Gemis als een interval, dat creëert verlangen. Maar afwezigheid zonder horizon, dat maakt je moedeloos. Wanhopig eenzaam, vermoed ik.
Ik ben een geprivilegieerd man. Mijn gemis scherpt nog steeds de hunker. Zelfs de begeerte. Maar dit veronderstelt dus steeds: een ander. En een einde.
Ik sta weer voor de vasten. Ik moet haar derven. Niet alleen op vrijdag. De onthouding van de liefde. Een geliefde. Zou onze gehechtheid magerder worden door een gebrek aan fysieke affectie?
De nieuwe weegschaal zal mij onverbiddelijk en digitaal de waarheid onthullen. Of zou ze het gewicht van de liefde niet vinden?
Er zijn dichters die voor de eeuwigheid schrijven. Beitelen hun woorden in boterzacht papier. Betreden de hoofden van hun lezers, als waren ze een tabula rasa. De diepgang van hun gedachten waardig.
Zelf schrijf ik hooguit voor één dag. Elk jaar heeft er zo'n slordige 365. Mijn letters hebben de eeuwigheid van een krant. Leven tot een moederschoot hen als schillen zonder vrucht boven de billen opvangt.
O, goden van de literatuur. Nog voor jullie lichaam tot as wederkeert, ligt jullie naam reeds onder 't stof begraven op harde planken. Vergeten en niet meer aanbeden door de massa van een hoofd. Evenmin gekoesterd door een paar handen dat door je woorden ploegt.
En als dit al gebeurt met de beroemde goden aan het papieren firmament, wat zal er dan geschieden met de pixels van een virtueel genie?
"Een dichter moet kijken naar wat er is." zei de man. En hij kon het weten, want hij was grijs en wijs. En een groot dichter. Met een bekroond oeuvre. "Een dichter beschrijft de werkelijkheid zoals ze is.". En hij keek naar Breughel.
Raar, dacht ik, en ik kijk liever naar wat er niet is. Het fluisteren van de wind, het blauw van woorden, de geur van bloemen en het groeien van het koren. Ik schep de wereld die God achterliet. In mijn hoofd. Zo veel dat er niet is. Zo weinig dat er is.
Vanavond zal ik haar vragen niet te vrijen met me. Met aandrang verzoeken zelfs, als ze toch zou aanstalten maken.
Niet omdat ik tandpijn heb. Want die heb ik al sinds vrijdag. Ook niet omdat ik hoofdpijn zou hebben. In de mond van mannen klinkt dat immers nogal verdacht.
Neen, vanavond wens ik niet te vrijen met haar omwille van de literatuur. Aha, de 'bellettrie of de poëzie' heeft voorrang op de liefde. Tja, ze zou het als chantage kunnen hanteren.
Dan doe je dat toch na de schone letteren, hoor ik je denken. Dat is het hem juist. Voor jou telt dat argument wellicht, maar niet voor deze jongen. Want we kunnen slechts hooguit enkele uurtjes samen zijn. Wij stelen immers de tijd van het toeval.
Wie kent nog het genot van het geduld? Meer nog, van het gemis? In deze tijd van 'instant food' en 'instant sex' verdwijnt het verlangen.
Een geheime relatie houdt dat gloeiende gevoel wakker. Zekerheid, heb je nooit. Zo is er altijd spanning. Je hoeft haar zelf niet op te bouwen. Het toeval doet dat wel voor jou.
En ondanks onze zeldzame momenten van de voltooiing van het verlangen, zal ik haar vanavond vragen voor het gemis te gaan. En niet voor het genot.
Wel, als je nu absuloot zou willen weten waarom, tik dan gewoon in Google: het uur van de wolf. En je zal begrijpen, waarom vanavond tussen 19 en 20 u, wij samen zullen genieten van het gemis.
Patrick exporteert porno. Naar Spanje. Ik zag het gisterenavond op 'Terzake'. En als Bracke het zegt, dan zal het wel belangrijk en waar zijn, zeker. Trouwens Patrick himself kwam het graag voor de camera in extenso uitleggen.
