Een balhoofdplaatje is een logo van de fabrikant of het merk dat is aangebracht op de balhoofdbuis van een fietsframe. Balhoofdplaatjes werden al eind 19e eeuw toegepast en waren vaak gemaakt van metaal. Ter bevestiging aan de balhoofdbuis kunnen daarin nagels of schroeven zijn gebruikt. Bij moderne(re) fietsen kunnen tevens, al dan niet met lijm, balhoofdplaatjes van kunststof zijn aangebracht. Ook kan een balhoofdbuis voorzien zijn van een transfer/sticker.
Julius Holz was rond 1900 een vooraanstaand rijwielfabrikant en handelaar in België en in Nederland. Hij zetelde in Brussel maar had filialen in Amsterdam en Arnhem . Hij was ook agent voor BSA. 40 jaar later kreeg de firma pieter Dik uit Haarlem dit merk in bezit. In België werd het merk overgenomen door Van Haver, een handelaar uit Sint-Niklaas. Hij voorzag zijn La Perle fietsen van een mooi geëmailleerd merkplaatje.
Fietsfabrikant La Perle , Van Haver uit St. Niklaas, België
Zwolle heeft maar een zeer matige plaats gehad in de Nederlandse rijwielindustrie. Er waren hier geen beduidende rijwielfabrieken, zoals in andere Overijsselse steden. Deventer had met Burgers ENR (Eerste Nederlandse Rijwielfabriek) de oudste fietsenfabriek van Nederland (1869), Dedemsvaart en later Nieuwleusen zijn befaamd geworden door de fietsen van Union. Ook het Drentse Meppel was een daadwerkelijke tweewielerstad met de bekende fabrieken van Germaan en Primarius.
In Zwolle ging het slecht om een kleinschalige bouw van complete fietsen, het draaide vooral om de import en de assemblage van fietsen uit onderdelen. Op het eind van de negentiende eeuw was het bezitten van een fiets nog gering, het was beperkt tot de meer bemiddelde klasse. Over de rijwielfabricage in Zwolle uit die tijd zijn weinig gegevens voorhanden. Het waren toen vooral smederijen die zich ook gingen bekwamen op de fabricage van rijwielen. Verslagen van de toestand der Gemeente werd in de periode 1890-1910, onder de rubriek “invoer van grondstoffen” melding gemaakt van de “vélocipèdes” afkomstig uit Pruisen en België. De grootte hiervan lag voor Pruisen op een geldsom tussen de ƒ (guldens) 50.000,- en ƒ 90.000,- en voor België ging het om enkele duizenden guldens. Ongetwijfeld was Klaas Baving toen één van de importeurs. Rond 1900 werden er dus in Zwolle wel fietsen gebouwd, dat weliswaar op beperkte schaal, doch de import van fietsen was hier veel belangrijker en lucratiever.
Na 1910 werd de velo voor alsmaar meer mensen een betaalbaar transportmiddel, ook in Nederland nam het fietsbezit sterk toe. Dit was te zien aan de sterke toename van het aantal rijwielhandelaren en reparateurs. In 1901 waren er in Zwolle elf rijwielhandelaren en -groothandelaars, in 1919 al 31, in 1933 telde men er 45 en in 1951 al 56. Daarna zou het aantal, ondanks de groei van de bevolking, weer afnemen tot 36 in 1961 en tot ruim twintig in 2001. Vooral in de crisistijd van de jaren dertig was de concurrentie groot. De firma van Eijsselsteijn bracht in die periode een reclamefolder uit over “Zeelandia” rijwielen, ze adverteerde hierin met heel goedkope rijwielen en bond “de strijd aan tegen het afbetalingssysteem”. Door het afbetalingssysteem uit die crisisperiode van de jaren dertig kwamen veel mensen in financiële problemen te zitten.
Door de toen fel heersende concurrentie kenden heel wat bedrijven maar een kort bestaan. Bekende, inmiddels verdwenen, rijwielhandelaren uit de eerste helft van de 20ste eeuw die tientallen jaren bestonden waren de firma’s S. Stoffer, R. van Beek, H. Stegeman, W. Zwakenberg, J. Haan, E. en G. During, D.J. Dutman, G.J. Bredewold, H. Marsman, T. Beltman en J. Lucht.
Nu telt Zwolle nog verscheidene bedrijven die al zeer lange tijd bestaan. Deze begonnen voor de Tweede Wereldoorlog en gingen vaak verder van vader op zoon. Het zijn de firma”s Bos, Korpershoek, Kamp, Koetsier, Rigter en Scholten. In een groot gedeelte van de 20ste eeuw waren er meerdere groothandelaars in Zwolle, het aantal schommelde vaak rond de zeven. Befaamde grossiers waren de ondernemingen Ackmann, Burgert, Caneel, Troostwijk en Wijsman. In de jaren negentig waren er nog slechts enkele groothandelaars overgebleven, de oudste is de firma Kruitbosch, die zich rond 1955 te Zwolle vestigde.
