Waar ik me al tientallen jaren over verwonder is de scherpe tweedeling die niet-gelovigen vaak aanbengen tussen hun “soort” en de ongelovigen.
Als ik die tweedeling hieronder in kaart breng, ben ik me er wel van bewust dat deze zwart – wit weergave vooral de duidelijkheid dient en dat dit vergrootglaseffect niet in in die pure vorm bij mensen voorkomt.
Bewijzen, in natuurwetenschappelijke zin, van het bestaan van god zijn er niet. Als die er waren, was god er “gewoon” en zou niemand aan zijn/haar er-zijn twijfelen zoals ook niemand bijvoorbeeld het voorkomen van zwaartekracht in twijfel trekt.
Ieder mens leeft naar Pascals uitspraak dat het hart redenen heeft die de rede niet kent. Als iemand zegt God te kennen, beweert hij dat vooral vanuit zijn hart. Hij schakelt het verstand niet uit, maar spreekt eerst en vooral vanuit een andere bron van kennis.
Wie ontroerd raakt door bijvoorbeeld muziek, kan daar geen puur rationele verklaring voor geven. Toch betwijfelt niemand het feit dat mensen door muziek geraakt kunnen worden. Waarom dan wel getwijfeld als iemand zich geraakt zegt te voelen door iets wat niet tastbaar is?
De brug tussen de (meetbare) luchtvibraties die een (onverklaarbare) extase teweeg brengen is toch net zo groot of klein als de brug tussen een gebeurtenis en de daaraan gekoppelde godservaring? De beleving van de muziek is net zo “onnaspeurlijk” en net zo min te duiden als de beleving van “iets bovennatuurlijks”.Waarom het eerste dan gewoon vinden en het tweede verwerpen als “irrationeel”?
Gelovigen weten maar al te goed dat over God eigenlijk niets te zeggen valt, maar de mens kan het niet laten ook het onnoembare woorden te geven. Op het gevaar af dat velen in de fout vervallen het benoemde voor “waar” te houden. Vandaar ook het (joodse) beeldenverbod en het niet uitspreken van de godsnaam: God is niet in beeld of woord te vangen.
Gelovigen zijn zich over het algemeen bewust van het feit dat wat zij over god zeggen meer over hen zelf zegt dan over god. Elke tijd en cultuur heeft zijn eigen godsbeeld.
Ruwweg is het oude en nieuwe godsbeeld (geleend van de theoloog G. Dingemans) als volgt weer te geven:
oud |
nieuw |
persoon |
kracht, energie |
zijn |
wording, beweging, relatie |
potentaat |
potentie,
leven, wijsheid, aanwezigheid
|
transcendente werkelijkheid
|
transcendente mogelijkheid
transcendent verborgene
pneuma, geest
|
zijn |
gebeurtenissen
one who calls, de roepende
|
schepper |
drive
appelerende mogelijkheid
|
regerende vorst |
verleidend kunstenaar
Jezus: geleider van de goddelijke
|
incarnatio |
inhabitatio
|
|
|
Geloof en wetenschap hoeven elkaar niet te bijten omdat in ieder van ons hart en verstand samengaan. Het is geen kwestie van of/of maar van en/en.
De verstandige ongelovige doet er goed aan het bestaan van god open te laten als een niet te beantwoorden vraag. De verstandige gelovige doet er goed aan het niet bestaan van god van tijd tot tijd als een reële optie te overwegen.
|