Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt
[“Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt” van Douwe Draaisma. Historische Uitgeverij Groningen, 2001, ISBN 9065544704]
Samenvatting van het kernhoofdstuk.
Beschrijvingen van ruimte worden ook vaak voor de tijd gebruikt. Zoals een afstand groter lijkt als er tussen begin- en eindpunt voorwerpen staan die de blik leiden, zo zal een jaar waarin veel gebeurt langer lijken dan een monotoon jaar. Hieruit volgt dat als je de tijd langzamer wil laten lopen, je veel nieuwe dingen moet ondernemen. Toch biedt dit geen afdoende verklaring, want bijvoorbeeld een week met veel nieuwe en enerverende indrukken, vliegt voorbij, maar eenmaal thuis en terugkijkend was het een lange week.
De taal van de tijd is die van de ruimte: voor, na, tussen, we zien uit naar …. , we hebben iets achter de rug. [Tussendoortje: dat de toekomst altijd rechts wordt afgebeeld en het verleden links, heeft waarschijnlijk met onze schrijfrichting (ruimte) te maken]. De tijd kan vliegen, kruipen en uitrekken; allemaal ruimteuitdrukkingen.
Twee mogelijke verklaringen waarom de tijd voor een oudere sneller gaat: het reminiscentie-effect en de fysiologische klokken.
(Reminiscentie: verschijnsel dat de herinnering oproept aan iets overeenkomstig uit het verleden).
Het reminiscentie-effect
Je deelt de tijd in naar herkenningspunten; ze vormen de mijlpalen, de tijdwijzers in het geheugen. In de tijd rond je twintigste zijn er daar (subjectief) meer van, omdat toen je identiteit, je persoonlijkheid gevormd werd (de tijd van de “eerste keren”). Een periode die veel herinneringen oproept, zal in de terugblik langer lijken te hebben geduurd dan een even lange periode met minder ingrijpende gebeurtenissen en “dus” met minder herinneringen. De middelbare leeftijd lijkt, terugkijkend, sneller te zijn gegaan dan de tijd daarvoor.
Fysiologische klokken
Voor wie koorts heeft gaat de tijd sneller dan voor wie in erg koud water zwemt. Een wond heelt met 20 jaar twee maal zo snel als met 40 jaar. Ons lichaam heeft tientallen fysiologische klokken: ademhaling, bloeddruk,hartslag, celdeling, stofwisseling, temperatuur, etc. met elk een eigen cyclus.
De cycli van de oudere vertragen. We worden als het ware een traag tikkende pendule. Een 65-jarige die moet aangeven hoelang drie minuten duren, doet er 40 seconden bij, een 45-jarige maar 16 seconden en een 20-jarige maar 3. Onze (fysiologische) klok gaat langzamer lopen en we vinden dat het om ons heen allemaal sneller gaat. Als we dan ook nog eens de afgelopen vijf jaar vergelijken met vijf jeugdjaren of vijf jaren middelbare school, vergelijken we een “vol” deel van ons leven en geheugen met een minder vol deel en is het laatste stuk “sneller” voorbij.
Tenslotte
De maat waarmee we meten verandert en is dus eigenlijk geen maat. Voor de maat van een kind is tien jaar onafzienbaar, voor een oudere te overzien. Je ouders waren altijd oud totdat je zelf kinderen kreeg en beseft hoe jong zij waren toen jij kwam. Onze meetlat hanteert een glijdende schaal en is dus niet “eerlijk”.
Een vergelijking:
De objectieve tijd, die van de klok, glijdt in een gelijkmatig tempo voort, als een rivier door laagland. Aan het begin van zijn leven rent de mens nog kwiek langs de oever, sneller dan de stroom. Rond het middaguur is zijn tempo al wat lager en loopt hij gelijk op met de rivier. Tegen de avond, als hij vermoeid raakt, versnelt de stroom en raakt hij achter. Tenslotte blijft hij stilstaan en gaat liggen, naast een rivier die zijn loop vervolgt in hetzelfde onverstoorbare tempo waarin hij de hele dag al heeft gestroomd.
|