Klaas Baving rijwielen / H.G.A. Ackmann
In 1898 vestigde Klaas Baving zich in Zwolle aan de Veerallee nr. 37. In 1899 voerde hij een intensieve reclamecampagne via advertenties in vakbladen, dat deed hij voor de rijwielmerken: “Success” en “Perfection”. Naast importeur van fietsen was hij ook importeur van motoren, buitenboordmotoren en auto’s. Aan zijn intensieve reclamecampagnes was te zien dat het een grote zaak was. Klaas Baving had in die tijd een voor Nederland, en zeker Zwolle, grote zaak. Zijn merken werden door het ganse land via agenten verkocht.
Al vanaf het begin trachtte hij zijn zaak een zeer degelijk imago te geven. In die tijd was het gebruikelijk om de naam van de eigenaar ook als merknaam te gebruiken, meestal werd dan alleen de familienaam gebruikt. Klaas Baving was hierop een uitzondering, hij presenteerde zich als een zelfverzekerde zakenman met visie. Vanaf het begin had hij overal zijn voornaam Klaas gebruikt. Hij had hiermee blijkbaar zo’n degelijke reputatie opgebouwd, dat ook zijn opvolgers de naam als merknaam zijn gaan voeren.
In 1912 werd de handel overgenomen door H.G.A. Ackmann. Klaas Baving verbleef nog ongeveer een jaar in Zwolle op een ander adres, waarna hij de stad verliet. Ackmann zette als groothandel/importeur de zaak onder de naam “Klaas Baving rijwielen” op dezelfde manier voort en begon ook een eigen merk te voeren: Baving rijwielen anno 1912. Dit was een fietsmerk dat van ingekochte onderdelen werd geassembleerd. Hij vestigde zich eerst in de Vechtstraat nr. 6 en verhuisde toen, waarschijnlijk vrij snel, naar de Praubstraat 25. De zaak handelde ook in auto’s, motors en buitenboordmotoren.
In 1937 kreeg de zaak weer een andere eigenaar. Het was J. Kappers, maar de naam van het bedrijf bleef “Ackmann”s rijwielindustrie voorheen Klaas Baving”. Kappers bleef als groothandel fietsen onder het merk “Baving” monteren. Ook gebruikte hij in ieder geval nog de merken “Success” en “Express”. De zaak verhuisde omstreeks 1939 naar de Harm Smeengekade 8. Behalve in rijwielen handelde de firma onder andere ook nog in buitenboordmotoren, wasmachines, wringers en tv’s. Volgens het archief van de Kamer van Koophandel werd de zaak in 1967 opgeheven. Het was geen uitzondering, want in die tijd ging het in heel Nederland slecht met de rijwielbranche en veel bedrijven moesten sluiten of fuseren.
De story van Rivel begon in de jaren na 1930 wanneer Haije van der Velde in dienst trad bij de heer Riemersma die een fabriek bezat waar kinderwagens, autopeds en driewielers gemaakt werden. Kort voor de Tweede Wereldoorlog keerde Riemersma terug naar Surhuisterveen om de rijwielzaak van zijn oude werkgever fietsenmaker Bekkema over te nemen. Van Der Velde wou zich ook niet beperken tot alleen fietsenverkoop, maar wou net als Riemersma ook autopeds en driewielers vervaardigen. Zodoende startte hij in 1946 met de productie in de werkplaats van zijn winkel, maar een jaar later besloot hij te gaan spreken met zijn oude werkgever. Beiden waren immers actief op dezelfde markt en dan is het toch beter om samen te werken dan te rivaliseren. Op 18 april 1948 werd in Surhuisterveen de firma Riemersma & Van Der Velde opgericht.
De merknaam Rivel werd bedacht door een toeleverancier die de naam Riemersma & Van Der Velde te lang vond voor zijn pakbonnen en etiketten. Hij kortte deze af naar Rivel, bij de directie viel die naam in de smaak. Vanaf dat ogenblik werd Rivel gebruikt als merknaam. In november 1949 werd begonnen met de bouw van een nieuw pand van 720m² aan de Lauwersweg. In 1954 nam het bedrijf een gok door ook kinderfietsen te gaan produceren. Een nog groter risico nam Rivel toen ze ook een poging ondernam om ‘gewone` volwassen fietsen te produceren. De productie steeg en de continuïteit van het bedrijf kwam niet in gevaar. Het enige probleem was het gebrek aan ruimte. Na diverse expansies stokte in 1975 de productie, dit vanwege de heftige concurrentiestrijd vanuit het Oostblok. Tot 1975 waren er in totaal 1,5 miljoen steps gemaakt en verkocht. Het topjaar was 1968 waarin maar liefst 85.000 stuks werden vervaardigd. Dit was teveel voor Nederland alleen en Rivel exporteerde dan ook naar Duitsland, België en zelfs Australië, Nieuw-Zeeland en Amerika.
