Partir sans sortir. - Een Dagboek van Blauwe brieven .
22-04-2007
Avoir et être
Avoir et être
Dans les yeux de ma mère Il y a toujours une lumière
(Arno)
Zopas geluisterd naar Titaantjes. Er zat een reus in de studio bij Pat: met name Premier Verhofstadt.
Raar te horen uit de mond van een liberaal pur sang: "we moeten meer belang hechten aan het immateriële". Iemand die "10.000 Euro netto" per maand (!) op z'n rekening krijgt, en een villa in Toscanië bezit, kan zich deze luxueuze gedachte permitteren.
Vooraleer je mij verdenkt van 'jaloesie'. Wat mij betreft, mag het honorarium van een premier, een veelvoud zijn van de verdienste van een voetballer. Met deze maatstaf 'verdient' hij bijgevolg nog te weinig.
Ik ben dus erg blij dat ook een premier toch nog wil 'toegeven' dat het materiële minder belangrijk is in het leven dan het immateriële. Want ik geloof hem graag.
Als je rijkdom een equivalent is van de merknaam van je auto, de geur heeft van je zwembassin en de kleur van je verre vakanties, dan kàn je erg arm zijn. Versta me juist: kàn, schrijf ik.
Want premier Verhofstadt is "rijk" in meerdere betekenissen van het woord. Oei, nu verdenk je mij ervan een 'blauwe ridder' te zijn. En een verkiezingsronde op gang trek. Nooit blauw gestemd, enkel geschreven. Duidelijk?
Nog iets meer ... Zal ik je even laten glimlachen op een zonnige zondagochtend. Ooit reed ik met een Lada Break. Ik voelde me de gelukkige bezitter van een magistrale Mercedes. Met de snelheid van een slome slak en de pittigheid van een Porsche.
Dàt bedoel ik. Het zit tussen je twee oren. Als je eigenwaarde "een afgeleide" is van dat soort 'prullaria' dan ben je een pover mens. Natuurlijk, moeten eerst de primaire basisbehoeften voldaan zijn om deze "waarheid" neer te pennen. (*)
Ik heb immers goed praten. Want ik woon in een eigen huis, hoef in de Delhaize niet na te denken. En mijn bankkaart doet het nog steeds. Maar je zal ook wel begrijpen dat mijn pensioen (niet van een staatsambtenaar) eerder een modale status uitstraalt.
Maar hier kap ik er mee ... een andere keer meer. Te veel zon aan het raam en in m'n hoofd
Uvi
PS. De premier koos als liefdesliedje er eentje van Arno.
Onder mijn dagboek van woensdag 18 april ll. schreef Meermin:
"Maakt het iets uit? De datum waarop de rozen werden gezet? Misschien zijn er 51 redenen om niet op de dag zelf de bloemen te zetten. Nu staan ze er en dat is wat telt. Dood maar niet vergeten? "
Waarom.
Sluimert er een licht verwijt in haar reactie? Dat vroeg ik me af. Terwijl ik slechts vragen poneerde. Suggereerde.
Het waarom. De wieg van de filosofie. Waarin de gedachte ligt te blozen. Als een boreling. Gewikkeld nog in twijfel.
Ik ben een beetje bang van mensen zonder deze luier. Zij stralen de arrogantie uit van een Axioma. De grondregel of het sluitstuk dat niet hoeft bewezen te worden. In aanslag.
Voor deze soort 'weten-schappers' is de twijfel eerder een gebrek. Het Dogma maskeert hun Onzekerheid. De macht van de onfeilbaarheid. Een Aureool rond hun Grote Gelijk.
Terwijl twijfel juist een gids is op weg naar "exactheid". Maar dan nog gesluierd in onderzoek. Geluierde wetenschap. "Gelijk krijgen" is voor sommigen belangrijker dan "gelijk hebben".
Uvi
PS.
Beste lezer, misschien denk je wel: "wat een arrogante aanval op een reactie". Schijn bedriegt.