Waar wij Vlamingen groot in zijn. En dan zeker een havenstad. Met A. Kennis en export. Patrick heeft de expertise. En de Porno. Een Hot item.
Willen we onze pensioenen nog blijven betalen dan moeten we voortdurend innoveren. Jaja, deze alarmkreet van de Beroepsvereniging voor Ondernemers, hoorde ik ook op tv. Ik kijk vooral naar Canvas, ben een meerwaardezoeker. Zo kom ik aan mijn trekken. De kennismaatschappij van de hardwerkende Vlaming. Porno, dus, als orgaan van innovatie.
Hoewel. Enkele gepensionneerde hoertjes kwamen vol nostalgie over die goeie ouwe tijd klagen. Ach, waar televisie goed voor is. Met hun kop in beeld. Toen met wat anders onder de lakens. De straten waar ze doorliepen lagen er leeg en sexieloos bij. Geen lichtjes van de Schelde meer. Geen gordijntjes meer die open schoven als de mannen op bedevaart kwamen. Weg ouderwetse romantiek. Ook daar. Alles was nu samengeperst in een 'fabrieksgebouw'. Met een luxueuse naam: Villa Tinto.
En ja, hoor, de reporters wisten ook enkele klanten te strikken. Maar dan zonder kop. Zij wilden blijkbaar geen Bekende Vlaming worden. De uitzondering bevestigt de regel. Ook voor deze pendelaars van plezier was de gezelligheid verdwenen. Het was gereduceerd tot een schietkraam. Clean en cool. Kwakje deponeren en wegwezen. Na boter bij de vis, natuurlijk. Eerst betalen, dan pas je gerief boven halen.
Vroeger, in die goeie ouwe tijd, kon je nog naar de hoeren gaan om te praten. Enfin, dat las ik toch. Vooraleer je denkt dat ... Het was zoiets als de Playboy lezen voor de interviews. Maar ook dat is voltooid verleden tijd.
Ze zijn nog wel lief, meneer, maar ze verstaan elkaar niet meer. Multi-cultereel, les dames. Zeer binnenkort moet je nog eerst een taalcursus volgen, voordat je, euh, je weet wel... naar Antwerpen gaat praten.
Ach, het zal nooit meer worden zoals het was. Nu gaat Patrick z'n porno versjacheren in Spanje. Vroeger bracht de Sint appelsientjes van daar naar hier ... tja, het exotisch fruit is van verpakking veranderd.
De tijd staat niet stil. Nu de vooruitgang nog. Voor onze pensioenen.
Uvi
PS. Klein woordje uitleg. A'pn saneerde de rosse buurt. 'Het werk' wordt nu gecontreerd in één gebouw. Villa Tinto. Blijkbaar komt zelfs CCN kijken hoe dit 'marcheert'. Patrick werd naar San Sebastian uitgenodigd om daar ter plekke meer uitleg terzake te geven. Of er ook praktijk meegepaard gaat, werd niet gesteld.
Ach, hoe kwetsbaar is een ochtend. Ik tracht het leven van een roos te rekken. Reanimeren. Terwijl ik reeds een al te vroege vlieg vermorzeld heb. Dood en leven. Het kan allemaal op een ochtend. Euthanasie en palliatieve zorg.
Nog even tracht ik de herinnering aan liefde vers te houden. Knip wat groen van een stengel en verfris het water. Dat helpt. Ze geurt naar haar.
De vlieg verloor een leven. Het hare. Te vroeg. Ik ontnam het haar. En dàt omdat zij ronkt, de keuken als territorium kiest en dan nog specifiek het raam dat ik gisteren terug glashelder blonk. Ze ging roekeloos te ver in mijn dagelijks bestaan.
Wat doe je dan met de rest van zo'n ochtend? Terwijl schuldgevoel in je vingers je humeur bezet. Je schrijft. Nadat je eerst gelezen hebt. Om te vergeten. "Een stenen moeder." Ik lees erin over maart. De wispelturige. De oorlogszuchtige. Mars, de god van de oorlog. Het is maart in m'n keuken.