Doordat er gebruik werd gemaakt van moderne apparatuur behoorde Rivel qua productie tot de top. Zo beschikte de fabriek vanaf 1967 over een volautomatische elektrostatische spuiterij en vanaf 1973 ook over een automatische wielbouwmachine. Vanaf 1948 werd er ook gebruik gemaakt van een soldeercarrousel voor frames die door eigen medewerkers van Rivel was gemaakt. Rivel, dat in 1948 begon met 5 medewerkers, groeide snel. Zo werkten er in 1952 al 27 arbeiders en in 1954 was dit aantal verdubbeld. Na 25 jaar had het bedrijf ongeveer 60 arbeidskrachten. Opvallend was dat het bedrijf een laag verloop had in het personeelsbestand: het personeel was dus trouw, Rivel bleek een goede werkgever te zijn.
In 1963 besloot Riemersma uit het bedrijf te stappen en in 1978 kreeg Sytze Van Der Velde -zoon van- de directeursfunctie toegewezen. Haije Van Der Velde ging in 1985 met pensioen. In 1985 begon de productie van de ‘Abrahamfiets`die veel aandacht van de pers trok. De fiets was gemaakt voor senioren die wat lager bij de grond zaten maar nog normaal kon trappen. De fiets kreeg zelfs een prijs van de Zwitserse geneesmiddelenfabrikant Phamaton. Helaas viel de verkoop van deze fiets, tegen alle verwachtingen in, tegen.
In 1987 kwam Rivel met iets compleet nieuws, namelijk de "Rivolt". Dit was een fiets met een elektrische hulpmotor. De fiets kreeg veel aandacht van de vakhandel en leek een groot succes te worden. Maar helaas werd ook deze velo geen grote succes. Na een moeilijke periode kwam in december 1991 het faillissement van Rivel. Na weken overleg werd met Rivel een doorstart gemaakt en in afgeslankte vorm ging het bedrijf verder onder leiding van directeur Joop Vreeze. De leveringscondities werden aangepast en Rivel was vanaf dan niet meer alleen te krijgen via grossiers, maar leverde nu ook direct aan de vakhandel. Op eigen kracht de markt veroveren was een zware klus, vond directeur de Vreeze en in 1993 vond hij een partner waar Rivel sterk mee gemaakt kon worden: Union. De officiële overname van Rivel door Union vond plaats in november 1993. Na het samensmelten van het personeel gingen de twee fabrikanten samen in Nieuwleusen verder om een groter marktaandeel te kunnen realiseren.
Nadat Union, in 1995, alle overgenomen bedrijven, op Rivel na, had laten vallen gingen zij verder met het produceren van successen voor Rivel. Dit nam door de jaren heen geleidelijk toe. In 2005 nam één van de grotere spelers op de Nederlandse Tweewielers markt, Dutch Bicycle Group B.V., Union over en daarmee ook het merk Rivel. Zij bliezen Rivel nieuw leven in en deden dat op hun eigen, inmiddels vertrouwde, werkwijze. Dutch Bicycle Group B.V. had voor Rivel een passend imago ontwikkeld en in 2006 introduceerden zij een jonge, trendy en hippe lijn die speciaal ontworpen was voor Rivel. Langzaam maar zeker werd Rivel weer op de kaart gezet en ging Rivel door met het (her)veroveren van de Nederlandse Tweewielermarkt.
Inmiddels was Rivel niet alleen gegroeid op organisatorisch en technisch gebied, maar ook qua uitstraling. Door de jaren heen ontplooide Rivel een eigen stijl. Een hardwerkend team van jonge mensen was verantwoordelijk voor nieuwe kleurencombinaties en de urban en alternatieve look die werd geassocieerd met de nieuwe collectie, die in 2010 werd gelanceerd. Dit nieuwe aanbod werd door verschillende vak handelaren op de markt gebracht. Rivel betekende voor DBG, de vak-handelaren en de koper: hoge kwaliteit voor een betaalbare prijs. Het merk Rivel stond voor vernieuwing, hoge kwaliteit, geriefelijkheid en duurzaamheid.
Vanaf eind 2013 kwam Rivel in handen van de Bicycle Industry Group (B.I.G.), een fusie van TradeCare International B.V. en DBG. De vestigingsplaats van BIG werd Deventer. De productie verschoof naar de uiterst moderne en zeer goed geëquipeerde productie-eenheden van TradeCare International B.V. in Oost Europa. BIG zette, met een team van circa 18 medewerkers onder leiding van Jan Hafkamp en Alma de Weerd, met ingang van 2016 Rivel als de topline van hun fietsenassortiment in, exclusief voor de vakhandel.
