uit de bladerende hand van een Koning, halen.
De symbiose van de osmose. Een Vlaamse Hollander. Bijna Europees. Het dorp is een wereld geworden. Van woorden.
misschien word ik ooit nog de allenige lezer van mezelf. Schrijver en lezer in één persoon. Er ontbreekt nog een derde. Om goddelijk te zijn.
Maar ik ben al "god in het diepst van mijn gedachten". Dank je wel, Willem Kloos. Nu nog de hemel. Liefst op aarde.
Taal: het lichaam van de ziel. Het huis waarin ze woont. Riant met vele kamers. Wat eclectisch van stijl.
Soms bourgeois barok. Uitbundig exuberant. Dan weer sober. Behangen met schroom. Schuchter schuifelend. Pudeur als deur naar de lezer. Maar steeds belle. Bellettrie. Als aspiratie.
Troost van de Schoonheid. Een amechtig verlangen. Maar omgord met de bescheidenheid van de Twijfel. Wars van de arrogantie van het literaire Axioma.
Gedacht en geordend. Gekleed en gedeeld. Gesproken. Als een lokroep. Geschreven. Gedrenkt in inkt op een meanderende bedding van papier.
Lichaamstaal. Zonder woorden. Met gesloten mond of geloken ogen. Weifelende vingers. Labiele lippen. Maar steeds taal.
Dans les yeux de ma mère Il y a toujours une lumière
(Arno)
Zopas geluisterd naar Titaantjes. Er zat een reus in de studio bij Pat: met name Premier Verhofstadt.
Raar te horen uit de mond van een liberaal pur sang: "we moeten meer belang hechten aan het immateriële". Iemand die "10.000 Euro netto" per maand (!) op z'n rekening krijgt, en een villa in Toscanië bezit, kan zich deze luxueuze gedachte permitteren.
Vooraleer je mij verdenkt van 'jaloesie'. Wat mij betreft, mag het honorarium van een premier, een veelvoud zijn van de verdienste van een voetballer. Met deze maatstaf 'verdient' hij bijgevolg nog te weinig.
Ik ben dus erg blij dat ook een premier toch nog wil 'toegeven' dat het materiële minder belangrijk is in het leven dan het immateriële. Want ik geloof hem graag.
Als je rijkdom een equivalent is van de merknaam van je auto, de geur heeft van je zwembassin en de kleur van je verre vakanties, dan kàn je erg arm zijn. Versta me juist: kàn, schrijf ik.
Want premier Verhofstadt is "rijk" in meerdere betekenissen van het woord. Oei, nu verdenk je mij ervan een 'blauwe ridder' te zijn. En een verkiezingsronde op gang trek. Nooit blauw gestemd, enkel geschreven. Duidelijk?
Nog iets meer ... Zal ik je even laten glimlachen op een zonnige zondagochtend. Ooit reed ik met een Lada Break. Ik voelde me de gelukkige bezitter van een magistrale Mercedes. Met de snelheid van een slome slak en de pittigheid van een Porsche.
Dàt bedoel ik. Het zit tussen je twee oren. Als je eigenwaarde "een afgeleide" is van dat soort 'prullaria' dan ben je een pover mens. Natuurlijk, moeten eerst de primaire basisbehoeften voldaan zijn om deze "waarheid" neer te pennen. (*)
Ik heb immers goed praten. Want ik woon in een eigen huis, hoef in de Delhaize niet na te denken. En mijn bankkaart doet het nog steeds. Maar je zal ook wel begrijpen dat mijn pensioen (niet van een staatsambtenaar) eerder een modale status uitstraalt.
Maar hier kap ik er mee ... een andere keer meer. Te veel zon aan het raam en in m'n hoofd
Uvi
PS. De premier koos als liefdesliedje er eentje van Arno.
Onder mijn dagboek van woensdag 18 april ll. schreef Meermin:
"Maakt het iets uit? De datum waarop de rozen werden gezet? Misschien zijn er 51 redenen om niet op de dag zelf de bloemen te zetten. Nu staan ze er en dat is wat telt. Dood maar niet vergeten? "
Waarom.
Sluimert er een licht verwijt in haar reactie? Dat vroeg ik me af. Terwijl ik slechts vragen poneerde. Suggereerde.
Het waarom. De wieg van de filosofie. Waarin de gedachte ligt te blozen. Als een boreling. Gewikkeld nog in twijfel.
Ik ben een beetje bang van mensen zonder deze luier. Zij stralen de arrogantie uit van een Axioma. De grondregel of het sluitstuk dat niet hoeft bewezen te worden. In aanslag.
Voor deze soort 'weten-schappers' is de twijfel eerder een gebrek. Het Dogma maskeert hun Onzekerheid. De macht van de onfeilbaarheid. Een Aureool rond hun Grote Gelijk.