Vooraleer ik dit schreef, verwittigde ik Meermin. Bedankte ik haar bovendien, want zij gaf mij dit dagboek cadeau. Ze is nu zelfs tot op het Forum afgezakt merk ik.
Ik vermoed dat vele lezers zich te sterk vastpinnen op de letters van een tekst.
Lees maar, er staat niet wat er staat. (Martinus Nijhoff)
Dood ben ik pas, als jij me bent vergeten ... Bram Vermeulen.
Met een zucht zag ik het vanuit de bus. Er bloeien witte rozen voor zijn foto. De dood werd niet vergeten.
Maar hoe komt het dat op 11 april ll. de dag van zijn sprong, één jaar en twee dagen later, er nog oude verdorde rozen in het potje treurden?
Wie bracht de verse witte rozen? Waarom zou een geliefde later dan de sterfdatum komen? Zijn ouders? Waarom dan niet vroeger? Zouden het buurtbewoners geweest zijn die geregeld voor de foto passeren? Pendelaars?
Alleszins brengen bloemen hem weer enkele dagen tot leven. Vooral de vraag: waarom?
Egidius, waer bestu bleven? Mi lanctna di, gheselle mijn. Du coors die doot, du liets mi tleven.
Een mug schreef het zopas in mijn hoofd. Ze vloog wat letters op mijn venster. Ze leeft nog. Erbarmen kreeg ze. Tijdelijk toch. Om deze charmante alliteratie. Vliesvleugelig.
Of ze familie is van de gevliesde gevleugelden, ach, het kan me niet schelen. Vlinders daarentegen, die had ik graag bedacht met dat soort serene stijlfiguur. Ze fladderen weemoed in m'n woorden. En alliteraties van bloem tot bloem.
Vliesvleugeligen. Het moet zo iets zijn als een waternimf die wil vliegen. Een zeemeermin. Met haar vinnen vleugels in een zee van lucht. Water dat adem wordt. Blauwe golven in wolken. Verlangen in volle vlucht.
Vrijdag, den dertiende, heb ik voor de eerste keer, dit jaar, m'n fiets van stal gehaald. Ook m'n tweewieler kreeg de kriebel. De winterbanden vol lente gepompt, de korte broek vanonder de motten gezocht, et voilà, daar reden we de wereld in.
Langs een gigantische bouwwerf waar kraanvogels de lucht bewolken. Afgespannen met hoge hekkens. Een machtige bank giet hier haar geld vol beton. The sky is the limit. Ik kén dat soort hooghartige oneliners.
En ja, tegen die metalen metaforen, hing zijn foto. Nog altijd. Hun foto. Een jongen en een meisje. Achter hen zie ik de zee. In de zon. Zij heeft een gedichtje geschreven. In de blauwe lucht. Voor hem.
Hij zou nu voor altijd in haar wonen. Op het strand. Van haar hart. Waar ze elkaar in de ogen keken. En wat zagen ze daarin? Hoop? Geloof? Liefde? Zij? En hij?
Of droomde hij al van de dood? Voor hij op de rug van zo'n kraanvogel kroop. En naar de 'hemel' sprong.
11 april 2006. Wij waren een jaar en twee dagen ouder geworden. Hij bleef voor altijd even jong.
De rozen in het potje hadden al lang hun water verloren. Da's normaal. Maar dat één jaar en twee dagen na zijn vertrek er geen verse rozen bloeiden... Dàt hield me bezig.
Ik keek nog even naar de zee. Naar het landschap van twee geliefden. De rossige droge restanten. En reed verder ...
Uvi
PS. Uit mijn dagboek van gisteren, knipte ik een stukje leven weg. Liet even m'n masker vallen. Ik kan nog beschaamd worden, merk ik. Ik wis een stukje leven. Herschrijf het zo. Virtueel lukt dat soms...
Soms verliest de liefde haar reguliere weg. Komt aan ontoelaatbare paadjes. Geen toegang. Maar verboden vruchten plukken, de verleiding leefde al in het Aards Paradijs.
