Inhoud blog
  • Papier is gewillig...
  • Papier is gewillig...
  • Persvrijheid: vrijheid om overal nieuws uit te persen (Marc Callewaert)
  • Opvoeding maakte van ons wat we zijn...( Claude Helvétius *)
    Welkom op mijn blog!

    Aan de  rechterkant kan je het Egidiuslied lezen van Jan Moritoen. Jan overleed te Brugge eind l416 of begin 1417  als lid van de gilde van de bontverwerkende lamwerkers. Hij was zelfs een bepaald moment schepen van de stad Brugge. In het Egidiuslied spreekt hij zijn overleden vriend en rivaal in de liefde lyrisch toe. Egidius en Jan Moritoen waren beiden verliefd op Mergriete. Na Egidius' dood trad zij in het klooster en liet de liefde van Jan Moritoen onbeantwoord.

    P.S. Egidius was een gewaardeerd zanger en musicus. Egidius is het latijn voor Gillis.

    Zoeken in blog

    Foto
    Zoeken met Google


    Foto
    Foto
    Foto

    Op de foto (1) zien we hoe Jan de tekens van een witchdoctor in Z.-Afrika intving. Op de 2de foto Jan en zijn vriend Norbert in Venetië

    Foto

    Bij bovenstaande foto: waar is de tijd ? Rustpauze tijdens de blok van 1959...Op de achtergrond het kerkje van " 't Vewt"...! 

    Foto

    Bij de start van de tekst over het boek van Dirk Musschoot staat een foto van het dorp waar Jan woont, Nkodusweni...

    Na de strijd
    door Pieter Nicolas Van Eyck

    't Abrupt geratel zwijgt in 't duin
    Vreemd-stil is 't. Luwte en vogelzang;
    En 't kalm gedruis uit gindse tuin
    Van maaien, heel de middag lang.-
    De strijd beslecht, ligt alles neer.
    Maar toch, dit diepe hunkren weer:

    Of 't hart,o, éénmaal voelen kon
    De milde, lieflijke zoen
    Van alle strijd in avondzon
    Door ceder-, roos- en berkengroen,
    En wolken, drijvend als een vlucht
    Van witte vogels door de lucht.
    Loon
    door Hélène Swarth

    Ik zong en zie! de beek gaf mij een dronk tot loning,
    De wijnstok, wijn, het koren, brood,
    Geen struik die mij geen bloem, geen bloem die mij geen honing,
    Geen boom die mij geen schaduw bood.

    De zon gaf mij haar goud, de morgen haar juwelen
    En de avond, al zijn hemelrood.
    Maar wie mij had beloofd, zijn ziel met mij te delen,
    Gaf haar voor liefde en steen voor brood.

    Nieuws Nieuwsblad
  • Amerikaans president Joe Biden wil regularisatie van duizenden immigranten vergemakkelijken
  • Eerste analoog fototoestel van Pentax in twintig jaar
  • Franse actrice Anouk Aimée op 92-jarige leeftijd overleden
  • Een ultralicht strandlaken en een comfy tuinstoel: must-haves voor de zomer
  • Het nieuwe mannelijke schoonheidsideaal is een … knaagdier
  • Twee tunnels onder Antwerpse Leien afgesloten na waterlek
  • Nadat patiënt onnodig chemo kreeg: wat doet dat met je lichaam?
  • Voertuig rijdt zwaar in op geparkeerde vrachtwagen: bestuurder (28) afgevoerd in levensgevaar
  • Trappistenbrouwerij Westmalle opent voor het eerst in 230 jaar de deuren: “Bezoekers mogen overal een kijkje nemen”
  • Gemaskerde mannen bedreigen werknemers Delhaize met steekwapens
    De Archaelogische Vondst
    door Marnix Gijsen

    Jacqemijne Bolats werd te Leuven begraven
    in 1520
    naast haar man en haar kind.
    Ze had bei met dezelfde liefde bemind,
    al haar dagen.

    Ik heb haar zerksteen gevonden,
    op een regennoen,
    onder wat mos en veel gele blaren.
    Kinderen spelen er rond,
    en bij zomernacht paren geliefden
    hier hun bevenden mond.

    Zij werd in Antwerpen  geboren,
    - o mijn sterke stad, -
    wie voerde haar de Brabantse heuvelen over?
    Daar vond zij een man en won zij een kind,
    en de rust, onder mos en wat herfstig lover.

    Want, toen God zag
    hoe volmaakt deze drie stonden
    in 't licht van rustig geluk,
    het jubelende kind,en dees vredige beiden,
    toen was hij als David, die wenend zijn zoon
    overwint.
    Hij kon deze kalme zielen niet scheiden
    en brak alle drie hun hulzen stuk.

    Zie, zo lange tijd is aan elk mens gegeven,
    dat zijn woord rijpe tot lied
    voor Gods aangezicht.
    Hoe vaak het hernomen , geaarzeld, getracht,
    tot duidlijk en klaar
    klinke het rhytme dat door elk leven vleit;
    God luistert en wacht,
    de zanger verdwijnt,
    maar het zingen ruist uit in Gods wezenheid.  

    Nieuws Volkskrant
  • Roglic wint Dauphiné, maar dat was voor een van de Tourfavorieten geen doel op zich
  • Carlos Alcaraz wint Roland Garros en pakt record: jongste speler die drie grandslamtitels op verschillende ondergrond wint
  • Het schoolkamp van Oranje
  • Ronald Koeman voelt het vertrouwen groeien bij Oranje, ook Frenkie de Jong traint weer mee
  • Hoe komt het dat een Belgisch voetballiedje uit Nederlandse koker de wereld veroverde?
  • Na De Jong valt ook Koopmeiners af bij Oranje, Koeman roept slechts één vervanger op
  • Oranje wint simpel van IJsland (4-0) maar krijgt slecht nieuws: Frenkie de Jong niet mee naar EK
  • Voor de mannen op de 4x400 is het dinsdag bij de EK de allerlaatste kans om Spelen van Parijs te halen
  • De ene vierde plek deed meer zeer dan de andere: ‘Ik heb er alles voor gedaan, maar het was telkens net niet goed genoeg’
  • Libéma Open Rosmalen: Van de Zandschulp en Van Rijthoven onderuit, Griekspoor en Brouwer wel door
    Berlijn
    door Hendrik Marsman

    De morgenlucht is een bezoedeld kleed
    een bladzij met een ezelsoor
    een vlek

    de stad
    een half ontverfde vrouw

    maar schokkend steigert zij den hemel in
    als een blauw paard  van Marc in 't luchtgareel

    Berlijn

    de zon is geel 

    Vader
    door Michel van der Plas

    Vader, wat zou ik ervoor willen geven
    als je er af en toe nog eens kon zijn
    en een zondag kwam zitten in mijn leven
    bij mijn werk en mijn boeken en mijn wijn.

    Soms zie ik mannen van vijfentachtig
    (je weet wel waar) met een gezicht vol zon
     en zin, en dan denk ik godallemachtig
    als ik hem zo nog eens meenemen kon.

    Want op de een of de andere manier
    leeft ik toch ook nog steeds voor lou: louw ogen
    wil ik, met hun aandacht, pret en mededogen
    bij mijn geploeter, mijn huis en mijn hier:
    en ik zag ze zo graag en keer genieten
    van al wat ze vol tranen achterlieten

    Gij wast aan mij gelijk de winde...
    door Karel van de Woestijne

    Gij wast aan mij gelijk de winde
    die wentelt om een koren-aar;
    dra zal ik aan mijn wang bevinden
    de zomer streling van uw haar.

    Dra zult gij 't glanzend voorhoofd beuren
    tot waar mijn slapen komm'rend staan:
    zo ziet men, wild, een winde geuren
    naast 't wegend rijpen van het graan.

    o, 'k Ben geen sterke: moe-gedragen,
    verzwaart vaak de angst mijn levens-last;
    maar 't is mij  waar 'k uw wasdom schrage,
    of blijde een échte steun me omwast

    Zo reikt de liefde, o mijn beminde,
    verrijkt me uw liefde in vreze en vaar,
    - gelijk een geur'ge wentel-winde
    die sterkt en loont heur koren-aar.

    Paradise  Regained
    door
    Hendrik Marsman

    De zon en de zee springen fonteinen bliksemend open:
    waaiers van vuur en zij;
    langs  blauwe bergen van den morgen
    scheert de wind als een antilope
    voorbij

     zwervende tussen  fonteinen van licht
    en langs de stralende pleinen van 't water,
    voer ik een blonde vrouw aan mijn zij,
    die zorgeloos zingt langs het eeuwige water

    een held're, verruk'lijke wijs:

    'het schip van den wind ligt gereed voor de reis,
    de zon en de maan zijn sneeuwwitte rozen,
    de morgen en nacht twee blauwe matrozen -
    wij gaan terug naar 't Paradijs'

     
    Ida Gerhardt (1905-1997)
    De gestorvene
    door Ida Gerhardt

    Zeven maal om de aarde gaan,
    als het zou moeten op handen en voeten;
    zeven maal, om die éne te groeten
    die daar lachend te wachten zou staan.
    Zeven maal om de aarde te gaan.

    Zeven maal over de zeeën te gaan,
    schraal in de kleren, wat zou het mij deren,
    kon uit de dood ik die éne doen keren.
    Zeven maal over de zeeën te gaan --
    zeven maal, om met zijn tweeën te staan.

    De Zwerver
    door Jan van Nijlen

    Ik ben vermoeid. Toch ben ik nog gestegen
    Tot op de heuveltop in het late licht,
    en voor mij kronkelen de duistere wegen
    Van 't avonddorp, dat daar verlaten ligt.  

    Is nu de wereld zoveel eeuwen ouder?
    Alles lijkt mij zo vreemd en toch bekend.
    Ik mis alleen een vriendelijken schouder,
    Een lichaam, dat mijn lust voelt en herkent.

    Ik ben alleen voor gans mijn verder leven,
    Er is niets meer dat me aan deze aarde bindt.
    En toch, ik voel mijn hart onstuimig beven:
    Dààr staat een boom, dààr speelde ik als kind.


    Jan van Nijlen
    (1908-1975)

    Foto
    De klok ( zie boven rechts) tikt gestaag verder...Mijn  teller staat reeds op 72...!
    Om alle teksten op het BLOG te lezen klik je onderaan de laatste tekst op de naar links gerichte pijl...
    Foto
    De Axa-man met twee gezichten en dit na meer dan 50 jaar, toen hadden we de Krüger-man...! Wat goed is blijft dus goed...  

    Haiku

    De zon brandde  fel

    op het wit berijmde gras.

    Ver is de lente...
    (WVO)

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.

