Inhoud blog
  • Papier is gewillig...
  • Papier is gewillig...
  • Persvrijheid: vrijheid om overal nieuws uit te persen (Marc Callewaert)
  • Opvoeding maakte van ons wat we zijn...( Claude Helvétius *)
    Welkom op mijn blog!

    Aan de  rechterkant kan je het Egidiuslied lezen van Jan Moritoen. Jan overleed te Brugge eind l416 of begin 1417  als lid van de gilde van de bontverwerkende lamwerkers. Hij was zelfs een bepaald moment schepen van de stad Brugge. In het Egidiuslied spreekt hij zijn overleden vriend en rivaal in de liefde lyrisch toe. Egidius en Jan Moritoen waren beiden verliefd op Mergriete. Na Egidius' dood trad zij in het klooster en liet de liefde van Jan Moritoen onbeantwoord.

    P.S. Egidius was een gewaardeerd zanger en musicus. Egidius is het latijn voor Gillis.

    Zoeken in blog

    Foto
    Zoeken met Google


    Foto
    Foto
    Foto

    Op de foto (1) zien we hoe Jan de tekens van een witchdoctor in Z.-Afrika intving. Op de 2de foto Jan en zijn vriend Norbert in Venetië

    Foto

    Bij bovenstaande foto: waar is de tijd ? Rustpauze tijdens de blok van 1959...Op de achtergrond het kerkje van " 't Vewt"...! 

    Foto

    Bij de start van de tekst over het boek van Dirk Musschoot staat een foto van het dorp waar Jan woont, Nkodusweni...

    Na de strijd
    door Pieter Nicolas Van Eyck

    't Abrupt geratel zwijgt in 't duin
    Vreemd-stil is 't. Luwte en vogelzang;
    En 't kalm gedruis uit gindse tuin
    Van maaien, heel de middag lang.-
    De strijd beslecht, ligt alles neer.
    Maar toch, dit diepe hunkren weer:

    Of 't hart,o, éénmaal voelen kon
    De milde, lieflijke zoen
    Van alle strijd in avondzon
    Door ceder-, roos- en berkengroen,
    En wolken, drijvend als een vlucht
    Van witte vogels door de lucht.
    Loon
    door Hélène Swarth

    Ik zong en zie! de beek gaf mij een dronk tot loning,
    De wijnstok, wijn, het koren, brood,
    Geen struik die mij geen bloem, geen bloem die mij geen honing,
    Geen boom die mij geen schaduw bood.

    De zon gaf mij haar goud, de morgen haar juwelen
    En de avond, al zijn hemelrood.
    Maar wie mij had beloofd, zijn ziel met mij te delen,
    Gaf haar voor liefde en steen voor brood.

    Nieuws Nieuwsblad
  • Spotify maakt opnieuw winst, prijsverhogingen jagen klanten niet weg
  • Eurostar-tickets voortaan tot uur voor vertrek omwisselbaar
  • Ze hebben er speciaal woord voor, maar zelfs voor Finnen is zoveel sneeuw in deze tijd van het jaar uitzonderlijk
  • Door Amerikaanse steun heeft Oekraïne weer uitzicht op wapens, nu moet het nog soldaten en luchtafweer vinden
  • Bekende cavaproducent Freixenet zet tijdelijk 80 procent van zijn personeel aan de deur: “Is uitzonderlijke maatregel”
  • Steeds meer Belgen krijgen voor de tweede keer huidkanker
  • Malafide antiquair moet bejaard koppel bijna miljoen euro terugbetalen: “Hij heeft al het geld al vergokt”
  • Mysterie op afgelegen eilandje: wie zette tientallen tuinkabouters op ‘Gnome Island’?
  • Nu Telenet alweer zijn tarieven verhoogt: zo bespaar je in drie stappen honderden euro’s op je factuur
  • Deze kandidaten uit vijf seizoenen ‘Blind gekocht’ deden hun huis weer van de hand: “Door familiale omstandigheden naar een zorgwoning”
    De Archaelogische Vondst
    door Marnix Gijsen

    Jacqemijne Bolats werd te Leuven begraven
    in 1520
    naast haar man en haar kind.
    Ze had bei met dezelfde liefde bemind,
    al haar dagen.

    Ik heb haar zerksteen gevonden,
    op een regennoen,
    onder wat mos en veel gele blaren.
    Kinderen spelen er rond,
    en bij zomernacht paren geliefden
    hier hun bevenden mond.

    Zij werd in Antwerpen  geboren,
    - o mijn sterke stad, -
    wie voerde haar de Brabantse heuvelen over?
    Daar vond zij een man en won zij een kind,
    en de rust, onder mos en wat herfstig lover.

    Want, toen God zag
    hoe volmaakt deze drie stonden
    in 't licht van rustig geluk,
    het jubelende kind,en dees vredige beiden,
    toen was hij als David, die wenend zijn zoon
    overwint.
    Hij kon deze kalme zielen niet scheiden
    en brak alle drie hun hulzen stuk.

    Zie, zo lange tijd is aan elk mens gegeven,
    dat zijn woord rijpe tot lied
    voor Gods aangezicht.
    Hoe vaak het hernomen , geaarzeld, getracht,
    tot duidlijk en klaar
    klinke het rhytme dat door elk leven vleit;
    God luistert en wacht,
    de zanger verdwijnt,
    maar het zingen ruist uit in Gods wezenheid.  

    Nieuws Volkskrant
  • Basketbaliconen James (39) en Curry (36) gaan langzaam richting de uitgang, maar eerst nog samen naar Parijs
  • De bloedsnelle sensatie van Feyenoord komt op de fiets naar de Kuip
  • De vloek van Harry Kane: nog altijd wacht de Engelse spits, nu bij Bayern München, op een hoofdprijs
  • De wederopstanding van 2024 is van PSG, na afgang Barcelona (4-1)
  • Spits Haaland van Manchester City lijkt dit seizoen op een gewone sterveling en dan nemen de twijfels toe
  • Overal waar Bernd Hölzenbein (1946-2024) kwam, begonnen de mensen over de strafschop tegen Nederland in 1974
  • Alex Pastoor stopt na dit seizoen als trainer van Almere City: hij wil zorgvuldig zijn met geluk
  • Op het eind van Ajax - FC Twente overstemt euforie de spreekkoren over Michael van Praag (2-1)
  • Investering FC Utrecht in huurling Sam Lammers betaalt zich uit in duel tegen Go Ahead (2-1)
  • De wielerromantiek vereist dat een renner altijd weer op de fiets stapt
    Berlijn
    door Hendrik Marsman

    De morgenlucht is een bezoedeld kleed
    een bladzij met een ezelsoor
    een vlek

    de stad
    een half ontverfde vrouw

    maar schokkend steigert zij den hemel in
    als een blauw paard  van Marc in 't luchtgareel

    Berlijn

    de zon is geel 

    Vader
    door Michel van der Plas

    Vader, wat zou ik ervoor willen geven
    als je er af en toe nog eens kon zijn
    en een zondag kwam zitten in mijn leven
    bij mijn werk en mijn boeken en mijn wijn.

    Soms zie ik mannen van vijfentachtig
    (je weet wel waar) met een gezicht vol zon
     en zin, en dan denk ik godallemachtig
    als ik hem zo nog eens meenemen kon.

    Want op de een of de andere manier
    leeft ik toch ook nog steeds voor lou: louw ogen
    wil ik, met hun aandacht, pret en mededogen
    bij mijn geploeter, mijn huis en mijn hier:
    en ik zag ze zo graag en keer genieten
    van al wat ze vol tranen achterlieten

    Gij wast aan mij gelijk de winde...
    door Karel van de Woestijne

    Gij wast aan mij gelijk de winde
    die wentelt om een koren-aar;
    dra zal ik aan mijn wang bevinden
    de zomer streling van uw haar.

    Dra zult gij 't glanzend voorhoofd beuren
    tot waar mijn slapen komm'rend staan:
    zo ziet men, wild, een winde geuren
    naast 't wegend rijpen van het graan.

    o, 'k Ben geen sterke: moe-gedragen,
    verzwaart vaak de angst mijn levens-last;
    maar 't is mij  waar 'k uw wasdom schrage,
    of blijde een échte steun me omwast

    Zo reikt de liefde, o mijn beminde,
    verrijkt me uw liefde in vreze en vaar,
    - gelijk een geur'ge wentel-winde
    die sterkt en loont heur koren-aar.

    Paradise  Regained
    door
    Hendrik Marsman

    De zon en de zee springen fonteinen bliksemend open:
    waaiers van vuur en zij;
    langs  blauwe bergen van den morgen
    scheert de wind als een antilope
    voorbij

     zwervende tussen  fonteinen van licht
    en langs de stralende pleinen van 't water,
    voer ik een blonde vrouw aan mijn zij,
    die zorgeloos zingt langs het eeuwige water

    een held're, verruk'lijke wijs:

    'het schip van den wind ligt gereed voor de reis,
    de zon en de maan zijn sneeuwwitte rozen,
    de morgen en nacht twee blauwe matrozen -
    wij gaan terug naar 't Paradijs'

     
    Ida Gerhardt (1905-1997)
    De gestorvene
    door Ida Gerhardt

    Zeven maal om de aarde gaan,
    als het zou moeten op handen en voeten;
    zeven maal, om die éne te groeten
    die daar lachend te wachten zou staan.
    Zeven maal om de aarde te gaan.

    Zeven maal over de zeeën te gaan,
    schraal in de kleren, wat zou het mij deren,
    kon uit de dood ik die éne doen keren.
    Zeven maal over de zeeën te gaan --
    zeven maal, om met zijn tweeën te staan.

    De Zwerver
    door Jan van Nijlen

    Ik ben vermoeid. Toch ben ik nog gestegen
    Tot op de heuveltop in het late licht,
    en voor mij kronkelen de duistere wegen
    Van 't avonddorp, dat daar verlaten ligt.  

    Is nu de wereld zoveel eeuwen ouder?
    Alles lijkt mij zo vreemd en toch bekend.
    Ik mis alleen een vriendelijken schouder,
    Een lichaam, dat mijn lust voelt en herkent.

    Ik ben alleen voor gans mijn verder leven,
    Er is niets meer dat me aan deze aarde bindt.
    En toch, ik voel mijn hart onstuimig beven:
    Dààr staat een boom, dààr speelde ik als kind.


    Jan van Nijlen
    (1908-1975)

    Foto
    De klok ( zie boven rechts) tikt gestaag verder...Mijn  teller staat reeds op 72...!
    Om alle teksten op het BLOG te lezen klik je onderaan de laatste tekst op de naar links gerichte pijl...
    Foto
    De Axa-man met twee gezichten en dit na meer dan 50 jaar, toen hadden we de Krüger-man...! Wat goed is blijft dus goed...  

    Haiku

    De zon brandde  fel

    op het wit berijmde gras.

    Ver is de lente...
    (WVO)

    Dropbox

    Druk op onderstaande knop om je bestand naar mij te verzenden.

