*
 
De sneeuwluipaard is erg zeldzaam. Het is een raadselachtig dier dat verborgen leeft in de hoge bergen van Rusland en Mongolië. Hij lijkt wat op de gewone luipaard, maar heeft een lichtere en veel vollere vacht en een langere staart.
De sneeuwpanter is een katachtige verwant aan de luipaard of panter. In het verleden waren de termen "panter" en "luipaard" geografisch gebonden, maar wetenschappelijk wordt de luipaard in ondersoorten verdeeld; er bestaat geen distinctie tussen panters en luipaarden. Bovendien worden deze termen in de volksmond door elkaar gebruikt (panter wordt meestal gebruikt bij een zogenoemde "zwarte panter", een melanistische jaguar of luipaard). "Luipaard" werd in de regel gebruikt voor dieren uit Afrika, "panter" voor Aziatische dieren. De sneeuwpanter komt enkel in Azië voor, vandaar dat "sneeuwpanter" een tijd de voorkeur had, hoewel de term "sneeuwluipaard" net zo lang in gebruik is. De sneeuwpanter was het zinnebeeld van het Apple besturingssysteem Mac OS X 10.6 ("Snow Leopard"). Dit verklaart de opmars van de term sneeuwluipaard.Naast de eerder genoemde termen wordt soms ook de benaming irbis gebruikt, die vanuit het Russisch is overgenomen. In veel oudere werken wordt ook "irbis" gebruikt, zoals het Iconographia Zoologica uit 1872 van het Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra
 
De vacht van de sneeuwpanter is lichtgrijs en neigt soms iets naar geel. Hij heeft zwarte vlekken op zijn lijf. De vacht is dik en zijdezacht en de ronde kop is relatief klein. Zijn lichaamslengte ligt tussen 1 en 1,30 meter. Zijn staart is 80 centimeter tot 1 meter en de schofthoogte is circa 60 centimeter. Zijn gewicht ligt tussen de 25 en 75 kilo.
De sneeuwpanter kan men van andere panterachtigen onderscheiden doordat hij kleiner is, en doordat zijn staart relatief langer is. Deze staart helpt hem om zijn evenwicht te bewaren bij de sprongen die hij maakt over de vaak diepe kloven in het bergachtige gebied waarin hij woont. Hij gebruikt hem ook om zijn neus en bek te beschermen als het erg koud is. Zijn grote harige poten functioneren als sneeuwschoenen, zoals die van de lyxn.
De sneeuwpanter komt voor in China (Tibet), Centraal-Azië (Kirgizië, Tadzjikistan, Zuidoost-Kazachstan en Surxondaryo, Oezbekistan), Rusland (Altaj en Tuva), Mongolië, Nepal, Buthan, Afghanistan en in het uiterste noorden van Pakistan en India. Het grootste deel van zijn verspreidingsgebied bestaat uit gebergtes, onder andere het Himalayagebergte, de Toensjah, de Karakoram en de Hindoekoesj. De wereldpopulatie wordt geschat op 4000 exemplaren, en daarmee is het een bedreigde diersoort. Vanwege zijn vacht wordt er veel jacht op hem gemaakt. De sneeuwpanter staat sinds 1972 op de Rode lijst van deIUCN als Bedreigd ( en dit is in 2008 herbevestigd. De sneeuwpanter verblijft het liefst boven de boomgrens. In de winter daalt hij af naar de dalbodems om de barre weersomstandigheden te ontvluchten en ook om zijn prooi te volgen die eveneens naar lager gelegen gebieden trekt.
De sneeuwpanter voedt zich met dieren die zijn weg kruisen. In de hogere gebieden zijn dat bijvoorbeeld geiten, steenbokken en muskusherten. Lager in het bergland vangt hij herten en wilde zwijnen. De sneeuwpanter vangt weinig grote prooidieren, maar als hij dat toch doet, deinst hij niet terug voor een prooi van drie maal zijn eigen afmeting. Deze grote prooien dienen dan als voedsel voor meerdere dagen. Grote prooien vangt hij soms vanuit een hinderlaag, maar meestal besluipt en bespringt hij ze en vanaf een afstand van maximaal 15 meter.
De paartijd valt aan het begin van het jaar. Anders dan andere grote katachtigen brult de sneeuwpanter niet, maar beschikt hij over een groot arsenaal van kreten. De sneeuwpanter kan in een worp tot vijf welpen krijgen, maar meestal zijn het er twee of drie. Deze welpen worden na een draagtijd van 90 tot 100 dagen geboren in een rotsholte. Bij de geboorte wegen de welpen 450 tot 550 gram en zijn ze ongeveer 40 centimeter lang. De vacht is wolliger en donkerder dan die van de volwassen dieren, met minder duidelijke vlekken. Na drie maanden gaan de welpen hun moeder volgen en leren ze jagen. De eerste winter blijven ze nog bij hun moeder, maar na twee jaar zijn ze volledig zelfstandig.
Bron:Wikipeda
|