    Laatste commentaren
  • huisdestructie (dirk simoens)
        op Heer, heb medelijden ...
  • Helaas.... (Christine)
        op Helaas, waar is der Oudren fierheid nu gevaren (A. Rodenbach)
  • Een goede midweek middag en avond (informatietips)
        op De rijke is niet gelukkiger dan hij die genoeg heeft... ( Solon)
  • Flytox (Michel Guilmet)
        op De natuur doet niets zonder doel (Aristoteles)
  • school is... (christine)
        op School is bijkomen van het weekend...
  • Het zwarte Schaap
    Groots en meeslepend leven
    28-08-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Tocht terug (3)

    ( vervolg van De Tocht terug (2)

       -
    Een aambeeld is de realiteit, niet get symbool.
    Ik zag eventjes zijn gelaat vertstrakken. Hij was blijkbaar op de pik getrapt, maar hij speeldig het handig, zoals de meeste domme mensen en zei: 
       - Het buro van de directeur is op het einde van de gang links.
       - Hoe, links, dacht ik, maar het was maar een flits, want plots overviel me weer een angstgevoel zoals ik het vroeger
    zo vaak had. Gelukkig functioneren op dat moment de sluitspieren voortreffelijk. De druk in de lenden bleef duren en de handpalm, waarin het handvat van het valiesje drukte, werd pijnlijk en zweterig. Ik ging teegn de muur uit scheldesteen leunen en het licht floepte aan en de gang werd spookachtig verlicht. Aan de ene kant van de lange, smalle corridor waren uitstalraampjes gemaakt, waarin blijkbaar het oeuvre van ijveriige leerlingen uit de lessen P.O. geëxposeerd werden. Zeilscheepjes, zeemeerminnen, boedha's met opgezwollen buiken, steigerende paarden-zonder-geslacht  en voor de rest - zeer veel dus - madonna's. Aan  de andere kant keken de glurende ogen van de talrijke buro's, waar ijverig ernstig gekeken werd. Ik school langs de reprodukties van Gustav Klimt naar de verste deur, jawel, links. 
    Ik belde aan, maar mijn hoofd suisde van leegte en mijn mond was drooggetrokken van de angst. Die eeuwige angst voor het onbekende, maar het bleef me achtervolgen en niemand kon of wilde me helpen, maar ik wou ook nooit luisteren en dat wist zelf chef Gevaert reeds. 
    Het groene lichtje "binnen" floepte aan. Ik kon met de hand op de koperen kruk de gefestoeneerde , zware deur moeizaam opendraaien. Wat moest ik nu met het valiesje beginnen? Het felle licht - wat een teegnstelling met die donkere gang - schokte mij als het ware wakker en ik keek verbaasd in een helder buro. Onthutst plaatste ik het valiesje op de vloer. Het was een parketvloer.
       - En?, hoorde ik en verbaasde me voor de zoveelste keer dat er nogal wat geënd wordt in Vlaanderen.
    Vanuit halfgebogen houding, ik had het valiesje neergezet, keek ik omhoog in het gelaat van de amn achter een buro en waarvan ik vermoedde dat hij de enner was. Hij had een overdreven rood gezicht . De ogen lagen in diepe kassen onder smalle streepjes wenbrauwen. Boven de vlezige lippen, die hem een niet onsympathiek voorkomen gaven, spitste een scherpe neus, die niet in een punt uitliep, maar op het einde afgevlakt leek ,een beetje zoals bij Depardieu.
       - De directeur a.u.b., was ik voorzichting en beleefd/
       - Ja, waarmee kan ik je helpen? Maak het kort, want ik heb nog wel wat anders te doen.
       - Ik ben Wim van Oostveld. 
       - Oh, Wim van Oostveld en wat wil Wim van Oostveld?
       - Ik was een hele tijd geleden leraar aan deze school, maar ik kon mijn contract niet volledig uitdienen en nu kom ik kijken of ik misschien weer aan de slag kan. Het deurbelletje rinkelde. 
       - Excuseer, zei de directeur. Hij stondvan uit zijn kantoorstoel op en liep naar de deur en opende ze. 
       - Wel, Stefaan wat nieuws? , hoorde ik.
    Vanuit de duisternis van de gang en vanachter de halfgeopende deur hoorde ik betrekkelijk duidelijk brommen:
       -Wel, directeur, 't is maar, je weet wel, excuseer, U weet wel, ik ben de man niet die vaak om een gunst kom vragen...
    Ik probeerde op allemogelijke manieren de snuit van die Stefaan te zien tekrijgen, maar het lukte niet.
    Ik kon nu weer de draad van het verhaaal oprakelen, want de directeur zei:
       -Kom, Stefaan wat ligt jou op het hart?
       - Wel, daar ging hij weer, ik moet morgeneen uurtje inspringen, want collega Lessor is ziek, maar het komt zo moeilijk uit. 't Is niet dat ik niet wil, want je, excuseer,  U  weet, directeur dat U op mij kan rekenen.
       - Kortom je kan niet komen?, vroeg de directeur.
       - Eigenlijk niet, want mijn vrouw moet tennissen en ik weet het is misschien niet een gegronde reden, maar het lesuur is reeds betaald.
       - Goed, zei de directeur, maar zoek zelf een plaatsverbvanger;
        - Zeker, directeur. Absoluut. U kan erop rekenen, ging het steeds maarverder en de rest werd door de dichtgeklapte deur gesmoord.
    De directeur kwam weer naar de stoel gelopen en mompelde:
       - ...omdat zijn vrouw moest tennisen? Het eerste deel had ik niet kunnen begrijpen. 

    Het was een stille oktoberavond, toen ik naar huis fietste. Betty stond voor het grote raam van de flat naar de avonddrukte te kijken en ik zag duidelijk dat ze me negeerde. 
       - Wat heb ik nu weermispeuterd?, testte ik mijn geweten.
    Ik plaatste de fiets in het stalletje en liep de trap op naar de eerste verdieping. Betty stond nog steeds voor het raam en begon dadelijk:
       - Nu is het genoeg. 
    Ik wou eigenwel weten wat er nu genoeg was, maar ik hield wijselijk - na enkele weken had ik het geleerd - de waffel en wachtte af. Het hoefde niet lang te duren.
       - Komt dat serpent van een Kortrijks wijf hier vanmiddag aangewaaid en het was direct koekenbak!    
       - Wie bedoel je?, vroeg ik al had ik een vaag vermoeden dat ze Stefaans wijf ( excuseer, dame, want van Kortrijk...) bedoelde.
       -  Hoe durf je het te vragen, Stefaans vrouw, natuurlijk. Ze bleef wel beleefd. Ik had ondertussen de schoenen losgeknoopt en toen ik ze in de keuken
      deponeerde, zag ik dat er nog niet aan het eten was gewerkt.
       -Na een halfuurtje spek schieten over haar broers oudste meisje, het mooiste van de sta, presteert zo leuk op school, daarbij haar andere broer, de rijkste van het dorp, heeft alweer een nieuwe auto gekocht...
    Ik kende dat soort verhaaltjes en had er een gloeiende hekel aan, maar Stefaan was een collega en tien was ik blijkbaar nog idealist en wat meer was Stefaan was een geront en een echte, want niettegenstaande de zo genaamde vriendschap kreeg ik steeds een lesrooster met het accent op het laatste deel van het woord.
       - Dan kwam de aap uit de mouw. Of ik niet eventjes tweehonderd frank kon lenen. Maandag zou ik ze terugkrijgen.
       - Tweehonderd?, vroeg ik verbaasd. Waarom liep ze niet naar de bank?
       - Dat heb ik haar ook gevraagd, maar naar het schijnt zijn we vandaag de veertiende en als je dan geld van je bankrekening haalt, verlies je veertien dagen intrest. Jij wist dat natuurlijk ook weer niet, kon ze niet nalaten toch maar eventjes giftig te zijn. 
       - Neen, dat wist ik niet.
       - Die tweehonderd frank was nog het ergste niet, misschien krijg ik za wel terug...
       - Ik ?, dacht ik, maar ze gind al door:
       - Maar die andere vierhonderd frank , die zie ik nooit terug.
       - Nog vierhonderd? 
       - Ja, ze vond dat we die zuippartij van vorig weekend wel mochten helpen betalen. 
       - Zuippartij?, vroeg ik niet begrijpend.
       - Oh, jij weet nooit van niks. Verleden week hadden we toch dat fuifje bij Stefaan thuis.  Wel dat blijkt, althans volgens zijn vrouw, een beetje uit de hand gelopen. Als je denkt dat zij achthonderd frank  aan drank per week zal besteden dan zijn we mis.
       - Moeten wij haar fuifjes helpen betalen?
    Het gesprek was voorbij en het geld...weg!
     
    De directeur lei een paar boeken op een andere plaats alsof hij eventjes wou nadenken of bekomen.
       - Hoe is de naam alweer?
       - Van Oostveld.
       - Van Oostveld, zei hij voor zichzelf, terwijl hij zijn geheugen aftastte, het zegt me niets.
       - Ik was hier voorheen leraar aan de Ambachtsschool en ik hoopte misschien weer aan de slag te kunnen.
    Terwijl hij in een kast achter het buro naar het dossier - het mijne ? - zocht zei hij:
       - Vreemd moment om nu te solliciteren.
       - Ja, eigenlijk wel, maar ik ben vanaf vandaag slechts beschikbaar.
    De telefoon rinkelde.
       - Hallo...Oh, Jos ben jij het?
       - ...
       - Als 't niet te veel moeite kost, mag je hem van die vervanging ontslaan. Goed? Dag, Jos.
    Terwijl hij telefoneerde had hij het dossier gevonden en begon er nu in te bladeren. Plots hielde hij op , las en zei zonder me aan te kijken:
       - Spijtig, maar alle plaatsen zijn bezet.
       -Ik dacht dat U verplicht was me terug te aanvaarden?
       - Nee, nee. U hebt Uw loopbaan - waarom werd ie plots zo beleefd? - onderbroken zonder geldige reden op te geven waarom U afwezig zou blijven en vooral voor hoelang.  We zijn dus helemaal niet verplicht U terug te aanvaarden. Hoe komt U erbij?
    Ik wou zeggen dat de Horecaffer het in de krant gelezen had, maar het zou alweer een lang verhaal worden over wie de Horecaffer wel was...
       - Ik sta eigenlijk op straat, hapte ik naar lucht zoals een vis op het droge.
       - Eigenlijk wel, maar wat wil je  ( héhé) dat ik er aan doe?
    Ik wist het wel, maar vond niet dat het mijn taak was om een directeur van een Ambachtsschool op zijn plicht te wijzen. Misschien had ie wel een klusjesman nodig of een bordenwasser in de keuken. De tranen sprongen mij in de ogen en ik nam het valiesje en liep als in een droom koud en kil naar de gefestoeneerde deur. De directeur zei nog iets, maar ik hoorde verre keelklanken als van iemand die me in een totaal vreemde taal aansprak. Toen zag ik plots dat mijn schoenen tot op de draad versleten waren en in maanden niet meer degelijk gepoetst.