    Laatste commentaren
  • huisdestructie (dirk simoens)
        op Heer, heb medelijden ...
  • Helaas.... (Christine)
        op Helaas, waar is der Oudren fierheid nu gevaren (A. Rodenbach)
  • Een goede midweek middag en avond (informatietips)
        op De rijke is niet gelukkiger dan hij die genoeg heeft... ( Solon)
  • Flytox (Michel Guilmet)
        op De natuur doet niets zonder doel (Aristoteles)
  • school is... (christine)
        op School is bijkomen van het weekend...
  • Het zwarte Schaap
    Groots en meeslepend leven
    19-09-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Tocht terug-4

    ( Vanaf hier het vervolg op "De Tocht terug-3)

    Nu staat de kerk er in zijn lelijke naaktheid en zeggen dat Paster Golderbos daar indertijd de poten uit zijn gat liep om de kerk gebouwd te krijgen. De overdekte toiletten zijn afgebroken, want al die dingen uit de oude tijd daar is niks mee te beginnen. Dat Bert daar zijn eerste zaad in de handen van één of ander klerewijf, die met de kermiswagens was meegkomen, geschoten had, zal geen geschiedenis schrijven.
    Alleen de hoofdkaasachtige steen ter herinnering aan de gesneuvelden  van de Grote Oorlog stond er nog. Alhoewel op een andere plaats, waar vroeger de vlaggenmast stond, waaraan de Duitsers elke dag de swastika hesen en Mossel er als sympbolische verzetsdaad ging teegn zeiken. 
       - Ze gaan nog eens in je ballen schoppen, zei Siere, maar daar veegde Mossel nu precies de ballen aan. 
    Rietje Dobbels, de timmerman, had de mast geplant, want een mens had al zo weinig werk en de jongen vreten je de oren van de kop ( Ha, je weet het, zei de Dikke Meire) en daarbij een mens is middenstander of niet soms? Na de oorlog was de mast verdwenen, maar op een kermismaandag, tijdens de bolling, had Mossel met een vliegend stuk in zijn kloten Rietje zo onbarmhartig in verband met die mast onder handen genomen dat de mast  des anderendaags aan Mossels achterdeur lag. René heeft er een geitenstalletje van getimmerd of hij is er tenminste mee begonnen, maar d'er zijn zoveel ander mooie dingen in het leven. Kort na de oorlog besloot de  gemeenteraad, de vroede vaderen, de gedenksteen op die plaats naast het transformatorhuis  te plaatsen. Ongezien kon je achter de steen, beschermd door het Enesgebouw, staan pissen en de dorpsstraat in de gaten houden. Emmers kots, worteltjes, rode kool, zelfs rolmops heb ik er uitgebraakt, want ik kon niet steeds meer het huispoortje van uit de Sportvriend halen.
    De foto's op de gedenksteen waren bruin weggekankerd. Ze hadden hun leven voor het vaderland gegeven , de sukkelaars.
       - Gesneuveld in het bos van Houthulst op 25 oktober 1918, kon ik nog ontcijferen, misschien omdat ik het zo dikwijls had geleren, onder de naam van Bertje Demilde. Elk jaar op 11 november stond het hele dorp, alhoewel, bij de gedenksteen. Smet probeerde dan uit zijn tuba enige vaderlandse tonen te wringen en de meeste dorpers waren zo'n cultuurbarbaren:
       - Godverdomme, Smet, hou op, we hebben dorst. 
    Er stond nu een benzinepomp in een grote zwarte olievlek bij het huis van Gusten, de fietsenhersteller . De poort, waarin Johann de soep voor de Duitsers kookte, was nu tot een etalage omgebouwd. Elektrische fornuizen, koelkasten, diepvrieskisten...  
    Ik draaide onwennig op mijn as en durfde niet eens het valiesje neer te zetten. De boordstenen van het trottoir waren nieuw, want ze zagen er nog zo gaaf uit. 
    Tussen de twee boordstenen was er telkens een gleuf en daarin praamden wij dan de kop van een geweerkogel om hem uit de huls te wringen, maar de arbeid was zwaar. We klopten erop met onze klompen, ooit wel 's  een hamer. Eens sprong een huls uit mekaar en Dont was twee vingers kwijt, maar 't was goedverdomme toch oorlog zeker. De brokken sprongen van de boordstenen. Dont is kleermaker geworden. Ze hebben eerst jaren met zijn ballen in een kostschool voor gehandicapten gespeeld en daarna naaide hij alles aan mekaar: broeken, jassen, maar vooral wijven! 
       - Gelukkig heeft die ontploffing mijn instrument niet geraakt, lalde hij vaak aan de tap in " Zeldonk Kruise, want dat ware een ramp geweest. 
    De pastoor kwam vanachter de bezinepomp  naar mij toegewaggeld : zou 't regenen, gaat 't regenen, dat doet wat 't wil...
       - Hij is zat, dacht ik, want wie tegen dronkenschap moet preken, hoeft toch eerst te weten wat het eigenlijk is. 
    Ik wou weglopen richting kerk, maar ik bedacht me, want misschien kon ie me wel helpen, want zijn pastoors daar niet voor... en  zei de bijbel daar ook niet één en ander over: de gevangenen verlossen! Ik bleef staan. Vlak voor   me stopte de pastoor zijn ganzengang en verspreidde een knoflookgeur. Ik was  verbaasd dat ik zo vlug in dat stukje samengeperste ellende de pastoor had herkend. Een  miezerig klein zilveren kruisje op de groezelgladde revers van zijn pak bewees dat ik toch juist was, want ik had de man nooit eerder gezien. Het was, bij nader toekijken, een onooglijk ventje. Klein en gedrongen, maar nogal in de breedte uitgesmeten. Een vaalwit, flets gelaat. De ogen verschuilden zich achter jampotdikke glazen en hij vertrok de streepdunne, blauwe lippen als een epilepticus. Het ziekelijke gezicht kwam plots in beweging en uit de scheve mond rolden een paar verre keelklanken en ik meende te herkennen:
       - Wie ben jij?
       - Godverdomme, dacht ik, die valt ook direct met de deur in huis, maar ik kreeg een eindeloos gevoel van medelijden dat ik gedwee zei: 
       - Wim van Oostveld.
    Ik zag hem nadenken, want hij vormde enorme rimpels in zijn Gezelliaans voorhoofd.
       - Van Oostveld? Er leven hier nog veel van Oostvelds .
       - Allemaal familie vermoed ik, antwoordde ik.
       - Dan kom je op familiebezoek?, vorste hij en zijn stem begon iets duidelijker te klinken alsof ze eerst moest ingesproken worden, maar naar look bleef hij stinken en hij keek uiterst argwanend naar het valiesje. 
       - Misschien wel, bleef ik onduidelijk, alhoewel ik, toegegeven, zel niet goed wist wat ik er kwam zoeken.  
    Ik besefte plots dat ik, sedert de gevangeniss        deur achter me dichtklapte en de Horecaffer, die goede ziel, me uitwuifde, achter mijn verleden aanholde. Een mens is toch een raar beest en de clochard op de Burg had us toch gelijk!
       - Wat doe je voor de kost?, vroeg de pastoor, die duidelijk van de oude stempel was, want ze hadden het hem in zijn kop geklopt: " Je bent de baas en je prooi in heen geval loslaten.
       - Niets, maar ik ben wel op zoek.
    Ik zag hoe hij mijn uitgerafeld jasje verder uitploos. Hij hoestte rochelend en vroeg:
       - Je denkt toch niet hier iets te vinden? Toen zag ik dat, terwijl hij sprak, wat hem  nog steedfs veel moeite lostte, hij een ingeving had of hoe heten ze zoiets bij pastoors?
       - Van Oostveld?, vroeg hij nog 's en ik wist het, nu zou het komen.
       - Ben jij dat soortement schrijver van  " Het zwarte Schaap"?
    Ik voelde - ik schaam me wel een beetje - een lichte gloed van trotste warmte door mijn leden glijden.
       - Ja, zei ik.
       - Ze zullen je zien komen. Zo het dorp door het slijk halen. En zeggen dat het allemaal zo'n brave mensen waren en zijn.
       - Ik heb alles zo waargetrouw mogelijk weergegeven, porbeerde ik me te verdedigen.
       - Ik zeg niet dat het geen waar is, maar moest je het wel opschrijven?
    Ik wou nog veel zeggen over de waarheid. Over de schijnheiligheid. De bijbel. Het gerecht. Over Jansenius. Over de kostscholen. Over de christelijke politici. Over zakkenvullers, maar de pastoor weerberichtte weg en rochelde nog iets, maar ik begreep er geen bal van en de look bleef als een aureool rond zijn hoofd hangen.

