Inhoud blog
  • Papier is gewillig...
  • Papier is gewillig...
  • Persvrijheid: vrijheid om overal nieuws uit te persen (Marc Callewaert)
  • Opvoeding maakte van ons wat we zijn...( Claude Helvétius *)
    Welkom op mijn blog!

    Aan de  rechterkant kan je het Egidiuslied lezen van Jan Moritoen. Jan overleed te Brugge eind l416 of begin 1417  als lid van de gilde van de bontverwerkende lamwerkers. Hij was zelfs een bepaald moment schepen van de stad Brugge. In het Egidiuslied spreekt hij zijn overleden vriend en rivaal in de liefde lyrisch toe. Egidius en Jan Moritoen waren beiden verliefd op Mergriete. Na Egidius' dood trad zij in het klooster en liet de liefde van Jan Moritoen onbeantwoord.

    P.S. Egidius was een gewaardeerd zanger en musicus. Egidius is het latijn voor Gillis.

    Zoeken in blog

    Foto
    Zoeken met Google


    Foto
    Foto
    Foto

    Op de foto (1) zien we hoe Jan de tekens van een witchdoctor in Z.-Afrika intving. Op de 2de foto Jan en zijn vriend Norbert in Venetië

    Foto

    Bij bovenstaande foto: waar is de tijd ? Rustpauze tijdens de blok van 1959...Op de achtergrond het kerkje van " 't Vewt"...! 

    Foto

    Bij de start van de tekst over het boek van Dirk Musschoot staat een foto van het dorp waar Jan woont, Nkodusweni...

    Na de strijd
    door Pieter Nicolas Van Eyck

    't Abrupt geratel zwijgt in 't duin
    Vreemd-stil is 't. Luwte en vogelzang;
    En 't kalm gedruis uit gindse tuin
    Van maaien, heel de middag lang.-
    De strijd beslecht, ligt alles neer.
    Maar toch, dit diepe hunkren weer:

    Of 't hart,o, éénmaal voelen kon
    De milde, lieflijke zoen
    Van alle strijd in avondzon
    Door ceder-, roos- en berkengroen,
    En wolken, drijvend als een vlucht
    Van witte vogels door de lucht.
    Loon
    door Hélène Swarth

    Ik zong en zie! de beek gaf mij een dronk tot loning,
    De wijnstok, wijn, het koren, brood,
    Geen struik die mij geen bloem, geen bloem die mij geen honing,
    Geen boom die mij geen schaduw bood.

    De zon gaf mij haar goud, de morgen haar juwelen
    En de avond, al zijn hemelrood.
    Maar wie mij had beloofd, zijn ziel met mij te delen,
    Gaf haar voor liefde en steen voor brood.

    Nieuws Nieuwsblad
  • Programma’s op maat van Vlaamse regering stuiten op protest binnen VRT
  • Annabelle (9) raakt gewond in zwembad, mama trekt aan alarmbel: “Had ze daar haar hand gezet, dan was een slagader geraakt”
  • ?Opleidingen zoals bakker en elektricien zijn erg duur”: Netwerk tegen Armoede pleit voor maximumfactuur in onderwijs
  • Metrostel in Brussel geëvacueerd voor rookontwikkeling door geblokkeerde rem
  • Ongezonde voeding in jonge levensjaren heeft negatieve invloed op ons geheugen
  • Sandra Bekkari heeft een missie en deelt die met een nieuw boek: “Het gaat om hoe je je voelt”
  • Is het einde van de goedkope döner kebab nabij? Turkije wil traditioneel vleesgerecht beschermen tegen ‘namaak’
  • ‘Confituuroorlog’ aan de gang tussen Meghan Markle en Buckingham Palace
  • Groot huldeconcert in Lotto Arena voor Luc De Vos met énkel vrouwen in de line-up: “Hij zou dit een fantastisch idee vinden”
  • HET PUNT VAN VAN IMPE. Wij namen het programma van Vlaams Belang onder de loep: “Het is een fata morgana”
    De Archaelogische Vondst
    door Marnix Gijsen

    Jacqemijne Bolats werd te Leuven begraven
    in 1520
    naast haar man en haar kind.
    Ze had bei met dezelfde liefde bemind,
    al haar dagen.

    Ik heb haar zerksteen gevonden,
    op een regennoen,
    onder wat mos en veel gele blaren.
    Kinderen spelen er rond,
    en bij zomernacht paren geliefden
    hier hun bevenden mond.

    Zij werd in Antwerpen  geboren,
    - o mijn sterke stad, -
    wie voerde haar de Brabantse heuvelen over?
    Daar vond zij een man en won zij een kind,
    en de rust, onder mos en wat herfstig lover.

    Want, toen God zag
    hoe volmaakt deze drie stonden
    in 't licht van rustig geluk,
    het jubelende kind,en dees vredige beiden,
    toen was hij als David, die wenend zijn zoon
    overwint.
    Hij kon deze kalme zielen niet scheiden
    en brak alle drie hun hulzen stuk.

    Zie, zo lange tijd is aan elk mens gegeven,
    dat zijn woord rijpe tot lied
    voor Gods aangezicht.
    Hoe vaak het hernomen , geaarzeld, getracht,
    tot duidlijk en klaar
    klinke het rhytme dat door elk leven vleit;
    God luistert en wacht,
    de zanger verdwijnt,
    maar het zingen ruist uit in Gods wezenheid.  

    Nieuws Volkskrant
  • Basketbaliconen James (39) en Curry (36) gaan langzaam richting de uitgang, maar eerst nog samen naar Parijs
  • De bloedsnelle sensatie van Feyenoord komt op de fiets naar de Kuip
  • De vloek van Harry Kane: nog altijd wacht de Engelse spits, nu bij Bayern München, op een hoofdprijs
  • De wederopstanding van 2024 is van PSG, na afgang Barcelona (4-1)
  • Spits Haaland van Manchester City lijkt dit seizoen op een gewone sterveling en dan nemen de twijfels toe
  • Overal waar Bernd Hölzenbein (1946-2024) kwam, begonnen de mensen over de strafschop tegen Nederland in 1974
  • Alex Pastoor stopt na dit seizoen als trainer van Almere City: hij wil zorgvuldig zijn met geluk
  • Op het eind van Ajax - FC Twente overstemt euforie de spreekkoren over Michael van Praag (2-1)
  • Investering FC Utrecht in huurling Sam Lammers betaalt zich uit in duel tegen Go Ahead (2-1)
  • De wielerromantiek vereist dat een renner altijd weer op de fiets stapt
    Berlijn
    door Hendrik Marsman

    De morgenlucht is een bezoedeld kleed
    een bladzij met een ezelsoor
    een vlek

    de stad
    een half ontverfde vrouw

    maar schokkend steigert zij den hemel in
    als een blauw paard  van Marc in 't luchtgareel

    Berlijn

    de zon is geel 

    Vader
    door Michel van der Plas

    Vader, wat zou ik ervoor willen geven
    als je er af en toe nog eens kon zijn
    en een zondag kwam zitten in mijn leven
    bij mijn werk en mijn boeken en mijn wijn.

    Soms zie ik mannen van vijfentachtig
    (je weet wel waar) met een gezicht vol zon
     en zin, en dan denk ik godallemachtig
    als ik hem zo nog eens meenemen kon.

    Want op de een of de andere manier
    leeft ik toch ook nog steeds voor lou: louw ogen
    wil ik, met hun aandacht, pret en mededogen
    bij mijn geploeter, mijn huis en mijn hier:
    en ik zag ze zo graag en keer genieten
    van al wat ze vol tranen achterlieten

    Gij wast aan mij gelijk de winde...
    door Karel van de Woestijne

    Gij wast aan mij gelijk de winde
    die wentelt om een koren-aar;
    dra zal ik aan mijn wang bevinden
    de zomer streling van uw haar.

    Dra zult gij 't glanzend voorhoofd beuren
    tot waar mijn slapen komm'rend staan:
    zo ziet men, wild, een winde geuren
    naast 't wegend rijpen van het graan.

    o, 'k Ben geen sterke: moe-gedragen,
    verzwaart vaak de angst mijn levens-last;
    maar 't is mij  waar 'k uw wasdom schrage,
    of blijde een échte steun me omwast

    Zo reikt de liefde, o mijn beminde,
    verrijkt me uw liefde in vreze en vaar,
    - gelijk een geur'ge wentel-winde
    die sterkt en loont heur koren-aar.

    Paradise  Regained
    door
    Hendrik Marsman

    De zon en de zee springen fonteinen bliksemend open:
    waaiers van vuur en zij;
    langs  blauwe bergen van den morgen
    scheert de wind als een antilope
    voorbij

     zwervende tussen  fonteinen van licht
    en langs de stralende pleinen van 't water,
    voer ik een blonde vrouw aan mijn zij,
    die zorgeloos zingt langs het eeuwige water

    een held're, verruk'lijke wijs:

    'het schip van den wind ligt gereed voor de reis,
    de zon en de maan zijn sneeuwwitte rozen,
    de morgen en nacht twee blauwe matrozen -
    wij gaan terug naar 't Paradijs'

     
    Ida Gerhardt (1905-1997)
    De gestorvene
    door Ida Gerhardt

    Zeven maal om de aarde gaan,
    als het zou moeten op handen en voeten;
    zeven maal, om die éne te groeten
    die daar lachend te wachten zou staan.
    Zeven maal om de aarde te gaan.

    Zeven maal over de zeeën te gaan,
    schraal in de kleren, wat zou het mij deren,
    kon uit de dood ik die éne doen keren.
    Zeven maal over de zeeën te gaan --
    zeven maal, om met zijn tweeën te staan.

    De Zwerver
    door Jan van Nijlen

    Ik ben vermoeid. Toch ben ik nog gestegen
    Tot op de heuveltop in het late licht,
    en voor mij kronkelen de duistere wegen
    Van 't avonddorp, dat daar verlaten ligt.  

    Is nu de wereld zoveel eeuwen ouder?
    Alles lijkt mij zo vreemd en toch bekend.
    Ik mis alleen een vriendelijken schouder,
    Een lichaam, dat mijn lust voelt en herkent.

    Ik ben alleen voor gans mijn verder leven,
    Er is niets meer dat me aan deze aarde bindt.
    En toch, ik voel mijn hart onstuimig beven:
    Dààr staat een boom, dààr speelde ik als kind.


    Jan van Nijlen
    (1908-1975)

    Foto
    De klok ( zie boven rechts) tikt gestaag verder...Mijn  teller staat reeds op 72...!
    Om alle teksten op het BLOG te lezen klik je onderaan de laatste tekst op de naar links gerichte pijl...
    Foto
    De Axa-man met twee gezichten en dit na meer dan 50 jaar, toen hadden we de Krüger-man...! Wat goed is blijft dus goed...  

    Haiku

    De zon brandde  fel

    op het wit berijmde gras.

    Ver is de lente...
    (WVO)

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.

