Waar de wereld van vol is, loopt de taal van over(*).
Om dat te bewijzen, komt hierna het verhaal van de corona- of COVID-19-crisis geschreven in coronataal.
Ons verhaal begint in december 2019 in Wuhan, hoofdstad van de provincie Hubei, in China. Daar wordt men geconfronteerd met de uitbraak van een uiterst besmettelijk virus. Het is niet duidelijk wat de oorzaak is. Gaat het om een virus overgebracht van vleermuizen op de mens – een vleermuisvirus - , of is het te wijten aan een menselijke fout in het laboratorium van Wuhan – een laboratoriumvirus? De toenmalige president van de Verenigde Staten van Amerika zou het later hebben over ‘de Chinese griep’.
Op dat ogenblik nog geen paniek, want China ligt ver weg. Maar vrij vlug zal blijken dat China dichterbij is dan gedacht. En even vlug zal onze onverschilligheid overgaan in grote bezorgdheid, want op 3 februari 2020 wordt het algemeen aanvaard dat SARS-CoV –2 of de corona- of COVID-19-crisishaar intrede in België heeft gedaan.
Een goede maand later maant de toenmalige minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid de inwoners aan thuis te blijven: ‘Blijf in uw kot’, zo klinkt het, ietwat ludiek. Alles behalve ludiek, want de harde realiteit van een pandemiezal gaan zorgen voor een heuse rollercoaster, in golfbewegingen en synchroon met de besmettingsgraad/het besmettingsgetal/de besmettingscurve.
De overheid neemt maatregelen, doet aanbevelingen, bestraft en biedt hulp. Een uitgebreid, soms nieuw vocabularium gaat daarmee gepaard.
Met enigeverknochtheid aan andere talen: lockdown, social distancing, crowd control, contact tracing, track-and-trace app, quarantaine, corona care, coronaproof, home office, videoconferencing, PLF - passenger location form, PCR-test (polymerase chain reaction test), corona safe ticket.
Of gewoon in de eigen taal: coronawet, pandemiewet, coronatest, coronabarometer, gezichtsmasker of -schild, bubbel, knuffelcontact, anderhalfmeteren, handhygiëne, avondklok, telewerken, looplijnen, vaccineren, vaccinatiecentrum, plexischermen, sneltest, teststraat, venstertje-rijden.
De samenwerking tussen politici en experten uit de medische wereld levert eveneens een nieuw taalgebruik op.
Flatten the curve, in control zijn, druppelbesmetting, infectiehaard, intubatie, intensive care bedden, Italiaanse toestanden, mondmaskerfraude, keelwisser, neuswisser, kwetsbare groepen, maskerdiscipline, nieswolk, oversterfte, onzichtbare vijand, reproductiecijfer, risicocontact, superverspreider, triage, aerosol, groepsimmuniteit, contact- en vitale beroepen, essentiële en elementaire winkels, ic-bed, onderliggende aandoening, paaspauze, groepsimmuniteit, vrijheidsprik, coronapaspoort, vaccinatiecertificaat, coronavariant, deltavariant, vaccinbonus, prikbonus, het Rijk der Vrijheid, post-coranavrijheid, exitstrategie.
Ook de reactie van de mensen en wat corona met hen doet, zorgt voor een eigen taalgebruik.
Ellebooggroeten, elleboogkuchen, elleboogniezen, deurbezoek, raambezoek, stoepbezoek, raamzwaaien, zwaaicontact, afstandsbezoek, afstandsgesprek, voetgroet, het vuistje geven, paniekhamsteren, wc-papierschaamte, thuisjuf, balkonnade, zorgapplaus, coronalied (bijv. op zijn Jacques Brels: Ne me covid pas!), lockdownparty, antivaxer, zwerfkapje, gezellige drukte, gezichthoester, zorgheld, La Boum 1-2-3, corona-eenzaamheid, coronabuikje.
Het blijft op dit ogenblik, eind augustus 2021, terwijl het afblazen van de coronamaatregelen meer dan ooit aan de orde is alsof we het coronatijdperk achter de rug hebben, een onbeantwoordbare vraag wanneer de pandemie echt tot het verleden zal behoren en welke woorden nog aan het coronawoordenboek zullen worden toegevoegd. Corona en haar varianten zullen dat bepalen. Tot dan leven we nog altijd ‘in tijden van corona’.
*De Standaard Weekblad nr. 493 van zaterdag 8 mei 2021.