Ontmijner
De overspelige ochtend verplant het verlangen van een ontgonnen vrouw.
Haar hongerige huid vlijt zich neer aan de boorden van m'n basale begeerte.
Melkwitte velden versmelten, ik ontmijn haar ontklede trouw.
Golf als kolkend koren over haar krochten, weids en zonder berouw.
Het sneeuwt over haar zonden, ik schreeuw meeuwen, ze sterven in haar hortende haven.
Zelfs als er maar één paar mensenhanden overblijft. Om je vast te houden. Als je de horizon nadert. Dan is het goed.
Eén mond die je ooit gekust heeft. Met begeerte. En met liefde. Dan mag hij dichterbij komen. Geruisloos als het kan. En zacht. Als een vooroorlogse zomer.
Eén paar ogen. Die je volgen naar de einder. Je nog even laten vollopen. Met weemoed. Zonder dromen. Want je weet dat het daar te laat voor is.
En die ene stem. Breekbaar als het ochtendlicht. Nog even doordrongen van de nacht. Zwoel. Maar zonder zonde. Want anders mag je niet binnen. Waar je naartoe wil.
En als haar ganse lichaam je dan nog één keer zou bedekken. Als een lijkwade. Wit van onschuld. Want zonder drift. Alleen de herinnering eraan.
Soms, wordt de ochtend niet wakker. Hoewel de zon al schijnt. Het duister blijft hangen, als mist, boven de contouren van m'n zwarte ziel. Ze tobt.
Ik hoor 'Duinkerken' op de radio. En ik denk, daar moet ik heen. Net alsof daar de ochtend zal open gaan. Boven een Gruyère van geluk. Maar neen. Zo werkt dat niet.
Het geluk werd nog maar pas gevangen in statistieken. En nu ligt het daar binnenkort onder het stof. Van professor Elchardus. Hoe zou hij het geluk van mensen meten? Met een el of een maatbeker?
Hoe lang of hoe zwaar ziet het geluk eruit? Stel je voor dat je in 'den Delhaize' een kilo geluk zou kunnen kopen. Zou het dan liggen bij 'de droge voeding' of vers gehouden in 'de koeling'?
En bovendien, zouden de rijken het dan niet voor onze neus opkopen? Hamsteren. Oppotten. Het op de beurs gooien? En zouden dan voor de armen, enkel wat kruimels over blijven?
Maar hoe zit dat vandaag de dag dan? Gebeurt dat al niet? Want ik lees in de studie dat geld gelukkig maakt. Erg voor de mensen met een 'leefloon'. Die kunnen enkel nog leven.
Schrijven is kijken, volgens mij. Het is meer dan louter zien. Het is het leven betasten.
Met oren en ogen. Met je voeten en je vingers, je neus en je tong. Gretig en gulzig. En dat dan allemaal proeven op het puntje van je pen.
Dan volgt het herkauwen. In je hoofd. Daarom schreef Achterberg wellicht: de dichter is een koe. Ik gok maar wat.
Vermoeden en twijfelen, da's toch lezen en schrijven. Aarzelend woorden rapen. Uit een korfje alfabet. Ze toetsen. Schrappen. Herhalen.
En dan zoeken naar een punt. Achter die laatste zin. En je dan durven weggeven aan de lezer.
Maar hoe schrijf ik de schreeuw van een meeuw op papier? Hoe dompel ik je onder in de geur van de zee? Laat ik het zand je benen stralen en sleur ik de wind door je haren?
Schrijven, ach ... ik ben slechts een strandjutter. Wat aangespoeld wrakhout uit m'n dagelijks bestaan laat ik je lezen ...
Soms zou je iemand kanker toewensen. Schrik niet, beste lezer'es, dit om 'eigen best wil' van de patiënt.
Ik ben er altijd verbaasd over, en meerdere malen deze voorbije borstkankerweek, over de uitspraken van 'niet-of-genezen' nieuwe mensen.