    Laatste commentaren
  • huisdestructie (dirk simoens)
        op Heer, heb medelijden ...
  • Helaas.... (Christine)
        op Helaas, waar is der Oudren fierheid nu gevaren (A. Rodenbach)
  • Een goede midweek middag en avond (informatietips)
        op De rijke is niet gelukkiger dan hij die genoeg heeft... ( Solon)
  • Flytox (Michel Guilmet)
        op De natuur doet niets zonder doel (Aristoteles)
  • school is... (christine)
        op School is bijkomen van het weekend...
  • Het zwarte Schaap
    Groots en meeslepend leven
    14-10-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Tocht terug (5)

       - Hallo, antwoordde ik terwijl ik diep in mijn geheugende steekkaarteen probeerde te ordenen, maar de opgekleefde foto's waren zo onduidelijk bruin geworden.
       - Hoe ben jij hier verzeild?, vroeg hij vertrouwlijk alsof we mekaar al jaren kenden.
       - Rijden en omzien , dacht ik en zijn vraag volledig negerend vroeg ik:
       - Kennen we mekaar?
       - Godverdomme, Wim en  terwijl ie verder kwetterde duwde hij zijn gezicht zo dichtbij datik ervan schrok, maar hem niet herkende, we gingen samen naar het leger. Het gelaat had niks van de plattelandsbewoner. Wel waren er de blozende koontjes , maar de huis was zo rimpeloos glad dat het een voorbeeld van een babyface leek.
       - 'tLeger, dacht ik luidop.
       - Maar, godverdomme, ja. Ik had nog nooit van mijn leven een trein gezien, laat staan ermee gereisd en de avond voordien ben ik jethuis komen opzoeken en wees in de schemering naar de plaats waar nu de doodskisten staan, maar zover kon ik niet meer kijken.
    Het werd een beetje pijnlijk, want ik vond geen naam bij het gezicht en dan plots, lap daar was het...
       - Joris Derijke...
       - Zie je wel, glunderde hij.
    We waren inderdaad indertijd samen naar de kazerne getrokken. De koddebeier van het dorp had alle rekruten naar mij gestuurd, want Wim kent overal de weg en naar het schijnt  wisten sommige ongeruste moeders dat er maar al te goed, maar ze hadden geen andere keuze. De veldwachter grijnsde. 
    Als kuikens achter mijn gat liepen ze. Samen gaan pissen. Samen koffie gaan drinken in het stationsbuffet. Ik voorzichtig slurpend, zij rammelend met het filterdeksel. 
       - Het was me dat, 't leger, zei Joris. Hij lachte geheimzinnig .

    Het bataljonsfeest was achter de rug, want je kon het zeker weten , daar de pisbakken in het toilet van de mess vol kreeft, zalm, kaviaar en andere delicatessen gebraakt waren. We stonden verschrikkelijk te zuipen aan de tap en Chef Gevaert zou het vaderland redden, de koningin ontvoeren, alle Russen castreren en Amerikaans leren. Godverdomme.
       - Krijg de ziekte, zei Doms en de chef begon te tsjiepen.   
    Doms en ik met Wouters, als een natte vaatdoek tussen ons slingerend, lieten de chef alleen bij de tap staan. We raakten de biljart zonder ongelukken voorbij . Vanuit een luie stoel probeerde een jong Zedelgems product, dat TV keek, grappig te zijn en stak onverwacht het been vooruit. Doms struikelde Wouters boven zich meetrekkend terwijl ik de meest komische bewegingen in de lucht beschreef om toch overeind te blijven. In de wazige verte van mijn duizelende gedachten hoorde ik een onherkenbare bekakte TV-stem onsympathiek zijn:
       - De orde hoeft gehandhaafd, desnoods zetten we het leger in! 
    Wouters lag nog op de grond en plots richtte hij zich, verbazend   vitaal nog, op en met een belerend vingertje naar de televisie:
       - Eyskens, jij Leuvens krapuul, jij kan de pot op en bovendien speel hem thuis af...Wouters viel weer op de grond alsof die lange inspanning al zijn adem uit zijn longen geperst had. Ondertussen had Doms de grapjas een lel op het smoel verkocht. Zonder aarzelen scharreelden we Wouters vast en liepen naar dedeur, want de chef een een paar andere gefrusteerde sabelslepers kwamen reeds opzetten om het Zedelgems voortbrengsel assistentie te verlenen.
       - Godeverdomme, ik moet pissen, lalde Wouters.
    Op het paradeplein naast  de vlaggenmast  hielden we hijgend halt. We pompten als versleten blaasbalgen.
       - Ik pis tegen de vlaggenmast , sprak onze passagier met dubbele tong en hij probeerde zo waar zijn gulp open te knopen.
       - Godverdomme, Wouters, je  pist straks boven in het toilet. Kom, Wim, zei Doms en we laadden de vracht weer tussen ons in.
    Alhoewel Wouters nu tussen ons hing te zingen van :
       - Ik ben zo...blij, godverdomme, hihihihi...
         Ik ben zo ...blij olala...
         Dat mijne piet van, hoehoehoehoe, voren staat
         en niet op zij, raakten we zonder kleer scheuren op de eerste verdieping. Doms duwde Wouters het toilet in. We bleven wat verder wauwelen op de overloop en langzaam begonnen we in de richting van onze kamers te lopen.
       - Wouters, riep Doms
       - Ja,  antwoordde hij.
       - We gaan slapen, zei Doms, tot morgen.

    Ik schoot wakker en dacht dat mijn kamer in brand stond...hoorde ik geen Stuka's rakelings voorbij scheren?
       - Uit bed , schreeuwde iemand, maar die knipperende , verblinde ogen, want iemand had het licht aangestoken, zag ik geen lul ver.
       - Godverdomme, riskeerde ik maar, want ik dacht alweer aan één of andere grapjas, want het leger produceert ze aan de zelfs niet zo traag lopende band.
       - Uit bed! Het is een bevel!
    Ik rilde eventjes van de nog te veel alcohol in mijn lijf en voelde dat het ernstig was. Ik zag voor mij een onbekende kapitein van de R.P. staan.
       - Heb jij Wouters uit het raam geduwd?
    Ik verstijfde en dacht dat ik moest braken...
       - Kleed je aan en meekomen.
    Ze vertelden me dan op hun suntiele manier dat Wouters dood was en Doms, de stoere bink, zat in een hoekje te schreien!

       - Vond je het niet leuk in het leger, Wim?
    Ik negeerde de vraag en probeerde de duisternis in te kijken en zag dat op de voetpaden enkele gele vlekken lichtten van nog niet gesloten ramen. De straatverlicvhting floepte aan en nu zag ik het gelaat van Joris veel duidelijker. Alwist ik wie hij was, toch kon ik hem moeilijk thuiswijzen of beter hij had blijkbaar geen plaats op de diskete van mijn verleden. Ik wist niet meer wat vertel en zei toen maar om er eigenlijk vanaf te raken, maar dat zal onze vriend en kunstkenner en kalotenjong  Geo Van Deksele ook wel begrijpen...
       - Ik ga nu maar.
       - Maar je gaat, godverdomme, toch niet zeggen dat de troep je de kloten uithing? 
       - Och, ik weet het niet meer zo goed, weifelde ik een beetje en ik wist dat het verkeerd was en inderdaad: 
       - Kom mee naar mijn huis, zei Joris terwijl hij de fiets op de trottoir omkeerde en in de richting van zijn huis reeds. Ik had nog steeds - hoe lang eigenlijk reeds ? - het valiesje in mijn hand dat pijnloos koud begon te worden en drentelde Joris achterna.
       - Waar woon je?, vroeg ik.
       - In Doois huis. Heb je Dooi gekend?  
    Dooi schuifelde door de dorpssetraat. Hij liep altijd kaarsrecht en daarom tikte hij  nu en dan eens met de wandelstok op de plavuizen. Dooi was rijk.
       - Godverdomme, zei Toon, Dooi veegt zijn kerf altijd let een lap van vijfhonderd  schoon.
    Je moest wel rijk zijn om het op die manier te doen, want de meesten in het dorp gebruikten stuk gescheurde pagina's van 't Getrouwe Maldegem , waarin Meneer Victor indertijd met Kinderpoeper de Vrières kloten gerammeld had. Over zo'n strontaffaires werd er in het dorp vaak gelachen:
         - Als de Dikke Meire de krant wil lezen dan legt hij zijn kinderen in hun  blote flikker op tafel.  
    In de zomer gebruikten we niks, want we vraten zoveel bruine kriekperen dat Frans eens, toen we op het kerkhof grafopschriften ontcijferden , in een grote froetbeweging een immense hoop stront naast de zerk  deponeerde en de pijpen van zijn , toegegeven wijdhangende, broek waren niet eens besmeurd!  
       - Frans, godverdomse smeerlap en we liepen de poort uit.    
    Dooi was rijk. Voor de andere oorlog had  Dooi, 't was altijd een rappe geweest, de dochter van een rijke boer volgedraaid...of hoe moet je dat netjes zeggen, meneer Van Deksele?  De boer met al zijn knechten, allemaa de riek in de klauwen, had Dooi tot voorbij Flabbaertbuize, buiten het dorp dus, achtervolgd . Dooi was met al zijn vodden aan het sop ingedoken en kunnen ontkomen. De zaak  kwam nooit meer goed en het jonge paar - wat moet een mens anders doen..., - was naar Canada getogen. 
    We liepen door het tuinhekje dat Joris openduwde, maar de ligusterheg, die Dooi zo mooi in sierlijke bochten knipte, was door een houten afrastering vervangen. De moderne tijd slaat overal toe. Ongestraft!
       - Wacht, zei Joris en hij duwde de fiets in het schuurtje, waarin Tseten Dooi, zoon van zijn vader, ooit nog eens fietsen probeerde te repareren. 