Thomas Humber (1841–1910) een smid uit Nottingham, had voor zichzelf een vélocipède gebouwd. Dat deed hij op basis van een brief met daarin een afbeelding van het in Parijs ontwikkelde rijwiel, dat eind 1868 in het Engelse Mechanic magazine gepubliceerd werd. Hij verkocht hem en maakte een verbeterde versie die werd gekocht door dezelfde koper. Het kostte hem twee maanden om een vélocipède te maken, hij ging bedachtzaam te werk en probeerde om verbeteringen te ontwikkelen: zoals massief rubberen banden, kogellagers. Hij bracht nieuwe elementen aan, doch steeds met behoud van kwaliteit en betrouwbaarheid. Hij organiseerde ook races om zo de publieke belangstelling te winnen. Thomas Humber richtte een productiebedrijf van driewielers en fietsen op in Nottingham, dat terwijl hij steeds de ontwerpen en de constructie ervan voortdurend verbeterde.
Thomas' zijn eigen ontwerp de " Ordinary ", nu algemeen bekend als een "Penny-Farthing", verscheen in 1871. Zijn eerste prijslijst bevatte een testimonium van Fred Cooper, een wielrenner. Een ander racecontact was Thomas Marriott. Thomas Marriott trad in 1875 in dienst bij Thomas Humber als zakenpartner en Fred Cooper deed dat twee jaar later. Ze noemden hun nieuwe firma Humber, Marriott & Cooper. Hun personeel, ongeveer 80 mensen, had meer fabrieksruimte nodig, dus bouwden ze een nieuwe fabriek in Beeston. Rond 1878 verhuisde het bedrijf naar Beeston, Nottinghamshire. Thomas Humber ontwikkelde en patenteerde de “Safety bicycle” (1884) met een ruitvormig frame en wielen van vergelijkbare grootte.
Cooper en Marriott verlieten de firma in 1885, maar Thomas gaf hen gelijke rechten op de naam Humber. Hij liet ze ook de patenten van het oude partnerschap gebruiken. Ze richtten een groothandel op van fietsen en lieten later Rudge uit Coventry de fietsen voor hen maken.
Thomas Humber nam een nieuwe partner in dienst, T Harrison Lambert uit Nottingham, en zij namen de leiding over het hele Humber-bedrijf en de Beeston-fabriek. Lambert was een wielervriend en bouwde een reputatie op als succesvolle bedrijfspromotor. De fietsenindustrie consolideerde en Humber en Lambert verkochten het bedrijf al snel aan speculanten: William en Joseph Horton, Edward Alfred Hicks en Christopher Norris Baker, die een aantal andere substantiële fietsenfabrikanten toevoegden en vervolgens een nieuwe maaidorser op de markt brachten.
De publieke erkenning voor Humber-producten en hun hoge kwaliteit en betrouwbaarheid was zo groot dat de geheel nieuwe organisatie de naam Humber & Co Limited kreeg, hoewel Humber's niet het grootste gedeelte was. In 1887 was het, nog steeds onder de dagelijkse leiding van Thomas Humber, eigendom van een beursgenoteerd bedrijf Humber & Co Limited. Thomas Humber had toegestemd om de hele onderneming te leiden, samen met zijn fabrieken in Coventry, Wolverhampton en Beeston. De betrouwbaarheid van de producten kwam voort uit de hoge normen en nadruk op kwaliteit. Het leidde er allemaal toe dat Humber werd beschouwd als de aristocraat onder de fietsen.
Op 51-jarige leeftijd ging Thomas Humber in 1892 met pensioen aan het einde van zijn vijfjarige contract.
In 1894 begon een periode van sterke overzeese expansie, gevolgd door een administratieve scheiding tussen de productie en de groothandel en detailhandel. Humber and Company (America) Limited, Humber and Company (Frankrijk) Limited, Humber and Company (Extension) Limited enz.
Een joint venture uit 1896 met de grote Franse fietsbedrijven Clement en Gladiator mislukte. In de periode 1895-1897 was er een bloei in de wielersport , toen trokken luchtbanden een nieuwe klasse fietsers aan, maar deze werd gevolgd door een inzinking in de periode 1898-1899. In 1896 produceerde Humber de eerste praktische motorfiets door een fiets uit te rusten met een EJ Pennington -motor van twee pk.
Na financiële moeilijkheden in 1899 werd het bedrijf van Humber & Co Limited ondergebracht in een nieuwe vennootschap, Humber Limited genaamd.
In 1914 was Humber de op één na grootste autofabrikant van Groot-Brittannië geworden en werden fietsen minder belangrijk. In februari 1932 ontstonden er opnieuw financiële problemen, gedeeltelijk als gevolg van de Grote Depressie, en door een korte stijging van de verkoop van fietsen werden Humber's fietshandelsmerken en -patenten verkocht aan Raleigh. Humber bleef tot in de jaren zestig een premiummerk van Raleigh.