"Ik kan nu genieten van de kleine dingen van het leven."
Mijn God, denk ik dan altijd, moet je daar eerst kanker voor krijgen? Begrijp je nu m'n eerste zin? Waarvan konden ze voorheen dan wèl genieten? Of niet?
Zopas luisterde ik in Titaantjes naar Pjeroo Roobjee. En zijn 'bluesbroeder' (bloedsbroeder, zei hij) Jan Decleir. Géén vrolijke Fransen. Zei Pjeroo zelf. Ze peinzen te veel terwijl ze denken.
Tja, wat moet je dit soort mensen wensen? Die toch, ogenschijnlijk, meer 'hebben' (meegemaakt) in het leven, dan jij en ik samen.
Misschien ben ik wel erfelijk belast, maar juist die kleine onbelangrijke dingen, zijn altijd zo belangrijk voor mij geweest. En nu nog.
Pasen. Ik zit hier alleen aan tafel. De zon houdt mij gezelschap. Gezellig toch. Ik zal me verwennen.
Twee gekookte eitjes. Wat een schandelijke luxe voor iemand met cholestorel. Twee Breughelboterhammen gesneden in lange vingers. Om te soppen. En, o, onrechtvaardige overdaad: een kop échte chocolademelk!
Als dat niet de hemel op aarde is,wat dan wel? O ja, juist, rijstpap met bruine suiker! Da's voor een andere keer.
Ik ben een verwend man. Ook door m'n omgeving. Maar misschien steek ik mijn geluk wel een handje toe. Zoals gisteren.
Als ik naar de stad wandel, passeer ik een groene oase met vijver waar witte huisjes liggen te dromen onder treurende wilgen en een vrolijke zon. Ze zijn bevolkt met 'minder begoede' bewoners.
Ik zwaai naar iedereen en babbel even als het kan. Gisteren sprak ik een dame aan. Zij vertelde me spontaan een hap uit haar leven. Ze had maar één man gekend en het was een gelukkig huwelijk geweest. Ze woonde tot aan zijn dood met hem in Brussel.
Knap, zeg ik terloops, dan ben jij wellicht bij de vijf procent uitzonderingen. Dat kan ik niet op m'n palmares schrijven. Ik heb al meerdere vrouwen gekend. O, repliceert ze vief, "maar voor jou is dat normaal, meneer. Jij bent zo seduisant, de vrouwen hebben hier allemaal zo'n admiratie voor u.".
Lap! "Ja maar, ik ben je nu niet aan het verleiden, hoor" Ze lachte smakelijk. Achter haar groot verdriet. Want had ze 'een pilletje' dan stapte ze vandaag nog uit het leven.
Ik praatte haar hoofd vol lente. Wees haar op de gele koppen van de struiken. De witte slanke perenboomdreef. De buurt waarin ze mocht leven. De buren ...
Zij bedankte mij omdat ik met haar had willen praten. We hadden elkaar een 'goede zaterdag' cadeau gedaan.
Uvi
PS. Voor de mannen onder de lezers hier.
Om je jaloersheid een beetje te milderen. De dame was achtentachtig lentes rijk. Een wandelstok vergezelde haar voorzichtige passen.
Een 'meerwaardezoeker'. Zo noemt men iemand die naar Canvas kijkt. Als zoekende mens keek ik ook vanavond.
Ik kwam terecht bij 'Zogezegd' en het startschot voor de 'Literaire lente'in de "Vooruit" te Gent. Onder de haardroger luisterden gerenommeerde schrijvers naar Boon. Adriaan van Dis citeerde uit het fragment dat hij beluisterde: "stront'. De microfoon vond dat danig interessant en stak z'n kop onder de kap. Een jonge deerne sprak van haar 'strontholleke'. Juist op dat eigenste moment.
Dan volgde nog een 'gedicht' (of een drol, voor mijn part) uit het boek van de grote Komrij, de paus van de Poëzie. Om de verbeelding niet te tarten, werd het gedebiteerd op de toiletten van de 'Achteruit'. Als afsluiter mocht ik genieten van het gorgelen van de spoelbak.