    De tijd was blijven stilstaan. In het midden van de kamer tegen de lange buitenmuur stond de schouw met de langebuiskachel.  De tafel, waarop een stuk gespikkelde linoleum gelijmd was , stond voor het venster. Aan de tafel stonden enkele gammele stoelen  en naast de kachel  twee doorgezakte fauteuils. Het behangpapier was ooit mooi geweest met hertjes, roodborstjes, waterputjes en de wrede jager erop. Naast enkele pêle-mêles met bruine familiefoto's hingen Wie-Werkt-Voor-Vrouw-En-Kind-'t Is-Vader en De-Morgenstond-Heeft-Goud-In-De-Mond . Voor de langebuiskachel stond een vrouw - ik vermoedde Joris' echtegenote - in een grote braadslee aardappelen  teroeren.
       - Das mijn vrouw, zei Joris terwijl hij de schoenen uitschopte en aan tafel ging zitten. 
       - Dag, mevrouw, probeerde ik beleefd te zijn en stak mijn hand uit, maar ze bleef ijverig in de braadaardappelen roeren . Ze zag er zo oververmoeid uit in haar vormeloos lichaam. Het haar hing sluik naast haar gezicht, waarvan de huid matgeel was. Haar voeten staken in mohairen pantoffels en de grijze, wollen kousen zaetn vol gaten.
       - Wie heb je nu weer meegebracht?, vroeg de vrouw met een monotone stem, waaruit zelf geen afkeer klonk.
       - Dat is Wim van Oostveld, probeerde Joris opgewekt te zijn. Wim is een oude schoolmakker ( Joris knipoogde eventjes...), want zijn moeder dreef indertijd een winkeltje waar nu de doodkistenzaak is. Wim is la lang uit het dorp weg, hé, Wim?
       - Ja, antwoordde ik maar. De aardappelen begonnen lekker te ruiken.
       - Dek jij de tafel, Joris , klonk weer die matte, egale stem, waarin ook maar geen greintje leven te bespeuren was.  
    Ik zag dat Joris drie diepe borden op tafel neerpootte. Een zeker gevoel van gêne deed me van tafel wegkijken en in het fotoraam zag ik plots een foto, die ik duidelijk herkende. Het kiekje moet op een kermisdinsdag gemaakt zijn, want ze stonden er allemaal op. Bol in de hand, Mossel, Siere, de Dikke Meire, Smet Doore, Celle Naalde.
       - Kom, zr de dorre stem.
    Ze wees naar een met aardappelen opgeschept bord. Joris stond bij de tafel met een grote, gerookte ham in de armen en viggelde er grote plakken van. Hij smeet ze één voor één op de aardappelen in de borden. Ik zette het valiesje naast een stoel en ging aan tafel zitten. Ik nam de vork en zocht naar het mes, maar toen wist ik het weer en nam een plak rozige ham met breedgele vetrand in de rechterhand en scheurde er met de tanden een lap van en stouwde er een vork aardappelen achter. . We aten en zwegen. Toen schoof Joris plots zijn bord van zich weg, stond op en ging naar de schapraai waar hij een grote kom nam en vol koffie uit de pot op de langebuiskachel schonk.
       - Jij ook, Wim?; vroeg hij.
       -  Neen, antwoordde ik.
       - We hebben geen bier, zei de vrouw.
    Joris negeerde haar aanmerking en begon weer met de  vragenregen zoals daar juist op de straat.
       - Waarom keerde je terug, Wim? Ze wilden het allemaal blijkbaar weten, want de veldwachter, Bert, de pastoor ( voor hem is dat wel een tweede natuur...)  en nu Joris, ze vroegen het allemaal. Bovendien wisten ze allemaal dat ik uit de bak kwam en ik vroeg me af of ze er ook zovele problemen zouden mee hebben, indien ik, laat zegegn als toerist, was teruggekomen.
       - Ik wou ze nog even terugzien.
       - Ze zijn er niet meer en het dorp is dood, antwoordde Joris.
       - Dood?, vroeg ik en keek de kamer rond. De vrouw bloosde en Joris sneerde:
       - Ja, op die manier, maar dat is een heel verhaal!

    Het Verhaal van Joris:
    Ikben wel een paar jonger dan jou, Wim, maar ik heb je goed gekend. De bende: Tuur, Bert Toon, Wim, Lowie, doch ik hoorde er niet bij.
       - Je was zoveel jonger...
    Dat was de reden niet. We - vader , moeder en ik - woonden in de Kitteldreef, je weet wel de slag die voorbij de school naar de velden liep. Eindeloos. We hoorden er niet bij, bovendien mijn vader was meer ziek dan hij werken kon en mijn moeder had niet zo'n beste naam.  Ik heb ze allemaal de revue weten passeren. Alle bezoekers van mijn moeder gaven me repen chocolade. Ik moest soms minuten persen om het eerste stipje stront uit mijn aars te duwen. Allemaal kwamen ze: Neuker Chaf, Smet, Dooi...wie niet? De tram? ( Hier ademde Joris eventjes).
    Ik zeg je, Wim, ik hoorde er niet bij en ik wou er zo graag bij horen. Maar plots...was het voorbij. Iedereen was weg. Jij, Wim naar de kostschool. Tuur en Bert liepen school in de stad en fietsten elke dag heen en weer. Toon werkte op het ouderlijke bedrijf en ik stond er weer, alleen. Mijn vader werd al maar meer ziek en moeder kreeg al maar meer bezoek van de vette heren met vuistgrote bobbels in hun broek. 
    Op een dag kreeg ik ruzie op de speelplaats met Tseten Hoethooft, niettegenstaande we boezemvrienden waren,  want we waren beidende uitgestoten sukkels, zeg maar niet Wim dat je het niet weet. 

    Je hoorde het ijs kraken in de sloot, zo hard vroor het. De lucht was staalblauw en hoog, onbereikbaar ver roeide een eenzame meeuw - godverdomme , een zeevogel zei Tuur - ,aar de horizon. We lagen met zijn allen teegn het taluud van de drenkput van Smet. Het waterpeil was ,toen het begon te vriezen, niet al te hoog, zodat de helling, waarlangs de koeien in de zomer naar het waterd afdaalden, langer was dan gewoonlijk en veilig langs het taluud tegen de snijdend winterbriesje en met  de zuiderzon in het smoel, lagen we, moe van het baantje glijden te vertellen over alles en iedereen. Mossel, de Dikke Meire, Smet, Teut, over de dochter van Klerk, op wie iedereen verliefd was, maar Giel Kalkoen had gezegd dat is mijn lief en de zaak was afgedaan.
       - Smet heeft een nieuwe stier gekocht. Oost-Vlaams blauw, maar met een beurs tot op de grond.
       - Godeverdomme, Bert, je liegt.
       - Toch dicht tegen de grond.
       - Kijk, riep Toon.
    We loerden over de taluudrand en zagen Tseten Hoethooft dwars door de velden vanuit het dorp in onze richting komen. We lieten hem naderen en sprongen eindelijk recht.
       - Wel, Tseten, wat doe jij hier?
       - Ik kom van de bakker, antwoordde Tseten en toonde een brood.
       - Godverdomme, bakekn de boeren zelf niet meer?, vroeg Tuur en ritste het brood uit Tsetens handen en liep een stuk de wei in met Tseten achter de vodden. Tuur was hem te vlug af en bovendien werd het brood van de ene naar deanderegeworpen. Tseten droop af, wij scheurden het brood in hompen en aten ervan.

    Tseten en ik vochten dus een partijtje...en Tseppen ,de lesboer,  kwam er tussen en wij dadelijk naar Moeder Overste gestuurd. Godverdomme, wat er daar gelamenteerd werd.We waren nog maar eens het uitschot, mijn vader werkte niet en over mijn moeder zou ze geen woorden vuil maken...en dan dat vechten. Ik moet toegeven, Wim, wat ze over het vechten zei, weet ik niet precies, want ik flapte er plots uit:
       - Over mijn moeder hoef je niks te zeggen, maar over  Smet, Neuker Chaf, Roker ben je toch ook niet vlug uitgepraat...
    Dat moet er te veel aan geweest zijn, want ik werd stante pede van school gestuurd en dat was mijn minste zorg, daar ik toch bijna veertien was. Tseten werd ook doorgestuurd. Bij mij thuis zeurden ze daar niet al te veel over, maar 't schijnt dat Tseten thuis deskundig afgetouwd werd. Bij mijn bleef het bij:
       - Ga jij nu maar werken...
    Ik ging werken. Bij al de parochiestiers, bij wie ik me aanmeldde, bleken ze nog nooit van mij gehoord te hebben.
       - Waar woon je,zeg je?
       - In de Kitteldreef.
       - De Kitteldreef  , hier in het dorp? Laat me niet lachen...
    Ik vond eindelijk werk bij de meelkoper, maar hoe die met mijn eieren gerammeld heeft, was niet mooi meer, laat staan christelijk. Ik heb er vier jaar gewerkt, wat zeg ik, afgezien. Gezwoegd tot Ik heb daar vier jaar lang met mijn ballen laten rammelen mijn ballen gelijk hingen. Om zes uur de paardenstal uitmesten. Godverdomme, 't sop liep  langs mijn kanis van de amoniak.
    Joris stopte eventjes het verhaal en wierp een schop kolen in de mond van de plattebuiskachel. De vrouw, die de hele tijd aan de tafel was blijven zitten, begon nu de boel op te ruimen. Ze duwde de gerookte ham in een geruit zakje en knoopte het daarna dicht aan de krop.  Joris likte het vloeitje van de gerolde sigaret , hij had een bastos geweigerd, dicht en:
       - Het ochtendeten was van halfnegen tot kwart voor negen, maar dan moest ik wel eerst de wagen geladen hebben. Meel dat gaat vlug, vijftig kilogram, maar meststoffen...zakken tot aan de krop, zodat je ze met moeite kon dichtstroppen, laat straan dragen. Je zeulde je te barsten en kwam tien voor negen in de keuken...Het wijf van de meelhandelaar , met een  grijns op haar smoel  van hier tot in Kleit, ruimde de tafel reeds op en de handelaar , hij was de voorzitter van de Dis, zei:
       - Inspannen...We zijn er mee weg !
    Met een lege maag kon ik dan al die zakken op zolders, vlieringen of dilten, de boeren konden het niet gek genoeg bedenken, torsen.  Ik heb daarvier jaar met mijn ballen laten rammelen, maar plots was het af...Het moet omtrent Pasen zijn geweest, dat het plots mijn kloten begon uit te hangen. Ik stond op met een kop als een stationstoilet , want de dag voordien was ik naar de maandagkermis geweest. Vader lag te kreunen en te hoesten. Moeder was nog niet thuis van de kermis. Het laatst had ik haar gezien in de danstent van Zanne Seppetter aan de nek van een jonge bok, die de stiel nog moest leren. Ik liep de prille lentemorgen in en vlak voor de poort van het huis van de meelhandelaar braakte ik nog een laatste gulp te veel bier op de kassei.
       - Godverdomme, loop naar de mokkenmarkt en ik liep terug naar huis en kroop in bed. Een uur later of waren het er twee?, ik weet het niet meer, maar ik lag te woelen en te keren met zo'n paal tussen mijn benen. Als je d'er een emmer water had moeten aanhangen, dan kwamen mijn hakekn zeker van de grond. Ik soesde dan voor enkele ogenblikken weg en droomde en telekns kwam Mossel te voorschijn. Niet te verwonderen natuurlijk, want we hadden de dag voordien uren aan een stuk staan hijsen in Den Hoorn.
       - Joris, je bent een klootzak, stond Mossel voortdurend te wauwelen. 
       - Godverdomme, Mossel en ik greep hem bij de revers, ik zwier je achter de tap. Toen neep Mossel de ogen tot spleetjes en sliste:
       - Waarom smijt je die meelhandelaar niet achter de tap? 
    Ik liet Mossels kraagomslag los en sloeg met de vlakke hand op de tap in een vlek bier en riep:
    --- Berten, geef ons nog iets en toen wist ik het: voor de meelhandelaar zou ik niet meer werken. 
    Plots hoorde ik stommelen beneden en dacht aanvankelijk dat moeder weer bezoek kreen, maar de dinsdag was poetsdag bij de pastoor ( verdomme, zou die ook...,) en met die niet al te leuke gedachte sprong ik uit bed. 
       - Joris, hoorde ik reeds roepen. 
       - Ja, ik kom. Ben je van een haas gepopt? 
    De meelhandelaar stond al beneden aan de trap.
       - Oh, deed ik verbaasd.
       - Godverdomme, Joris, waar zit je? Er is werk aan de winkel...
       - Oh, loop naar de kloten en laat een mens slapen.  
       -  Wat ?, vberbaasde hij zich en liep een klein beetje purper aan met allemaal van die kleine, leuke adervertakkingetjes op zijn bolle, goeddoorvoede wangen. 
       - Je bent toch niet doof, Stonne? Ik zei: loop naar de kloten.
    Hij wist blijkbaar niet wat te antwoorden. Dit gebeurde niet zo vaak.
    Joris hield hier  eventjes op met vertellen en schonh zich uit de koffiepot op de kachel een kom koffie in. Het was nu betrekkelijk donker in de kamer en de vrouw was uit het vertrek verdwenen. Het valiesje stond nog bij mijn voeten. Nadat Joris een lauwe slok koffie gedronken had, kuchte hij even en spuugde een klad op het kacheldeksel waar ze op en neer danste in de warmte.  
    Ik ben er nooit meer gaan werken, maar toen begon het circus. Moeder maar drenzen, doch dat was klein bier met de rest. Ik dacht namelijk makkelijk werk te vinden, het sjiek volk dacht er nochtans anders over en had de rangen gesloten. Zelfs vanuit  de moederlijke sponde hielpen de aanwervingstechnieken niet.   