Het lag of liever stond daar op het kerkhof van papier: de Slegte. Ik liep er tussen de graven van schrijvers. En keek op hun zerken, zoekend naar namen.
Het is goed toeven daar, een plek om bescheiden te worden. Een stofje roem, een pluisje applaus en de wind wuift je uit. Het leven van een schrijver eindigt bij de Slegte.
Vermits ik van kerkhoven hou, vooral die van papier, dwing ik me dikwijls daar voorbij te stappen. Want het wordt een verslaving. Straks ben ik nog een lijkenpikker.
En toch, verleden week bezweek ik nog maar eens onder m'n zwak karakter. Ik las zijn naam. Hij maakt me altijd wat weemoedig. Hoewel hij nog jong is. Ik heel wat minder.
Bij de auteur zie ik zonnige beelden voor m'n ogen. Schrijvers tussen eeuwenoude gebouwen. En 'n open plek waar hij letters liet vliegen. Als witte duiven. Hij was toen veel jonger. Ik ook.
Hij zat daar mijn droom te wezen. Naast een beeldschone vrouw dan nog. Betty Mellaerts. Het leven van schrijvers kan onrechtvaardig schoon zijn. Veel later kwam ik 'm nog eens tegen. Hij was heel wat ouder geworden. Ik ook.
Zelf was ik toen in gezelschap van m'n geliefde. De poëzie was een excuustruus om bij haar te zijn. Maar het was mooi meegenomen.
Ik kon hem even spreken. Zo dicht dat ik zag dat hij een mens was. Luuk Gruwez. Nu lees ik elke ochtend "Een stenen moeder".
Totdat ze verdwenen is. In het kerkhof van m'n geheugen. Misschien wel zonder herinnering.
Vraag nooit aan een schrijver 'waarom hij schrijver geworden is'. Dan hoor ik hem steevast antwoorden: "Aan een bakker vraag je toch ook niet waarom hij bakker geworden is."
Kijk, ik ben geen schrijver. Men vraagt het mij dus ook niet. Maar het antwoord zou ik wel kénnen. "Omdat ik geen groene vingers heb."
En dan verkneukel ik me al in de verdwaasde blik van de journalist. Een vraagteken in ieder oog. Want ik zou een groot schrijver zijn. Waarvan ieder woord een diepe betekenis had. Dat aanzet tot denken. Speculeren zelfs.
Want als je dan, als interviewer, het verwachte antwoord niet juist zou inschatten, dan zou het speculatieve aandeel kelderen van zo'n journalist. Een crash op z'n blazoen. Z'n collega's zouden hem immers professioneel uitlachen. De stiekemerds, stiekem, natuurlijk. En de anderen achter z'n rug.
Want in je gezicht ... daar zijn schrijvende arbeiders niet moedig genoeg voor. Zij trachten hun opinietje altijd als een addertje onder het gras of onder het tapijt te verbergen. Naargelang het seizoen. Zodat je erin of erop trapt.
Ach, ja, mijn antwoord...
Wel, ik kreeg van m'n vader geen groene vingers mee. Anders zou ik in een moestuin selder en porei kweken. Maar vooral veel jonge sla. Omdat Rutger Kopland daar zo'n mooi gedicht over schreef.
En als één van m'n kinderen dan zijn of haar plechtige communie deed, dan trok ik de nonkels mee langs het paadje van m'n vader. Om met zachte bewondering tussen de vruchten der aarde te wandelen. In de hoop een licht ontvlambare jaloesie te kweken. Terwijl de tantes de plaatselijke roddels aan de afwas verteerden.
Zo eenvoudig kan de wereld zijn. Die God schiep tot Zijn meerdere eer en glorie. En jij, ik in dit geval, als een groene god, zou dan monkelend aan m'n pijpje trekken. Want toen moest ik nog, jaren later, stoppen met roken. En wij, de nonkels, zouden even bij de jonge sla blijven stilstaan. En ze zouden niet aan Kopland denken, want van poësie hebben de meeste nonkels geen kaas gegeten. Hoewel, die natuurlijk, later bij het dessert voorradig zou zijn.