    We waren weggerend uit het bos alsof Malchus met een hele meute honden achter ons aanzat en we liepen tot onze ballen gelijk hingen en de ene ritste alhier , de andere aldaar...
    Ik tuimelde blazend als de blaasbalg in de smidse in de droge sloot onder de meidoornhaag bij het kerkhof. Ik voelde plots de stilte op me afkomen en er ontstond een onbeschrijfelijke pijn die me naar adem deed snakken en eventjes liet snikken. De zwaluwen scheerden in grillige en messcherpe bochten over het koren dat juist in de aar stond en ik voelde traagzaam de angst, het hijgen uit mijn lijf wegglijden en in mijn jongesnbroek goeide  een ongemakkelijke erectie en ik dacht aan Jes die blauwe plekken op mijn hand zoog en zei:
       - Je zal het later wel allemaal begrijpen en die bobbel in mijn broek groeide en naam immense afmetingen aan.  
    Ik kroop uit de sloot en liep langs de ligusterheg van de kerk en de linden voorbij de kapelletjes van Onze-Lieve-Vrouw van de Zeven Weeën naar het dorpsplein. De fiets van Mossel stond bij de deur van de Sportvriend en verder was het ontzettend rustig op straat.
    De poort van de keuken van de Duitsers stond wagenwijd open en ik ging op de stoeprand zitten. Tientallen keren had ik erop Johann gewacht. Misschien zou hij toch nog komen, want ik kon het maar niet begrijpen dat hij dood was. 
       - En...,
    Ik schrok op en keek in het gelaat van de pastoor. Een hoofd als een pioen zo rood met op de wangen een netwerk van een hydrografische kaart wateregen. Zijn bek stonk naar zware tabak die Mossel voor hem verdonkermaande. 
       - Dag meneer pastoor. 
    Hij sleog zijn brevier dicht en kwam heel diep over mij gebogen en vroeg:
       - Wat doe jij hier...zo alleen?
    De pastoor was de slechtste nog niet. Eigenlijk trok hij zich ,ergens iets van aan. Zelfs in de fameuze brouille tussen mijn moeder en de non, de eerbiedwaardige moederoverste, had hij niet eens partij gekozen. Hij las elke dag zijn mis, at het brood in het zweets des aanschijns van alle boeren die tarwe aanzeulden en Valerie, de meid, bakte het. Des zondags preekte hij nu en dan, maar op kermiszondag of als de plaatselijke voetbalclub , Hogerop, thuisspeelde vergat hij dat wel eens, want de mensen waren dan zo gehaast om naar huis te renne. Als hij dan eens preekte dan nooit over zwaarwichtige onderwerpen, maar over de goede herder, het verloren  schaap ( godverdomme, nooit over eht zwarte schaap...), de bruiloft van Kanaän  en andere vreetpartijen. Hij vertyelde doodgewoon het verhaal en zei:
       - O.-L.-Heer veranderde water in wijn en waarom ook niet? Hij sloeg dan een kruis, grijnsde en liep van de kansel.   
    De missiepaters dat was andere tabak. Om de tien jaar kwamen ze de kansel in stukken hakken, want het geloof moest nodig heropgewekt. Vooraf stormden ze door het dorp, huis na huis en hoe ze het, godverdomme, klaarspeelden, ze vielen altijd met de deur in huis als de gerookte ham van de kram gehaalt was. Zelfs Mossel, een notoire communist, alhoewel...als iedereen communist geweest was, dan werd Mossel gegarandeerd  klerikaal om maar met alles dwars in de zak te kunnen zijn, krreg het bezoek van het duo schuimbekkers in bruine pij. 
    Mossel was juist bezig met een vlijmscherp schaartje de kam van één van zijn vechthanen bij te knippen , toen de twee wereldverbeteraars  de deur openstieten.
       - Godverdomme, schrok Mossel zich de ziekte, want gendarmes zijn nooit te vertrouwen, alhoewel de dienders meestal kloppen vooraleer binnen te komen.
    De twee paters, nochtans meestal niet op de mond gevallen, schrokken bij zoveel geblasfemeer en andere bloederige toestanden.
    De haan pikte de afgeknipte stukjes op.
       - Wordt er mieledju niet meer geklopt?, vroeg Mossel en schopte de haan de deur uit die niets aan het toeval overliet en dadelijk een hen besprong.
       - Dat is rap, gekte Mossel en hij durfde er zijn drinkgeld op verwedden dat de dunste van de twee eventjes kleurde.
    De Dikke had de toestand weer onder controle en zei:
       - We dachten, Mossel is zo'n joviale mens, we kunnen d'er gerust met de deur in huis vallen.
       - René  is de naam, liet Mossel zich niet uit het lood slaan. De dunste van de twee paters probeerde door het raam te kijken, maar dat was met een afschuwelijk dikke vetlaag beslagen en toch zei Mossel:
       - Hij zal er nog wel een paar arrangeren, want hij vecht niet alleen goed, hij is ook de beste poeper van heel West-Vlaanderen.
       - Zo, René. Mooie naam, constateerde de Dikke niet voor één gat schunnigheid te vangen.
       - Godverdomme, dacht Mossel, rijden en omzien.
       - Je woont hier blijkbaar alleen, Mossel?
       - Van aftrekken word je doof, maar daar mag jij toch geen last van hebben...René is de naam.
       - Mooie naam. Je feestdag valt op 6 oktober.
       - Dat eerste heb je al gezegd en vandat tweede trek ik me geen bal aan!
       - Je woont toch alleen?
       - Mag dat niet?
       - Natuurlijk , maar een vrouw in huis kan de boel toch beter in orde houden.
       - Om van het bed maar te zwijgen.
    De dunste en veruit de jongste begon hoe langer hoe meer om zijn as te draaien. De Dikke was een soortement pitbull. Hij beet zich vast en liet niet meer los.
       - Wat is dat, Mos...eh, René? en hij wees naar de schoorsteenmantel, waar tussen allerlei rommel: vishaken, klemmen, kaarsstompjes, priemen, twijnklossen, stonden Marx en Onze-Lieve-Heer. Een vreemde combinatie , toegegeven.
     Marx stond er in al zijn glorie, zwartwit weliswaar, van zijn dikke met weelderige baard begroeide ballonkop te pralen. Op zijn voorhoofd hadden de vleigen oneerbiedig gescheten. De Zaligmaker stond er, in vier kleurendruk, naast. Met uitgestreken gezicht, waar niks uit af te leiden was, stond hij met opengespreide armen laat de kleinen tot mij komen te spelen. Nu raak je voor minder in de bak. Socrates mocht zelf de gifbeker drinken.
       - Wel luister eens, zei Mossel, als je wil kan je tussen beiden in komen te staan. De Dunne begon blijkbaar weer te luisteren
       - Van hem , Mossel wees met een afzichtelijk lelijk zwarte vinger naar ons Heer, kreegn we de zondag, van die Bosduivel de zaterdag. Als jij me de maandag geeft kom je ook op de schouw! 
    Mossels bekering was niet zo'n succes, maar des avonds verorberden de pastoot en de twee bruine paters elk een patrijsje voor en een haas na en...:
       - René is nog zo'n slechte mens niet.
    Toch bleven ze tien dagen van katoen geven. Elke avond, in de donkere kerk met grillige fenomenen in het te weinig dansende kaarslicht, behandelden ze een thema al naar gelang de doelgroep. De jeugd, de alleenstaanden, de gehuwden, de ouderen... Wij - Tuur Sause , Streuve en ik - waren d'er als misdienaars altijd bij.
       - We gaan bijleren, zei Tuur, maar de Dikke, bleef in zijn scheldpartij teegn de gehuwden zeer vaag. Egoïsten! Wie zal er armoe lijnden om een mondje meer? Laat de kleinen tot mij komen. Begeer nooit iemands beddegenoot. Neuker Chaf liet maar de kralen van zijn paternoster door de grijpgrage vingers glijden.

    Daar ik nite onmiddellijk antwoordde vroeg de pastoor met zijn paarse kop en stinkende tabaksadem tegen mijn snuitje:
       - Wel, Wim, zo alleen.
    Ik voelde mijn lippen trillen en diep vanuit mijn buik moest ik alle geweld samenpersen om de opwellende verdreitsnokken teegn te werken.
    Zoveel mensenkennis had hij wel bijeengescharreld om te zie dat er iets scheef zat en daarom vroeg hij nog eens:
       - Waar zijn de anderen?
       - Naar huis, denk ik.
       - Naar huis? Midden de middag?
    Ik voelde dat ik vast zat en wou naar huis lopen, maar de pastoor legde de hand op mijn schouder en probeerde vriendelijk te zijn en ik voelde hoe zijn worstvingers - oh, die godverdomse lucht - mijn schouder begon te kneden.
       - Is er iets gebeurd?
    Ik zweeg.
    Van tussen de lindebomen naast de kerk kwam een viertal Duitse soldaten, waarvan er twee een draagberrie droegen. Onder de grijze soldatenmantel waren de contouren van een lichaam (? ) te zien.
    De pastoor liet mijn schouder los en riep naar Dabeit , de slager - waar was die godverdomme zo plots uit de grond gerezen...en Siere en Mossel en de Dikke Meire en de hele annekesnest? - :
       - Wat is er gebeurd , Florent?
    Dabeit haalde de schouders op en toen ik zoveel volk zag samenlopen en Mossel tegen Siere hoorde zeggen:
       - De keukenpiet is er aan...
    ...begon ik traanloos met hevige snokken te wenen.
    De pastoor zei tegen de groep parochianen:
       - Nog een Duitser minder.
       - Dedju het was toch de slechtste niet, vond Mossel.

    Ik leunde tegen de benzinepomp en klemde het valiesje in de hand. De pastoor waggelende verder de dorpsstraat in. Het was beklemmend stil in de me nooit voordien zo opvallend lege en eigenlijk vervreemde straat. De lijkkisten stonden nu te pralen in het uitstalraam, waar moeder de emmers bruine zeep neergezet had. De Sportvriend was gesloopt en ' Verbonden op de werf te komen'...Celle Naalde verkocht nu ballen gehakt, hamburgers, cordon-bleu, steak strogoff en wat voor kloterij-mijnballen nog meer, maar weg de repen prince-de-galle. 
    Het kerkmuurtje was afgebroken. Slechts twee pijlerss waren blijven staan, want ook het nageslacht hoort wat. De ijzeren balkjes, waaraan het hek ophing, waren in de pijlers blijven steken. Pier van 't Kot was dood en geen mens had nog interesse voor schroot. Ze werpen het op een hoop in de hoek van het erf en de honden zeiken en schijten erop om van de zuipschuiten maar te zwijgen. De kerkdeur stond op een kier, ik wrong me naar binnen en in het portaal was het zo donker als de hel. Mijn ogen wenden vlug aan de duisternis - was ik geen kind van de duisternis...? - en ik opende de middenste dubbeldeur die naar de kerk leidde. Een schaars gekleurd lichtstreepje lijnde in het portaal en viel op de pêle-mêle . Ze waren er allemaal: de scheutisten, bruine paters, dominicanen, witte paters en de nonnen. Allen hadden het dorp verlaten om naar'den vreemden' te trekken en de heidenen te bekeren. We hadden zilver papier gespaard. Tuur vrat  chocola  tot hij uren op de plee zat te persen om een knobbel stront kwijt te raken. Voor het goede doel. Op de missiekermissen in de hovingen van de baron werd wat afgevogeld en gezopen.
       - Geef er ons, godverdomme nog één, lalde Smet en hij trakteerde zichzelf, want het was ook voor het goede doel. Mossel lag te slapen in de orangerie van 't kasteel!
    Het grote klokzeel van de grote klok was weg en de ijzeren draad, waaraan vader een handvat in touw gefikst had, ook. Ik had er zo dikwijls mee het Angelus geklept, maar dat wist die vrome kloot van een Millet niet.  De kerk rook muf, maar alle stoelen stonden netjes in de rij en de kansel was verdwenen.

    Vader zat gedroogde bonen te zichten in een rode teems. Ik zat naast hem met een takje van de ligusterheg een paardenkop te tekenen. Paarden daar droomde ik van.
       - Wordt het oorlog, vader?
       - 't Is al oorlog, jongen.
       - Is 't waar dat de duiven weg moeten?  
       -  Ja, jongen. Hoorde ik een tikkeltje weemoed in zijn stem al zal hij wel zijn best gedaan hebben om het weg te moffelen.
       - Siere timmert een hok op de rattenzolder.
    Vader zweeg, want hij zocht ook een oplossing voor de duiven, maar zag er heel waarschijnlijk niet zo direct één zitten. Vader wierp de bonen - witglanzende niertjes - uit de teems omhoog en bleis krachtig om de laatste pelletjes te verwijderen.
    Het huispoortje kriepte open en ik zag een soldaat op onze koer komen. Vader zette de teems neer en draaide zich om en keek naar de soldaat in prachtig kakhi met blinkende lederen riemen en schitterende koperenknopen en sterren op de kraag.  Boven op de schouders flikkerde een 18'tje. Voor de borst dreog hij een verrekijker.
       - Est-ce que Vous parlez le Français?, vroeg hij aan vader.
    Vader haalde de schouders op. 
       - Je veux bien voir le front, zei de soldaat.  
       - Het front?, vroeg vader, die weer de schouders ophaalde en de teems aan mij gaf. Haal de sleutel van het oksaal. De sleutel hing aan het pijpenrek op het blad van de schoorsteenmantel.
    We liepen, de soldaat, vader en ik aan de hand van vader speels huppelend, naar de kerk. Het was er koel en donker, toen vader de dubbele deur openschoof en het rook er muf en die geur zou ik nooit vergeten.
       - Le creneau?, wees de soldaat naar de deur van het oksaal en hij begon aan de verrekijker te fruniken. 
    Vader liep voor op  de trap, ik volgde en daarna de soldaat blinkend in de riemen. Het orgel voorbij en het rook er naar boenwas. De lege tussen verdiepingvol vogelpoep en de lege holte van de middenbeuk. De klokkentoren. De wiebelende ladder naar de torentrans. 
    Toen vader het toernluikje openschoof, voelde ik de wind in mijn gezicht waaien, zoals ik het sindsdien nooit meer gevoeld  beb en er liep, niettegenstaande de kilte van het briesje, een warmte door me heen en ik voelde me veilig met vader voor me en de soldaat - het vreemde - achter me.
    Vader klom reeds in de torenwandelingen greep me met zijn sterke armen vast en we hoorden de soldaat iets wauwelen, maar we  begrepen er de ballen van, want zijn woorden waaiden weg over het o zo kleine dorp en ik meende in een vage klank te horen:
       - Front?
    Vader haalde voor de zoveelste keer de schouders op en de soldaat keek door de verrekijker in de richting van Knesselare, maar er viel geen kloten te zien. Ik keek naar ons huis en ik vond het zo hulpeloos klein en Lies, de geit, stond op haar achterpoten in de boomgaard de onderste takken van een perenboom af te knagen.
       - De teef, was ik verontwaardigd en vader lachte!