    De wereld was onenidig stil, want het was september. Over de oneeindig vlakke velden trilde een aangenamen warmte en overal kropen lange rijen graaiende mensen tussen de lijnen uitgeworpen aardappelen.
       - Madeleine zit ook weer vol, zei Angèle die op het einde van de root de aardappelen  bij elkaar zocht. Ik voelde als een knazl weer een stijve lat in mijn broek rijzen.
       - Van wie is 't nu?
       - Zeker niet van de tram, maar anders hebebn er veel kans.
    De Groten van Oostveld stond met een ruk op en gromde:
       - Schijten en hij loep een eind het rapenveld in.
       - Toch niet van de Groten?, vroeg Toon met pretoogjes.
    Hilariteit.
       - De Groten? Een waterfluit, ja!
       - Joris krijgt er dus een broertje bij?, vroeg ik.
       - Of een zusje, verbeterde Toon, maar of de vader dezelfde zal zijn...wie zal het ooit weten?
       - Wie is Joris' vader?
       - Wie niet?
       - Joris lijkt , godverdomme toch als twee druppels water als Smet.
       - Hij trekt precies met het rechterbeen als Smet.
    De Groten had gedaan met schijten en stond recht uit het rapenveld, maar toen het klokje op de nok van de boerenwoonst. Etenstijd.
       - Juist op tijd gescheten, grijnsde de Groten.

    Het vlammetje van de lucifer verlichtte eventjes het gezzicht van Joris en de gerolde sigaret begon rood te gloeien en toen blies Joris een wolkje rook naar buiten.
       - Ik ben dan maar in de Steenoven gana werken, Wim, en godverdomme 't was lastig. Elke dag om vijf uur uit het nest en dan met de fiets naar de steenoven. De hele dag met een plank op je schouder en maar stenen de oven indragen. Tot je kloten gelijk hingen. Dan weer met de fiets naar huis. Kan je geloven, Wim, dat ik blij was toen de oproep voor de dienst in de bus viel...
    De vrouw was de kamer weer binnengekomen. Ze plaatste een maandje met wasknijpers op tafel, pookte in het vuur in de langebuiskachel  en zei:
       - Zijn jullie hier nog?
       - Zie je niet, misschien, bitste Joris terug en ik hoorde duidelijk de wrevelige ondertoon.
       - Ik ga naar de boer, zei de vrouw, want er moet een zeug biggen en hij vroeg of ik wilde de wacht houden. Ze trok de deur achter zicht dicht.
       - De boer?, vrieg ik.
       - Je kent hem niet, zei Joris. Hij is van achter je tijd. Hij woont in de Magere Rozen, maar hij heeft zich zo diep in de schulden gewroet...Er is geen uitkomen aan, want Wieten van de Boerenbond is staalhard en hij moet ook zijn jongen kweken, althans zegt Wieten, zodat het wijf van de boer van de ene depressie naar de andere huppelt...en...
       - En?
       - Ik heb al lang afgeleerd om jaloers te zijn, mijn vrouw bovendien ook, dus gaat ze regelmatig met de boer een nummertje maken en ze dent dat ik het niet weet.
    Stilte.
    Ik nam het valeisje en wou weggaan, want ik voelde de rillingen van ontmoediging en eenzaamheid over mijn glijden.
       - Ga je al?, vroeg  Joris.
       - Waarom zou ik blijven?
       - Vlak voor ik naar de troep vertrok, was vader gestorven. Een kwalijke griep. Je weet wel, Wim, de Aziatische...Hij stikte in een te felle hoestbui en moeder was niet thuis, want er was te sierens een uitvaart en ze was alweer gaan helpen.Het kon me allemaal geen kloten schelen, want mijn vader dat zei me niks , alsof de band, die er toch tussen vader en zoon is, met het zaad meegegeven wordt .
    Stilte.
    Ik voelde een warmte in mijn buik ontstaan en het beeld van mijn vader, hier in het dorp dan nog..., ontstond weer op de beeldbuis van mijn geheugen. 
       - Het kon me allemaal niks schelen, zei Joris en hij snorrelde wat snot in zijn mond en spuwde het in de kolenbak onder de langebuiskachel. Och, Wim, hier heb ik, godverdomme afgezien. 't Leger, Wim, dat was zaligheid. Boef genoeg. Geen gesappel. Nu en dan de pijp uitkloppen met het soldijgeld. Mieledju! Maar nadien? Vader was dood, maar dat zegde ik reeds. Terug naar de steenoven, maar het was veranderd. Niet dat we niet hoefden te werken, maar de sfeer. Je moest kleur bekennen. Je kon katholiek met je kloten laten spelen of socialistisch. Zelfs de blauwen kwamen op de proppen, maar die rammelden al eeuwen met de eieren van de brave luiden, dus wat maakte het uit. Op zekere morgen, 'k val  dood als het geen maandag was, want mijn tong leek een rasp, stond Berten Been me bij de fietsenbergplaats op te wachten. Rijen en pmzien, Joris, dacht ik, want Berten met zijn ganzensmoel is geen haar te betrouwen. Of ik in de vakbond wou  komen? Ik werk, ik zeik niet, antwoordde ik teegn Berten en Fien was gekleed. Later werd ik communist, maar dat was Mossels schuld, maar verder dan het zingen van de Internationale aan de tap in Den Hoorn om de femelaars een kloot af te draaien heb ik het niet gebracht. Moeder drensde nog een paar keer over Berten Been en dat hij zoveel te zeggen had en kind aan huis was bij de pastoor, de burgemeester, de baron...en in haar bed, maar dit tussen haakjes. Joris nam het ronde deksel van de kachel, keek in de vuurgloed en zei:
       - 't Zal nog gaan...Been was inderdaad een bezige bij. Bode bij het ziekenfonds. Schrijver bij de vakbond. Kantoorhouder van de BAC. Penningmeester van de voetbalclub...Hij is zelf nog schepen geworden, van Openbare Werken, godverdomme, Wim, hoe kan je het raden. Maar dat ventje heeft me toch een keer lelijk bij de kloten gepakt. Het was in de tijd van School en Gezin.

    Leuven leek een versterkte stad, want Zijne Excellentie de Eerste Minister kwam spreken. Hij kwam het socialistisch beleid  van de regering uit de doeken doen, maar studenten aan een katholieke universiteit balen van sociallisten , want dat is werkvolk en werkvolk slechtvolk. Geef toe, dus de studenten zouden betogen, want weg met het rode gespuis, straks willen ze nog betaalde vakantie in plaats van serieus te werken.
    De rijkswacht waakt, dus de orde zou gehandhaafd worden en hoe: vrachtwagens, jeeps, paarden en waterkanonnen.
        - Het kan nog leuk worden, zei Buk in de Fleur , waar de elite onverstoord zat te whisten, want alles op zijn tijd.
       - Jeannot, vier stella's.
    Spiek speelde er zich, godverdomme, toch  wel in zeker en smeet de kaarten op tafel.
       - Ga je de straat op?, vroeg Pulle, terwijl Jeannot het bier op tafel plaatste.
       - Ik weet het nog niet, antwoordde ik.
       - Ik wil me niet moeien, mengde de bemoederende Jeannot zich, maar waarom blijven jullie niet kaartspelen tot alles voorbij is. Straks worden jullie nog door de gendarmes in elkaar geslagen. 
    Stilte.
       - Moet ik een grote eierstruif bakken?, wou Jeannot weten.
       - Godverdomme, Jeannot, we gaan vanavond in stad eten en dan zien we wel. We zijn niet bang voor paarden, hé, Wim? Giel Hulsschout had alweer het woord genomen. Bovendien, ging hij verder, we zullen dat rood gebroed , de aardappeleters eens mores leren. We grijnsden , allemaal.
     We buiten kwamen we in de belegerde stad met rijkswachters  in gevechtskledij. De brave, eigen pandoeren waren niet meer te bespeuren. Gevechtswagens. Waterkannonen . Friese ruiters. We raakten nog net op de markt     en daar was de poeha volledig. Het gotische stadhuis was door dichte drommen rijkswachters afgegrendeld, maar aan de overkant van het plein  stonden roten studenten stoer te doen. Vooaan  de verbondswachters. Pet op de blonde ( natuurlijk...) kuif. De Schillerkraag open op de revers van het colbert, waarvan de mouwen tot aan de ellebogen opgestroopt  en traag, maar toch ritmisch werd de verbondsknuppel in de palm van de rechterhand geslagen. Achter hen stond het gemeen, kanonzat, te schreeuwen:
       - Weg met Collard en de gendarmes. Kom hier , ik schop tegen je beiers...
    Allemaal slogans van die strekking, maar de teegnpartij had het niet zo onverstandig bekeken, want overal hingen luidsprekers, waaruit stevige marsmuziek of schreeuwerige boodschappen klonken.
       - Kameraden, we hebebn het recht onze eigen scholen op te richten!
       - Woewoewoewoewoe...Speelt hem thuis af! 
    Het werd een kakafonie, maar onder het geduw van Giel raakten we toch nog op de Oude Markt en vandaar in de Lion d' Or , waar we gebraden tond met friet aten. Bij de terugweg ziekte Giel nog in een leeg achtergelaten jeep en de Ziel van het Kind was gered en we gingen kaartspelen in de Fleur. Na een tijdje kwam Spiek de Fleur binnengewaggeld en zwaaide met een Walentoque en riep:
       - Goedverdoeme, Waal buit. 