Balhoofdplaatje van fietsenfabrikant The Humber uit Nottingham. Op het koperen plaatje is bovenaan het wapenschild van het Verenigd Koninkrijk . Het plaatje zelf bevat centraal een embleem in de vorm van een schild. In het schild staat bovenaan het logo van het merk, met er boven en onder een opschrift dat verwijst naar de merknaam. Onder het logo bevindt zich in een gestileerd vlak een dubbel opschrift dat verwijst naar de merknaam en een land. Uiterst onderaan het plaatje is er een tekstkader aangebracht, met daarin een opschrift dat de merknaam toont.
hoogte: 5.7 cm
breedte: 3 cm (Info Koers: Wielermuseum Roeselare)
Vedrin is een deelgemeente van de stad Namen , gelegen in de provincie Namen , Wallonië , België . Het was een aparte gemeente tot 1977. Op 1 januari 1977 werd het samengevoegd met Namen.
Sclayn is een deelgemeente van de gemeente Andenne , gelegen in de provincie Namen , België .Het ligt aan de oevers van de Maas (rechteroever) tussen Namen en Andenne. Voor de fusie van de gemeenten in 1977 was het een zelfstandige gemeente.
Rijwielgrossierderij Zur Lage (ZURLA) vond zijn oorsprong bij de Duitse immigrant Caspar Herberhold. Caspar Paul Herberhold (Wadersloh 27/01/1885 - Utrecht 10/02/1967) was een Duitse inwijkeling die getrouwd was met Anna Maria Agnes Zur Lage (30/01/1891 - 4/05/1973). Na hun huwelijk immigreerde de familie in 1915 naar Nederland waar het echtpaar zich vestigde in Leeuwarden. Anna bracht één kind ter wereld (januari 1916) maar de jongen werd helaas dood geboren. Caspar en Anna verhuisden in 1916 naar Zwolle, daar liet hij zich inschrijven als koopman. Dat de zaken hier niet echt goed gingen is te lezen in een (zakelijke) faillissementen bericht uit augustus 1918. Na het faillissement startte Herberhold in 1921 een nieuwe zaak op, ditmaal was dat een detailhandel in fietsen en bromfietsen, doch eind 1921 liet hij zich al terug uitschrijven uit het KvK register, daarna verhuisde de familie naar Utrecht. Via Zwolle kwam Herberhold dus uiteindelijk in 1921 terecht in Utrecht, waar hij aan de Leidseweg 8 een fietsenzaak begon. In Utrecht zouden de zaken beter floreren.
Samen met zijn zwagers Ernst & Franz Zur Lage, beiden eveneens van Duitse oorsprong, werd deze zaak al gauw uitgebreid met een rijwielgrossierderij en begon men met de fabricage van elektrische batterijen. De fabricatie van elektrische batterijen was aanvankelijk een ondergeschikte nevenactiviteit, maar in 1926 werden de zaken gesplitst; in de rijwielhandel en groothandel Gebr. Zur Lage enerzijds en de Batterijenfabriek Herberhold anderzijds, beter bekend als de fabrikant van de Witte Kat-batterijen. Virtueel museum gewijd aan Witte Kat-batterijen: http://www.witte-kat-batterijen.nl/
De firma Zur Lage verhuisde in 1932 naar de Van Asch van Wijckskade 15. In die tijd assembleerde Zur Lage al fietsen onder het eigen merk Zurla. Frank Zur Lage, zoon van een van de oprichters, kwam in 1962 in het bedrijf. Toen werden de fietskaders bij Amsterdamse framebouwers gekocht (Vrolijk & De Groot en deels ook Van Raam). Er werden op jaarbasis zo'n 1.000 Zurla-fietsen gemonteerd. Rond 1970 stopte Zur Lage met het assembleren van fietsen. Omdat het bedrijf in de Utrechtse binnenstad voor vrachtwagens steeds moeilijker te bereiken was verhuisde Zur Lage in 1979 naar een in Nieuwegein gelegen industriegebied, vlak bij de gemeentegrens met Utrecht. In 1986 werd het bedrijf verkocht aan rijwielgrossist Smits uit Capelle a/d IJssel, die de groothandel uiteindelijk begin 2008 opdoekte
Door een advertentie weten we dat het merk Cycles Météore al bestond in 1898. Op een bepaald moment was het merk in handen van Ingenieur Albert Ruffin. Het adres van het bedrijf was: 77 AVENUE DE LA GRANDE- ARMÉE in PARIJS.