    Ik ging op een kerkstoel uit de laatste rij zitten. Van hieruit had " de soort" als de Dikke Meire, Siere, Dabeit de eredienst bekeken. Alhoewel. Wij, de andere soort, hadden het altijd van dichterbij meegemaakt.
    Rechts stond nog steeds de doopvont achter het zwart smedijzeren hek. De koperenkandelaar was er nog met het stompje kaars - dat zal wel een ander zijn waarboven wij, de misdienaars, het doopwater warmden.
    De dochter van de baron, met een naam langer dan de streep bossen van hem aan de horizon, werd gedoopt. De pastoor stond in de hoek gedrumd door een soortement pater uit een abdij, waar Benediktus, of was het eigenlijk  Bénédict niet, ooit voorbijgekomen was. Tuur en ik  van dienst, dus niet te onderschatten. De Schele, gouvernante bij de gratie Gods en dochter van Thooft en wipstoel van heel 't kasteel, kwam op Tuur  en mij afgedonderd :
       - Het doopwater moet verwarmd!
       - Schele Teef, zei Tuur.
       - Wablief?
       - Elk zijn vak, zei Tuur en wreef achteloos een lucifer over de hobbelige buitenkant van de luciferdoos.
    De Schele bleef ons de hele plechtigheid in de gaten houden. Na de doopdiesnt stapte de hele adellijke kliek naar de koetsen met vinnige paardjes en reed terug naar het kasteel.
       - En, zei Tuur teegn de Schele en hij wreef met de rechterduim over de rechterwijsvinger. De gouverante spuwde vuur en wij stoven de kerk uit. Ik stormde de winkel binnen en moeder stond te praten boven de emmer bruine zeep op de toonbank met Wieze, Mossels moeder.
       - Godverdomme, brandt het misschien?, snauwde Wieze vanuit haar tandenloze mond.
       - Neen, waarom?
       - Waarom? Dat loopt, mieledju bijna de poten vanonder mijn gat en dat vraagt waarom.
       - Ik kom van de doop, zei ik teegn moeder.
       - De dochter van de baron, verduidelijkte moeder.
       - Hoe heet het?, vroeg Wieze.
       - 'k Weet het niet, antwoordde ik, want 't verliep allemaal in 't Frans.
       - Kus mijn kloten dat is Hollands, zei Wieze.
    De ogen van moeder spogen vuur, want dat taaltje was niet voor oortjes, die het ver moesten brengen, bestemd.
    Zo denkt ene Geo Van Deksele er immers ook over en dat is dan nog een echte kenner al zegt hij het ( meestal) zelf. Maar toch.
    Rechts stonden de twee biechtstoelen. Vooraan in de biechtstoel bij bij het koorgestoelte "zetelde"  de pastoor. Daar werden de gore verkens gewassen. De pastoor lepelde ze uit de rij, die zich bij de biechtstoel , waar de vreemde biechtvader stonk, gevormd had.
       - Kom, maar hier Taaf. Taaf met een bietkop mee en de anderen grijnsden met afschuwelijke smoelen.
    De schooljeugd moest elke maand naar de biecht. Zwaar tilden we daar niet aan, want de oorlog had ons geweten aardig glad gestreken, zodat  wij nu niet precies wisten wat mocht en niet mocht, daarbij een paar teegn je smoel en Fiete was gekleed.
    We schoven weer in een lange rij naar de biechtstoel. Ik zat naast Toon geduldig te wachten. Ik was vlugger aan de beurt dan ik dacht en had bijgevolg nog niet zo diep over mijn zonden nagedachjt. Ik schoof toch maar in de biechtstoel en wachtte terwijl de pastoor de andere penitent behandelde. Het schuifje ging open, want ik rook dadelijk de mengeling van tabaksgeur en wijn.
    Ik werkte het rijtje af zonder na te denken. Vloeken, liegen, ongehoorzaam zijn. Allemaal min of meer. Stilte! Dat was nieuw. Meestal kreeg je een klad penitentie op je brood, maar nu hoorde je de wachtende biechtelingen zelfs ademen.
       - Is dat alles, Wim?, kraste de pastoorsstem.
       - Ja, aarzelde ik even, want ik voelde nattigheid, maar begreep het niet. Stilte. Er viel een klomp van een voet.
       - En de onkuisheid?
    Ik voelde een koude rilling langs de rug lopen. Niet lang. Een flits. Een begin van een erectie kondigde zichaan en begon aangenaam teegn het beschot van de biechtstoel te wrijven.
       - Ik doe nooit onkuisheid, zei ik en ik was overtuigd de waarheid te spreken.
       - En vuile manieren?, wou de pastoor weten.
    Dat was een ander paar mouwen. Vuile manieren ? Miesten was daar nogal goed in. Dat vuile manieren niet lovenswaardig waren, misschien wel, maar dat moest gebiecht worden...? 
       - Welke vuile manieren?, lispelde de pastoor en hij likte eventjes een druppeltje van zijn onderlip weg.
    Weer een vlugge koude rilling en de manifesterende erectie. Ik wist niet zo meteen wat te vertellen. Toon had verleden week op het einde dan de hoogmis, want hij moest zo dringend, in het koperen wijwateremmertje gepist. Netjes is anders, maar er was geen andere mogelijkheid...Zou hij het reeds weten...? Ik zou het niet vertellen , want Toon verraden dat kostte me achteraf een pak rammel. 
       - Wel?, werd de pastoor ongeduldig.
       - Ik heb verleden week tegen Berts benen gepist .
       - Wablief?
       - Gewaterd.
    Stilte. De pastoor blies zijn adem luidruchtig  door de neusgaten naar buiten en begon dan plots te ratelen: 
       - Je weet wel wat we bedoelen...Het lichaamsdeel om naar de kleine W.C. te gaan. ( Pissen, dus, dacht ik). De dikke buiken vande vrouwen, de hengst van Pieters, de praat van Mossel, de kletspraat van Siere.
    Toen schoof hij het schuifje dicht en ik liep naar buiten en besefte niet dat ik geeneens penitentie gekregen had. Toen ik buiten kwam tjakkerde een merel vanop het grasveldje naar het kerkmuurtje. 

    Jenny en ik hadden samen erwten gepeuld en we liepen nu met de lege doppen naar de tuin om ze op het mesthoopje te deponeren. Iemand had het tuinpoortje opengelaten en in de opening van de betonmuur stonden wij, plots, over de akkers te kijken. De kerkwegel in al zijn kronkeligheid spiraalde naar de bossen, die een donkere ondoorzichtbare streep op de einder vormden. We zegden niets tegen mekaar  en liepen langs  de halfgrote rogge en tussen de twee  zachtruisende korenvelden gingen we op onze rug naar de hemel liggen kijken.  Het was de eerste keer dat ik merkte dat er zoveel beweging in de lucht was. Mussen vlogen aan en af, zwarte kauwen wipten door de blauwe lucht.
    Jenny kwam plots heel dicht teegn me aangekropen en ik voelde het blazen van haar adem in mijn gezicht. Ze draaide zich op haar zij en ik draaide me op de zij en we hielden elkaar in een tedere omstrengeling  vast en zwijgend bleven we liggen. Jenny begon met smachtend - gloeiende spanning te wrijven en ik aaide de golvende wending van haar borst en jagend gingen we verder, maar we wisten het niet. Hijgend lagen we in het gras.

    Ik voelde me plots zo bang worden   in de kerk. De heiligen vanop hun sokkel bleken me met van haat stralende ogen te doorboren. Ik liep naar de dubbele deur, die nog openstond en in mijn haast liep ik een stoel omver. Hij kletterde over de grond.Toen ik weer op het kerkplein stond bleek het zonlicht een zegen te zijn. Van tussendetwee overblijvende linden - de C.D. , die ik er ooit met een pennemes ingekerfd had, waren tot afschuwelijke littekens vervormd- zag ik voor de gevel wat ooit het St.-Pieters, Estaminet, geweest was, een groepje dorpelingen bij elkaar staan. Het tot heilig  verklaarde doprswerkwoord: te veziken!
    Ik verpakte het valiesje in de rechterhand en liep het kerkplein naast een fel rode geparkeerde auto af. De monden vielen open en alle ogen richtten ze naar mij en ik voelde hun blikken priemen in mijn rug. Toen ik ver genoeg gelopen had, zodat ik hun praten niet meer kon horen, trokken ze opnieuw van leer en het kon me geen kloten schelen wat ze zegden. Ik hoorde een dof geraas in de verte, maar ik voelde een leegte door me stromen en onnoemlijk verdriet welde in me op...
    De doodskisten stonden met hun opengesperde zijden muilen me aan te gapen vanachter de vensters , waar vroeger de klompen, emmers bruine zeep, de kratten vijgen en hompen dadels uitgespreid lagen. Op de hoek van één van de kisten stond een kartonnen bordje. De randen waren met sierlijke bleomfestoenen versierd en met onregelmatige gothischeletter las ik: " Kies bij ons voor Eeuwige kwaliteit..."
    Vanuit het etalageraam zag ik hoe het groepje pratende mensjes me nog steeds stond aan te staren en ik probeerde of ik er niemand van herkende, maar ze bleken allemaal nog zo jong. Ik schuifelde langs de voorgevel van de kistenwinkel voort en beneden bij het laatste venster hing nog een vergeten reclambord. Een ouwe man met sneeuwwit haar en dito baard keek met van gezondheid stralende ogen nog steeds vrolijk de wereld in. Hij knelde de pijp tussen de felle tanden  en zijn wangen bloosden als appels...Wie gezond wil blijven rookt " Ajja"! Alle doodskisten te spijt. Het huispoortje hing schots en scheef in de hengsels en ik keek angstig rond alsof ik dacht dat het mijn fout was dat ik vaders troetelpoortje zo had laten vergaan. Zag ik daar de vitragen achter een raam van de pastorie bewegen? 