    Het koor van de Serafijnen:
    Eerwaarde Moeder-Overste ( wijsvinger tussen de pagina's van de Navolging van Christus) : " Wat moet er van jou geworden? Je ouders zo'n christelijke mensen , en jij...de grootste leugenbrok van het dorp".
    De Groten van Oostveld( ...hij zit te schijten in het raapveld): ...dat zal nooit een broek aan zijn kloten hebben! 
    Toon ( vanuit de halve deur van de paardenstal): Dag, Pastoor!
    De Kwakkel ( wijsvinger op de ademsappel): Jij die voortdurend zondigt tegen het zesde gebod. Jij die de zuiverheid van de priesters bespot. Jij die de onschuldige knapen in het verderf stort.
    Mijn hospes uit Leuven ( verfkwast in de hand): Jij geslaagd? Een schande voor de hele universiteit !
    Chef Gevaert ( lallend aan de tap): Jij, jij raakt ,og eens in de jail.
    Moeder ( erwten peulend): Wat zullen de mensen daarover zeggen?
    De Horecaffer: Jij, jij bent de slechtste nog niet.
    De rechter van instructie: Het is niet aan mij om over jou een  oordeel te vellen, schrijf toch maar verder!
    Geo van Deksele( het hoofd in de rechter ( natuurlijk) hand rustend en zoals Berten Rodenbach met de wijsvinger een kuiltje in de wang drukkend): Als jij denkt met "mijn" zuil ( wablief...) te kunnen spotten, dan heb je het verkeerd voor. Zelfs Jean-Pierre van Rossem...
    Moeder: Wat zullen de mensen daarvan denken...

    Ik stond - plots - weer, met het valiesje in de hand gekneld, op straat, de Oordjesstraat en zag toen de ellenlange rij auto's en op de stoep pêle-mêle door mekaar  de brommers. Ik voelde me hulpeloos, zo klein. Ik had nog negenduizend frank op zak, maar geen dak boven mijn hoofd en zelf de zo christelijke zuil, wist met haar " Zwarte Schaap" geen uitkomst. Nochtans was er ooit iemand ( homo quidam...) die over meer vreugde sprak  omtrent een verloren schaap dan omtrent een ordinair kuddedier, maar misschien sprak hij maat in clichés of was hij uitermate naiëf.  Ik stak de straat over richting bushalte, maar hoewel ik reeds voor de helft het zebrapad gedwarst had, moest ik plots achteruitspringen om een dure slee door te laten rijden. Stefaan aan het stuur, die zich naar huis haastte, want hij kon die zieke collega niet vervangen, daar zijn madam moest tennissen.

    HOOFDSTUK 3 : Hoe kon ik weten dat het ooit voorbij zou gaan...? 

    De bus reed doorde oude Gentpoort, symbool van een groots verleden. Ik zat op de laatste, lange bank met het valiesje op de knieën geprangd. Ik zat alleel op de bus en na een schuchtere poging bleek de chauffeur ook niet de grote praatvaar te zijn. Tijdens het rinden door probeerde hij zijn boterhammen  binnen te duwen en vooral het geklungel  met de thermosfles maakte mij nerveus.
       - Wanneer  arrivezren we aan de Hoorn?
       - Nooit, met volgepropte mond.
       - Nooit?
    Hij dronk een slok mauwe koffie en ik dacht aan de verdwaalde bus van Steinbeck, maar ik bleek hem niet begrepen te hebben.
       - De busroute is totaal veranderd, we rijden nu van de markt rechtstreeks naar het station van Dasheem. Hij nam alweer een felle hap en had een beetje moeite met de dikke plak ham die tussen het brood geplet lag.
       - Waarom niet meer naar de Hoorn?
    Hij kwauwde met smekkende geluiden en aan de hoek van de mond zag ik sporen van mosterd en hij haalde zijn schouders op mom aan te geven dat ie daar juist al alng genoeg gepraat had.
    Ik ging weer achterin de bus zitten. We reden nu in de buitenwijken van de stad. Lange straten rijhuizen - lintbebouwing - met geen streepje groen. Egaal bruine gevelstenen, ramen wit geverfd - het staat zo levendig, nietwaar Marie? - en voordeuren in eikenhout gekleurd. De bus moest tussen degeparkeerde wagens in te smalle straten slalommen.
    Ij was dus op weg naar het dorp, want thuis heb ik nog een ansichtkaart, waarop een kerk, een kar met paard...Hoe was ik op het idee gekomen om terug te  keren? Naar de roots? Geo Van Deksele zal alweer in het vuistje lachen.
     Toen ik de deur van de Ambachtsschool  achter me dichttrok, ben ik naar een bank in de straat gestrompeld. De ontgoocheling viel over me heen en ik kreeg weer één van die buien. Wat zat ik hier eigenlijk te doen? En de Horecaffer was er niet om mij op te beuren. Ik had er vroeger ook al alst van gehad , die buien van onwetendheid. Opstaan. Ontbijten. Werken. Middagmalen . Werken. Avondmalen. Slapen. De morgenstond heeft goud in de mond, maar alweer opstaan, ontbijten. Waarom dan? Na - met een beetje geluk - zeventig jaar ben ie vijfentwintigduizend vijfhonderd en zevenzestig keer opgestaan, heb je zovele malen ontbeten, dan duwen ze je onder de zoden. Waarom verder jakkeren? Toen in in de verte twee ex-collega's, druk gesticulerend , zag naderen , nam ik het valiesje en liep weg in de richting van café 'De Toekomst' en om hen pijnlijke ontmoeting te besparen, bovendien geloofwaardige excuses zijn vandaag de dag niet in de aanbieding.

    De deur van café 'De Toekomst' was nog even moeilijk open te duwen, dan voorheen. Vroeger, godverdomme hoe lang is  dat reeds geleden (?), was ik de enige  die met één poging de deur kon openkrijgen. Janten , de kastelein, had eens in een helder ogenblik gezegd:
       - Wim is een kroegspecialist ik zie dat direct. De anderen hadden vettig gelachten, maar er was toch een zeker jaloersheid in hun ogen te bespeuren.
    Ik stond met in de enehand de kaduke deurklink en in de andere het valiesje. ( Stel eventjes dat Prof. Dr. A. Westerlinck nog zou leven dan had ie reeds een ewamenvraag. Aan mij vroeg ie eens hoe vaak er in Don Quichot een herbergscène voorkwam...en godverdomme ik wist het niet!) Vier paar ogen in zich omdraaiende kopppen, want de tapkast stond nog links van deur  in de verre hoek. Er werd geen woord gezegd. Ik ging aan een tafeltje zitten waar vroeger de flipperkast gestaan had. Rechts in de hoek stond nu een snookertafel in plaats van de carambolebiljart.  
       - Eén pint, aub, zei Janten en schoof het glas bier over het tafelbladnaar mij en liep vervolgens terug naar de tap. Hij had mij herkend, want een kastelein vraagt niet aan goede klanten wat ze  drinken, hij weet het gewoon. Toch zei ie niks, maar aan de tap werd er wel gesmoesd.
       - ...de schoolmeester die zijn wijf vermoordde...
       - Godverdomme, Chaf, we zijn niet doof.
    Janten draaide onder de tap aan de radioknop en buiten een malloot die over het meisje van de buren die met haar fiets praatte ( waar halen ze het?) zong( nou), hoorde ik niets meer. Janten grijnsde met breed opengesperde bek en nu wist ik het zeker: hij wist wie ik was, maar voor hem was het voorbij.
    De tooggangers spraken nog verder over mij, alhoewel ik hen niet hoorde, maar nu en dan was er één die schichtelijk in mijn richting probeerde te kijken, doch lomp als ze waren, kon je er niet naast kijken. Omroeper Ro Kluns moest nu en dan een andere plaat aankondigen en toen werd het even stil in de gelagzaal en zo ving ik onvolledige flitsen op: 
       - ...gespuis gezeten? 
       - Loop niet weg...
    Ik lei dertig frank - straks moet ik eens narekenen hoeveel overblijft - op het tafeltje, nam het valiesje en verliet café ' De toekomst'. 

    Aan de halte buiten de stad stapte er een tweede reiziger op. Hij vroeg een kaartje tot aan de markt en bleef naast de chauffeur staan. Ze begonnen een intens gesprek over voetbal, maar buiten een paar woorden die ze iets meer accent gaven, kon ik niet begrijpen.
    De weg kronkelde steeds zoals vroeger, want de oude wegenbouwers hadden de karsporen gevolgd en de karren wiegelden van de ene vaste plek naar de andere, want zo dronken zullen de voerlui wel niet steeds geweest zijn. De velden, weiden, boomgaarden waar de karren ooit tussen dokkerden zijn niet meer te zien. Aan de boord van de slingerende weg werden huizen gebouwd.+ Kasten van huizen. Witgekalkte huizen. Pronkerige huizen. Kortgeschoren gazond accentueren de onnatuurlijkheid. Artificiële rozenrijen zomen de kiezelpaadjes af en de opzichtige wagesn  staan voor de garagepoorten en naast de voordeuren wiegelen lantaarns in de wind en staan de wagenwielen nutteloos te zijn. De canadapopulieren zijn weggedrukt door de Japanse kersenbomen, maar de bus slingerde verder.
       - Markt, roept de chauffeur me wakker. Nog ongevier drie kilometer naar de Hoorn, voegt hij er aan toe.
       - Ik weet de weg, stel ik hem gerust en met het valiesje in de hand stapte ik van de bus het marktplein op, waar ik dadelijk van onder tot boven door twee pratende vrouwen, leunend op de fiets met zware boodschappentas, gekeurd werd  , want hun gesprek stokte onmiddellijk.
       - De markt, dacht ik.
    Het gemeentehuis  in Zeeuwse stijl uit de achttiende eeuw stond er nog met overal bloedrode geraniums op de vensterbanken. Dr. Weyns noemde het ooit : " het mooiste raadhuis van Vlaanderen", maar het marktplein hadden ze ( wie eigenlijk? toch maar deftig naar de kloten geholpen. Alle trapgeveltjes in die goeie , ouwerwetse roodbruine bakstenen  waren met verf besmeurd. Die ouwe steentjes werden in het dorp gebakken. Eeuwenlang. Handformaat.