Maar ik, de ex-of-would-be-schrijver, zou dan erg weemoedig worden. En een opdringerige traan manhaftig tegen houden. Want in die tijd mochten mannen nog niet wenen. Zeker niet in de politiek. Maar ik dan, als een niet gevierde schrijver, want ik zou groenten kweken, zou zachtjes m'n ontroering weg lachen tussen al die ambachtelijke groene minnaars.
Spijtig toch, dat ik nooit schrijver geworden ben. Dan had ik kunnen antwoorden dat ik heel goed wist waarom ... En, helaas, vermits ik geen groene vingers heb, kweek ik ook geen jonge sla in september...
De 'expo-jaren' vijftig. Laat de x weg en je zit in de 21ste eeuw. Vroeger en nu.
Toen zaten wij met een lichaam van adolescenten nog te puberen op onze knieën. Voor het bed, drie weesgegroetjes lang. Stijf van God en deftig van de etiquette. In de verte een blauwe vrouw. Onaantastbaar trouw.
Nu planten pubers kil en voor een prul, een mes deskundig tussen de ribben. In bed liggen ze zonder etiquette porno te imiteren. Snel verveeld. Een spel als een ander.
Hun oma's en opa's zijn (nog steeds) op zoek naar een ander en zichzelf. Toen de bloemetjes-generatie. Nu de verbleekte restjes op het behang. Zij geloven niet meer in de hemel en jagen dan maar op 'n voortijdig pensioen.
Hier en nu. Passeren ze de pubers. Volleerd virtueel.
Mijn huis heeft geen muren. En ook geen dak. M'n dorp ligt niet op de landkaart. Het wandelt in de wolken. Een stem is m'n vergezicht. Een lied, m'n heelal.
Een vrouw is m'n vluchtheuvel. Misschien zelfs een vakantieoord waar ik op adem kom. In de baai van haar borsten deinen m'n gevoelens. In haar armen rusten m'n gedachten.
Wellicht, waarschijnlijk begrijp je niet wat ik je vertel. Hoe een mens niet leeft van stenen en stoelen. Maar overleeft in het timbre en de zachtheid van een stem. En de gedachte die eruit wegfladdert als was het een vlinder.
Ik ben nog diep onder de indruk. Van een theatermaker. Hij die mensen ontkleedt tot op gebaren. En gevoelens aankleedt met acteurs.
Ik noem geen naam. Ik wil hem niet vangen in de cel van een paar woorden. Hij kent geen tralies. Maar wel de hel. Van het leven. Op weg naar de hemel.
En de contouren van het lijk van eenzaamheid. Mensen rondom je. Geliefden zelfs. En je staat in de woestijn. Met je existentie. Alleen.
Misschien begrijp je niet wat ik je vertel. Of, toch wel ...
Maandag is een stille dag. Het gewemel van het weekend zit op school of op het werk. De lucht zucht onder een grijs gewelf. Alsof wolken het licht hebben opgeslorpt.
De uren lijken me leeg. Zonder haar. Wachten op Godot wordt het. En in afwachting dan maar poetsen en strijken.
Eerst me nog opwarmen aan een paar schrijvers. Misschien laat het wit wat zon door. Hoe zij liefde, verlangen en gemis in hun woorden leggen. Ach, het doet me denken aan het verstoppen van paaseieren.
Dat soort geluk, vooral het vinden, strooit weemoed over m'n vingers. Laat me mezelf maar vinden vandaag. Ik begin eraan ...
Haar letters kwetterden door de telefoon. Net verliefde lentemussen. Tak op, tak af. Maar dàt waren die hyperkinetische mezen van Gezelle.
Straks, zie ik haar. In het huis van boeken. Waar schrijvers en dichters rusten. Wachten om geplukt te worden. Door hongerige lezers. Gestreeld door hun hunkerende handen.
Ik zal haar ogen lezen, ondertussen. En drinken van haar lippen. Terwijl ze mij verdrinkt. In een taalbad gevuld met verliefde woorden.
Straks dus, ik zal je niet missen, lezer. Maar daarna ...