    Ik stond te pissen in het ovale potje dat in de hoek van de tuinmuur en het braskot opgehangen was. Ik keek naar de tuinmuur terwijl de urine met deugddoende genotsstoten in het bakje plensde. De stenen van de muur waren van een onnoemlijk donkerbruin en de specie in de voegen barstte naar buiten en zo kreeg de muur een ondefinieerbaar onafgewerkte schoonheid. Rechjts stond de pomp. Vreoger schitterde ze altijd in de glans van rode menie, nu was ze één  met de muur.
    Toen de achterdeur openviel, zag ik niets dan gele hoog opflakkerende vlammen . Boven de oranjegloed zwiepte in grillige, geschrokken kronkels een krooi duiven. Vaders duiven. Angstaanjagend in die drang om te leven was het gegil van het varken in de stal opgesloten. Vader stond bij de pomp en zwengelde voortdurend de emmers vol en goot ze daarna in de sissende nutteloosheid op het vuur. Toen stortte de torenspits van de kerk met Bunings honderd klokken van Londen doen Londen bonzen naar beneden. Vader gaf het pompen op, het varken hielde op met schreeuwen , want het was waarschijnlijk dood en de duiven waren aan de einder verdwenen. Op het dorpsplein stond de hele parochie te lamenteren, omdat  de godverdomse Moffen de kerk gebombardeerd hadden. Vader en ik stonden met de verschroeiende gloed van de brandende schuur in de rug bij het huispoortje naar de kermende dorpsbewoners en de vluchtende  soldaten van de achttiende artilleriedivisie te lijken.
       - Nu zullen de Duitsers er seffens zijn, zei vader, en we liepen terug naar huis een zagen tussen de bomen van de boomgaard hoe  een Belgisch soldaat -  de dappersten aller Galliërs - met vaders fiets verdween. Een Alcyon, want Schotte reed voor dit merk. Vader fulmeerde niet, hij naam mijn hand en zei:
       - Misschien kan hij nog op tijd wegkomen...
    Ik knoopte mijn gulp dicht en zag het arduinblokje nog steeds bij het pisbakje staan. Het was blauw met vijf gladde zijden, maar de bovenkant was van dunne, evenwijdige ribbeltjes voorzien. In het midden van de bovenzijde was nog een vierkantje uitgehouwen alsof er daar ooit een haakje vastgezeten had. Smet Doore had het pisbakje in de hoek van de muur vastgemaakt. Smet met zijn zwart behaarde armen stond nog met de schroevendraaier in de handen toen ik uit de keuken kwam gerend.
       - Probeer 's, grapte Smet. 
    Ik ging op de puntjes van mijn teentjes staan en met een hoog boogje kon ik een straaltje pies vanuit mijn potlooddunne piemeltje in het bakje stroelen. Vader en Smet lachten. De volgende dag lag het arduinblokje bij het psibakje. 
    Vader is dood. De doodsklok luidde over het dorp en het verdriet welde in mij op, want het was zo gedrochtelijk groot, omdat hij nooit mijn vader mocht zijn. Ik liep langs het tuinpoortje naaar de voorkant  van het huis, want straks zou Tatse de lijkwagen met zijn zwart vinnig paardje in de lamoenen voorrijden om het lijk op te halen. 
    We stonden met een onbeschrijfelijk stuk in onze kloten te filosoferen aan de tap in De Hoorn . Het sjiekvolk: Mossel, Toon en ik.
       - Wat is geleerdheid ?, sliste Mossel. Hoe meer geleerd hoe minder mens.  Berten  doe ze nog eens vol. Toon trok zich van zo'n moeilijk gedram niks aan. Terwijl ik met de wijsvinger streepjes trok in de wasem van het nieuw getapte glas vroeg ik:
       - Wat bedoel je ,René?
       - Als je eens wist, Wim, wat de geleerdheid voor je vader betekent.
    Ik begreep er nu niks van, maar volgens Mossel had mijn vader  mijn vertrek naar de kostschool nooit kunnen verwerken. Ergens op het tuinpad had hij de afdruk van de voetzool van mij teruggevonden en de zooltekening van de sandaal was vlijmscherp afgetekend. 
       - Nooit had ik hem zo horen vloeken, zei Mossel.
       - Godverdomme, Mossel, pas op met je grote poten. Ik kon nog juist mijn klomp optillen en zag toen ook de afdruk. De volgende dag regende het.
    Later vond ik - het was in mijn tijd te Leuven - op een steen onderhet scharnier van het huispoortje een datum gekrast: 14.4.48.
    Op die dag vertrok ik - alleen - naar kostschool. Voor mijn welzijn, maar dit vindt Geo Van Deksele nu nog, maar zelf bleef ie zijn hele lange leven onder de kerktoren  en aan moeders rok hangen. De schlemiel.

    Ik voelde eens aan het tuinpoortje en mijn vingers waren bruin  van de roest. Ik klemde het valiesje extra in de hand en stak de straat over, want plots werd mijn kop zo helder als water. Ik zou naar Sintesn gaan en daar zou ik wel een onderdak krijgen en kunnen  werken en vrij zijn...!
    Tussen het Amerikaanse huisje van Dooi en het statige herenhuis van Fiks lag de slag. De vluchtroute van het dorpsgespuis. Dooi had voor de "andere" oorlog, althans volgens Siere, een paar jaar in Canada gesappeld en meer dan één Canadees teegn de muur gezet en was dan met de zuur verdiende centen, zoals het heet, teruggekeerd . Hij had daarna in de dorpsstraat een huis in Canadese stijl laten bouwen en rentenierde er nadien.
    Fiks had Canada nogal ver gevonden en was ter plaatse geblevenen was varkens gaan kopen en uitsnijden. Daarna had hij een statig herenhuis laten bouwen en ook gaan rentenieren. Hij melkte nog wat kippen en konijnen, maar dat de hanen alle maïs in hun kloten speelden, vond Fiks hemeltergend.
    Tussen beider huizen liep de slag en daar hadden we meer dan eens weg moeten biezen, want " dat gedrag laat soms te wensen over ", zei de edele , gestrenge, Moeder Overste.
    De slag was volledig met gras begroeid, maar onder het hoge groen was de bodem oneffen, zodag het moeilijk lopen werd. Een tornado was over Doois
     boomgaard geraasd. Een enkele perenboom stond nog recht, maar kaal. Anderen waren scheefgezakt of volledig omgewaaid. Op het einde van de boomgaard stond de duiventil. Het stond op hoge, stevige palen met prikkeldraad omwonden fier te zijn, want Dooi had, godverdomme Siere je moet het kunnen toegeven, felle duiven, zelfs een elfpenner!
    Nu lag het op de rug met de ramen als gebroken ogen van een stervende naar de lucht te staren. Geen duif te zien.
       - Godverdomme, want ik stuikelde en rolde met mijn kloten in een droge sloot. Ik voelde een plotse, doch felle pijnstoot boven de knie. Het valiesje lag achter mij gezwaaid. Ik keek van tussen het hoge gras naar boven en zag de prikkeldraad. Vlak achter de tuin van Fiks hield de slag op. Ik stond recht en bemerkte dat mijn broek boven de knie gescheurd was. 
    Toen ik met de vingers eventjes de scheur controleerde, voelde ik plots een beetje vochtigheid  en mijn vingers kleurden lichtjes rood. De prikkeldraad  had een schreef onder de knieschijf gelijnd. Ik nam het valiesje en probeerde de rits open  te schijven om een zakdoek te zoeken. 
       - En?...
    Ik draaide me om en in de tuin van Fiks stond een kleine, doch blozende man me  arrogant aan te staren.
       - Ik ken hem niet, dacht ik.
       - Ik ben gevallen, zei ik.
       - Oh, zei de blozer.
    Het was geen buitenman, want die zou wel dadelijk gezegd hebebn waarop het staat zoals van : " Wat heb jij hier verloren?"
    Ik vond een zakdoek en toen ik hem openvouwde om het bloed te deppen, zag ik op het hoekje WvO in rode sierlijk gothische letters.

       - Van Oostveld, je moet alles, alles, hoor je, zei de Kwakkel met je initialen merken.
       - Ja, eerwaarde.
    Moeder had een hele rol, waarop mijn initialen stonden, nij Lantsoghts in de Geldmuntstraat gekocht maar de tijd niet gevonden om ze allemaal op " het goed" te naaien en daarbij:
       - Je moet er maar goed voor zorgen.
    De Kwakkel, grote pedagoog, snuffelde in jaszakken op zoek naar ongemerkte zakdoeken en wee degene die d'er één bezat zonder persoonlijk teken. We leken wel prijsbeesten. Zwien, de gymleraar, was ook een stuk ongerief. Regelmatig begon de gymles met:
       - Handenstand, nu!
    Zwien stapte havikogend tussen de rijen. De les liep dan verder, maar eindigde dan steevast met:
       - We stelden vast dat er nog steeds knapen zijn die menen geen slipje onder het gymbroekje te moeten dragen... Hij - Zwien  - kon dit met zo'n snijdende nasaalstem snerpen dat  het door merg en been ging.
       - Smeerlap, durfde ooit eens een stoere bink te reageren. Niet luid, maar gymleraars horen scherp en masturbeerden blijkbaar niet en 't was hommeles. We hebben Warden Oom nooit meer teruggezien, want met geslachtsdelen , zelfs niet met de lapjes stof, die ze bedekken, wordt  a b s o l u u t niet gelachten. Nooit. Eigenlijk wel spijtig voor Warden Oom ( godverdomme hoe heette hij nu...? ) , want hij was de beste voor opstel. Vandaar de toenaam.
       - Ja, ja, ja, jij zegt altijd ja. Hij kwam onheilspelelnd dicht met zijn beenderige haviksneus. Ik staarde hem onverschillig aan, want "zijn" macht was gebroken. Na de ancht over de zuiverheid van de priesters en de biecht voor het H. Sacrament van het Vormsel, waar hij redelijk met mijn ballen had gerammeld, was hij de greep verloren.
       - Je kent toch het reglement?, vroeg hij.
       - Ja, antwoordde ik.
    Ik dacht dat ie het leven liet.
       - Vooruit, schreeuwde hij. Ik grijnsde .
    Ik liep de donkere gang met aan de ene kant allemaal, egaal, donkerbruine deuren in. Een klein peerlampje priemde vanonder een klein blakertje een lijntje licht op het grijze zeil. Een akelige donkerte beklemde de gang en op het einde kleurde een glasraam: ora et labora!  Een grenzeloze machteloosheid greep me bij de strot en ik donderde de trap af en toen wist ik het reeds. Saïdjah wachtte, wachtte, maar hij wachtte tevergeefs!
    Ik naaide  de kentekentjes op de zakdoeken, slipjes, hemden...

       - Wie heeft die prikkeldraad hier gespannen?, vroeg ik, terwijl ik met de gemerkte zakdoek  voorzichtig de knie depte.
       - Ik weet het niet, bloosde hij verder en toonde nogal belangstelling voor het valiesje, maar ik stak de zakdoek weer weg en ritste het dicht.
       - Vroeger kon je hierlangs naar de Ruweschuurstraat.
       - Dat weet ik niet, zei de Blozer.
    Ik wou juist zeggen dat hij niet veel wist, want nu ik weer op oude, vertrouwde bodem stond, voelde ik mijn krachten terugkomen.
       - Wie woont erop Sintens hof?
    Ik zag hem denken. Hij rimpelde het voorhoofd en zei:
       - Sinten? Nooit van gehoord. 
    Ik wou over de prikkeldraad klauteren, maar toen zei de Blozer vanop het gemillimeterde grasperk en van tussen het waterputje en de vissende tuinkabouter: 
       - Miel zal het niet graag hebben.
       - Miel Mulders?
       - Ja, ken je hem? 
       - Een beetje. 
    Ik liep terug naar de dorpsstraat en eventjes dacht ik dat hij nog iets zou vragen, maar hij kon zijn nieuwsgierigheid bedwingen en dat zal zijn wijf niet in dank afgenomen hebben.  
       - Mieledju, Miel, lachte ik voor mezelf. Ik begon me thuis te voelen. De warmte stroomde door mijn lijf en ik wist het dat  ik hier weer een veilige schoot zou terugvinden. Ik liep de dorpsstraat af, want ik voelde de haven, maar ze was anders geworden. De slagerij van Dabeit was weg en d'er naast het café van Blein ook gesloten.
    Ik voelde een oneindige stilte op me af komen. De nu vreemde huizen stonden met gesloten ogen weliswaar, maar toch vijandig te kijken. Geen mens op straat...
    ... Ik draaide vlug op mijn as, als een angstrefleks  en inderdaad de kletsers stonden nog op het kerkplein en met gesticulerende armen stonden ze me opnieuw  te veroordelen.  
    Ik zette het valiesje op het drie-stappen-stoepje  van Cesees bakkerij . hier waren ook de luiken toe en de groene verf hing in lange, dunne slierten te wiegelenin de tocht. Het huisje was fobieklein geworden, maar de tredetjes ,nog in hoofdvlees bruin.