    Dreten van de Magere Rozen was al minuten lang aan het pingerlen om een prachtige tol  met op de bovenzijde kleirrijke spijkers te vermangelen tegen mijn fellichtende koperen pen.
       - Ik geef mijn pees toe, drong Dreten aan. 
    Ik liet me niet van mijn stuk brengen, want de tol interesseerde me wel, maar pezen kon niemand beter vlechten dan vader , want toen hij paardenknecht was, had hij er duizend in de spookkot gevlochten.
       - Je kan je tol aan je gat plakken, lispelde ik vanachter mijn hand  en ik zag hoe Dreten verdrietig keek, want hij had zijn ideeën op die pen gezet en Dreten was steeds de laatste van de klas  en wist niet meer in welke klas hij thuishoorde, want hij had al zo dikwijls een jaar - godverdomme, wat is een jaar? - overgedaan, maar als ie ergens zijn gedachten opgezet had, dan was ie als een bandhond die in een stok beet en van geen loslaten wil horen. Ik zag hem nu nadenken en in de zakken graaien om de wisselbuit nog te vergroten.
    Het was een heel eigenaardige pen. We hadden er nog geen naam voor. Mijn oom, moeders broer, priester en grote Vlaamse Kop, had ze uit Engeland meegebracht. Zewas koperkleurig en als je aan de ene kant op een knopje duwde, kwam er aan de andere kant een punt te voorschijn en daarmee moest je dan schrijven. Je  kon er nette, fijne , blauwe lettertjes mee schrijven en wat nog beter was, als je over de letters wreef, maakte je geen vlekken.
       - Godverdomme, een pen met droge inkt, had Toon bewonderend gezegd, maar Moeder Overste hield wel van pennen, maar veel minder den krachttermen.
    Na een halfuurtje wist ik echter ook dat er in het pennetje een veertje zat en nadien ging het schrijven iets minder vlot, maar het bleef een aanlokkelijk ding.
       - Einde les gewijde geschiedenis, blafte Seppen. We borgen zoals elke middag ond boek gewijde geschiedenis weg, want steevast deed de elsboer elke middag zijn dutje en wij maar prentjes kijken. Adan en Eva, bijna naakt.Alweer een cliché, maar 't is, godverdomme beste Geo, mijn fout niet dat de   uitgevers van boeken gewijde geschiedenis altijd dezelfde prenten afdrukken. Jezus verdwaald in de tempel. Met zo'n onnozel smoel mag je nog van geluk spreken dat je alleen maar verdwaalt. De wonderbare visvangst. Een lege maand en twee vissen op de grond. Amaai.
       - Vaderlandse geschiedenis, kondigde Seppen aa,.
    Dreten trok zich nergens iets van aan en opende de aanval opnieuw.:
       - De tol, de pees en morgen een zak mispels.
       - Smoel toe en vreet zelf je mispels, want als ik een les niet wou missen, dan was het vaderlandse  geschiedenisles. Toen reeds. 
       - Wie was er al in de steenbakkerij?, vroeg Seppen. Ik schrok even, want dat leek vreemde geschiedenis , maar ik was vorig jaar in de steenbakkerij.
    Het was nog donker toen moeder me van bed kwam lichten, want broer Jo mocht niet wakker worden. We sliepen met ons beiden in een twijfelaar, wat voortdurend problemen meebracht, nog niet met de zuiverhied, maar met plaats. Het bed stond achter een gordijn op zolder onder de pannen. Toen ik in mijn nachtgewaad in de keuken kwam, stond vader in een grote braadslee dikke plakken spek te braden .
       - Ga je maar wassen bij de pomp en je kleren liggen in de stoel onder de klok, zei moeder en   ze begon brood te maken. 
    Ik ging buiten tegen de muur staan pissen, want hetpisbakje was op manshoogte opgehangen en aangezien Smet Doore - maar Smet jij zijt een beer... - , die het bakje had opgehangen, nogal groot was, kwam ik ellen te kort. Na een korte prrr aan de pomp huiverde ik weer binnen  en vader zat reeds aanstekelijk te eten. 
    We reden met de fiets naar de boerederij van grootva en daar spande vader toen twee Brabanders, Mina en Rabbi, in. Ik wist dat vader nu perfekt gelukkig was. Hij mende de paarden naar buiten, liet ze twee blokwagens  uit de wagenschuur trekken en dan hobbbelden we over de kasseiweg naar de steenbakkerij.
    Vader en ik zaten dicht teegn mekaar met de voeten op de dissel stil te zijn. Ik voelde de warmte van vaders lijf door mijn eigen dunne jasje stromen.
    Plots kreeg ik een lichte schop teegn mijn onderbeen en keek om en zag Dreten allerlei snuiten trekken, waaruit ik kon afleiden  dat hij alle hoop nog niet opgegevn had. Maar de meester hoord eik zeggen:
       - De steenbakkerij is één van de oudste uit het land. Als je nog eens mag naar de zaterdagmarkt in de stad, bekijk dan maar even het belfort. Met stenen uit onze steenbakkerij gebouwd. De mensen maakten een lange rij vanan de steenbakkerij tot aan de markt en de stenen werden hand in hand doorgegevn. Bij de avondklok liet elkeen de steen , die hij op dit moment in de hand hield, vallen waar hij stond nen des ochtends nam hij de steen daar precies weer op en gaf hem door. Niet allen de Halletoren dat zinnebeeld van vrijheid en macht, maar ook de O.-L.-Vrouwekerk symbool van nog meer macht, misschien, werd met ons steen gebouwd.
    In die rij had ik willen staan. Bij elke steen die ik dan doorwierp zou ik:
       - Hop, geroepen hebben.
    Terwijl we stenen gooiden, zou Tuur roepen:
       - Kijk Jan Breydel.
    Breydel liep voorbij. Groo, sterk. Met een grote gekrulde Knevel onder de neus, zoals grootvader van moeders kant, want die was ook slachter. De beenkappen blonken in de zon en in de gordelkoker flitsten de messen en de bijl.
       - Ga je d'er nog eentje slaan?, durfde Tuur brutaal  terwijl hij een steen naar Bert wierp.
       - Godverdomme, Dreten  blijf van mijn gat. Ik vermangel niet nog voor geen duizend frank.
       - Wel, Van Oostveld, moet jij niet luisteren?
       - Je, zeker meester.
       - Vroeger waren het allemaal open ovens. Er werd terplaatse gebakken en als de streek leeggebakken was , verhuisde de oven. Denk maar aan de vele namen van de wijken : de Tichelhoogte, de Steenoven...
    De bel klingelde en we kletterden op onze klompen naar buiten en ik rende als een haas om van Dretens gedrens af te zijn.

    De huizen op het Marktplein waren nu bepleisterd en geverfd in felle, helle kleuren en soms in een iets lieflijker pastelkleur . Schreeuwlelijke reclameborden voor worsten, taarten, hondenvreten, BH's, slipjes en TV's "sierden"  nu het plein en de mensen bromfietsten er tussendoor of slalomden met de wagen de klinkers op een hoop . 
    Ik liep met het valiesje stevig in de hand richting den Hoorn. Vlak voorbij de markt was er een pleintje, ik wist het nog, maar nu was het bijna niet meer te zien, want een grote, wilde, maar wit-bloeiende vlier groeide het pleintje dicht. Toch stond het waterputje er nog. De ronde kuip was in grijze, afwisselend gele, bruine kalkstenen opgemetseld. De horizontale eiken balken met versierde krullen op het uiteinde torsten het beschermende afdakje dat met schaliën toegedekt was . Het was een waterputje  zoals op nieuwjaarswenskaarten werd afgebeeld zonder sneeuw op het dak en ook het roodborstje en het tedere reebokje ontbraken. Aan de voorkant hing de nauwelijks te ontcijferen koperen plaat. Ze keen naar de Vrijheidsboom, neen, niet de echte, want die was al lang omgehakt en vervangen door een café. Voor wat hoort wat. 
       - " Uit dankbaarheid van de bevolking voor onze bevrijders uit Canada", kon ik vanop  de bank lezen of had ik het nog uit  mijn kinderjaren onthouden?

    Een week lang hebben we hele middagen lang, 't hing ons de kloten uit,  het Canadese volkslied gerepeteerd. Het moet me wat geweest zijn, de boerenkinderen in de klas die nog nooit een Engelse klank zo groot als de kerk, vijfendertig meter dus, hadden gehoord en dus maar ginge n bekkentrekken.  De nob met het stalen maagdenvlies en de hoedster van het zesde en negende gebod, werk aan de winkel, stond vooraan op het podium van de gym- of feestzaal, al naar gelang, metde armen te zwaaien. Seppen, de lesboer en gewaardeerd gatlikker, wees met de fameuze stok, hij liep op het einde puntig uit, de tekstregels op het bord aan.  Gelukkig moest in niet meezingen, gezien de brouille tussen mijn moeder enerzijds en de non en Seppen anderzijds. Dat was mijn vorm van partij kiezen. Toen Toon plots, want hij was onberekendbaar, het fameuze soldatenlied Lili Marleen,maar in eigen versie begon te lallen: 
       - Voor de kazerne voor die open poort
          Staat er 'n laterne en dat wijf ga' voort...,
          maar z'is gepoeierd tot in haar hol...
    Bert , Tuur en ik ( inderdaad ook) proestten het uit. Stante pede werd ik door Seppen deskundig afgetouwd en dat was mijn manier om aan de strijd deel te nemen.
    Op een pracht van een najaarsmiddag stonden wij dan, de dorpsjeugd, gewassen, geboend, gekamd en ontluisd , de oorlog  was voorbij, op het pleintje achter het stadhuis. We hadden allemaal een ruiker bloemen meegebracht. Toon was het alweer vergeten en hij liep de rij af: 
       - Een bloem of een watjekouw op je smoel, zei ie tegen de jongens en tegen de wijven:  
        - Een bloem of anders pak ik je schreve...
    Toon stond te pronken met de mooiste tuil, maar Seppen kwam toen toch nevens hem staan, want hij betrouwde blijkbaar Toons zangcapaciteiten niet. De Canadese ambassadeur sprak de menigte toe. Geen mens begreep er een bal van. Wij zongen het Canadese volkslied. Geen Canadees begreep ereen bal van. De burgemeester met een naam om elke Vlaamse nationalist een bloedopdrang ( voor Vlaanderen weliswaar) te bezorgen trok in samenwerking met de ambassadeur de beide nationale vlaggen weg en daar stond:De Waterput.
       - Godverdomme, een waterput, zei Siere van achter de tap. Wat is me dat voor een monument? 
    De Tjikken, notoire dorpshistoricus, dronk zijn glas leeg, schoof het naar Leen en knikte waarop Leen dadelijk zijn glas volta^te...en hij boerde:
       - Oh, godverdomme, Siere, wat weet jij van monumenten. Dat is symboliek, vent.
       - Symboliek van mijn ballen. Geef toe een zwakke tegenzet van Siere, maar hij gebruikte die wel meer.
       - De hamer en de sikkel is de enige juiste symboliek, zei Mossel al was het maar om de onvolprezen kaloot, de Tjikken, te koeionneren.  
    De Tjikken  had blijkbaar niet geluisterd of was ie te zat, want hij ging onverstoord door: 
       - Vroeger, dank je Leen ( hij nam een flinke slok), hebben de Oostenrijkers daar een diepe  waterput gegraven en het pompje viel nooit droog. Menig keer ( de Tjikken droei zich om en keek de gelagzaal in en zag de Dikke Meire knikken ) heeft het water van dat pompje, godverdomme, het leven vande dorpsbewoners gered. Het pomp was oud en versleten en daarom die prachtige waterput opgedragen aan alle Canadezen die op onze grond hun leven gaven voor onze vrijheid ( er was geen mens in de Sportvreind die tjankte!) 
    De Dikke Meire liet een scheet en zei teegn Spinde:
       - Jouw beurt.
    Spinde kalkte de pmerans en zei:
       - Mieledju, Dikke, je bent verrot, want je bent nog niet dood en je stinkt al. De Dikke Meire grijnsde. 