Van zodra de pandemie het stadium bereikt waarin een groot deel van de mensen ingeënt is (voorledig of nog onvolledig) en het bijgevolg logisch lijkt om het afbouwproces van de beschermende maatregelen in een stroomversnelling te brengen, rijst meer en meer de vraag wat te doen met degenen die pertinent de inentingen weigeren.
Wat brengt die groep ertoe om zich te verzetten tegen inentingen? Er bestaat bijvoorbeeld bij heel wat mensen een enorm wantrouwen ten aanzien van de overheid en alles wat met de overheid te maken heeft. Er is ook een overtuiging gegroeid dat we voortdurend op grote schaal worden bedrogen. Andere mensen gaan ervan uit dat het geen goed idee is om een gezond lichaam bloot te stellen aan een ziekteverwekker, die - zelfs in erg verdunde vorm - met een inenting wordt toegediend. Voor de rest bestaan er een hele resem remmende overtuigingen: religieus, filosofisch, politiek, …
Er staan de overheid verscheidene mogelijkheden ter beschikking om op te treden tegen anti-vaxxers. Verplichte inenting is de meest kordate, die waarschijnlijk ook de meeste tegenreactie oproept. En daar komt bij dat elke wet wordt overtreden. Het zoveelste gebod dat niet of nauwelijks gehandhaafd kan worden. Hoe twijfelachtiger of ongeliefder de wet, hoe meer die overtreden zal worden. Een andere tactiek bestaat erin om vaccinatieweigeraars het leven zuur te maken. Door bijvoorbeeld de premie voor de ziektekostenverzekering van ongevaccineerden te verhogen. Of hun toegang tot openbare delen van de publieke ruimte – in de meest brede betekenis van dat begrip – te beperken of zelfs te ontzeggen. Daar staat echter tegenover dat de openbare ruimte er voor iedereen is, niet alleen voor mensen die zich bekennen tot de algemeen heersende overwegingen.
Het doel om zoveel mogelijk mensen zich te laten vaccineren, is in feite maar een middel. Het echte doel is de circulatie van het virus beletten – en zo de ene mens te beschermen tegen de andere - en dat kan pas als iedereen ingeënt is.
Om dat te bereiken moet de staat zich van haar verleidelijkste kant laten zien. De meeste mensen zijn kneed- en wendbaar. ‘De mens blijft een te verleiden dier’, zo verwoordt de Nederlandse schrijver Arnon Grunberg het en hij pleit voor ‘nudging’. In het boek ‘Nudge’ neemt Nobelprijswinnaar Richard H. Thaler allerlei psychologische technieken op, waardoor mensen gestimuleerd worden om betere of gezondere keuzes te maken. Nudging betekent letterlijk: ‘een zetje geven’. Het werkt met de zachte hand van de beloning, niet met de harde hand van de straf.
Een ‘knedende overheid’ maakt de liberale samenleving gewilliger.
Bron: De Standaard van 14 en 15 augustus 2021 - Wij zijn het verleidbare dier. Door Arnon Grunberg.
Als de pandemie ons één ding geleerd heeft, dat is het wel hoe één probleem de volledige wereld in de tang kan nemen en hoe snel weerstand ontstaat tegen maatregelen van de overheid genomen om een crisis te bezweren.
Dat kan ons alleen maar vervullen met bezorgdheid, want een andere – nog veel grotere – crisis klopt aan de deur: de klimaatverandering. Wie kan nog ontkennen dat er met het klimaat iets ernstigs aan de hand is? Wie durft er nog te stellen dat we het met enkele nieuwe wetenschappelijke innovaties wel zullen klaren?
Pandemie en klimaatcrisis zijn nauw gelinkt aan de economie.
Volgens Jan Eeckhout, Belgisch econoom en auteur van het boek “The profit paradox, how thriving firms threaten the future of work”, domineren vandaag de dag twee fundamentele problemen het economische debat: de klimaatcrisis en de polarisering als gevolg van het gebrek aan concurrentie. Dit zijn op het eerste gezicht twee verschillende problematieken, maar niets is minder waar, want ze zijn uit economisch perspectief nauw met elkaar verbonden.