Vervolgens zien we op een brief uit de jaren 1920 dat de administratie en de directie van de Cycles Météore zich in de n° 114, rue de la Gare in St-Denis bevond. St-Denis is een gemeente in de noordelijke buitenwijken van Parijs. In 1929 bevond het bedrijf zich nog in Saint Denis. Maar het jaar nadien, eind 1930, bevond het zich in Mandeure. Het was in die periode dat Météore eigendom werd van de Société Anonyme France Motor Cycles "cycles Météore", een dochteronderneming van Peugeot. Mandeure is een gemeente in het departement Doubs in de regio Bourgogne-Franche-Comté in het oosten van Frankrijk .
Een document dat dateert van 13 oktober 1945 toont eveneens aan dat het merk (Météor Paris) eigendom was van la Société Anonyme France Motor Cycles "cycles Météore". Op die datum waren het management en het hoofdkantoor op dezelfde plaats gevestigd, namelijk Mandeure in Doubs. Hun exportafdeling was echter gevestigd aan de rue Louis Blanc 40 in Courbevoie.
(In de INPI-database vind men het merk METEORE dat geregistreerd werd door SA Cycles Peugeot (Valentigney) in 1976: "hernieuwing van de registratie gemaakt op 26 juli 1961 in Montbéliard nr. 1399 en geregistreerd onder nr. 169350" . In 1986 werd dit depot opnieuw vernieuwd.)
Eska - Cheb was een van de oudste en grootste Tsjechische fabrikanten van fietsen en fietsonderdelen (het bedrijf vierde in 1989 zijn 125-jarig jubileum). Gedurende haar lange geschiedenis produceerde Eska een volledig assortiment race-, toer-, stads- en vouwfietsen.
Door haar lange geschiedenis met de stad Cheb lag de Es-Ka fabriek die niet van plaats wisselde toch in drie verschillende landen: Cheb (Duits: Eger) is een stad in de Tsjechische regio Karlsbad. T-Slowakije of Tsjechoslowakije was een republiek in Midden-Europa, ontstaan bij het uiteenvallen van de Donau-monarchie (Keizerrijk Oostenrijk-Hongarije) na de Eerste Wereldoorlog. Cheb maakte eveneens deel uit van het Sudetenland, dat was de historische Duitse naam voor de noordelijke, zuidelijke en westelijke gebieden van het voormalige Tsjechoslowakije die voornamelijk bewoond werden door Sudeten-Duitsers. Deze Duitstaligen hadden sinds de middeleeuwen de overhand in de grensdistricten Bohemen, Moravië en Tsjechisch Silezië. De Duitse autocratische dictator Adolf Hitler had al lang belangstelling voor deze regio, het paste binnen zijn geo-politieke strategie "Heim ins Reich". Na het bereiken van de Anschluss van Oostenrijk in 1938, was de regio Sudetenland voor hem een tweede experiment om de weerstand van de Europese grote mogendheden te beproeven. Op de Conferentie van München, in 1938, waar de Europese leiders de toekomstplannen van Europa bespraken, kondigde Hitler de annexatie van Tsjechoslowakije aan. Mede door zijn mijnen was het gebied voor Duitsland van groot militair-economisch belang. De industrie in het Sudetenland sloot aan bij die van Duitsland en kon de Duitse bewapening heel goed dienen. Mogelijk was ook het voorkomen van de grondstof uranium van betekenis. De tegenstellingen liepen steeds hoger op en werden vanuit Duitsland met geld en knokploegen aangewakkerd. Nadat de situatie door de Tsjechoslowaakse autoriteiten niet meer te beheersen bleek, werd op de Conferentie van München in onderhandeling tussen het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en het Koninkrijk Italië met Hitler toegestaan om met ingang van 10 oktober 1938 die delen van Bohemen en Moravië in bezit te nemen waar de meerderheid van de bevolking uit Duitsers bestond; zulks in ruil voor vredesgaranties. Voor de Volkenbond was de annexatie van het Sudetenland toelaatbaar vanwege het in 1919 bij het Verdrag van Versailles aanvaardde politieke beginsel, dat volkeren het recht hebben een eigen staat op te richten. Het Sudetenland werd immers voor 95% door van oorsprong etnische Duitsers bewoond. Na de Tweede Wereldoorlog werden er op basis van tussen de geallieerden en Duitsland gemaakte afspraken, bijna drie miljoen Sudeten Duitsers uit hun woonplaatsen verjaagt, dit voor zover ze nog niet gevlucht waren. Het was een etnische zuivering van Duitse staatsburgers uit de oostelijke provincies van Duitsland, die in 1945 door Polen en de Sovjet-Unie werden geannexeerd.
Op 1 januari 1993 volgde een (vreedzame) opdeling in Tsjechië en Slowakije.
De eerste fietsenfabriek in Cheb was de Premier-fabriek. 1874 - start van de productie van fietsen in Cheb door Premier (een dochteronderneming van Premier Cycle Co, Coventry).
Tussen 1899 en 1900 kon het bedrijf in totaal 2.532 fietsen produceren. Ambros Swetlik en Heinrich Kastrup werkten daar ook. Wie waren deze heren?