    Tuur liet een enorme scheet en stinken.
       - Godverdomme, Siere, zei Bert, je bent plukkerot.
       - Ruik je deel en zwijg, beet Tuur teruig, wat Bert dan ook maar deed, bovendien in de open lucht rook het nog niet zo erg.
    Tuur, Bert en ik liepen vooraan in de rij. We stopten vlak voor de bakkerij van Cesee, want daar werd de rij onder de dwingende blikken van Seppen, de lesboer, vooraleer we de dorpsstraat introkken, weer een beetje geordend, want het oog van de burger wil ook wat.
    Cesee was bezig de bakfiets met brood te laden. De twee honden, Mirza en Betty, waren reeds ingespannen en stonden zachtjes jankend op hun achterste poten draaiend zenuwachtig te zijn.Cesees jongste dochter, Simonne, zat met opgetrokken knieën, in haar blote kont naast de drie trapjes in gespikkelde hoofdvleeskleur. Ze had een plasje  gemaakt en er liep een urinestreepje als een kronkelend bergbeekje mangs het voetpad pver de grijze plavuizen   naar de goot. Vande boordsteen van de stoep druppelde het nu tikkend in de goot. Ik keek naar Simonnes blote kont en voelde geen emotie, geen de minste trilling liep langs mijn rug naar de lenden. Simonnes billetjes waren schoorsteenzwart en haar kontje was glad als een perzikje met een ondiep gleufje in het midden.
       - Kaaijiet, kaaijiet...
    Ik schrok op en zag hoe Mirza, de Mechelse scheper, op en neer  springend op de voorste poten uit het greel probeerde te raken. En maar janken. Bert grijnsde. De lesboer kwam naar voor gestormd en brieste: 
       - Wie heeft die hond geschopt? 
    Stilte. Simonnetje had het kinnetje op de nu dichtgevouwen  knietjes gelegd en wachtte af. Cessee kwam met de armen vol brood  uit de bakkerij gestapt en overzag de situatie ;
       - Koest, Mirza, beval hij en de hond zweeg.
       - Wie heeft die hond geschopt, wou Seppen van geen liefde weten.
    Alweer stilte, je ziet dat van hier.
       - Waf! De hand van de onderwijzer patste op mijn wang.
       - Daar gaan we weer, dacht ik bij mezelf, maar daar volgde nummer twee reeds en ik dacht   niet meer, maar begon de dekking te verzorgen, want afrossingen van dat  niveau was ik langzamerhand gewoon geworden, alhoewel de brouille tussen moeder en de non, Seppen was de inquisiteur, al aardig wat verminderd, toch hingen de handen van Seppen los in de gewrichten.  
    Boven mijn hoofd werd dus een vete uitgevochten, maar ik was dan meestal het lijdende voorwerp en wat erger was het ging om de zo genaamde ziel van het kind. Mijn moeder dacht indertijd - in haar onwetende onschuld. Alhoewel... - dat zij zelf wel zou beslissen wat goed  voor ons - haar kinderen - was. Dat was kruit op de pan. Moeder Overste, de Gezalfde, dacht dat ze het leven liet, want als het gewone volk - hoe durft ze...- al weet wat goed voor hen is. Het einde der tijden is nabij en nog veel meer...en Seppen bleef maar kloppen.
    Ceseer kwam terug buiten, stuurdeSimonnetje naar binnen en wipte op het zadel van de bakfiets. Hij duwde de hefboom tussen de beneden naar beneden en :
       - Ju, riep hij en de honden begonnen zacht jankend in de kracht van hun gebogen achterlijf de bakfiets vol kratten en kruiken  melk voort te trekken.
    Seppen zwuerde mij, heen en weerslingerend aan de kruin, uit de rij en nadat ik een ongemeen verraderlijke trap, hij trof me pijnlijk achteraan op de dij, gekregen had, werd ik terug naar school gestuurd. De meute liep ordeloos nnaar huis en Cesee floot naar zijn melkronde. Ik schreef straf tot   na het lof, want Seppen, was me vergeten en bovendien dat zou me leren! 

    Ik had het valiesje  op de stoep neergezet om de veter van de rechterschoen wast te knopen.  De school was niet veranderd. Godverdomme wat was dat een lelijk gebouw, die aangenopen vrije school, maar Geo van Deksele zal dat alweer een cliché vinden, want vrije scholen zijn steeds esthetische kunstwerkjes, waar grote pedagogen optreden, daarbij wie de roede spaart, haat zijn kind. Favoritisme moest er nog uitgevonden worden.
    Het gebouw. De angst sidderde weer langs mijn rug en kroop in mijn darmen. Honderd meter ver liet ik de ogen langs het gebouw glijden. Het had maar één verdieping. De muren waren in ondefinieerbazar roodbruine baksteen opgetrokken.  Niettenstaande het dorp in de hele streek de roep had, de beste bakstenen te fabriceren, Tjikken Vandamme beweerde zelfs dat de Halletoren van de onvolprezen middeleeuwse stad , waer alle poorters int scependom van Brusghe ambactman I ofte andre sin vri even deen en dandre, in Oelems steen opgetrokken was, waren ze er toch ingeslaagd de aangenomen vrije school te verprutsen. De vensters waren egaal-grote rechthoeken en de raamkozijnen nog steeds in het fondantbruin geverfd. De glaslatten in schunnig geel om de zaak een beetje op te fleuren. Op het dak waren Boomse pannen aangebracht. De sluitingen tussen de pannen waren zo groot dat het verleidelijke toegangen  voor de straatmussen vormden en of ze er gebruik van maakten. Aan de dakrand waren zinkendakgoten aangebracht. Het opgevanegn hemelwater liep langs her en der geplaatste regenpijpen over het voetpad naar de goot. Ze was er dus nog steeds, de school!
    Ik nam het valiesje en zag enkele dorpsbengels rond moj staan, maar toch op redelijk veilige afstand. Ze droegen allemaal lange jeans met uitgerafelede boorden. Op de T-shirts las ik de gekste  slogans, want de walvis moet gespaard, de olifant gered, het oerwoud bescherm, maar ook het geld geteld...!
    Ze begonnen te praten, eigenlijk tegen mij al deden ze of ze me negeerden, dus riepen ze naar merkaar, precies of het mij - de vreemde - niet aanging en toch was het allemaal voor mij bedoeld.
       - Godverdomme, wat een schijtvaleis.
       - Jerry, wat komt dat hier doen? Zo'n zak!
       - Belijk die jas! Komt ook niet van Superdonfex!
    Het lachen wordt harder, schriller, misschien wel vijandig, maar ze naderen. Een haantje-de-voorste is tot vlak bij me gekomen een roept in de richting van het grut:
       - Schop ik de valies omver?
       - Je durft niet, Joerie.
    Ik was hem een fraktie van een sekonde voor en ritste het valiesje van voor zijn voeten weg, zodat hij zijn trap miste en zijn evenwicht dreigde te verliezen. Groot jolijt bij de meute en ik hoorde een snijdig stemmetje dat me bekend voorkwam, maar dat zal we verbeelding geweest zijn.
       - Kijk joerie valt op zijn krent.
    Joerie weet zich echter staande te houden en ik zeg - zonder over het juist voorbije te praten - alsof we oude kennissen zijn:
       -  Ik heb hier  vroeger ook altijd gewoond...en nu kom ik terug.
       - Hier in het dorp? Der anderen kwamen naderbij. Waar?
       - Ginder bij de kerk. Waar de doodskisten voor het raam staan.
       - Je liegt, want Kooit woont er al zijn hele leven lang...
       - Kooit is jonger dan ik, zei ik, want we zaten nooit in dezelfde klas en ik wees naar de school.
    De anderen wouden ook wel 's iets zeggen.
       - Mijn moeder zegt altijd dat er vroeger naast de kerk een snoepwinkel was, zei het me herkenbare stemmetje.
       - Precies, daar woonde ik.
       - Hoe noem je dan, vroeg Joeri die blijkbaar de leider was.
       - Van Oostveld.
    Ze zwegen, eventjes maar en dan bijna in koor:
       - Maar daarvan wonen er hier veel. Aan de Hoorn, in Burkel...overal.
       - Zie je wel.
       - Maar waarom kom je terug?, vroeg Joeri en ik zag hem vragend stellend naar het valiesje en het dunne jasje kijken.

