Woorden die meedeinen op de golven van de tijd, volgen soms een verrassende koers. Ze verliezen hun charme, ofwel klinken ze aantrekkelijker. Ze worden vulgair, ofwel klinken ze verfijnder...
Neem nu het woord 'straathoek'... Vroeger kwamen er nostalgische beelden in je op over een rustige straat in een dorpje op het platteland, zonder verkeersdrempels, zonder verkeerslichten, met even verderop de kerktoren en daaronder het bruine dorpscafé met zwart-wit-tegels, waar tooghangers de wereldproblemen in één handomdraai oplosten. De cafébaas tapte pintjes en gaf iedereen gelijk. En dan was er de 'straathoek' waar vrouwtjes wat keuvelden na hun boodschappen in het dorpswinkeltje... Zoals in Het Dorp van Wim Sonneveld.
Het woord 'straathoek' heeft nu helaas álles moeten inleveren, het heeft zijn luister en zijn charme verloren, zijn nostalgische beladenheid is het kwijt, sinds 'straathoekwerkers' rondslenteren in de buurt, op zoek naar lotgenoten die in verval dreigen te geraken, op zoek naar gespuis en nietsnutten die hun tijd op straat verspillen.
Straathoekslenteraars gaan dan samen met hun bekeerlingen naar het plaatselijke café om over problemen te zeuren, om problemen van ontspoorde jongeren te ontrafelen. Eindeloos ploeteren en wroeten in de problematiek van spijbelende en rondhangende jongeren. De potentiële criminelen en andere schoffies die bezig zijn met in de goot en op de richel te belanden, krijgen dan te maken met zweverige theorieën door de truttekes en slapjanussen van het straathoekwerk ineengeflanst.
Straathoekdrentelaars dwingen geen gezag af, ze verlagen zichzelf tot het bedenkelijke niveau van de straatjongere. 'Inleven' noemen ze dat. 'Inleven' en 'meevoelen' en nog zo van die barmhartige activiteiten, dat is straathoekjargon. Als missionarissen bewegen ze zich sleepvoetend voort op straat, op zoek naar slachtoffers om die nog wat dieper in de marginaliteit te duwen...
|