Terwijl twijfel juist een gids is op weg naar "exactheid". Maar dan nog gesluierd in onderzoek. Geluierde wetenschap. "Gelijk krijgen" is voor sommigen belangrijker dan "gelijk hebben".
Uvi
PS.
Beste lezer, misschien denk je wel: "wat een arrogante aanval op een reactie". Schijn bedriegt.
Vooraleer ik dit schreef, verwittigde ik Meermin. Bedankte ik haar bovendien, want zij gaf mij dit dagboek cadeau. Ze is nu zelfs tot op het Forum afgezakt merk ik.
Ik vermoed dat vele lezers zich te sterk vastpinnen op de letters van een tekst.
Lees maar, er staat niet wat er staat. (Martinus Nijhoff)
Dood ben ik pas, als jij me bent vergeten ... Bram Vermeulen.
Met een zucht zag ik het vanuit de bus. Er bloeien witte rozen voor zijn foto. De dood werd niet vergeten.
Maar hoe komt het dat op 11 april ll. de dag van zijn sprong, één jaar en twee dagen later, er nog oude verdorde rozen in het potje treurden?
Wie bracht de verse witte rozen? Waarom zou een geliefde later dan de sterfdatum komen? Zijn ouders? Waarom dan niet vroeger? Zouden het buurtbewoners geweest zijn die geregeld voor de foto passeren? Pendelaars?
Alleszins brengen bloemen hem weer enkele dagen tot leven. Vooral de vraag: waarom?
Egidius, waer bestu bleven? Mi lanctna di, gheselle mijn. Du coors die doot, du liets mi tleven.
Een mug schreef het zopas in mijn hoofd. Ze vloog wat letters op mijn venster. Ze leeft nog. Erbarmen kreeg ze. Tijdelijk toch. Om deze charmante alliteratie. Vliesvleugelig.
Of ze familie is van de gevliesde gevleugelden, ach, het kan me niet schelen. Vlinders daarentegen, die had ik graag bedacht met dat soort serene stijlfiguur. Ze fladderen weemoed in m'n woorden. En alliteraties van bloem tot bloem.
Vliesvleugeligen. Het moet zo iets zijn als een waternimf die wil vliegen. Een zeemeermin. Met haar vinnen vleugels in een zee van lucht. Water dat adem wordt. Blauwe golven in wolken. Verlangen in volle vlucht.
Vrijdag, den dertiende, heb ik voor de eerste keer, dit jaar, m'n fiets van stal gehaald. Ook m'n tweewieler kreeg de kriebel. De winterbanden vol lente gepompt, de korte broek vanonder de motten gezocht, et voilà, daar reden we de wereld in.
Langs een gigantische bouwwerf waar kraanvogels de lucht bewolken. Afgespannen met hoge hekkens. Een machtige bank giet hier haar geld vol beton. The sky is the limit. Ik kén dat soort hooghartige oneliners.
En ja, tegen die metalen metaforen, hing zijn foto. Nog altijd. Hun foto. Een jongen en een meisje. Achter hen zie ik de zee. In de zon. Zij heeft een gedichtje geschreven. In de blauwe lucht. Voor hem.
Hij zou nu voor altijd in haar wonen. Op het strand. Van haar hart. Waar ze elkaar in de ogen keken. En wat zagen ze daarin? Hoop? Geloof? Liefde? Zij? En hij?
Of droomde hij al van de dood? Voor hij op de rug van zo'n kraanvogel kroop. En naar de 'hemel' sprong.
11 april 2006. Wij waren een jaar en twee dagen ouder geworden. Hij bleef voor altijd even jong.
De rozen in het potje hadden al lang hun water verloren. Da's normaal. Maar dat één jaar en twee dagen na zijn vertrek er geen verse rozen bloeiden... Dàt hield me bezig.
Ik keek nog even naar de zee. Naar het landschap van twee geliefden. De rossige droge restanten. En reed verder ...
Uvi
PS. Uit mijn dagboek van gisteren, knipte ik een stukje leven weg. Liet even m'n masker vallen. Ik kan nog beschaamd worden, merk ik. Ik wis een stukje leven. Herschrijf het zo. Virtueel lukt dat soms...
Soms verliest de liefde haar reguliere weg. Komt aan ontoelaatbare paadjes. Geen toegang. Maar verboden vruchten plukken, de verleiding leefde al in het Aards Paradijs.
Ontmijner
De overspelige ochtend verplant het verlangen van een ontgonnen vrouw.
Haar hongerige huid vlijt zich neer aan de boorden van m'n basale begeerte.
Melkwitte velden versmelten, ik ontmijn haar ontklede trouw.
Golf als kolkend koren over haar krochten, weids en zonder berouw.
Het sneeuwt over haar zonden, ik schreeuw meeuwen, ze sterven in haar hortende haven.