    Het verhaal van Wim van Oostveld:
    Daar ben ik geboren, zoals ik zei in het huis waar nu die doodskisten voor de etalage staan. Ik ben hier ( ik wees  naar het lelijke gebouw achter me) naar school geweest. We zaten toen, godverdomme, ( het grut grijnsde eens naar mekaar) met drie studiejaren in één klas, maar Seppen hield er de wind onder.
       - Wie is Seppen?, vroeg Joeri of was het Dimitr, Mario, Redgy...of hoe heten de kinderen vandaag de dag?
    Seppen was de lesboer. Hij heette Bladdaert, geloof ik. Hij woonde daar en ik wees naar een huis in geel gevelsteen met een Mariabeeldje boven de voordeur. Ik had het vroeger het nisje met beeldje nooit zo goed gezien, maar het was wel typisch voor Seppen...Om in het gevlij van de hiërarchie te kompen had hij meer over gehad dan een Lieve-Vrouwtje boven de deur te plaatsen. Geliukkig was het oorlog en we beleefden leuke tijden.
       - De meester in de klas zegt dat oormog het ergste van alle kwaad is, zei Redgy of was het Joeri, Dimitri of toch Mario? Maake loove and pees not waor, voegde hij er in  schbouwelijk Engels aan toe.
    Wij spraken indertijd beter Engels, zelfs Duits, dachten we. Maar we hadden bovendien betere leermeesters en de triviale soldatentaal beheersten wij beter dan de eerste de beste soldatenhoer en die zijn ook niet voor één gat te vangen al klunkt die vergelijking in de context nogal vreemd. Einmal bumsen für eine Bratwurst?  You bloody bastard, blot yourself at home!
    Ik voelde dat de dorpsonderwijze een verlichte geest was en van plan was de wereld te verbeteren, want je moet er, nondedju, vroeg aan beginnen en misschien had hij wel Mao Tse Tung gelezen en wie in zijn eigen dorp de stoep veegt...Komt er wel!
    De meester heeft eglijk en ik kon het niet laten, de meester heeft altijd gelijk, vooral als ie in een vrije aangenomen school les geeft, nietwaar, Geo Van Deksele? De oorlog was wreed, jongens. In veertig wierepn de Moffen hier de boel plat en wij allemaal naar Burkel. Cesee, Bulke, Siere, de Dikken Meire, Dabeit, Celle Naalde,  Freten, Spunde, Schete...ze stonden hier allemaal met de klauwen in de lucht, de Duitsers met gericht geweer achter hen en zij ( allemaal) stront in de broek.
       - Oh, godverdomme, zei een knaap , wat kan me die verrekte oorlog schelen. Kom;, laten die vent lullen , wij gaan voetballen.
       - Loop naar de kloten, zakzwam, zei Joeri. Jij voetballen zeker, je weet niet eens hoeveel kanten een bal heeft. 
       - En jij met je twee linkse poten, weerde de andere zich, maar hij liep toch veilig in steun van de huisgevels in de richting van de kerk en bleef dan kwansuis voor het raam staan, waar Blein vroeger café hield.
       - Zijn vader werkt in Brugge en hij denkt dat hij het is, verduidelijkte Joeri.
       - En zijn moeder, die heeft te doen met een vent van Knesselare. Een lelijke, rooie beuzelaar, lachte een klein kereltje met pikzwart haar en een wipneusje. Ik lachte naar hem en hij voelde zich groeien en riep:
       - Ga naar Knesselare om te voetballen. De andere sloop weg, want ze hadden misschien wel de gevoelige snaar getroffen.   
    Toen we terugkwamen uit Burkel en Cesee, Siere en alle andere geleerden de stont uit de broek gewassen hadden, lag  de kerk en ons huis plat.
    Ze keken in de richting van de doodkistenwinkel.
    De Duitsers bezetten het dorp en dat was dat, want er veranderde niks. De oorlog leek voorbij. Wij moesten terug naar school, want Seppen wachtte met zijn wijsheid.
       - Wij?, vroeg de wipneus.
       - Ja, wij. Ik, Tuur, de zoon van Siere uit café de Sportvriend, Bert, zijn vader was slager, kapper, biggencastreerder en nog 't één en ' t andere...en Toon, de zoon van Sinten. 
       -  Er is hier geen café meer, zei Joeri en geen slager...en...?
       - Je wil toch niet zeggen dat je niet weet wie Sinten was?
    Stilte. Godverdomme, in de gevangenis staat de tijd blijkbaar stil.
       - Had je dan geen honder, want de meester vertelde dater toen hongersnood heerste.
    Ik glimlachte onzichtbaar. Het was maar eventjes een rimpel op mijn ziel. Kon ik vertellen over Mang Roels, de dief, Mossel, de stroper, Pier van 't Kot...Over de idealisten die meeheulden met de Mof, maar na de oorlog in St.-Kruis arriveerden? Over de ijverige kooplui, die met diezelfde Duitsers zaakjes deden, zoals het heet, maar na de oorlog op de pui van het gemeentehuis een lintje mochten laten opspelden?
    Echt waar, de oorlog was zo erg niet. Voedsel was geen probleem. Oorlogsgevaar? De Tommies  wisten niet eens het dorp liggen. Er werd hier alleel gewerkt, schoolgelopen, gekermist. 
       - En, zei het vinnige, zwarte kereltje en hij duwde de rechterduim tussen de midden- en wijsvinger .
       - Oh, jij kleine mormel, zei een uitermate lange pui van een knaap, jij krijgt hem nog niet recht.
    Eens op een kermis aan de Hoorn. 't Was op een dinsdag, want de grote bolling met duizend frank vooruit was aan de gang. Plots dook er een B-19 van de Amerikanen uit het niets op en dropte al zijn bommen aan Flabbaert-buize. Al de volk van de bolling in de sloot en Mang  Roels met alles wat niet te zwaar of te heet was, weg...
    Na de oorlog begon het. Ik werd naar kostschool gestuurd...en dat was een ander paar mouwen. ( Godverdomme, vergeef me heer Geo Van Deksele, maar ik kreeg zo waar een traan in de ogen. Als dit alweer geen cliché is...).
    Ik hoorde plots roepen:
       - Joeri, Redgy, Mario, Dimitri.
    Ik keek in de dorpsstraat en aan de huisdeuren en huispoortjes stonden overdreven gesticulerende moeders hun kroost aan te sporen, want:
       - Weet je hoe laat het al is? Of moet je geen avondmaal hebben?  Wat sta je daar overigens met dit soort te doen?
    Ze stoven uiteen, maar Joeri bleef en zei:
       - 't Is weer van dat. Als ze denkt dat ik met me kloiten laat rammelen.
       - 't Is toch je moeder en misschien is het eten wel klaar.
       - Mijn moeder, zeg je. Zo'n klerewijf. Waar heeft hij dat stuk verdriet bovengehaald.
       - Hoe heet je vader?
       - Waarom?
       - Misschien ken ik hem wel.
       - Vanbelle.
       - Zegt me niks.
       - Mijn vader is niet van het dorp, maar misschien ken je mijn moeder, maar die is dood...Cecile Dhondt.
    Ik kleurde eventjes, maar ik geloof niet dat Joeri het zag. Cecile Dhondt.

    De zon spande aan de hemel. Het weer was oneindig mooi en de vakantie nog maar net begonnen. Gisteren was ik met de stoomtram van kostschool thuis gearriveerd. Ik plofte het valiesje in het braskot neer en liep, onstuimig omsprongen door Frits, het erf op om vader te zoeken. Een blijheid stroomde door mijn lijf  en ik ging in de boomgaard en in de tuin zat vader, geknield tussen de rijen aardbeiplanten, me glimlachend  aan te staren.
       - Vader, vader, ik ben thuis.
       - Dag, Wim, zei vader en hij ging verder met aardbeien plukken. Hij legde de geplukte vruchten in het vergiet.
       - Gaan we naar de duiven, vader?
       - Nog een paar rijen overlezen en ik ben klaar. Waarom help je geen beetje?
    De eerste vrucht, die ik met het groene steeltje tussen duim en wijsvinger vastgreep, duwde ik tussen mijn getuite lippen en ik voelde het zoete vlees mijn gehemelte strelen. Vader begon te fluiten: " Zachtjes klonk het avondklokje..." Ik verstijfde eventjes, onmerkbaar, maar ik voelde dat ik weer thuis was. Dit deuntje dat vader van een jonge, Duitse soldaat in zeventien in het ouderlijk huis op zijn mondharmonica had leren spelen, kneep in mijn ziel, maar ik kon het niet onder  woorden brengen. Die jonge soldaat was nooit meer teruggekeerd en lag ergens met kapotgeschoten en uiteengereten ballen in de Vlaamse velden tussen de klaprozen. Ze zingen nu over hem liedjes  van duizend en duizend soldaten, maar daar ben je vet mee  Himmelstosz verzamelt ondertussen de lintjes. 
    Ik begin mee te fluiten. Een paar akkoorden slechts en dan schieten we in een lach, want we denken aan hetzelfde verhaal. Tzothuis moest eens kersen plukken bij de baron. 
       - 't Is kij moet skuifel binst de trek, vroeg de baron.
       - Maar ik fluit niet zo goed, antwoordde Tzothuis, mag ik zingen?
       - Naturellement, zink is ook de goet...
    Tzothuis heeeft me daar dan het hele repetorium afgedraaid  van de Keizer van China en Acher St.-Piterskerke en om de spanning er de spanning te houden nu en dan iets over  Waar men gaat langs Vlaamse wegen. De baron was tevreden. 
    De volgende dag had moeder  me laten uitslapen. Denk 's aan, ik moest naar de mis niet, maar moeder wist toen nog niet dat ik een herretje voor meetkunde had, het zou echter verkeren. Ik zat te ontbijten, toen moeder met een proppensvolle netzak winkelwaar de keuken inkwam. 
       - Wil  je dat  naar Dhondts  brengen? Mijn hart sprong in mijn lijf en ik voelde de jacht zo geweldig door mijn kele jagen  zodat ik vreesde dat moeder het zou merken , maar ze was alweer de  keuken uit in al haar ijver en zorg, nietwaar.
    Toen ik door het dorp fietste , was de straat leeg en ik was blij niet één of andere vriend te ontmoeten, want vleugels van spanning  droegen me naar Burkel, waar Cecile Dhondt wachtte. Hoopte ik.
    In de grote koeme keuken met zwartwitte plavuizen begon Ceciles moeder , terwijl  ze eht zout, de suiker, de chicorei in de etenskast stapelde, te vragen: 
       - Bern je terug van school, Wim.
       - Ja, Griet.
       - Waarvoor studeer je?
       - Ik weet het eigenlijk niet. 
       - Verdomme, Wim, als jij geen rare bent. 
    De winkelwaar was in de kast , ik nam de netzak en liep naar buiten, waar ik de fiest, die tegen de notenboom stond, bam en tussen een uiteen fladderende krooi kippen heterf afreed.
    Op het einde van de kastanjedreef kwam plots Cecile ( ...Ik zag Cecila komen...)  van acher een boom. Mijn hart bonsde in mijn keel en ik trapte nogal fors op de terugtraprem, zodat het achterwiel van de fiets in het zand weggleed. In een vlugge reactie kon ik op het linkerbeen  steun vinden en mijn evenwicht bewaren.
       - Wim, zei Cecile terwijl ze dichter kwam.
       - Dag, Cecile, zei ik.
    Ze lei de hand op mijn hand zodat we samen het stuur van de fiets vasthielden alsof ze me wilde helpen. We liepen verder de kastanjedreef in, elk aan de kant van de fiets.
       - Hoe was 't op school, Wim?
       - Niet zo goed. Ik heb een hekel aan die hele kostschool, ergerde ik me nogal driftig en ik zag dat Cecile schrok.
    We liepen stilletjes verder. Zijlings keek ik naar haar en ze voelde het en richtte haar hoofdje naar me en glimlachte verlegden.
       - Als de kostschool voorbij is, ga je dan nog met mij?, vroeg Cecile.
       - Natuurlijk!, zei ik en draaide beschaamd mijn hoofd weg.
       - Je gaat dus toch geen pastoor worden?
    Ik lachte, want ik kende de roep in het dorp dat wie latijn leerde wel pastoor moest worden.
       - Ik moet naar huis, Cecile, want moeder wacht.
       - Ik wacht op je, fluisterde Cecile en ze kuste me met twee profijtige lipjes op de wang. Als in een droom ( ...alweer een cliché, Geo Van Deksele, maar moet je het, godverdomme, zeggen...?) fietste ik naar huis. 

       - Ik heb je moeder gekend, maar het is lang geleden.
       - Ik heb haar eigenlijk zelf niet gekend, want ik was vier toen ze stierf.
    Joeri zag er plots zo volwassen uit en ik voelde een wolk van eenzaamheid over mij glijden en een machteloze  woerde om al wat voorbij was en ik niet meer kon vasthouden.
       - Ze is verdronken in de Zevenputten...Het was een angstige, donkere winteravond. Haar fiets lan nog op de rand van het vijvertje. Zo hebben ze me het altijd verteld.
    Joeri keek de dorpsstraat in en in de verte zag ik de pastoor de straat oversteken.
       - Vader is dan beginnen zuipenen na een tijdje later getrouwd met die teef  uit Knesselare ...en nu lampetten ze samen. Kijk, daar is ze...
    Ik zag een wijf in de deuropening van het huis, waar Sriel Dooge gewoond had, komen en ze leunde teegn de deur post en riep:
       - Godverdomme, Joeri kom je. We zijn reeds klaar met eten.
       - Ja, ik kom, riep Joeri terug en dan stilletjes, lelijke teef.
    Ik nam het valiesje op en we liepen elk een kant oo, maar Joeri vroeg:
       - Waarom ben je naar zo'n strontdorp teruggekeerd?  En daarop kon ik hem eigenlijk ook geen antwoord geven. Alhoewel.
    Ik was hier opgegroeid en ze hadden er mijn ziel onder de dwingende angst van het Jansenisme zo plat als een vijg geduwd. Het leven is lijden en godverdomme wee het krapuul dat daar onderuit wil komen. Moeder Overste, de gevreesde of was het toch de gezalfde ( zou Geo Van Deksele daar een antwoord op weten, als kenner ...) hield er de wind onder. e pastoor liep zich ook het gat uit de haken om Moeder Overste ter wille te zijn!
       - Natuurlijk, zei Siere en al de aanwezigen knikten, maar ja, Siere, daar God een kerk sticht, bouwt de duivel een kapel.
    Je werd keer op keer afgeborsteld tot dat je netjes in de rij liep, maar wat goedverdomme die lijn was, kon je nooit aan de weet komen. Neuker Chaf kroop op alles met een gat  erin en wij, het dorpsgrut, werden steevast om de minst schuine aanmerking aan het kruis gespijkerd. Tot je stilaan leerde dat je eigenlijk aaan allesde ballen kan vegen, maar dat je daarom eerst een enorme weg moesrt afleggen. Als we maar niet in het clichéachtige vervallen, maar je familiekan je ook een heel eind vooruit helpen om maar te zwijgen over je bankrekening en politieke kleur. Maar als het juk te nauw is dan is er zelfs met het makste paard geen kot te houden. Het ligt natuurlijk aan het paard, want dwarskoppen zullen er altijd zijn. 
    Ik zag Joeri

    19-09-2007 om 00:00 geschreven door Wim van Oostveld  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 19/08-25/08 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 20/12-26/12 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 08/06-14/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 12/11-18/11 2007
  • 05/11-11/11 2007
  • 08/10-14/10 2007
  • 17/09-23/09 2007
  • 27/08-02/09 2007
  • 23/07-29/07 2007
  • 02/07-08/07 2007
  • 02/10-08/10 2006

    Egidius waer bestu bleven...