De twee uitdagingen zijn niet nieuw. Al in de eerste industriële revolutie heeft de economie hiermee te maken. De snelle technologische vooruitgang, zorgde voor snelle economische groei, maar ook milieuvervuiling en economische ongelijkheid. Nieuwe uitvindingen volgden in de tweede industriële revolutie (olieraffinaderij, treintransport en telefonie), en het einde van de twintigste eeuw werd gekenmerkt door informatisering van de economie. Zulke tijdperken van snelle technologische vooruitgang verhogen de gemiddelde levenskwaliteit en rijkdom. Tegelijkertijd bewerkstelligen ze ingrijpende hervormingen in onze sociale en natuurlijke levenssfeer. De nieuwe rijkdom is niet evenredig verdeeld en de nieuwe technologie levert steeds grotere milieuschade op.
Er bestaat geen perfect vrije markt. Om gewone, simpele dingen te produceren, werkt de vrije markt goed. Maar goederen en diensten die tot stand komen dankzij baanbrekende innovatie, brengen schaalvoordelen met zich die economisch interessant zijn, maar uiteindelijk concurrentie tegenwerken of zelfs beletten. En tegelijk kan nieuwe technologie zó vooruitstrevend zijn dat we volop dingen produceren terwijl we nog niet eens weten of ze gerecycleerd kunnen worden.
De marktmacht van de dominante bedrijven en de milieuvervuiling zijn een voorbeeld van een falende markt. Dat betekent niet dat er geen oplossingen bestaan die gebaseerd zijn op de markteconomie. Met meer concurrentie verdwijnt de marktmacht en door het financieel en juridisch bezwaren van alle vormen van milieuvervuiling – zowel voor de producent als voor de gebruiker – kan milieuvriendelijke technologie gestimuleerd worden. Op die manier kunnen we de marktkrachten in positieve zin aanwenden. Maar dat vraagt wel om een overheid die de spelregels vastlegt en actief corrigeert; een overheid die zich bijgevolg heeft losgemaakt van alle soorten van beïnvloedings- en drukkingsmechanismen.
Er zijn twee grote hindernissen die de toepassing van een economie met de overheid als scheidsrechter enorm bemoeilijken. Zowel de klimaatcrisis als het gebrek aan concurrentie zijn van globale aard en vereisen bijgevolg globale oplossingen. En we weten hoe moeilijk de moderne wereld het heeft met het uitwerken van globale oplossingen! Het tweede obstakel heeft te maken met de democratie. De dominante bedrijven hebben een steeds grotere greep op de politiek. Meer marktmacht creëert winst en winst geeft bedrijven de middelen om de politiek te beïnvloeden en zelfs in bepaalde richtingen te dwingen. Indien de overheid erin zou slagen als onafhankelijke scheidsrechter op te treden en indien globale instellingen – een soort van centrale banken - de spelregels zouden mogen bepalen aan de hand van feiten en wetenschappelijke inzichten, dan zouden we beter gewapend zijn tegen de grote uitdagingen van pandemieën en klimaatverandering.
BRON: De Standaard – 7 en 8 augustus 2021 - De groene hand van Adam Smith. Door Jan Eeckhout.
Langzamerhand worden we de noodsituaties beu. Nauwelijks heeft de pandemie aan kracht verloren, of de klimaatcrisis ontvouwt zich in de vorm van de ‘overstroming van de eeuw’ met daarnaast onmetelijke bosbranden en vernietigende modderstromen en dat alles wereldwijd. De vraag zou kunnen zijn, of we hier wel te maken hebben met crisissen?
Volgens de betekenis van het woord is een crisis ‘een overdreven uitzonderlijke situatie, een keerpunt waarop duidelijk wordt of er een oplossing wordt gevonden of niet’. Voor Hippocrates bijvoorbeeld waren de beslissende dagen voor een ziekte een crisis, omdat werd besloten of het organisme zich herstelde of instortte. Of het nu gaat om een psychologische, economische, militaire, sociale crisis of een betekeniscrisis: de horizon is altijd een ideale wereld, een gezonde, althans relatief onproblematische situatie.
Verwijzen de verschrikkelijke overstromingen als toonbeeld van de klimaatcrisis of de pandemie naar een crisis? Enerzijds, ja: de schade door overstromingen zal binnen afzienbare tijd en met gebruik van ongeziene financiële en logistieke middelen worden geëlimineerd, en vroeg of laat zal hetzelfde gelden voor de pandemie.
Aan de andere kant nee: want corona en overstromingen tonen aan dat het vooral de samenleving zelf is die in een crisismodus is terechtgekomen, die overweldigd wordt met de noodzaak om verstoringen en uitdagingen het hoofd te bieden.
