Vanuit Jeruzalem trokken we naar Bethlehem, Gaza, Golan, tot aan de Egyptische grens. We babbelden zoveel mogelijk met de mensen en ik noteerde alles in een boekje, tot zelfs de prijs van een brood.
De eerste dag liepen we s avonds op straat en kwamen er jonge mensen naar ons toe. Eigenlijk mochten ze niet met ons gezien worden, dus als er een patrouille kwam, stoven ze weg. Op een bepaald moment zag ik ze om een of andere reden voor mijn neus ineenslaan. Misschien hadden ze iets beledigends naar een patrouille geroepen, ik weet het niet. Maar als je bedenkt dat ik ben opgegroeid zonder televisie, begrijp je dat ik daar absoluut niet immuun voor was. Ik had heel veel moeite om niet tussenbeide te komen. Onze gids zei: Als je nu gaat, heeft die mens een heel zwaar probleem, want hij mag niet met buitenlanders praten. Dat was mijn eerste ervaring als negentienjarige.
Op dat ogenblik waren de universiteiten verboden voor de Palestijnen, dus moesten we ondergronds gaan praten. Ik vroeg me af: waarmee zijn we bezig? We zijn een generatie aan het kweken die geen onderwijs heeft gekregen en dus extreem wordt. Dat bepaalt ook mijn blik op het huidige conflict. Toen al ontmoette ik jongeren van mijn leeftijd die allemaal familieleden hadden verloren. Je voelde de verbittering.
Het volledige interview vind je in het blad Exclusief van maart 2009.