    Egidius, waer bestu bleven?
    Mi  lanct na di, gheselle mijn.
    Du coors die doot, du liets mi tleven.

    Dat was gheselescap goet ende fijn,
    Het sceen teen moeste ghestorven sijn.
    Nu bestu in den troon verheven
    Claerre dan der zonnen scijn,
    Alle vruecht es di ghegheven.

    Egidius, waer bestu bleven?
    Mi lanct na di, gheselle mijn.
    Du coors de doot, du liets mi tleven.

    Nu bidt voor mi: ic moet nog sneven
    Ende in de weerelt liden pijn.
    Verware mijn stede di beneven:
    Ic moet noch zinghen een liedekijn .
    Nochtan moet emmer ghestorven sijn.

    Egidius, waer bestu bleven?
    Mi lanct na di, gheselle mijn.
    Du coors die doot, du liets mi tleven.

    Jan Moritoen



    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Laatste commentaren
  • huisdestructie (dirk simoens)
        op Heer, heb medelijden ...
  • Helaas.... (Christine)
        op Helaas, waar is der Oudren fierheid nu gevaren (A. Rodenbach)
  • Een goede midweek middag en avond (informatietips)
        op De rijke is niet gelukkiger dan hij die genoeg heeft... ( Solon)
  • Flytox (Michel Guilmet)
        op De natuur doet niets zonder doel (Aristoteles)
  • school is... (christine)
        op School is bijkomen van het weekend...
  • IN OKTOBER VEEL REGEN..... (Christine)
        op IN OKTOBER VEEL REGEN, VOOR HET KERKHOF ALTIJD ZEGEN
  • - (joris vanhecke)
        op Wie geen vrede wil, zal oorlog krijgen...(Tarquato Tasso)
  • soms is er niets zo onnatuurlijk als .... (Christine)
        op Somtijds is er niets zo onnatuurlijk als de natuur...(Carolyn Wells)
  • Wie van herinnering kan genieten... (christine)
        op Wie van de herinneringen kan genieten, leeft tweemaal! (M.V. Martialis)
  • De taal.... (christine)
        op De taal is de mens gegeven om zijn gedachten te verbergen (Molière)
  • Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Inhoud blog
  • Papier is gewillig...
  • Papier is gewillig...
  • Persvrijheid: vrijheid om overal nieuws uit te persen (Marc Callewaert)
  • Opvoeding maakte van ons wat we zijn...( Claude Helvétius *)
  • Beloften maecken 't volck tot alle dinghen graeg (Joost van den Vondel)²
  • Nationalisme is een kinderziekte, de mazelen der mensheid (A.Einstein)
  • Sneeuw in mei...
  • De waarheid, niets dan de waarheid, zo helpe me ( God, Jahweh, Allah, Boeddha, de Grote Manitou...*)
  • Vrouwen ( toch) aan de macht?

    Laatste commentaren
  • huisdestructie (dirk simoens)
        op Heer, heb medelijden ...
  • Helaas.... (Christine)
        op Helaas, waar is der Oudren fierheid nu gevaren (A. Rodenbach)
  • Een goede midweek middag en avond (informatietips)
        op De rijke is niet gelukkiger dan hij die genoeg heeft... ( Solon)
  • Flytox (Michel Guilmet)
        op De natuur doet niets zonder doel (Aristoteles)
  • school is... (christine)
        op School is bijkomen van het weekend...
  • Foto

    Zoeken in blog


    Foto

    Foto

    Foto

    Op de foto mijn familie: vader , moeder, mijn zussen Camilla en Maria, mijn broer Joris (+) en mezelf. Foto genomen tijdens  de oorlog in 1943. 
    Daaronder het gemeentehuis van Oedelem, mijn geboortedorp, Dr. Wyns noemde het één van de mooiste gemeentehuizen van Vlaanderen... 


    Foto

    De vierde latijnse van het  Sint-Rembertscollege in 1953 met klastitularis Jozef 'Basiel' Verstraete ( achterste rij...)  op schoolreis in Brussel. Gehurkt helemaal rechts zit ikzelf.


    Foto

    In december 1958 speelden enkele Oedelemse jongeren het toneelstuk "Smidje Smee". De "acteurs" werden uiteraard voor het nageslacht op foto vastgelegd...Bovenste rij: (v.l.n.r.) Willy Beernaerts (souffleur), Antoine Dhaese(+), Antoine Depestel, kapelaan Demuynck, René Dewulf, Roger Vanhullebusch, (zittend v.l.n.r.): Roger Vandeweghe, Edward Gilliaert en Marcel Denaeghel


    Foto

    Mijn oude Roldersklacht (mei 1958) aan de Zoete Waters in Heverlee...Eern triest moment!



    We zijn de 17de week van 2024


    Herfstavond
    door Albert Verwey

    Op 't donkre buiten
    Boomkruinen ruisen;
    Stormwolken drijven:
    In 't lamplicht huis en
    Voor donkre ruiten,
    Zit 'n dromend beeld
    Woorden te schrijven,
    En 't kruinenruisen,
    En 't wolkendrijven
    Staat, een geluid,in
    Schrift gepenseeld.


    De Waterlelie
    door
    Frederik van Eeden

    Ik heb de witte waterlelie lief, 
    daar die zo blank is en zo stil haar kroon
    uitplooit in 't licht

     Rijzend uit donker koelen vijvergrond,
    heeft zij het licht gevonden en ontsloot
    toen blij het gouden hart.

    Nu rust zij  peinzend op het watervlak
    en wenst niet meer...

    Een vrucht die valt
    door Karel van de Woestijne

    Een vrucht, die valt...
                                  -- waar 'k wijle in 't onontwijde zwijgen,

    buigt statiglijk de nacht zijn boog om mijn gestalt. De tijd is dood, omhoog, omlaag. Geen sterren rijgen
    haar paarlen aan 't stramien   der roereloze twijgen.
    En geen gerucht, dan deze vrucht die valt

    Een vrucht.
                      -- En waar ik sta, ten zatten levens-zome,
    vol als de nacht maar even stil; blind als de lucht
    hoe rijk ook aan 't verholen van mijne dromen,
    voel 'k -- lomer dan in 't loof der luideloeze bomen
    een vrucht die valt, -- mijn hart, gelijk een vrucht
    die valt... 



    'k  Hore tuitend' hoornen....
    door
    Guido Gezelle

    'k Hore tuitend' hoornen en
    de navond is nabij
    voor mij:
    kinderen, blij en blonde kom,
    de navond is nabij,
    kom bij:
    zegene u de Allerhoogste, want
    de navond is nabij,
    kom bij:
    'k hore tuitend hoornen en
    de navond is nabij,
    voor mij!

    Nieuws De Morgen
  • De auto van de toekomst is een SDV: ‘Tegen 2028 zullen ze hopelijk worden ontwikkeld voor Audi en Volkswagen’
  • Ex-manager Herman Van Holsbeeck en makelaar Christophe Henrotay naar correctionele rechtbank voor gesjoemel bij verkoop Anderlecht
  • Live - Kiev waarschuwt dienstplichtigen in buitenland • Duitsers vragen VS om ook een extra Patriot-systeem aan Oekraïne te geven
  • Live - Kiev waarschuwt dienstplichtigen in buitenland • VS bestraffen Chinese banken die Rusland helpen in Oekraïne
  • Hoe Giorgia Meloni de weg toont voor extreemrechts in Europa
  • De auto van de (nabije) toekomst is eindeloos aanpasbaar en gaat veel langer mee
  • ‘Dit is de eerste keer dat ik officieel met iemand samenwoon’: Angela Dansby (53), de vriendin van Rob Vanoudenhoven (55)
  • Heidi De Pauw stopt bij Child Focus en wil ‘competenties inzetten voor andere projecten’
  • Extreemrechtse partijen willen de macht binnen de EU overnemen. Hun lichtend voorbeeld? Giorgia Meloni
  • Niet elke kersverse vader wordt overspoeld door liefde: ‘Ik heb me toen best schuldig gevoeld: is dit normaal?’

    Delft
    door Hendrik Marsman
    Sluimer dood

    zacht
    verdronken
    donker

    nacht

    groene dood
    in de gracht
    verzonken

    blinde non
    waanzin
    spon
    zacht
    geflonker
    in de ogen

    donker

    pracht


    Nacht
    door Hermen Gorter

    Het gras heeft den nacht al begonnen,
    de tuin is stil bezonnen.
    De hemel is onbezonnen,
    licht nog zo ongeschonden.

    Bomen wit als boekweit
    hangen neer stil in schoonheid,
    maar de losse kastanjebladen
    zijn schichtig en overladen
    van wind...


    In memoriam amici J. Campert
    door Louis de Bourbon

    In de open dromen van den wreden dag
    heb ik jouw pijn gevoeld, jouw brandend leed,
    soms hoor ik in den nacht jouw stervenskreet
    en ik zie een blik die breekt, jouw laatste oogopslag.

    Ik hef het glas. Ik zie den roden gloed
    van 't heulsap dat ons beiden heeft verheugd
    in vroegere nachten luid en licht van jeugd,
    maar sinds jouw dood smaakt alle wijn naar bloed.

    En sinds jouw dood is alle licht te schel,
    elk vuur te heet, alle genot doet pijn
    en ik hoor in ieder lied dit bittere refrein:
    o, hart, jouw hart, o bloedrode rebel.

     
    Louis de Bourbon (1908-1975)
    Klik op de pijl onderaan laatste tekst om het archief op te roepen...

    Haiku

    Het jaar is gestart

    en we beloven weer veel,

    want we zijn zo dom!

    (WVO)


    Haiku

    Het ouder worden

    is zeker geen sinecuur

    en je doet 't alleen...

    (WVO)


    Haiku

    De vorst is weer weg,

    bakken regen stromen neer,

    helaas, godgeklaagd...

    (WVO)


    Haiku

    De minister spreekt:

    het zijn zeer droeve tijden,

    de riem dient gesnoerd...
    (WVO)


    Over mijzelf
    Ik ben Willy Beernaerts, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Wim van Oostveld .
    Ik ben een man en woon in Mariakerke-Oostende (Vlaanderen ) en mijn beroep is leraar Nederlands - geschiedenis aan het VTI in Oostende en freelance journalist bij de Zeewacht .
    Ik ben geboren op 26/04/1936 en ben nu dus 87 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Lezen en schrijven.
    Schreef een roman " Het zwarte Schaap" die spijtig genoeg al uitverkocht is. Het vervolg staat op mijn Blog " De Tocht terug" Nu schrijf ik voor het Jaarboek " Bos en Beverveld" van de heemkundige kring van Beernem-Oedelem-St.-Joris .


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!