    Ik stonad nog steeds met het valiesje in mijn hand bij de kachel, waarvan de rode, ronde opening een cirkeltje tekende op het groezelige plafond.
       - Wat sta ik hier nog te wachten ?, dacht ik.
       - Berten Been was uiteraard ook de man om de maandelijkse bijdrage voor school en gezin op te halen, want de Ziel van het Kind  hoefde dringend gered , je weet wel, Wim. Maar godverdomme als je elke dag je dingen afdraait wat kan je de Ziel van het Kind schelen. Op een dag is het dan gebeurd. We staan met zijn allen, 't sjiek volk, zeg maar, aan de tap bij Waele, godverdomme, wat was Jona, de dochter, een schoon wijf, te hijsen dat het niet mooi meer was. Wim, je raadt nooit wie d'er binnenkwam?
    Ik schokschouderde. Joris dronk een slok aan de teut van de koffiepot, spuwde in het rode cirkeltje en :
       - Berten Been. 't Was of madame al op de bijdrage, je weet wel, soms gedacht  had en of madazme het eveloppetje wou afgeven...We keken allemaal met open mond naar Berten en Mossel, natuurlijk, trok ten aanval.
       - Madame, geloof ik, zei Mossel.µGegiechel op alle banken en de Dikken Meire liep heupwiegend zoals dikke matrones plachten te doen, terwijl hij de halfvolle pint boven het hoofd hield en lalde :
       - Foelee-Foe , dansee, Medame.
    Waele , die ook niet van  gisteren was en bovendien middenstander, had het dadelijk begrepen en teegn Berten:
       - Wat zal het zijn?
    Berten kleurde.
       - Een biertje.
    Mossel greep de tweede kans:
       - En wij...hebben wij een houten kop en drinkt meneer alleen?
    De Dikken Meire laveerde nog steeds heupwiegend, althans de Dikken dacht het toch, rond de biljart al was de pint nu leeg en sliste:
       - Mooie film: " De man die alleen drinkt"
       - Godverdomme, fulimeerde Mossel, Berten, als je één  enveloppetje leegmaakt dan zal daar toch geen haan naar kraaien en wij kunnen zwijgen als vermoord. 
       - ...als vermoord, echode den Dikken.
       - Mieldju, Dikken, hou jer wauwel. Kom, Berten één enveloppetje en we drinken allemaal iest op de Ziel van het Kind.
    Berten liep rood aan. We dachten dat hij iest ging zeggen, maar hij bedacht zich, dronk zijn glas leeg:
       - Goede avond, mompelde hij en vertrok zonder enveloppe.
    Bulderend gelach.
    Joris hield op met vertellen en ik wou juist zeggen
       - We zijn ermee weg, maar...
       - Enkele dagen later, werd ik des morgens door de Zwarte Workel, de ploegbaas op de steenoven, gemaand om direct naar het buro te gaan.
    Ik kon niet vermoeden waarom de baas me wou zien, maar ik wist het rap. Ik stak de deur van het buro open en Meneer Roger zat achter de schrijftafel een kop koffie te drinken.
       - Natuurlijk, hoorde ik hem zeggen, dus was er nog iemand in de kamer...en er was inderdaad nog iemand, want ik zag Berten Been naar voor komen. Berten grijnsde eMeneer Roger nam het woord.
       - Derijke zoals je weet ( Godverdomme wat wist ik...?) er is bijna geen werk, daarom kunnen we je diensten niet meer gebruiken. Hier is je C-4. 
    Als van de hand Gods geslagen nam ik het ontslagbrieje aan en meneer Roger voegde er nog aan toe:
       - Wil je Jozef inlichten, want de vakbond hoeft niet.
       - Jozef?
    Berten Been fluisterde iets in het oor van Meneer Roger. Hij glimlachte en zei:
       - De ploegbaas.
       - De Zwarte Workel?  
       - Ja, antwoordde meneer Roger en op dat moment wist ik het, Berten Been had me deerlijk bij mijn kloten.
    Het werd beklemmend stil in de huiskamer waar Joris en ik rond de dovende kachel stonden.
        - En toen?, vroeg ik en ik was verbaasd over mezelf, want ik had allang weg willen gaan en Joris met zijn levensverhaal willen laten voor wat het was.
       - Ik ging mee met Mossel  in de mijnen werken. Wim als je wil weten wat sappelen is, dan moet je mijnwerker worden. De steenoven dat was kinderspel, maar we verdienden goed. 
       - Bleef je in het dorp wonen? 
    Ik schrok me te barsten, want plots baadde de kamer in een fel licht. Daar ik met  de rug naar de deur stond, had ik de vrouw van Joris niet zien binenkomen eb ze had onmiddellijk het kicht aangedraaid.
       - Jezus, staan jullie hier mog?
       - Ik wou net weggaan, zei ik.
    Joris negeerde alles: het licht, de vrouw, mijn antwoord. 
       - Ik bleef in het dorp wonen, ja. Prettig was anders, want ze haalden ons af met beestenwagens, des avonds, want we deden de nacht. Heel de dag voerde Vanheyste varkens rond. Als ie tijd had spoot hij de stront van de plankenvloer en reeds ons dan naar de mijn. Ik bleef in het dorp wonen, ja. Waarom? Om met hun ballen te spelen? Ik weet het niet. 
    De vrouw lei het deksel op de kachel en zei: 
       - 'k Ga slapen, want 't is morgen weer vroeg dag, bovendein klopt de boer me misschien uit bed, want die verdomde zeug wou d'er maar niet aan beginnen...
       - Weet jij, Wim, waarom je terugkwam?
    Ik zweeg.
       - Mossel is dood, zei Joris en liep naar de deur. Ik zei het reeds ze zijn allemaal dood, maar de klootzakken blijven altijd leven.
    Ik nam het valiesje, Joris schoof even op zij in het deurgat om me te laten passeren. 
       - Heui, probeerde ik vrolijk te zijn.
       - Er zullen altijd en overal klootzakken zijn, want het is erfelijk. Joris sloot de deur en ik liep met het bungelende valiesje in de hand het tuinpad af. De gele vlek op het pad verdween en ik begreep dat Joris' vrouw het licht op de dlaapkamer uitgetrokken had...en dus niet op Joris wachtte. 
    Het was spelonkdonker op straat, want de straatlampen waren nog steeds even dunnetjes gezaaid  als voorheen, doch ik kende elk huis.
    Ik sloop langs de gevels en voelde de warmet uitde huiskamers die in mijn buik binnenkroop en zich verder in mijn benen liet zakken zodat ze loom werden. 
       - De klootzakken zijn er nog, dacht ik. 
    Ik bleef eventjes staan vlak voor het huis waar Cesee zijn bakkerij had. Die klootzakken spookten door mijn hoofdd. Waar moerst ik heen? 
       - Ik neem de bus, maar de gedachte spoelde vlug weg uit mijn hoofd, want zo laat zou er geen bus meer rijde. Maar bij de halte aan de Hoorn kon ik misschien een kamer huren...
       - Hoeveel geld heb ik eigenlijk nog?, dacht ik luidop. Het moet nog meer dan negenduizend zijn, want meer dan een pak friet, een koffie en spoorkaartje had ik niet gekocht, dus een kamer zou ik nog kunnen huren.
    Berten was natuurlijk al alng verhuisd en wat zat ik hier nog te mememn, maar jezelf hoef je niet te beklagen want dat staat niet en bovendien Geo Van Deksele heeft er geen boodschap aan, laat staan één of ander ophooggevallen in steen kappende klootzak, die denkt dat ie de wereld en het sperma uitgevonden heeft. Maar ondertussen zat ik daar voor het huis van Cesee het geld te tellen. Een onbeschrijfelijke eenzaamheid, die in mijn ziel kneep, rilde langs mijn rug en ik kreeg angst, want al mijn darmen knepen samen en waar zou ik die hoop stront moeten schijten? Ik kroop recht, ik liet het geld achteloos in mijn jaszakje glijden, nam het valiesje en liep de dorpsstraat verder  in  langs de school, waar ik mijn eerste waggelende stapjes in het leven gezet had en meer dan eens met mijn smoel op de grond terechtkwam. 
    Ik kroop voort langs de huisgevels en het valiesje begon loodzwaar te wegen en het handvat sneed rode pijnstrepen in mijn handpalm. Toen zag ik het plots, er schoof steeds iets voor mij uit. Ik liep er onverwacht naar toe, maar het schoof voor me uit. Ik tilde mijn rechterarm op, maar hij kroop langs de smidse van Stove, waar de hoefstal in elkaar gezakt antiek stond te zijn. Ik stond stil en draaide op mijn as en grote, gedrochtelijke lijnen liepen over Dabeits slagerij. Ik liep  achter mijn schaduw, maar ze sprong weg over de huizen, waar de mensen uit mijn jeugd gewoond hadden, maar nu al alng lagen te stinken tussen de meidoornhaag van het kerkhof. Ik werd bang en rende met het bungelende valiesje in de hand en er was geen mens op straat en ik viel kop over kloten over een tuinmuurtje en bonsde met de slaap teegn iets hard en ik meende een aangename warmte door me te voelen stromen, maar aan mijn vingersd kleefde bloed.Tuur , de pastoor en ik stonden bij het graf samen met Doof, de grafdelver. Maar anders niemand, of toch, godverdomme wie stond er nog bij? , want de kist was toch niet alleen gekomen? De kist geloof ik? 
       - Mieledju, zei Tuur, wat een bak.
    Ik stond te huiveren in het witte rochet dat boven het wapperende, zwarte koorkleed flapperde. Mijn handen kleimden koud, het was augustis en niet meer zo warm. Augustus of toch september, ok wist het echt niet meer zeker. Het handvatjes van het koperen wijwateremmertje tekende een blauwe streep in mijn hand. De kwispel slingerde ik heen en weer, maar mijn hand werd niet warm. Tuur hield het processiekruis vast of eigenlijk hij pootte het zo neer - eoals altijd - dat hij het kruis als rustend steunpunt kon gebruiken.
       - Pater noster, reciteerde de pastoor en zwiepte met de kwispel over de kist. Ik hoorde hoe tuur een voorzichtige scheet langs de dijen liet glijden en terwijl  hij genietend grijnsde zei hij stilletjes:
       - Voilà!
    De pastoor  hield op met kwispelen, boog het hoofd voor het processiekruis, waarbij Tuur geweldig stond te stinken en zei tegen Doof:
       - Ja 
    Doof schoof met zijn voet langzaam de achterkant van de kist in de gleuf en toen ze daar een beetje op de boord hing te bengelen, duwde hij met zijn zwaar bespijkerde schoen teegnde voorkant en de kist plofte naar beneden. Het stof warrelde op en de pastoor begon al tussen de linden het kerkhofpad af te lopen, maar Tuur en ik bogen voorover om in de grafspleet te kunnen kijken en de kist was opengebarsten . De soldaat , in het veldgrauwe uniform, lag op de rug. Aan de linker slaap liep een streepje gestold bloed dat donkerrood gekleurd was. Hij sperde de mond open en liet een uitermate gaaf, sneeuwwwit gebit bewonderen.
       - Godverdomme, hij lacht, zei Tuur. 
    Ik keek opnieuw in de spleet en wist het niet, maar de ogen van de soldaat waren open en de blauwe bollen keken star naar boven zodat je de indruk kreeg dat hij loenste. Rond de nek hing met een gevlochten rood wollen draadje een groezelig lederen zakje. 
       - Kom, zei Tuur en hij trok aan het rochet en we liepen  terug naar de pastoor die ongeduldig bij het scheefgezakte kerkhofhek stonde te wachten en waar Rietje, de timmerman, stond te drenzen hoe ie aan het geld van die kist zou raken.  Doof was reeds begonnen met aarde op de kist te werpen.
       - Plof, plof, plof... hoorden we.
    Der aarde zal in zijn mond gevallen zijn.

