In een donker verleden verprutste ik mijn kostbare tienertijd in een nonnenschool. Eén grote puinhoop was mijn middelbare schooltijd, in een gebouw waarrond eksters kwetterden in de bomen en ongedierte krioelde in de struiken.
De nonnenschool was als een spookkasteel op de kermis, een tranendal zonder perspectieven, een dichtbegroeid woud zonder uitgangen. Een verstikkende en troosteloze belevenis was mijn jarenlange verblijf in een onnatuurlijke omgeving waar chagrijnige nonnen met slechte karakters jonge meisjes terroriseerden.
Als spoken liepen ze schuifelend door de gangen met een torenhoge eigendunk, en vooraan in de klas leken ze op gendarmen die niet eens les konden geven. Onbekwame opvoedsters waren het, en kwezelige seuten die niet wisten hoe ze pubermeisjes moesten aanpakken. Nonnen als religieuze misbaksels waren een bedreiging voor het welzijn van de leerlingen.
De non op de foto is zuster Gaudentia. Het kreng gaf Nederlands in het tweede middelbaar.
Als onzijdige wezens verloochenden nonnen hun vrouwelijkheid, zij moffelden hun driften en lusten weg onder kappen en habijten. Een non was een vormeloos schepsel, zonder vrouwelijke rondingen, helemaal ingesnoerd van kop tot teen met zwachtels en andere geheimzinnige textielgevallen. Een non had geen borsten, die werden platgestreken door strakke doeken er omheen.
Nonnen genoten van de dagelijkse ochtendinspectie waarbij alle meisjes hun jasje moesten uittrekken, om één voor één de controle te passeren om te zien of de mouwtjes niet te kort waren of het bloesje niet te doorzichtig was. De twijfelgevallen werden apart genomen...
|