    Ik moest nu maar eindelijk eens naar de Hoorn lopen, want hier kon ik niet blijven  zitten. Plots stond er iemand vlak bij me. Waar kwam die vandaan? Ik liet mijn ogen van op de voeten van de man, hij droeg ordinaire zwarte mocassins, langs de broekspijpen, over de jas naar het
    gelaat glijden. Toen zag ik het eerst, aan de kepi, het was de veldwachter.      
       - En,
       - Alweer, dacht ik, maar ik kon niet zo direkt een antwoord vinden en keek ondertussen baar het gelaat van de veldwachter en hij zag er niet zo kwaad uit. 
       - Naam?
    Ik dacht eerst te vragen wat er aan de hand was of ik misschien iets uitgevreten had, want ik vond hoe langer hoe meer mijn combativiteit van weleer terug, maar hield me toch gedeisd:
       - Van Oostveld, zei ik.
    Ik zag hoe hij de naam in gedachten steeds herhaalde, omdat hij ergens ver weg een lichtje zag branden, maar het niet volledig kon thuiswijzen.
       - Van Oostveld, zei hij uiteindelijk.
       - Ja, Van Oostveld, antwoordde ik.
       - Heb je hier familie...Van Oostveld...eh...eh...?
       - Wim is de voornaam. Familie? Zovaal als er inwonders zijn.
       - De plezantste thuis?
    Hij was toch prikkelbaar. Typisch  voor de plattelandsbewoner  tegenover het onbekende. Vooral als de onbekende nog schraal gekleed loopt en een onooglijk valiesje draagt. 
       - Ik bedoelde slechts, veldwachter, dat de clan Van Oostveld zo groot is dat  bijna iedereen via via familie van me is.
       - Ik ken vele Van Oostvelds, zei de koddebeier. Hij pauzeerde enik voelde dat het ging komen:
       - Godverdomme, Wim Van Oostveld, natuurlijk. Jij komt uit de bak.
       - Ja, zei ik. Wat moest ik anders zeggen?
       - Wat kom je hier uitspoken?
       - Ik weet het niet.
       - Waarom bleef je niet in de stad, daar zullen ze je minder met de vinger wijzen. ( Stilte) Apropos, heb  je werk?
       - Dat kom ik hier zoeken, lachte ik.
       - Oh jij godverdomme,  vroeger was er hier werk. De steenoven, de melkerij, de meubelfabriek, maar nu. Amen en uit.
       - In de stad is er ook geen werk, probeerde ik algemeen te zijn en hij had het blijkbaar begrepen, want hij vroeg uitermate voorkomend :
       - Wat deed je voordioen?  
       - Ik was leraar, maar midden in het schooljaar hoef je niet te solliciteren. 
        - Zouen ze je nog aanvaarden?
        - Ik weet het niet, misschien wel, loog ik. Pauze.
    Ik liep het trottoir op en hij volgde mij. Hij lei zijn zware boerenhand op mijn schouder. Ik kende dat gebaar.
       - Je gaat hier toch niet van je duivels dromen, Wim? 
       - Waarom? Hier heeft niemand me iets misdaan. 
    Hij glimlachte.
       - Misschien vind ik wel werk op een boerderij? Hoe zegde mijn moeder dat weer? De kost van huis is de helft van 't werk. 
       - Ja, zei de wetsdienaar, ik heb Reina goed gekend. Ik kocht er altijd de kleine pakjes sigaretten, want ze was de enige in het dorp die de kleine pakjes verkocht. Vijfentwintig sigaretten was me te duur. 
    Ik zweeg en was eigenlijk bezig in de verre nevels van mijn geheugen te zoeken wie de veldwachter wel zou kunnen zijn. 
       - Ik heb je vroeger niet gekend, ging hij verder en hij bleek niet meer te stuiten. Jij was al weg, getrouwd waarschijnlijk. ( Ik dacht dat hij even kleurde , maar zijn gezicht was zo rood dat het moeilijk te merken viel.) Wim, je bent toch wel een jaar of vijftienouder dan ik? Vaneenen vijftig in de zomer. 
       - Precies vijftien jaar, antwoordde ik.
       - Zie je wel! Hij liet mijn schouder los en sloeg vrij onzacht op mijn rug en zei:
       - Tot ziens, maar in het dorp is er geen herberg meer.
    Nu liep ik eindelijk alleen verder  en hoorde hem nog roepen:
       - Waarom schrijf je nog  niet eens een boek en geef ze nog maar eens tegen hun kloten!
     Ik begreep hem.

    Het was op een druilerige ochtend, dus niet zoals in een schoolopstel, want die beginnen meestal met de woorden: op een mooie dag! Het lijken wel Amerikaanse TV-feuilletons, want daar is het altijd stralend weer als de president maar niet meespeelt. 
    Het raampje achter de tralies was beslagen. De deur vloog open en:
       -Morgen, riep de Horecaffer ietwat te luid, dus had hij alweer nieuws. 
    Hij wierp een groet bruine enveloppe op het tafeltje.
       - Post, riep hij alweer.
    Ik bekeek de enveloppe en kon ze niet thuiswijzen, want er stond geen tegenadres op. Ik lei ze opzij en scheurde het pakje rode bastos open. 
       - Ben je niet nieuwsgierig?, vroeg de bewaarder.
    Ik mocht het hem niet aandoen en eigenlijk was ik zelf ook brandend curieus en scheurde de bruine enveloppe open.
       - Een tijdschrift , merkte ik op. Het was een beetje een bizar blaadje. Links boven stond de poststempel die drie en een halve frank aangaf.  De titel van het tweemaandelijkse  tijdschrift  was moeilijk te ontcijferen, want grillig gedrukt. 
       - Spelenderwijs, spelde   ik.  
       - Ja, zei de Horecaffer.
    De pagina's van het tijdschriftje waren samen met het adresetiket samengeplakt. 
       - Wim Van Oostvelt , las ik.
    De Horecaffer blijkbaar ook, want:
       - 't Zal niet veel zaaks zijn, want ze kunnen je naam nog niet correct spellen.
    Terwijl hij zijn mening gaf, zag ik dat het huisnummer uit het adres met een zwarte viltstift weggekleurd was. Eindelijk snapte ik het, want ook Homeros slaapt wel eens. Het was een tijdschriftje van de Bond van de grote en jonge Gezinnen.Het was weer eeen van die zetten van mijn moeder. Ze had, zo maar, voor mijn welzijn, ik kan er ook niks aan doen, Geo, mij als lid van de fameuze bond vogelen om ter meest opgegeven.   Hoe het kwam, wist ik niet, maar ze spelden niet alleen mijn naam verkeerd, doch ze hadden ook een verkeerd huisnummer genoteerd: 41 in plaats van 39. Geen al te grote ramp, want ik zou overigens het tijdschriftje niet gemist hebben, maar anderzijds was mijn buurvrouw een blauwkous van zeer hoog niveau en als Dolf vond dat ordnung müss sein, dan was dit nog, althans voor haar, zeer zwakjes uitgedrukt . Om de twee maand deponeerde ze het blaadje in de bus en om de twee maand zwiepte ik het in de vuilnisemmer. 
       - Godverdomme, stuurt ze dat kreng naar hier, vloekte ik.  
       - Weet je waar het vandaan komt?, vroeg de Horecaffer.
       - Natuurlijk, antwoordde ik spontaan.
       - Maar goe ook, zei ie, want kijk eens en hij lei zijn met een prachtige rouwnagel versierde wijsvinger op het blaadje naast de poststempel van drie en een halve frank.    
    De tekst was met rode stift in kapitalen geschreven.
       - PROFICIAT   wIM DAT JE HET ZO VER GEBRACHT HEBT ! NU TEVREDEN?    
       - Waarom begint Wim met kleine letter? , vroeg de bewaarder.
    Ik wist het niet. Maar ik vroeg me, godverdomme, wel af waarom dat klerewijf zo maar 'mijn' post kon bekliederen?  Als er een remedie teegn de liefde bestond dan wel deze onderwijzeres, die ooit mijn buurvrouw was geweest. Een plank met een gat d'erin en dan nog.  Moe van groeien van naast de deur had ik haar altijd genoemd en Betty vond het maar niks. Misschien kon ze tegen de betweterige arrogantie  vandeze schoolmummie niet op: brilletje op het te kleine propneusje, een kop met schapenkrulletjes versierd, kom nou...Een lijfje waarvan Mossel steevast zei:
       - Twee keer duwen en aan de andere kant gaan zien of ie d'er nog niet doorkomt.
       - Beunhaas, zei Fiks Karre.
    De Horecaffer was stilletjes   weggeschuifeld. Hij begon me te kennen.

       - Ik begrijp je, riep ik de veldwachter achterna, maar ik sleog een belabberd figuur, want hij was al achter de hoek verdwenen om vlug te vertellen: 
       - Weet je wie d' er hier ronddoolt?Wim van Oostveld! 
    Ik keek vlug eventjes rond, maar niemand had het gezien dat ik voor mezelf uit op straat stond te roepen, alhoewel ik toch eventjes een gordijntje achter het venster van de Vrijheidsboom zag natrillen. 
    Ik liep voorbij de barokkekerk uit de acttiende eeuw. Die smeerlappen van die Geuzen hadden de Romaanse kerk met de grond gelijkgemaakt, maar nu heb ik, gelukkig, Louis Boon gelezen, maar enen of andere baron le Bailly de Tilleghem blijkbaar niet, want het was bovendien chronologisch ook niet mogelijk en het zou niet veel hout gesneden hebben, daarom werd de kerk opnieuw gebouwd. Barok. Het kon niet duur en kitscherig genoeg zijn en de steenbakkers, tichelaars, kolenbranders en ander gespuis zouden afdokken tot hun ballen gelijk hingen. Een niet al te baronniaanse uitspraak, maar het kwam toch op hetzelfde neer. De geesten moeten onze baron ofte Baljuw van Tillegem ( nu zou de koddebeier van Tillegem heten. Prozaisch.) niet zo gunstig gezind zijn geweest ( te weinig in de schaal gelmegd...of eruit gerausjd...?) want in de zevenentwintig brandde het hele St.-Lambertuszootje bijna af. Gelukkig was d'er Bruinen de Cloet, niettegenstaande hij nooit zijn Pasen hield, die een groot deel van het bluswerk voor zijn rekening nam.
     Zei de bisschop ( het ereteken van St.-Donatianus opspellend): 
       - Proficiat, Camiel...en hoe komt het dat je zo moedig was? 
       - Zat zijn, eh, menere.
    Vroeg Tuur aan mij ( Wij, de misdienaars...)
       - Noemt Bruinen Camiel?
    Ik trok de schouders op, want:
    Zei de burgemeester ( een fluwelen broek overhandigend) :
       - Ties Camille kefeliciteerd van de keel kemeent..
       - Vansgelijke, zei Bruinen  de Cloet.
    De keien van de Oude zakstraat waren puntig en scherp en de straat nog even smal en kronkelend. Hier had tante Lien, vaders oudste zuster, gewoond. Ze dreef er een winkeltje in ellewaar en klompen. Mooie combinatie. Haar man, hij had het buskruit niet uitgevonden, verkocht ( alhoewel ) kolen en meststoffen., maar plots werd de engte van hetdorp te versmachtend voor hem. Op een koele voorjaarsmorgen zijn ze dan vertrokken...naarVirton. Hij had ern een boerderij gekocht of gehuurd, wie zal 't ooit zeggen? en hij zou eens tonen wat boeren was. De Walekloten. Vader hielp met de verhuis en toen ie na een week met Sinten terugkeerde zeiden ze allebei: 
       - 't Zal niet alng duren.
    Het heeft niet lang geduurd. Het eerste wat hij ging kopen was een paard.
       - Godverdomme, wat is een boer zonder paard, Lien? 
    Hij liet zich echter een oor aannaaien van Wallonië tot hier en kwam thuis met een wilde, ontembare hengst. Het beest kroop op alles wat bewoog, alleen de  gierpomp liet ie met rust, maar op een dag kwam oom des morgens de paardenstal binnen en hij kreeg me daar zo'n dreun op de hersenen dat ze de specie van de muur konden krabben. Tante keerde dan maar terug om ellegoed te verkopen.   