    Ik bleef eventjes achter het tuinmuurtje liggen en voelde me warm en veilig en het beetje bloed aan de vingertoppen was opgedroogd. Ik voelde aan de slaap en er had zich reeds een korstje gevorm. Ik keek van op mijn rug naar de lucht waar  enkele sterretjes schitterden. Het valiesje lag naast me. 
       - Zou ik hier niet  blijven slapen ?, dacht ik bij mezelf en stelde dus vast dat het luidop denken zich alweer aan de "gewone" maatschappij had aangepast. Ik richtte me op om over het tuinmuurtje te kijken en kon me niet oriënteren. Ik liet me ontmoedigend terug op de rug neerzakken. Mijn slaap begon lichtjes te bonzen en ik voelde de moeheid in mijn lenden via pijnlijke rugscheuten in mijn linkerbeen verder trillen. 
       - Kom, zei ik, we moeten verdere en krasselde recht terwijl ik het valiesje zocht. Plots hikte ik - het kwam zo onverwacht - zoals peuters na een fikse huilbui.  
       - Godverdomme, sprak ik me moed in, we gaan naar waar het leven nog te leven was...

    Het Koor der Betweters: 
    Lesboer Seppen ( vanachter het opengeslagen luik van de lessenaar): Die Wim van Oostveld zal het nog ver brengen, dus hij is gevaarlijk.
    De pastoor ( terwijl hij met het grote vleesmes dikke plakken ham afsneed): Marie, waar is de mosterd? Wim van Oostveld? Een gevoelig ventje  en onbetrouwbaar, want hij wil van alles het naadje van de kous weten. Saperstie, Marie, die ham is oosters...
    Eerwaarde Moeder Overste ( teegn Toon Mulders die juist een paar soepkippen gebracht had...): Die Wim van Oostveld zal ooit nog in de gevangenis terecht komen, want hij is veel te slim en altijd met die neuw in de boeken, waarvoor kan zoiets goed zijn? ( Toon knikte, uiteraard!)
    De Kwakkel ( vanop de hoge lessenaar alias het troontje en streng de studiezaal inkijkend): van Oostveld Wim? Een hitsig ventje en zal eraan ( je weet wel) ten onder gaan. Zou beter een beetje meer over  Joannes Berchmans lezen dan al die Streuveliaanse rommel. 
    Moeder ( met twee brillen op de beus en het contoboek op de schoot): Wim had het ver kunnen brengen, maar werken, mijnheer, dat was wat anders!
    De schoolarts ( stak de stethoscoop in het artentasje): van Oostveld? Is dat een kostleerling, zuster? Hoeveel interne leerlingen zijn er , zuster? Hebben we ze allemaal gehad?  van Oostveld, vroeg je? Die phimosis zal hem wel parten spelen, maar dat is zijn zaak! 
    Mossel ( " Berten , geef ons nog eens iets, want het vreten is ook duur"): Wim jongen, wij zullen de wereld nooit begrijpen, maar de wereld ons ook niet en dat is, godverdomme, het ergste! 
    Geo Van Deksele ( met het Brood des Herens in de mond): Dat dieVan Oostveld maar oplet!
    De Horecaffer ( schuifelend door de lege gang): Wat gaat er met "onze" Wim nog gebeuren? Waarom vaagt dat aan alles zijn kloten niet?
    Vader ( in de verte kijkend en hoofdschuddend): Zweeg!

    Ik liep verder met het valiesje in de hand naar het einde van de dorpsstraat en in de lichtcirkels van een naderende auto, hij vertraagde eventjes ( " Wie loopt er hier nu godverdomme zo laat op straat met een valiesje in de handen...?" ), kon ik het witte huis van Smet herkennen.
    Het was nog niks veranderd en ik kon het allemaal goed waarnemen, want de auto was met brandende koplampen blijven staan ( " Ken je hem?" - " Neen") en verlichtte de zijgevel van het huis.  Boven was het venstertje van Smets slaapkamer.
    Het was beroemd, het kamertje. Hert was een snikhete zomerdag. Smet zat op zijn gat in de schaduw  van de hoefstal samen met Pier van 't Kot een faro te drinken, toen Tuur van de Sportvriend fietsend voorbijsnelde en riep:
       - De commiezen, godverdomme!
    Pier van 't Kot dronk de faro leeg, maar Smet stormde de hyuiskamer binnen en riep:
       - Deme, de commiezen, godverdomme, Tuur als het ware herhalend. Waar is de jenever?
    Deme en Smet dreven naast de smederij ook nog een herberg, In 't Kruiske.  Eigenlijk herberg en geen herberg, maar vroeger dronken de boeren , wachtend op het paard dat werd beslagen , het bier dat Deme in huis had, daarna moesten ze betalen. Bij de kermis liep liep Smets café azls een trein, aangezien Smet bugel  blies in de fangfare en de andere leden zopen er ook niet naast. Zodoende! 
       - In de kelder, zei Deme, die met haar honderdtien kilo niet te verstoren was...
    Ik had het verhaal honderden keren  gehoord. Smet was met kruikjes jenever in bed gedoken, zo maar, zoals hij met Pier faro had zitten drinken. Toen de commiezen op de slaampkamer kwamen,  zagen  ze de punten van Smets klompen aan het voeteinde van onder de sprei piepen.
    Daarna heeft Smet een novene gedaan van de ene herberg in het dorp naar de andere en d'er waren er nondedju maar dertien, bobendien kon hij sedert geen uniform meer zien. Hij heeft de koddebeier daarna een eens vetting gegevn - hij had zich mispakt, zat zijn, nietwaar, -  maar Mossel zei dat  het de moeite was. 
    De bestuurder had het ventilatieraampje opengeduwd:
       - En?
       - Hier ook al, dacht ik. 
    Ik reageerde niet, maar keek naar de auto. Het was een donkerblauwe Volvo.
       - Een boer, dacht ik, want sedert de boeren en de Boerenbond begonnen te klagen, hadden de Mercedessen afgedaan. 
    Ik hoorde de motor zachtjes slurpen, maar rook paardenmest in plaats van benzine. Ziejewel!  

       - Zoek je iets?, probeerde de bestuurder iets duidelijker en nu keek ik naar het autoraampje. Een uitermate ronde kop met rode koontjes  gaapte me aan. Het haar brillantineplat op de schedel. Plompdikke neus met brede wortels. Achter het gelaat, ik kon het nergens in de schuifjes van de herinnering thuisbrengen, zag ik een lichte schaduw bewegen.
       - Laat ons naar huisrijden.
       - Ja waarom rij je niet naar huis?, moedigde ik hem aan.
       - Ik wou alleen maar helpen.
    Ik kende dat soort dat alleen maar wou helpen, maar nieuwsgierigheid was de grote raadgever.
       - Toch bedankt, zei ik en wou verder lopen langs de gevel van Smets herberg en voorbij de hoefstal als die er nog stond...
       - Als je naar de bus wil, loop je de vekeerde kant op en bovendien is het al veel te laat. Terwijl hij behulpzaam was, had hij nu het portierraampje naar beneden gedraaid en de kop naar buiten gewrongen om me te bekijken.
       - Godverdomme, jij bent Wim van Oostveld.
       - Ja en...? Ik begon zo waar ook te "ennen".
       - Je gaat nogal over de tong in het dorp. Je Zwart Schaap werd niet in dankbaarheid aangenomen.
    Ik rilde , want het werd koud in het dorp en bovendien kreeg ik zo'n oneindige slaap, maar toch was ik een beetje nieuwsgierig.
       - Hoef ik je te kennen?
       - Eigenlijk niet. Ik ben Teuts kleinzoon.
       - Terut, glimlachte ik. Hij was de slechtste niet.
       - Ik weet het, zei de man in de auto . Het kam me eigenlijk allemaal geen kloten schelen, maar weet je, Wim ( plattelandsmensen werden rap vertrouwelijk...), dat je Mossel en Pier van 't Kot door de stront haalde wordt toegejuicht, zo'n gespuis, maar de kerkmeesters en andere notabelen van het dorp moest je met rust laten. Gespuis vogelt en gaat vreemd en dat mag niet, maar de elite bedrijft de werken van barmhartigheid en alleen in heel erge momenten van zwakheid. 
       - Kom, zei de vrouw in de wagen, want het wordt laat en morgen is 't weer vroeg dag. 
       - Je hebt toch geen familie aan de Bokke, want daar wonen geen Van Oostvelds?
       - Ik dacht naar Toon te gaan, antwoordde ik. 
       - Gofverdomme, maar ik begrijp je, want ik heb Het Schaap gelezen. 
    De wagen reed nu verder en ik zag de lichtkegels de weg naar Burkel afspeuren. Smets hoefstal en zelfs de smidse stonden er niet meer, maar de gravelweg was nu met een degelijke asfaltweg bedekt.  Mijn te dunne schoenzolen konden het wel waarderen. Al was het al een hele tijd donker, toch kon ik alles zeer duidelijk onderscheiden. Alle meidoornhagen waren weg, want dat was me een kloterij omdat elk jaar opnieuw te moeten knippen.
    Van in de bocht zag ik de witte gevel van de oude boerderij, waar Toon  nu woonde, zien vlekken in de duisternis. In tegenstelling tot in een droom, de af te leggen weg wil maar niet korter worden, naderde ik. Ik zag reeds de drie hoge populieren die het erf als het ware bewaakten. Sinten had ze geplant de dag na zijn huwelijk en nu waren ze groot en sterk geworden  en Sinten was er al lang niet meer. De middenste boom was kleiner en schever, want de bliksem had hem eens middendoor gekliekfd, doch niet klein gekregen.
    Het donderde zoals nog nooit te voren. We hadden uren tussen de roggevelden gezworven en plots was het inktzwart geworden. 
       - Mieldju, 't gaat regenen, wist Tuur en we renden ala hazen naar Sintens schuur. We rolden  met zijn allen het kleine schuurdeurtje  in , toen het begon te regenen en de bliksem tekende monsterachtige lijnen in de lucht. 
       - Vijf, zei Bert toen de donder knetterend knalde...De donder zit vlak boven ons.
       - Oh, godverdomme, Bert, je schijt toch niet in je broek voor de donder, spotte Toon, maar toen volgde er zo'n helder licht en het gekraak was zo fel dat we allen in het stro wegdoken...De middenste  populier was gespleten...en het stonk enorm in de schuur en we dachten allemaal hetzelfde, maar wisten niet of Bert nu wel degelijk in zijn broek gescheten had...
    Ik stond bij het hek. De dunne horizontale spijlen, die in een lanspunt uitliepen, waren met horizontale leggers verbonden. Ze hingen nog in de onderste hengsels vast, maar de bovenste waren doorgeroest. De twee hekdelen bogen vooraan een beetje naaar mekaar zodat er onderaaan een spleet was, waardoor slechts een hond kon ontsnappen. Naast het hek was duidelijk een opening in de heg gekomen, want er liep van de heg een pad weg, het erf op. Het hek werd of kon niet meer gebruikt worden. Ik kroop door het gat en stond op het erf en probeerde me te oriënteren...! Links stonden de stallen, rechtdoor de schuur en rechts het woonhuis annexe de varkenshokken met het huisje. Het was beangstigend stil  en ik weet dat een waakhond niet mag blaffen, want Geo Van Deksele zou dat alweer gedateerd vindne, maar ik vond het vreemd dat hij er niet was. Geen spleetje licht was tussen de gesloten watervensters waar te nemen.
    Ik  dacht plots aan Teuts kleinzoon. Hij reageerde nogal vreemd toen ik zei dat ik Toon zou opzoeken. Was Toon verdwenen? Stond de boerderij leeg? Ik durfde in de donkerte niet in de richting van het  het woonhuis lopen, want die godverdomse waterput lag daar ergens.  