Voilà, beste lezer'es, ik heb mijn portie meerwaarde voor Goede Vrijdag weer gehad.
En dan vragen die geleerde mensen zich af waarom ze niet meer kijkers trekken. De kloof tussen de cultuur en de burger. Om die te dichten heeft Anciaux nog vele honderden miljoenen Euro's nodig, vermoed ik. Voor dat elitaire clubje dat het circuit (circus) draaiende houdt.
En de stem van de 'kleine man' wordt niet gehoord. Als die z'n mond vol heeft, dan moet hij zwijgen. Biefstukkenpolitiek, zegt je dat nog iets?
Zelf ben ik agnost, heb m'n 'katholiek geloof' verloren. Maar je zult me niet zien spuwen op m'n katholieke opvoeding. Ze was excellent. Wat me ook treft is dat de meeste Vlamingen niet meer weten wat 'Pasen' eigenlijk betekent.
Een recente enquête toonde dat aan. Pasen dat is gelijk aan eieren.
Men spreekt ook niet meer van 'Zalig Pasen'. De man van Ramblas deze middag op Klara (radio) wenste mij : 'Vrolijke dagen'. Daar is niets mis mee. Liever nog hoor ik 'Zalige dagen'. Ach, zo dadelijk nog eens kijken naar Lux XL. Saskia De Coster komt, een jonge schrijfster. Ben benieuwd naar haar meerwaarde.
Mijn keuken heb ik jaren terug 'Bleu de Provence' geschilderd. En je gelooft het niet, je mag me verdenken van 'wansmaak', maar in datzelfde blauw van het zuiden, slaap ik ook. Zelfs in de badkamer speel ik Adam onder een Franse hemel.
In de keuken ligt er nu een stilleven te rijpen. Une nature morte. Een trosje bananen tegen een blauwe lucht van muren. Daarnaast, weggedoken in een hoek, 'n gele theepot met een papaver op. En 'n zonnige kruidenmolen. Gekregen. Zodat ik kan ruiken aan de Provence.
Vakantie in mijn keuken. Simpel en milieuvriendelijk. Het is erg gerieflijk als alles in je hoofd zit. Je schudt je hersenen voor het gebruik. Zoals je dat doet met zo'n glazen bolletje uit Scherpenheuvel. Even krachtig beroeren en de sneeuw valt. Vlokjes gedachten.
Je begrijpt dat 'un voyageur immobile' alles binnen handbereik heeft. Zelfs z'n dromen. Wonen in je woorden. Handig voor een handelaar in blauw.
Gelukkig heb ik een saai leven. Ik moet niet op vakantie, ben niet verplicht naar theater of het voetbal te gaan. En mag overwinteren in m'n zetel. Ook tijdens de andere seizoenen.
Boeiend, zo'n saai leven. Je staat niet onder stress. Vertrekt het vliegtuig of blijft het aan de grond? No problem. Van vallen, wil ik, beleefdheidshalve, nog zwijgen.
Het gaat allemaal aan deze jongen voorbij. In zijn zetel: geen file, geen grenzen of gesloten tunnels. Te veel of te weinig sneeuw, en hetzelfde voor de zon. Hij ruimt wat op of bruint onder z'n leeslamp.
Wat kan het leven eenvoudig zijn. Ik wens alle vakantiegangers nog een goeie reis. Courage, nog even volhouden, en je weet weer 'hoe goed het thuis wel is'.
Un voyageur immobile vanuit het thuisland
PS. O jee, en die nog vertrekken moeten. Schep moed, want weet: je mag steeds weer naar huis. Van oost naar west, noord of zuid.
Zal ik hem even openslaan, dacht ik. Zoals Franciscus van Assisië de Bijbel. Om te lezen wat God hem wilde vertellen.