    Ik was al een heel eind langs de grote weg richting de Hoorn  gevorderd , toen er een auto naast me kwam gereden en aanzienlijk vertraagde. Ik liep rechtdoor en negeerde de wagen volstrekt. Ik hoorde de motor zachtjes slurpen en:
       - Wim, riep er iemand.
    Ik keek om en zag een blauwe, lichte bestelwagen met een lachende tronie uit het portierraampje. Ik aarzelde even, maar dan
       - Godverdomme, Bert en ik bekeek de blauwe bestelwagen , waarop in onbeholpen letters: KARWIJBEDRIJF stond. Ik wist wel beter, maar dat was dan ook alles!
       - Stap in!
       - Ja, je kan me afschudden aan de Hoorn.
       - Dat past, want ik moet dringend naar St.-Georges.
    De bestelwagen begon schokkend verder te rijden en we zwegen. Ik had had het valiesje op de knieën geplaatst. 
       - Godverdomme, Wim, wat  kom je hier uitspoken?, vroeg Bert een beetje altijd te vrolijk.
       - Weet jij het Bert?
       - Ik weet het Wim, maar dat neemt niet weg dat ik mag vragen wat  je hier komt doen?
       - Natuurlijk mag je dat, maar eerlijk, Bert, ik weet het niet.
       - Godverdomme, Wim, geef toe, je moet toch op je ketel  gevallen zijn om precies naar het dorp terug te keren. Ze zullen katoen geven. 
       - Echt, Bert, toen ik de poort  achter mijn gat hoorde dichtvallen wist ik het ook niet. Alleen mijn valiesje had ik nog ( ik streelde hetzo waar...) en ik dwaalde rond, gedreven naar plaatsen waar ik vroeger was.
    Ik moest eventjes op mijn onderste lip bijten en om mijn ontroering nog beter te verbergen probeerde ik luimig:    
       - Heb jij geen werk voor mij ? 
       - Kom, Wim, je hebt twee linkse klauwen, maar je werkt wel rechts.
    Bert moet eventjes verstrooid geweest zijn, want hij ging plots nogal uitdrukkelijk op de rem staan en met een vinnige slalom een traktor ontwijken. 
       - Pfffttt..., floot Bert  en zie je 't onderwijs niet meer zitten?
       -     Neen of eigenlijk ...godverdomme wat moet ik daar op zeggen!   
    We reden in stilte verder en in de verte zag ik de vroege vijftiende eeuwse boerderij Hof ten Tinhout opdoemen.  
       - Oh, Bert, ik weet het niet meer, zei ik en keek naar buiten, want mijn ogen werden vochtig...  Ik heb het opnieuw op school geprobeerd, maar het is de gepaste tijd niet, maar ze zullen me nooit meer aanvaarden. Ik voelde het, want wat moet le van die schijnheilioge kliek verwachten? 
       - Hier zijn er voor jou ook geen prijzen te schieten!
       - Ik weet het, Bert, maar wat moet ik doen?
    Bert zweeg. We stonden al een tijdje stil aan het kruispunt De Hoorn. Ik opende het portier, nam het valiesje en stapte uit.
    Bert sloeg rechts af richting St.-Georges. Toen hij een paar meter gereden had, stopte ie en door het openstaande portierraampje riep hij:
       - Was dat boek wel een goed idee?
    Ik stond daar en keek verbaasd op de bespatte achterzijde van de bestelwagen die in de verte verdween voorbij de Afspanning in de richting van St.-Georges. Alle achtkanten waren verdwenen, het wegdek geasfalteerd en aan de rand van de weg waren nieuwe  boerderijtjes gebouwd. Diepe, grote vensters, wijde garagepoorten tussen de gespikkelde stenen in handformaat en naast de voordeur een stallantaarn en wagenwiel.  Al was het een beetje buiten de richting naar het dorp, toch liep ik endje in de richting van de Afspanning, want daar had tenslotte mijn moeders vader gewoond. In elf had hij de doening laten bouwen. 
       - Ik kwam de maandagmiddag thuis van de markt, Wim, zei mijn grootva , en ik zei tegen Munck, de metser , ik heb al genoeg verdiend om je een hele week te betalen. Toen dronk hij zijn glas leeg, want zuipen dat kon ie als geen ander, maar hij had geld genoeg en bij de pastoor scheelde dit een aflaat! 
    Het moet een mooi huis geweest zijn en zo leefde eht ook in mijn herinneringen, doch nu was het iest anders geworden. Het oprijhek hing schots en scheef de linkerzijde teegn de zijgevel van het huis en de rechterkant tegen de heg van de moestuin . Het hoekhuis, wat me vroeger een kasteel leek, bleek verschrompeld samen met de afgebladderde verf. Het huis was op de hoek van een hectarfe groot perceel gebouwd. De voorgevel met vier herbergvensters langs de kronkelende kasseiweg naar de Zevenputten. Op de hoek was de voordeur schuin in een portaaltje aangebracht en links liep dan de lange zijgevel met één herbergvenster, de keukenvenster en de aansluitende   stallen en schuur.   Boven de voordeur was  de latei nog steeds groezelig wit en de vroegere letters  ' I N   D E   A F S  P A N-
     N I N G  ' waren  met de vele regens naar de geschiedenis gespoeld.  

    Ik hoorde de wind lichtjes klagen toen ik uit mijn bed wipte, want oom Rik had gezegd:  
       - Als je te laat uit je nest komt, kan je thuisblijven.
    Ik zou voor de eerste keer mee mogen naar de veemarkt. Mijn hart klopte in de keel, toen oom Rik me het had meegeddeld en die zondagavond was ik extra vroeg  naarbed gegaan om toch zeker om drie uur te kunnen opstaan. Ik had de hele nachtliggen woelen en draaien en keren en was uiteindelijk toch in slaap gevallen. Toen grootmoe me kwam wakker kloppen sleip ik boomvast, maar ik wipte uit bed en het koude vloerzeil deed me huiveren. Ik stond nu voor het raampje en keek in de donkere nacht, zwarte wolken joegen door de lucht en nu en dan verscheen een bleek maantje. De takken van de knotwilgen sloegen heen en weer en de bossen van Zeldonk dreigden donker in de verte. 
    Ik moet pissen, dacht ik en zocht de waterpot onder het bed en liet de straal stroelen. De maan kwam weer van achter de wolken, want het werd iets klaarder  op het kamertje, zodat ik makkelijk mijn daagse kleren vond.
       - Je denkt toch zeker niet je mooie pak aan te trekken om naar de markt te gaan, had moeder dadelijk klare wijn geschonken. Het  kon me géén bal schelen.
    Toen ik beneden kwam stond grootmoe bij de langebuiskachel ganzeneieren te bakken, want ik zag de gebroken schalen op tafel liggen. Oom Rik sneed grote hompen brood en smeerde ze dik met boter, dan goot hij een grote drinkkom vol koffie en wachtte op de eierstruif.
    Toen ie me zag, zei hij:
       - Eindelijk, van Heyste kan  er elk moment aankomen. Kom, eet nu maar! 
       -  Moet hij zich niet wassen?, vroeg grootmoe.
    Terwijl ik aan de pomp in het braskot te broebelen stond, hoorde ik van Heyste binnenkomen .
       - Een kop koffie Sriel?, hoorde ik grootmoe vragen en toen ik de keuken binnenkwam zat Sriel van Heyste, de voerman, met een grote homp brood in de braadslee met eierstruif te dippen. Ik ging mee aan tafel zitten en we aten.
    Oom Rik sloeg een kruis en zei:
       - Laden.
       - Godverdomme, een mens mag niet op zijn gemak ontbijten, fulmineerde Sriel, maar dat had ie al op meerdere boerderijen gezegd. 
    Er was die dag niet veel te laden. Een paar verstierde koeien en een lompe stier die zo oud was geworden dat het rijzen hem niet meer zo goed lukte. Het slachthuis was de oplossing. In welke kostschool zouden 'zijn' rundslappen op het bord komen. Het laden was gedaan. Sriel ging tegen de achterband van de truck staan pissen en klom dan in de cabine...en we zoemden met zacht slurpende motor het erf af. De lichtkegels likten aan de wilgen en liet ze dan weer achter in het donker. Het vee achterin de laadbak meulde zachtjes en ik begon de warme stank te ruiken en vond het niet onprettig. 
       - Hoe is 't met de liefde, Rik?, vroeg Sriel.
    Ik was al jaren wijs, alhoewel zo gezegd groen achter de oren, maar nu moest ik niet richting oom Rik kijken, maar met schuin gerichte ogen gluren. Ik zag hoe oom Rik de rechterwijsvinger naar de mond bracht en:
       - Godverdomme, lipte en daarna ( overdreven ) luid, hij schreeuwde bijna: 
       - Als we maar een goeie prijs krijgen, want wie heeft er nu nog geld voor een verstierde koe? 
    Sriel had het meteen begrepen en nadat hij een platte vijgsigaret uit het rode Darcypakje vanop het dashboard gevist had, vroeg ie: 
       - ... en dat is nu Wim?
       - Ja, zei oom Rik en dat wordt eens de beste veekoopman van heel Vlaanderen, godverdomme en hij sloeg met zijn vlakke hand op mijn dij...en ik voelde een warmte door me stromen, waarvoor ik geen verklaring had, maar het was een oneindig prettig gevoel. Op de markt ging ik nog extra-goed meewerken om de runderen uit de truck te halen, maar oom was nergesn te zien. 
       - Hij is een pomp gaan boren, zei Sriel en hij lachte vettig en ik kreeg een lichte erectie, maar schonk er verder geen aandacht aan, want ik moest, godverdomme, brutaal tegen de balg vazn een roodbonte koe schoppen, want ze wou van geen kanten van de loopplank. De teef.  