    Het was mooi augustusweer en maandag, want we waren na de vette noenmaaltijd in het gras onder de noetnboom voor het woonhuis in slaap gesukkeld...De laatste zondagavonddampen verdringend, want op Katinnekermis was het weer niet mooi meer gerweest. Dat eeuwige zuipen!
    De boer had ons uit de onrustige middagslaap gewekt om in te spannen en we hadden alweer een paar voren gestoppeld...
    Toen moet kleine Luc, Toons neefje, ons achterna gerend zijn, want Toon en ik hadden hem steeds achter de vodden. Hij was na het eten op de brede bank in slaap gesukkeld, hij was nog maar vier - al vier, zei ie zelf -, maar toen ie wakker werd  en Toon noch mij op het erf niet  zag is hij de deur uitgerend. Dedju! 
    We hebben hem 's avonds in de waterput gevonden. In de foetushouding dreef hij boven. Rirect ging Sinten een nieuw betonnen deksel voor de waterput bij Sander Spunde bestellen, maar een week nadien was het deksel nog niet afgehaald en zou Sanbder het wel ooit gegoten hebben?   Toon en ik hebben weken gezwegen, we werkten en 's avonds gingen we aan de kant van het Donker Bosje liggen staren naar de lucht, de wolken, de bomen. Zelfs Malchus liet ons met  rust, daar we niet eens een lichtbak meen hadden!

    Ik liep naar de paardenstal. Het bovenste deel van de halve deur was uit de hengsels gelicht en stond tegen de muur. Het onderste deel zat niet in het slot, maar kraakte toch vervaarlijk toen ik er teegn duwde. Instinctmatig draaide ik bij het piepende geluid  om, dich er was verder geen geluid te horen. Mijn ogen wenden niet  aan de duisternis van de stal en ik ik miste ook de geur van weleer. Geen amoniak. Ik streek een lucifer aan. Het lichtte fel op. Tegen de achterste muur warende  ruiven nog en de drinkbakken, maar de slieten waren gesloopt
       - Ai, godverdomme,brrr. Donker. Nieuwe vlam. In de hoek aan de balk bij het schuingeplaatste ventertje hing het zwaluwnest nog, vlak boven de haverkist, nog steedfs bescheten, maar leeg. In de uiterste hoek waar Berta ooit op drie poten stond te slapen lag een aangebroken bossel stro. Ik zette het valiesje neer en spreidde met de voeten de bossel open, maar liet een groot stuk samengeperst stro teegn de muur zodat ik half rechtop kon gaan zitten.
       - Zou Toon thuis zijn?, probeerde ik na te denken of aan de rol? Was zijn vrouw al naar bed wetende dat het tevergeefs wachten was. Ik viste een sigaret uit het pakje, de laatste souvenir van de Horecafeer en toen het geelblauwe vlammetje flikkerde zoog ik profijtig aan de sigaret en zag dat aan een spijker nog een vergeten ossegreel hing en voelde een lichte duizeligheid in mijn hoofd stijgen.
    Ik lag beneden aan de trap met een grote, rode wollen muts op mijn hoofd. Moeder moet het roefelen in de winkel gehoord hebben, want ze kwam alweer fel schreeuwend aangelopen.
       - Waf, daar kreeg ik meteen een mep teegn het hoofd en wat heb je nu weer uitgespookt?
    Ik schoot het peukje in de verste hoek achter de haverkist.
    Dokter Alleyn moest zeven hechtingen aanbrengen en moeder zeurde maar:
    -   Dat valt zo maar van de trap, hoe is het gods mogelijk. Best dat die muts van rode wol gebreid was, anders met al dat bloed. 
    De tweede sigaret smaakte al beter, maar ik zat hier maar en waarom was Toon niet thuis, anders zou hij wel het erf opgekomen zijn en:
       - Heui, Wim, kom binnen en laat ze kletsen...
    We lagen in de kelder en een flikkerend kaarsepitje danste grillige beelden op de muur. Buiten was er een kakofonie van geluiden en toen werd het plots zo eenzaam stil. Vader richtte zich eventjes op.
    Moeder:
       - Wat is er? Hoor je iets?
    Toen hoorden we het allemaal, het kraken van versplinterd hout. Vader veerdfe op van de paljas en ik zag dat hij zijn kleren had aangehouden. Ik liep hem de keldertrap op en we hoorden hoe de voordeur verder ingetrapt werd. De winkel was duister en rook naar bruine zeep. De voordeur was inderdaad ingetrapt en in de ontstane opening stond een reus van een vent met een smeol zo zwart en de helm wiebelende wilgentakken. Hij grijnsde de tanden bloot.
       - Hé, zei hij nogal onpruisisch.
    Vader en ik wachtten en ik meende moeder te horen roepen.
       - Je zal het huis moeten verlaten, zei de Germaan en hij bleef maar lachen. Hij wreef eventjes over mijn kruin en wierp dan een pakje valda's naar me. 
       - Ik heb er thuis ook zo één, zei hij teegn vader...Haast je nu maar.
    Mijn linker arm sliep en tintelde vreselijk. Ik begon de vingers van mijn hand ritmisch dicht te knijpen, maar de bloedstroom kwam traag op gang.
    Jongesn wat was het warm. De zon bleef tussen de uitgerafelde zonnegordijnen door schijnen. Seppen, de lesboer, stond achter het lessenaarsluik te friemelen en wij wisten het wel. De strazffe verhalen werden van onder de lei gehaald en wie de eerste was , had geluk, want probeer maar eens altijd een nog brutaler  verhaal te vertyellen...
       - Hohohoho, begon Bert onverwacht. Je kon nooit vermoeden wanneer het zou gebeuren, maar je was er godverdomme wel gloeiend bij...Seppen richtte de kop met woeste, doch ook vragende blik. 
       - Hohohoho, ging Bert verder...( Seppen priemde verder...) , hij zegt... hij zegt...( ondertussen de schuldige aanwijzende) , Wim zegt Riet Stove mag ook naar de beer gebracht...! Ongerlooflijke hilariteit. Daarna de deskundige aftoffeling met de vocale begeleiding van: 
       - Duivelskind,slechte pad, viezerik!
    Het was niet zo warm in de paardenstal en de kilte duwde in mijn lenden op mijn nieren  en ik voelde een langzame urinedruk ontstaan  en een weifelende erectie. Ik probeerde alweer een sigaret te vinden.
    Vlak voor mij zag ik het misvormde gezicht van de Kwakkel als een beeld uit het spiegelpaleis op de kermis. Onder de haviksneus parelden zweetdruppeltjes en hij lispelde:
       - Zo van Oostvel. Jij vies mormel. Jij durft het aan om met de kuisheid van de priesters te spotten...( 't Is de gang van de wereld, zei Matte en de pastoor van Kleit kocht een kind met zijn meid...)  Ik bleef onbeweeglijk zitten en hoewel Geo Van Deksele het kostschoolleven als cliché-achtig wist weergegeven, dan had ik één troost, ik was niet alleen, maar op het ogenblik zelf had je daar weinig soelaas aan...en je bloed schreeuwde naar begrip, maar het kwam er nooit en je viel in een bodemloeze kuil van eenzaamheid. Jezus red, Jezus red...enkele door gebed!
    Het teegn de muur opstaande stro was naar beneden gezakt en de oneffen stenen duwden pijnlijk in de rug. Ik schoot het opgerookte peukje waar ik de giergoot wist en pakte het valiesje en plaatste het teegn de muur. Ik drapeerde het sto er over en ging er met de rug tegenaan zitten. Ik wrikkelde wat heen en weer om de juiste positie te vinden. Ik zou proberen te slapen en morgen zou ik zonder blikken en blozen Toons deur openduwen en roepen:
       - Hier ben ik en ik blijf voor altijd.
    Neen, niet meer roken.
    Ik liep over het paradeplein  met de handen diep in de broekzakken, want het vroor putten in de grond . Giel Dela Blouse schreef ooit 's in het boek "In de Hitte van de Dooi"  dat  ie de verkleumde handen aan de hete beiers verwarmde en dat was toentertijd een meer dan gewaagde uitspraak, bovendien de enige in het verhaal. Zou Geo Van Deksele het gelezehebben? Ik liep voorbij een Pattom M-47 en botste op een groepje gesterden en gestreepten, die veilig  nescvhut stonden te veziken , want de wereld moest veranderd. In een ultieme reactie bracht ik de rechterhand in een groetbeweging naar de zwarte baret.
       - Koetverdoem, brulde kapitein Crucifix, kij poemelle.
    Chef Gevart wist zich een wit voetje te halen en haakte in:
       -Groeten met de handen  in de zakken, van Oostveld. Jij raakt nog in de bak, stuk ongerief.
       - Er zijn er die al  andere  dingen met de handen doen en nooit in de bak raken, weerde ik me.
       - Watkij sekt?
       - Godverdomme, van Oostveld, negeerde Chef Gevaert de wauwelende kapitein , jij melkmuil. Wat weet jij van de witte geiten, je bent nog niet eens van de grond geweest.
       - En jij gelooft dat...?
    Maar dat haf ik beter niet gezegd...
    Ik kreeg het plots zo warm in de paardenstal. Felle lichtvlekken dansten in de hoek en op de muur dansten heerlijk-lelijke silhouetten. Ik draaide me op het sto en het valiesje schoof van onder mijn hoofd en het bonsde op de grond.


    Ik stond in het deurgat van het achterhuis en de hele wereld was één grote vlam. Hoog in de lucht  joeg een grote krooi duiven in onnavolgbare vlucht. Het varken krijste en vader pompte onverstoonbaar aan de menie geverfde pomp. Ondertussen ratelden de wielen van de wagens , kanonnen, pantserwagentjes van de 18de artilleriedivisie door de dorpsstraat. Ik duwde beide handen op de oren, want ik wou niks meer horen, maar de kerktoren donderde in een brandende fakkel naar beneden.
    Ik sprong recht. De hele wereld was één grote vlam. Ik stond in de hoek van de paardenstal en struikelde vooruit en bonsde met het hoofd op de grond en buiten hoorde ik roepen:
       - Godverdomme, brand en toen hoorde ik de halve staldeur intrappen en ik zag een immense gestalte in het gat van de timmerman afgetekend staan teegn de akelige duisternis van de bange nacht. Ik lei de hand op het valiesje en duizelde weg. De Horecaffer wenkte en glimlachte.