Ambros Swetlik werd geboren op 29 september 1871 in Bílovec, destijds het district Nový Jičín. Hij volgde een opleiding tot inkoper bij Mathias Butschek in Opava en studeerde hier tegelijkertijd bedrijfskunde. Toen hij klaar was met zijn studie, ging hij naar Sagan in Neder-Silezië (toen in Duitsland, nu in Polen) en vervolgens naar Forst in Lausitz, waar hij zijn studie voortzette. Nadat hij de voorgeschreven examens had behaald, probeerde hij een officiële baan in Wenen te krijgen. Maar aangezien hij daar heel lang zou moeten wachten op een functie, besloot hij de overstap te maken naar de industrie. Zo belandde hij als accountant bij de fietsenfabriek Premierwerke in Cheb, waar hij al snel bekendheid verwierf. In 1898 trouwde hij met Maria Rosa Butscheková, de dochter van een koopman bij wie hij in Opava in de leer was gegaan. Ze vestigden zich in Cheb, maar na een half jaar werd Swetlik teruggeroepen naar Wenen om daar een filiaal van de fabriek in Cheb te leiden. Na twee jaar keerden hij en zijn gezin terug naar Cheb. Hij werd hoofd van het kantoor en later directeur van de Premier-fabriek.
Heinrich Kastrup werd geboren op 17 juni 1860 en had de Duitse nationaliteit. Hij kwam uit een bescheiden midden, maar door vasthoudendheid en toewijding werkte hij zich op tot de functie van technisch directeur van de Premier fietsenfabriek in Neurenberg. In 1891 besloot de directie van de fabriek in Neurenberg een filiaal in Cheb op te richten, en Kastrup kreeg deze taak toevertrouwd. Hij hield van Cheb, dus vestigde hij zich daar twee jaar later definitief.
In 1911 besloten de twee heren hun eigen weg te gaan en richtten ze een fietsenfabriek op, die ze Elite noemden. Ook sleepten ze nog enkele andere medewerkers van de Premier-fabriek mee naar de nieuwe fabriek, zodat er aan deskundigen geen gebrek was. De fabriek was uitgerust met de modernste machines en was ontworpen om 25.000 fietsen per jaar te produceren. Al in 1914 konden ze in de fabriek 21.000 fietsen produceren. Naast de hoofdmodellen Es-Ka en Iris produceerde het bedrijf nog vele andere modellen voor zijn representatieve dealers, zoals Alpen Rad, Apollo, Armada, Cyclop Cycles, Cyclop, Dagmar, Helix, Hubertus, Iris, Kompakt, Mars, Mignon, Paloma, Presto, Stabil, Stella, Tatra en anderen .
In die periode begon men ook te kijken naar het maken van fietsen met een hulpmotor. Maar ze hebben er maar een paar gemaakt. Om de hulpmotor te monteren, bouwden ze verschillende fietsen met een speciaal versterkte frame, waarin de motor met behulp van moffen werd gemonteerd. Rond die tijd veranderden ze ook de naam van hun bedrijf ze gebruikten de fonetisch uitgesproken beginletters van hun naam: Es – Swetlik, Ka – Kastrup. Dit is hoe Es-Ka Cheb werd geboren.
De Es-Ka fietsen waren van hoge kwaliteit en verkochten goed, zodat ze al in 1914 met hun productie de Premier-fabriek inhaalden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was er een zekere vertraging van de productie. Na afloop reageerde Es-Ka op het aanbod van de Praagse fabriek Walter. Deze laatste bood de verkoop aan van de lopende productie van prototypes van militaire motorfietsen, oorspronkelijk bedoeld voor het Oostenrijks-Hongaarse leger. Maar er werd geen overeenstemming bereikt. Begin jaren twintig registreren wij de eerste Es-Ka motorfietsen in het register, maar er kan niet gegarandeerd worden dat ze allemaal ook daadwerkelijk een Es-Ka product waren. De populariteit van motorfietsen groeide snel, evenals de populariteit van de kwaliteitsvolle Duitse DKW-motoren die er meestal mee werden gebruikt. Elke ervaren klusser kon ze zelf op het fietsframe monteren. In 1923 verwierf Es-Ka een belang van vijftig procent in het Rokycan-bedrijf Tripol en leverde daar de meeste componenten voor de montage. Toen de twee partners in 1932 uit elkaar gingen, betaalde de oorspronkelijke eigenaar van Es-Ka uit. Es-Ka behield echter het reeds gevestigde merk Tripol en opende in 1934 een geheel nieuwe fabriek onder deze naam in Rokycany, waar motorfietsen en fietsen werden geassembleerd uit onderdelen geproduceerd in de Cheb-fabriek. Rond de jaren twintig en dertig was het bedrijf Es-Ka al de grootste fietsenproducent in het grensgebied, dat toen het Sudetenland heette. Het produceerde fietsen in vrijwel het gehele assortiment, zoals heren-, dames-, jeugd-, jongens- en meisjesfietsen, kunstfietsen, kinderfietsjes, tweewielers voor transport, karren voor fietsen, versterkte herenfietsen, sportfietsen met ballonbanden en racefietsen. Maar op dat moment werd ze ook getroffen door een onaangename gebeurtenis. Het verloor beide oprichters! Heinrich Kastrup stierf op 30 december 1929 aan een longontsteking. Ambros Swetlik volgde hem, hij stierf op 25 januari 1932. Hun opvolgers werden familieleden. Mevrouw Kastrup verving de heer Kastrup en de heer Swetlik werd opgevolgd door zijn zoon Wilhelm. Hij studeerde af aan het gymnasium in Cheb en studeerde vervolgens in Praag, München, Engeland en de VS. Hij werkte in Es-Ka, waar hij geleidelijk de functies van zijn vader overnam.