    Ik hoorde de torenklok beieren, maar nu en dan werd het geluid verbroken, want de auto's raasden voorbij en de haast stonk uit de uitlaatpijpen. Ik liep waar vroeger de bomen stonden, maar ze stonden deerlijk in de weg, want Sif Kremer reed elk weekend een paar plakken schors van de dorpwaarts gebogen achtkanten. 
       - Hoogsten berblijd,maar zat? Zeker niet, zei Sif, maar alleen Mossel begreep het, want hij was ook zat. 
    Het handvat van het valiesje begon gemeen in mijn hand te knijpen en mijn voeten deden pijn en de kasseistenen in de strook naast de betonweg door Fackaert neergepoot duwden dwars door de versleten zool van mijn schoen. Ik voelde plots een enorme leegte door me stromen en het manifesteerde zich als een koude rilling langs mijn rug.Ik wist geen uitweg meer, maar dé beslissing durfde ik niet te nemen.
       - Godverdomme, sliste ik haldluid, maar toch hard genoeg om die voorbij fietsende man te doen omkijken.
       - Dedju, hoorde ik achter mij, want Sesee, ik herkende hem na al die jaren, was eventjes van de weg geraakt. 

    Het was de zomervakantie van vierenveertig! Augustus was mooi, warm en blauw met toch al iets van  dat ondifinieerbare september in zich. De warmte had ons onder de luwte van de lindenbomen rond de kerk gedreven. Tuur hed eenkistje sigarillootjes van onder de tap geklauwd , want het waren toch maar lauwe tijden in het café. De Duitse soldaten beefden 's avonds rond een brandende vuur het geweer in de aanslag, want nu werden de pseudo-verzetshelden driest  en ze wachtten op de bevelen. De smokkelaars, Mossel en Roker, de dieven, Roels en Pier, beleefden heerlijke tijden, waarover in de geschiedenisboekjes nooit zal verteld worden, maar op dat moment ook niet in de cafés.   
     We rookten en de sigaartjes waren van een ongelooflijke kwaliteit, want met een beetje behendigheid moest het het askegeltje nooit aftippen en het bleef tot aan het einde vastzitten in de meest grillige vormen.
       - Mieledju, zei Tuur, ik verveel me de doom uit mijn ogen. Er gebeurt hier nooit iets.
       - De Duitsers gaan weg, zei ik om aan te geven dat er wel iets te gebeuren zou vallen.
       - Hoe weet jij dat?, vroeg Bert.
       - Johann heeft het gezegd.
       - Godverdomme, Johann, zei Tuur, dat is toch die bleekscheet die bij Fiks ingekwartierd is?
    Ik zweeg, want ze zouden verder lachen en giechelen en ik kon het niet uitstaan dat ze Johann uitlachten. Uren had ik bij hem gezeten op de stoep vlak voor de fietsenwinkel van Teut Vandenab, want de keuken was in Teuts werkplaats tussen de fietsen ondergebracht. 
    Op een frele aprilmiddag, we kwamen juist de schoolpoort uit, waren ze het dorp met groots machtsvertonn en branie binnengerateld. Tanks, motoren, trucks en de hele mikmak met zelfs een heel ekadron paarden, echte Brabanders, die onmiddellijk te Sierens in de tent  gestald werden? Siere kreeg bijna een hartaanval, maar zo zot is ie nu ook weer niet.
       - Godverdomme, godverdomme, raasde hij een paar keer an mekaar, waar moet ik nu de schieting op de liggende wip organiseren?
       - En de bolling, vulde de Dikke Meire aan...
       - Ja, de bolling!
    Ze wisten het niet, maar een weel later werden alle paarden uit de tent gehaald en niemand wist waarheen ze gevoerd werden en niemand wist hoe het kwam dat de paarden weggehaald werden, al zei Mossel met méér dan glinsterende ogen en speeksel op de onderlip:
       - Jzs weet er alles van...!  
       - Och, godverdomme, Mossel, grimlachte Smet, speel je kaart maar, want je bent aan de beurt!
    In elk huis werd één of meer soldaten ingekwartierd al naar gelang de plaats. Bij ons thuis 'hadden' we 'niemand'  en dat speet me oneindig , maar moeder had daarom wel een aardig stukje acteertalent moeten opvoeren. De vier kinderen Jo, mijn broer, de twee zussen en ik waren opgetrommeld en op een rij geplaatst. Vader het huis uitgestuurd,  zoals zo vaak bij belangrijke beslissingen. De show kon beginnen.
       - Ik ben een weduwe met vier kinderen. Werk, commandant , onzeglijk veel en dan nog een soldaat erbij. Dat kan toch niet...( Toen dacht ik dat moeder over het-nog-meer-werk had...).
    De kwartiermeester haalde zijn schouders op en liep het huis uit. We kregen geen soldaat in huis en vader en de kwartiermeester, Willie heette hij, werden later dikke vrienden, want ze zijn bijna anderhalf jaar in het dorp gebleven.
       - Hoe lang zijn de Moffen hier eigenlijk al?, wou Bert weten.
       - Twee jaar, zei Tuur.
    Ik wou hem niet tegenspreken, want ze waren in april van vorig jaar gearriveerd, maar met Tuur bekvechten was oeverloos. 
    Het waren allemaal geschikte kerels, die Duitsers. Hoe ze daar zo lang in dat godvergeten dorp bij ons zijn kunnen achterblijven, zal wel steeds een taktisch oorlogsgeheim blijven. De meeste soldaten hadden zich volledig aan het dorp aangepast en kwamen dan ook elke  avond in de dorpskroegen kaartspelen, pinten drinken en wat gebeurt er nog allemaal in een kabberdoes?  De officieren kwamen bij Toon Mulder samen en daar gebeurde ook 't één en 't ander, althans volgens de Dikke Meire!
    Elke dorpsjongen had zijn " Freund", waarvoor ze zouden gevochten hebben. Johann was mijn "Freund". Als zijn taak bij het bereiden van het eten in de keuken voor alle in het dorp ingekwartierde soldaten af was, ging Johann op de rand van het trottoir met de soldatenlaazen ( Stiefel ) in de goot   mondharmonika zitten spelen. Ik zat er  bij. Altijd. Uren!
       - Dat zit daar godsganse dagen bij die leegloper van een kok in de goot, zei moeder vaak.
    Vader monkelde.
       - Ja, lach maar. Wat is er nu met mondharmonika te verdienen? De soldatensoep zal ook niet te vet zijn...met zo'n kok?
    Johann kon wondermooi spelen. Zo zachtjes, maar toch luid genoeg. Na een tijdje kende ik de meeste melodieën en zachtjes neuriede ik dan mee  en dan vergat ik alle begrip van tijd en moeder stond soms minutenlang te roepen omdat ik een boodschap moest doen.
    Toen we - vader en ik - konijnen stonden te stropen, zei vader plts, zonder enige aanleiding:
       - 't Zijn allemaal liedjes van de andere oorlog...
    Ik wist dadelijk wiens liedjes vader bedoelde.
       - Ik hoor het liefst "Morgerot", zei ik...of toch misschien wel " Leise läutet die Vesperglöcke".
       - Zo veel Duits spreek ik nog niet, glimlachte vader en terwijl hij met één felle jaap de buik van een blauwgrijs konijn openreet zong hij:
       - Zachtjes klinkt het avondklokje
         't Zonlicht daalt in 't westen neer
          Vooglen zingen treur'ge liederen
           't Zonlicht daalt in ' t westen neer...

    Om de heer Geo Van Dekseletehelpen: het is een tranerig levenslied zullen we maar netjes blijven. Als U het maar weet!

    De sigarillootjes waren opgerookt en Bert stond tegen de ligusterheg te pissen en zich half omdraaiend vroeg ie:
       - Waarom gaan we niet naar 't bos , want Malchus staat te pikken op het haverveld in Zeldonk.
       - Kijk jij maar voor je zodat jee niet in je klompen zeikt, antwoordde Tuur, want hijzelf zou wel zeggen wat er op het rapport kwam.
        - Mossel zei dat de bossen vol blauwe zakjes buskruit liggen, maakte Tuur zijn voorstel aanlokkelijk. De Moffen scheuren straks hun kloten en alles wat te zwaar weegt kieperen ze weg. Het leek ons wel wat en we sloegen het kerkpad in richting het bos van de baron. De Duitsers hadden er in mei en juni lelijk huisgehouden, maar er bleven nog bomen genoeg over om jonge koppen als de onze op hol te brengen. We liepen eerst een eindje langs een immens lange dreef met kaarsrechte, dikke eiken, vooraleer we een kronkelend bramenpad naar het Donker Bosje namen. 
       - Waar ligt het buskruit?, werd Bert - zoals steeds - zenuwachtig.
       - Godverdomme, zei Tuur, jij bent opgevreten van de wormen.
       - Mag ik dan niet vragen waar het licht brandt?, voelde Bert zich gekrenkt.
       - Dicht bij de weg naar Zeldonk, bitste Tuur.
    Ik kende  de plaats die Tuur bedoelde. Ze was makkelijk te vinden, maar voor ze niet kende was ze eigenlijk niet te vinden.
       - Je zou ze maar de kost geven die daar gemaakt zijn, wist Toon altijd te zeggen als we d'er kwamen. Toon was er nu niet bij, want het erf bij hem thuis "lag" vol Duitsers en daar was dus werk aan de winkel.
    We naderden de plaats en hier zou Tuur de bramen uit elkaar duwen, over een nogal brede droge sloot springen om in de tra te komen.
    Tuur sprong over de sloot en ik volgde, maar doordat hij afremde botste ik tegen hem aan en we rolden over de zachte bosgrond en ik hoorde hem verschrikkelijk vloeken. Ik voelde dat de anderen achteruitdeizende bleven staan en Tuur slaakte een onbegrijpelijke angstkreet en daar ik met mijn gezicht op de grond getuimeld was kon ik onmogelijk waarnemen wat er aan het gebeuren was, maar Tuurs yel rilde langs mijn huid. 
       - Godverdomme, hoorde ik Bert vanacher de bramen vloeken, wat gebeurt er? 
    Tuur lag naast me te snikken op de grond en ik hief eventjes mijn hoofd op en toen zag ik het ook. Op het einde van de tra, waar een kromgezakte eik tussen de dennen verdwaald was, bungelde hij. De eindeloos lange armen slapjes langs het lichaam en het hoofd was op  de rechter schouder weggezakt. Het was Johann ik wist het en op zijn blauwe , dunne lippen lag een uitdagende glimlachg verstorven. 