    EINDE

    Wim van Oostveld
    (  Dit is dan het einde...Mochten er zich geroepen voelen om "De Tocht terug" uit te geven, dan laten ze het maar weten al zijn we geen Pfaff noch Planckaert...Gelukkig maar. Mochten de lezers nog interesse hebben ik heb nog een verhaal ' De Onvolprezen Moeders' in de la liggen. Mochten jullie geïnteresseerd zijn laat het weten...

    14-10-2007 om 00:00 geschreven door Wim van Oostveld  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 19/08-25/08 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 20/12-26/12 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 08/06-14/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 23/07-29/07 2007
  • 02/07-08/07 2007
  • 02/10-08/10 2006

    Egidius waer bestu bleven...

    Egidius, waer bestu bleven?
    Mi  lanct na di, gheselle mijn.
    Du coors die doot, du liets mi tleven.

    Dat was gheselescap goet ende fijn,
    Het sceen teen moeste ghestorven sijn.
    Nu bestu in den troon verheven
    Claerre dan der zonnen scijn,
    Alle vruecht es di ghegheven.

    Egidius, waer bestu bleven?
    Mi lanct na di, gheselle mijn.
    Du coors de doot, du liets mi tleven.

    Nu bidt voor mi: ic moet nog sneven
    Ende in de weerelt liden pijn.
    Verware mijn stede di beneven:
    Ic moet noch zinghen een liedekijn .
    Nochtan moet emmer ghestorven sijn.

    Egidius, waer bestu bleven?
    Mi lanct na di, gheselle mijn.
    Du coors die doot, du liets mi tleven.

    Jan Moritoen



    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Laatste commentaren
  • huisdestructie (dirk simoens)
        op Heer, heb medelijden ...
  • Helaas.... (Christine)
        op Helaas, waar is der Oudren fierheid nu gevaren (A. Rodenbach)
  • Een goede midweek middag en avond (informatietips)
        op De rijke is niet gelukkiger dan hij die genoeg heeft... ( Solon)
  • Flytox (Michel Guilmet)
        op De natuur doet niets zonder doel (Aristoteles)
  • school is... (christine)
        op School is bijkomen van het weekend...
  • IN OKTOBER VEEL REGEN..... (Christine)
        op IN OKTOBER VEEL REGEN, VOOR HET KERKHOF ALTIJD ZEGEN
  • - (joris vanhecke)
        op Wie geen vrede wil, zal oorlog krijgen...(Tarquato Tasso)
  • soms is er niets zo onnatuurlijk als .... (Christine)
        op Somtijds is er niets zo onnatuurlijk als de natuur...(Carolyn Wells)
  • Wie van herinnering kan genieten... (christine)
        op Wie van de herinneringen kan genieten, leeft tweemaal! (M.V. Martialis)
  • De taal.... (christine)
        op De taal is de mens gegeven om zijn gedachten te verbergen (Molière)
  • Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Inhoud blog
  • Papier is gewillig...
  • Papier is gewillig...
  • Persvrijheid: vrijheid om overal nieuws uit te persen (Marc Callewaert)
  • Opvoeding maakte van ons wat we zijn...( Claude Helvétius *)
  • Beloften maecken 't volck tot alle dinghen graeg (Joost van den Vondel)²
  • Nationalisme is een kinderziekte, de mazelen der mensheid (A.Einstein)
  • Sneeuw in mei...
  • De waarheid, niets dan de waarheid, zo helpe me ( God, Jahweh, Allah, Boeddha, de Grote Manitou...*)
  • Vrouwen ( toch) aan de macht?

    Laatste commentaren
  • huisdestructie (dirk simoens)
        op Heer, heb medelijden ...
  • Helaas.... (Christine)
        op Helaas, waar is der Oudren fierheid nu gevaren (A. Rodenbach)
  • Een goede midweek middag en avond (informatietips)
        op De rijke is niet gelukkiger dan hij die genoeg heeft... ( Solon)
  • Flytox (Michel Guilmet)
        op De natuur doet niets zonder doel (Aristoteles)
  • school is... (christine)
        op School is bijkomen van het weekend...
  • Foto

    Zoeken in blog


    Foto

    Foto

    Foto

    Op de foto mijn familie: vader , moeder, mijn zussen Camilla en Maria, mijn broer Joris (+) en mezelf. Foto genomen tijdens  de oorlog in 1943. 
    Daaronder het gemeentehuis van Oedelem, mijn geboortedorp, Dr. Wyns noemde het één van de mooiste gemeentehuizen van Vlaanderen... 


    Foto

    De vierde latijnse van het  Sint-Rembertscollege in 1953 met klastitularis Jozef 'Basiel' Verstraete ( achterste rij...)  op schoolreis in Brussel. Gehurkt helemaal rechts zit ikzelf.


    Foto

    In december 1958 speelden enkele Oedelemse jongeren het toneelstuk "Smidje Smee". De "acteurs" werden uiteraard voor het nageslacht op foto vastgelegd...Bovenste rij: (v.l.n.r.) Willy Beernaerts (souffleur), Antoine Dhaese(+), Antoine Depestel, kapelaan Demuynck, René Dewulf, Roger Vanhullebusch, (zittend v.l.n.r.): Roger Vandeweghe, Edward Gilliaert en Marcel Denaeghel


    Foto

    Mijn oude Roldersklacht (mei 1958) aan de Zoete Waters in Heverlee...Eern triest moment!



    We zijn de 17de week van 2024


    Herfstavond
    door Albert Verwey

    Op 't donkre buiten
    Boomkruinen ruisen;
    Stormwolken drijven:
    In 't lamplicht huis en
    Voor donkre ruiten,
    Zit 'n dromend beeld
    Woorden te schrijven,
    En 't kruinenruisen,
    En 't wolkendrijven
    Staat, een geluid,in
    Schrift gepenseeld.


    De Waterlelie
    door
    Frederik van Eeden

    Ik heb de witte waterlelie lief, 
    daar die zo blank is en zo stil haar kroon
    uitplooit in 't licht

     Rijzend uit donker koelen vijvergrond,
    heeft zij het licht gevonden en ontsloot
    toen blij het gouden hart.

    Nu rust zij  peinzend op het watervlak
    en wenst niet meer...

    Een vrucht die valt
    door Karel van de Woestijne

    Een vrucht, die valt...
                                  -- waar 'k wijle in 't onontwijde zwijgen,

    buigt statiglijk de nacht zijn boog om mijn gestalt. De tijd is dood, omhoog, omlaag. Geen sterren rijgen
    haar paarlen aan 't stramien   der roereloze twijgen.
    En geen gerucht, dan deze vrucht die valt

    Een vrucht.
                      -- En waar ik sta, ten zatten levens-zome,
    vol als de nacht maar even stil; blind als de lucht
    hoe rijk ook aan 't verholen van mijne dromen,
    voel 'k -- lomer dan in 't loof der luideloeze bomen
    een vrucht die valt, -- mijn hart, gelijk een vrucht
    die valt... 



    'k  Hore tuitend' hoornen....
    door
    Guido Gezelle

    'k Hore tuitend' hoornen en
    de navond is nabij
    voor mij:
    kinderen, blij en blonde kom,
    de navond is nabij,
    kom bij:
    zegene u de Allerhoogste, want
    de navond is nabij,
    kom bij:
    'k hore tuitend hoornen en
    de navond is nabij,
    voor mij!

    Nieuws De Morgen
  • Live - Rusland bewapent zich meer dan nodig voor oorlog in Oekraïne, waarschuwt Duitse defensieminister: ‘Poetin is iets van plan’
  • ‘Je kunt er geen overdosis van nemen, maar het vreet wel aan je geest’: de tol van het blowen
  • Live - Geen paspoorten meer voor dienstplichtige Oekraïners in buitenland • Nieuwe arrestatie rond corruptie Russische onderminister
  • Zin en onzin van screenen op prostaatkanker: ‘Deel je leeftijd door twee en je hebt ongeveer de kans dat je prostaatkanker hebt’
  • Van de dildo tot de dodelijke hoedenspeld: de vechtgeschiedenis van de vrouw in 100 voorwerpen
  • ‘Stoppen met alcohol heeft me nooit moeite gekost. Stoppen met blowen: dat was mijn strijd’
  • Het prostaatdilemma: testen op kanker redt levens, maar kan uw levenskwaliteit ook verergeren
  • Live - Geen paspoorten meer voor dienstplichtige Oekraïners in buitenland • Nieuwe arrestatie rond corruptie Russische onderminister
  • Met ‘Wet-Mbappé’ komt de ‘transfer van de eeuw’ weer een stap dichterbij
  • FBI: Chinezen hackten computer Els Van Hoof (cd&v), commissievoorzitter Buitenlandse Zaken reageert geschokt

    Delft
    door Hendrik Marsman
    Sluimer dood

    zacht
    verdronken
    donker

    nacht

    groene dood
    in de gracht
    verzonken

    blinde non
    waanzin
    spon
    zacht
    geflonker
    in de ogen

    donker

    pracht


    Nacht
    door Hermen Gorter

    Het gras heeft den nacht al begonnen,
    de tuin is stil bezonnen.
    De hemel is onbezonnen,
    licht nog zo ongeschonden.

    Bomen wit als boekweit
    hangen neer stil in schoonheid,
    maar de losse kastanjebladen
    zijn schichtig en overladen
    van wind...


    In memoriam amici J. Campert
    door Louis de Bourbon

    In de open dromen van den wreden dag
    heb ik jouw pijn gevoeld, jouw brandend leed,
    soms hoor ik in den nacht jouw stervenskreet
    en ik zie een blik die breekt, jouw laatste oogopslag.

    Ik hef het glas. Ik zie den roden gloed
    van 't heulsap dat ons beiden heeft verheugd
    in vroegere nachten luid en licht van jeugd,
    maar sinds jouw dood smaakt alle wijn naar bloed.

    En sinds jouw dood is alle licht te schel,
    elk vuur te heet, alle genot doet pijn
    en ik hoor in ieder lied dit bittere refrein:
    o, hart, jouw hart, o bloedrode rebel.

     
    Louis de Bourbon (1908-1975)
    Klik op de pijl onderaan laatste tekst om het archief op te roepen...

    Haiku

    Het jaar is gestart

    en we beloven weer veel,

    want we zijn zo dom!

    (WVO)


    Haiku

    Het ouder worden

    is zeker geen sinecuur

    en je doet 't alleen...

    (WVO)


    Haiku

    De vorst is weer weg,

    bakken regen stromen neer,

    helaas, godgeklaagd...

    (WVO)


    Haiku

    De minister spreekt:

    het zijn zeer droeve tijden,

    de riem dient gesnoerd...
    (WVO)


    Over mijzelf
    Ik ben Willy Beernaerts, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Wim van Oostveld .
    Ik ben een man en woon in Mariakerke-Oostende (Vlaanderen ) en mijn beroep is leraar Nederlands - geschiedenis aan het VTI in Oostende en freelance journalist bij de Zeewacht .
    Ik ben geboren op 26/04/1936 en ben nu dus 87 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Lezen en schrijven.
    Schreef een roman " Het zwarte Schaap" die spijtig genoeg al uitverkocht is. Het vervolg staat op mijn Blog " De Tocht terug" Nu schrijf ik voor het Jaarboek " Bos en Beverveld" van de heemkundige kring van Beernem-Oedelem-St.-Joris .


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!