En ik dacht, ach, met De Coninck wordt het altijd wat lente in m'n hoofd. Ik deed het dus. En je gelooft me niet. Op pagina 317 van zijn Verzameld Werk, las ik bovenaan:
Met niets. Lente. Bijen. De letter z is ontsnapt. Grassprietje tussen mijn tanden is niet van mij, liedje ook niet, handen in zakken wel.
Dàt wilde m'n god mij zeggen vanmorgen. En het lentelicht scheen al een beetje in m'n duister winterhoofd.
Da's mijn papa.", zegt hij tegen m'n buur. Ik schrik. Zit op een bank voor de kerk. En ben in een moeizaam gesprek gewikkeld met een jonge Chinees. Die z'n bagage Nederlands uitpakt.
Ik had hem niet zien aankomen. Hij geeft me een hand. Mijn zoon. Ik tel de pinten in z'n ogen.
Hij richt zich nu tot een trosje Franstalige giechelende meisjes. "C'est le meilleur papa du monde", Hij schreeuwt het uit over de Grote Markt. Deze wetenschap openbaart hij enkel als hij de drempel weg gedronken heeft. "Ik moet gaan slapen.", zucht hij. Het is elf uur. In de voormiddag. Nuchter heeft hij het moeilijk met z'n vader.
Hij wil hem nog altijd bewijzen hoe 'knap' hij wel is. Terwijl ik gewoon wens dat hij eindelijk durft te worden wie hij is. Een zachte lieve jongen op zoek naar de liefde van een andere jongen.
Hij is ongemeen intelligent. Nooit gestudeerd. Altijd geslaagd. De enige niet-bisser van zijn klas. In de Hogeschool. Koos maar 'iets' om bij z'n toenmalige geliefde te zijn.
Met glans corrigeerde hij z'n leraars. Niet verstandig. Sommigen namen dat niet. Terecht. Een andere, psychologe, bewonderde hem ervoor. Maar dat is al tien jaar geleden ondertussen. En hij heeft al een heel leven achter zich. Werd zelfs ooit een minuscuul BV. Hoopte zo nooit eenzaam te worden. Maar ze groeide slechts. Die allenige eenzaamheid die hij afkoopt met geld. Maar wat ligt er nog voor hem? Te wachten aan verdriet ...
Er hangt geritsel in de haag. De wind is speelziek. Buurvrouw laat noten fladderen. Als vlinders. In het blauw. Mozart valt in de vijver. Hij rimpelt. In de zon.
Waarom, vraag ik me af, zou ik m'n wit masker afzetten? Als ze m'n ziel niet willen, wat kunnen ze dan met m'n lichaam doen ...
(Wit masker, refereert aan een andere site. Men neemt het me blijkbaar kwalijk dat ik niet naar een bijeenkomst kom. Ik houd het liever virtueel.)
Uvi
PS. Het was een turbulente dag.
Waarom ging ik met m'n zoon geen koffietje drinken? Liet ik hem alleen verder trekken.
Ik zat te wachten. Op haar. Ik voel me schuldig. Onnodig. Ik ken hem. Net als ik haar tegen kom, tik ik de laatste letters van een SMS-je in. "Ik hou van jou, m'n lieve zoon." Een uurtje later tracht ik hem te bellen. Z'n mailbox antwoordt. Ik doe wat ze vraagt. Een boodschap inspreken.
Gemis als een interval, dat creëert verlangen. Maar afwezigheid zonder horizon, dat maakt je moedeloos. Wanhopig eenzaam, vermoed ik.
Ik ben een geprivilegieerd man. Mijn gemis scherpt nog steeds de hunker. Zelfs de begeerte. Maar dit veronderstelt dus steeds: een ander. En een einde.
Ik sta weer voor de vasten. Ik moet haar derven. Niet alleen op vrijdag. De onthouding van de liefde. Een geliefde. Zou onze gehechtheid magerder worden door een gebrek aan fysieke affectie?
De nieuwe weegschaal zal mij onverbiddelijk en digitaal de waarheid onthullen. Of zou ze het gewicht van de liefde niet vinden?