|
Gisteravond op de Kazernelaan scheelde het geen haar of ik had een paar asielzoekers ondersteboven gereden. Niet met voorbedachten rade. Het was een ongelukkig toeval. Echt waar.
Dat krijg je als zwarte negers met donkere kleren over onze Vlaamse wegen slenteren, dralen langs donkere straten zonder waarschuwingsborden voor overstekend wild, overstekende reeën en katten zonder huisarrest.
De negers in de duisternis banen zich een weg naar ik weet niet waar. Ze vallen niet op. Ze lanterfanten. Bijna onzichtbaar. Gelukkig hebben ze witte tanden en het wit van hun ogen reflecteert en dan zie je ze op tijd. Of, soms zie je die schitterende flikkerdingen iets te laat, en dan is het maar nipt of die mannen maken een buiteling van hier naar het hete land waar ze vandaan komen. Via een buiteling gekatapulteerd worden naar het land van herkomst. Als dat eens zou mogen lukken. De geschrokken donkere mannen namen me mijn manoeuver op de weg niet kwalijk, ze beseften dat het geen kwaad opzet van me was en deden teken dat alles oké was.
De zichtbaarheid van asielzoekers! Een nieuw verkeersprobleem duikt op. Nieuwe verkeersborden moeten uitgevonden worden om hen te beschermen in duisternis en laaghangende mist. Ofwel meer lantaarnpaaltjes langs de weg. Hoe kunnen zwarte asielzoekers zich beter kenbaar maken op de openbare weg? En hoe moet dat 's nachts met zwaarbewolkte hemel? Dan zijn zwarte negers een makkelijke prooi voor bloeddorstige onverlaten en aasgierige automobilisten die met gierende banden er vanonder muizen na een tik tegen een groepje onzichtbare donkere mannen.
|