In die tijd breidden de meeste fietsenfabrikanten hun assortiment uit met motorfietsen, waar veel vraag naar was. Es-Ka gebruikte o.a.; Sachs-motoren voor zijn motorfietsen. Tussen 1931 en 1933 gebruikte ze Sachs 74cc-motoren. Tot nu toe is de oudste gedocumenteerde datum van het goedkeuringsproces van dit type 12 maart 1931. Es-Ka nam de eerste versie met deze motor in het voorjaar van 1931 op in haar catalogi. De motor, nog steeds met de carburateur schuin naar voren, werd ingebouwd in een gewoon sterk fietsframe met 26x2 banden. Later dat jaar werd het frame aangepast door de bovenbuis te buigen om een lagere zitpositie te bereiken. De voorvork van de fiets werd zonder aanpassingen gebruikt.
Door de brede zakelijke contacten verschenen motorfietsen ook onder verschillende namen bij veel andere fietsenfabrikanten of -verkopers, zoals Efbe (in Bruntál), Standard Luxus (Kosina uit Smíchov), Avon (Vondřich in Praag) en dergelijke. Meer fundamentele veranderingen kwamen in 1933. Maar vergeleken met het vorige model werden er aanzienlijk minder verkocht.
In 1935, 25 jaar na de oprichting van het bedrijf, hadden ze 500.000 fietsen geproduceerd.
Eveneens in 1935 kwam er ook een vrijwel geheel nieuw motorfietsmodel. De fundamentele verandering was het gebruik van een krachtigere Sachs 98 cc-motor. Voor een beter rijcomfort werd de motorfiets voorzien van ballonbanden en Bosch elektrische verlichting. In 1936 kocht Es-Ka de voormalige fietsenfabriek Eitrich Terra in Varnsdorf. Zo ontstond een nieuw opgericht complementair bedrijf, dat de gevestigde fietsmerken Continent en Terra behield, maar het volledige productieprogramma werd samengesteld uit componenten geleverd door de fabriek in Cheb. Ook motorfietsen kwamen in het productieprogramma terecht. In vijf jaar tijd werden er ongeveer duizend van hen in Varnsdorf verzameld.
Na de Duitse bezetting van het Sudetenland op 1 oktober 1938 werd Cheb onderdeel van Duitsland. Es-Ka viel nu onder de Duitse regelgeving. Maar de annexatie van het Sudetenland bracht Es-Ka ook iets goeds. De markt voor haar producten, die ze voor het eerst in Duitsland presenteerde op de voorjaarsbeurs van Leipzig in 1939, breidde zich uit.
In 1941 werd de productie van motorfietsen stopgezet en schakelde de Es-Ka fabriek over op oorlogsproductie. Er wordt geschat dat er tussen 1931 en 1941 in Cheb in totaal ongeveer 10.000 motorfietsen werden geproduceerd. Na het einde van de oorlog werd de productie van motorfietsen niet hervat, het bedrijf produceerde alleen fietsen. Na het einde van de oorlog werd de fabriek genationaliseerd. De familie Kastrup onderging hetzelfde lot als andere Duitse inwoners van het Tsjechische grensgebied.
In maart 1945 werd het Duitse bestuur verdreven en tegelijk ook de bevolking, die volgens de Benešdecreten haar Tsjechoslowaaks staatsburgerschap verloor en onteigend werd.
In de jaren zeventig werd de hervatting van de motorfietsproductie overwogen, waarschijnlijk met Italiaanse motoren, maar het bleef slechts een overweging. De productie van fietsen duurde tot 2000, waarna in 2009 de fabriek werd gesloopt.
Ik ben Delameilleure Philippe, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Phil.
Ik ben een man en woon in Marke (België) en mijn beroep is Gepensioneerd.
Ik ben geboren op 27/09/1960 en ben nu dus 64 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Wielrennen - Verzamelen van fietsmerkenplaatje en fietstaksplaten.