    Hebben ze al die linden van rond de kerk weggekapt? Godverdomme we gaan erop vooruit.       
    (Vervolg op "De Tocht terug" - 4 )     

    28-08-2007 om 00:00 geschreven door Wim van Oostveld  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 19/08-25/08 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 20/12-26/12 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 08/06-14/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 23/07-29/07 2007
  • 02/07-08/07 2007
  • 02/10-08/10 2006

    Egidius waer bestu bleven...

    Egidius, waer bestu bleven?
    Mi  lanct na di, gheselle mijn.
    Du coors die doot, du liets mi tleven.

    Dat was gheselescap goet ende fijn,
    Het sceen teen moeste ghestorven sijn.
    Nu bestu in den troon verheven
    Claerre dan der zonnen scijn,
    Alle vruecht es di ghegheven.

    Egidius, waer bestu bleven?
    Mi lanct na di, gheselle mijn.
    Du coors de doot, du liets mi tleven.

    Nu bidt voor mi: ic moet nog sneven
    Ende in de weerelt liden pijn.
    Verware mijn stede di beneven:
    Ic moet noch zinghen een liedekijn .
    Nochtan moet emmer ghestorven sijn.

    Egidius, waer bestu bleven?
    Mi lanct na di, gheselle mijn.
    Du coors die doot, du liets mi tleven.

    Jan Moritoen



    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Laatste commentaren
  • huisdestructie (dirk simoens)
        op Heer, heb medelijden ...
  • Helaas.... (Christine)
        op Helaas, waar is der Oudren fierheid nu gevaren (A. Rodenbach)
  • Een goede midweek middag en avond (informatietips)
        op De rijke is niet gelukkiger dan hij die genoeg heeft... ( Solon)
  • Flytox (Michel Guilmet)
        op De natuur doet niets zonder doel (Aristoteles)
  • school is... (christine)
        op School is bijkomen van het weekend...
  • IN OKTOBER VEEL REGEN..... (Christine)
        op IN OKTOBER VEEL REGEN, VOOR HET KERKHOF ALTIJD ZEGEN
  • - (joris vanhecke)
        op Wie geen vrede wil, zal oorlog krijgen...(Tarquato Tasso)
  • soms is er niets zo onnatuurlijk als .... (Christine)
        op Somtijds is er niets zo onnatuurlijk als de natuur...(Carolyn Wells)
  • Wie van herinnering kan genieten... (christine)
        op Wie van de herinneringen kan genieten, leeft tweemaal! (M.V. Martialis)
  • De taal.... (christine)
        op De taal is de mens gegeven om zijn gedachten te verbergen (Molière)
  • Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Inhoud blog
  • Papier is gewillig...
  • Papier is gewillig...
  • Persvrijheid: vrijheid om overal nieuws uit te persen (Marc Callewaert)
  • Opvoeding maakte van ons wat we zijn...( Claude Helvétius *)
  • Beloften maecken 't volck tot alle dinghen graeg (Joost van den Vondel)²
  • Nationalisme is een kinderziekte, de mazelen der mensheid (A.Einstein)
  • Sneeuw in mei...
  • De waarheid, niets dan de waarheid, zo helpe me ( God, Jahweh, Allah, Boeddha, de Grote Manitou...*)
  • Vrouwen ( toch) aan de macht?

    Laatste commentaren
  • huisdestructie (dirk simoens)
        op Heer, heb medelijden ...
  • Helaas.... (Christine)
        op Helaas, waar is der Oudren fierheid nu gevaren (A. Rodenbach)
  • Een goede midweek middag en avond (informatietips)
        op De rijke is niet gelukkiger dan hij die genoeg heeft... ( Solon)
  • Flytox (Michel Guilmet)
        op De natuur doet niets zonder doel (Aristoteles)
  • school is... (christine)
        op School is bijkomen van het weekend...
  • Foto

    Zoeken in blog


    Foto

    Foto

    Foto

    Op de foto mijn familie: vader , moeder, mijn zussen Camilla en Maria, mijn broer Joris (+) en mezelf. Foto genomen tijdens  de oorlog in 1943. 
    Daaronder het gemeentehuis van Oedelem, mijn geboortedorp, Dr. Wyns noemde het één van de mooiste gemeentehuizen van Vlaanderen... 


    Foto

    De vierde latijnse van het  Sint-Rembertscollege in 1953 met klastitularis Jozef 'Basiel' Verstraete ( achterste rij...)  op schoolreis in Brussel. Gehurkt helemaal rechts zit ikzelf.


    Foto

    In december 1958 speelden enkele Oedelemse jongeren het toneelstuk "Smidje Smee". De "acteurs" werden uiteraard voor het nageslacht op foto vastgelegd...Bovenste rij: (v.l.n.r.) Willy Beernaerts (souffleur), Antoine Dhaese(+), Antoine Depestel, kapelaan Demuynck, René Dewulf, Roger Vanhullebusch, (zittend v.l.n.r.): Roger Vandeweghe, Edward Gilliaert en Marcel Denaeghel


    Foto

    Mijn oude Roldersklacht (mei 1958) aan de Zoete Waters in Heverlee...Eern triest moment!



    We zijn de 25de week van 2024


    Herfstavond
    door Albert Verwey

    Op 't donkre buiten
    Boomkruinen ruisen;
    Stormwolken drijven:
    In 't lamplicht huis en
    Voor donkre ruiten,
    Zit 'n dromend beeld
    Woorden te schrijven,
    En 't kruinenruisen,
    En 't wolkendrijven
    Staat, een geluid,in
    Schrift gepenseeld.


    De Waterlelie
    door
    Frederik van Eeden

    Ik heb de witte waterlelie lief, 
    daar die zo blank is en zo stil haar kroon
    uitplooit in 't licht

     Rijzend uit donker koelen vijvergrond,
    heeft zij het licht gevonden en ontsloot
    toen blij het gouden hart.

    Nu rust zij  peinzend op het watervlak
    en wenst niet meer...

    Een vrucht die valt
    door Karel van de Woestijne

    Een vrucht, die valt...
                                  -- waar 'k wijle in 't onontwijde zwijgen,

    buigt statiglijk de nacht zijn boog om mijn gestalt. De tijd is dood, omhoog, omlaag. Geen sterren rijgen
    haar paarlen aan 't stramien   der roereloze twijgen.
    En geen gerucht, dan deze vrucht die valt

    Een vrucht.
                      -- En waar ik sta, ten zatten levens-zome,
    vol als de nacht maar even stil; blind als de lucht
    hoe rijk ook aan 't verholen van mijne dromen,
    voel 'k -- lomer dan in 't loof der luideloeze bomen
    een vrucht die valt, -- mijn hart, gelijk een vrucht
    die valt... 



    'k  Hore tuitend' hoornen....
    door
    Guido Gezelle

    'k Hore tuitend' hoornen en
    de navond is nabij
    voor mij:
    kinderen, blij en blonde kom,
    de navond is nabij,
    kom bij:
    zegene u de Allerhoogste, want
    de navond is nabij,
    kom bij:
    'k hore tuitend hoornen en
    de navond is nabij,
    voor mij!

    Nieuws De Morgen
  • ‘Bewoners op de Westoever werden onder schot gehouden en gedwongen te vertrekken’
  • ‘Als je maanden of jaren in stress blijft hangen, kan je brein in een meltdown terechtkomen’: 5 niet te missen topverhalen
  • Waarom Oekraïne nu de Russische ‘luchtverdedigingsparaplu’ in het vizier neemt
  • ‘Dat komt hier allemaal maar langs en door. Zijn het allemaal asielzoekers?’: deze 5 topverhalen mag u vandaag niet missen
  • Oostenrijkse klimaatminister die in haar eentje natuurherstelwet redde, is ‘kalme en gedisciplineerde dossiervreter’
  • Russische ‘luchtverdedigingsparaplu’ lijkt het nieuwe doel van Oekraïne
  • Oekraïne probeert met gerichte campagne luchtverdediging van Rusland te verzwakken
  • Hoe ziet de ideale douche eruit? ‘Als je vertelt wat 20 minuten lang douchen met de huid doet, reageren mensen verbaasd’
  • ? Dan toch geen ‘raketcoalitie’? ‘Vooruit moet opletten met de forse uitspraken die het doet’
  • ‘Ik heb me heel lang afgevraagd: wat is er toch mis met mij? Wat vóél ik? Waarom vind ik alles zo moeilijk?’

    Delft
    door Hendrik Marsman
    Sluimer dood

    zacht
    verdronken
    donker

    nacht

    groene dood
    in de gracht
    verzonken

    blinde non
    waanzin
    spon
    zacht
    geflonker
    in de ogen

    donker

    pracht


    Nacht
    door Hermen Gorter

    Het gras heeft den nacht al begonnen,
    de tuin is stil bezonnen.
    De hemel is onbezonnen,
    licht nog zo ongeschonden.

    Bomen wit als boekweit
    hangen neer stil in schoonheid,
    maar de losse kastanjebladen
    zijn schichtig en overladen
    van wind...


    In memoriam amici J. Campert
    door Louis de Bourbon

    In de open dromen van den wreden dag
    heb ik jouw pijn gevoeld, jouw brandend leed,
    soms hoor ik in den nacht jouw stervenskreet
    en ik zie een blik die breekt, jouw laatste oogopslag.

    Ik hef het glas. Ik zie den roden gloed
    van 't heulsap dat ons beiden heeft verheugd
    in vroegere nachten luid en licht van jeugd,
    maar sinds jouw dood smaakt alle wijn naar bloed.

    En sinds jouw dood is alle licht te schel,
    elk vuur te heet, alle genot doet pijn
    en ik hoor in ieder lied dit bittere refrein:
    o, hart, jouw hart, o bloedrode rebel.

     
    Louis de Bourbon (1908-1975)
    Klik op de pijl onderaan laatste tekst om het archief op te roepen...

    Haiku

    Het jaar is gestart

    en we beloven weer veel,

    want we zijn zo dom!

    (WVO)


    Haiku

    Het ouder worden

    is zeker geen sinecuur

    en je doet 't alleen...

    (WVO)


    Haiku

    De vorst is weer weg,

    bakken regen stromen neer,

    helaas, godgeklaagd...

    (WVO)


    Haiku

    De minister spreekt:

    het zijn zeer droeve tijden,

    de riem dient gesnoerd...
    (WVO)


    Over mijzelf
    Ik ben Willy Beernaerts, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Wim van Oostveld .
    Ik ben een man en woon in Mariakerke-Oostende (Vlaanderen ) en mijn beroep is leraar Nederlands - geschiedenis aan het VTI in Oostende en freelance journalist bij de Zeewacht .
    Ik ben geboren op 26/04/1936 en ben nu dus 88 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Lezen en schrijven.
    Schreef een roman " Het zwarte Schaap" die spijtig genoeg al uitverkocht is. Het vervolg staat op mijn Blog " De Tocht terug" Nu schrijf ik voor het Jaarboek " Bos en Beverveld" van de heemkundige kring van Beernem-Oedelem-St.-Joris .


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!