Met betrekking tot de klimaatcrisis zei de Franse filosoof en socioloog Bruno Latour ooit heel treffend: "Spreken van een crisis betekent helaas zich ernaar schikken dat ze voorbij zal gaan, dat we ze binnenkort achter ons zullen laten”.
Wat een groot ongemak veroorzaakt, is de angst of het voorgevoel dat het niet bij één keer zal blijven.
Natuurlijk is de overstroming ook een teken aan de wand van een toenemende frequentie en waarschijnlijkheid van dergelijke weersomstandigheden als gevolg van de klimaatverandering. Cruciaal is echter vooral de overtuiging dat enerzijds alle kennis en alle middelen voorhanden zijn om een aantal problemen aan te pakken. Maar aan de andere kant is het frustrerend vast te stellen dat het niet mogelijk is om deze middelen goed in te zetten of de bestaande kennis toe te passen.
Wat er gebeurt, beperkt zich tot oproepen uit alle soorten van hoeken dat we de problemen met z’n allen moeten oplossen en dat er collectieve inspanningen vereist zijn. We moeten ons leven veranderen, de zin van onze economische activiteit in vraag stellen en zo verder. Geruststellen door te overtuigen is populair en toch is het slechts een symptoom van het niet onder ogen zien van ons onvermogen om problemen op te lossen. Deze desoriëntatie is ook te wijten aan het feit dat wat betreft de corona- en klimaatcrisis de samenleving zelf met haar verwerkingsregels in een crisis verkeert.
Want de moderne samenleving en cultuur worden gekenmerkt door een uitgesproken vorm van machts- en werkverdeling, decentralisatie, onderbroken coördinatie, emancipatie van de delen van het geheel. De unieke prestatie van de moderne wereld is het resultaat van differentiatieprocessen. Bijgevolg is de moderne maatschappij goed in het oplossen van geïsoleerde en speciale gevallen, maar krijgt ze het zeer moeilijk met collectieve uitdagingen. Als er tijdens de coronacrisis geblunderd werd, dan was dat het mislukken in het combineren en afstemmen van ongelijksoortige logica’s, zoals het vertalen van wetenschappelijke evidenties naar politieke maatregelen waarbij een meerderheid zich kan aansluiten of een goed evenwicht te vinden tussen medische noodwendigheden en economische continuïteit. Anders gesteld heeft dat alles te maken met het opgeven van het holisme - naar het geheel kijken en niet naar de som van de verschillende onderdelen waarvan iets is opgebouwd - als basisideologie.
Het afstand doen van volledige staatscontrole is een beschermend mechanisme, dat vrijheid mogelijk maakt omdat het afwijking en pluraliteit beloont. En het sluit een structurele beperking van heerschappij en totale overheersing uit. Het is niet toevallig een eigenschap van het nationaalsocialisme, het fascisme en autoritaire regimes zoals Rusland en China, om deze beschermende mechanismen hardhandig buiten spel te zetten.
Om in het reine te komen met wat als een crisis is ervaren, kan het zelfs vandaag de dag misleidend zijn om deze waarborgen van de moderniteit opzij te willen schuiven, omdat op dit moment het risico van machtsverdeling, differentiatie en decentralisatie duidelijk wordt: markten zijn inderdaad grote probleemoplossers maar ze creëren eveneens grote problemen, en veel producten die de markt nodig heeft, kan het leefmilieu best missen.
Democratie is een ingenieuze vorm van besluitvorming, maar mensen kiezen soms voor de verkeerde oplossingen en gaan om principiële redenen in de tegenaanval. Wetenschap is ongelooflijk krachtig, maar kan de verwachting van ondubbelzinnige oplossingen niet stillen. Onderwijs brengt kennis bij de mensen, maar meer onderwijs zorgt altijd voor meer tegenstellingen en minder consistent gedrag.
Het onbehagen in de klimaat- en coronacrisis voedt zich met deze interne tegenstellingen. Het is geen toeval dat aan het begin van de eerste shutdown vorig jaar enkele sociale wetenschappers opgewonden en vol hoop opperden dat men de problemen zou kunnen beheersen zodra de structurele beschermende mechanismen van de samenleving werden opgeheven. Een afschrikwekkende fantasie?
De crisissen van de samenleving zijn geen crisissen in de zin van Hippocrates. Ze wijzen eerder op een permanente toestand die diep verankerd zit in de structuur van de samenleving en duiden op een dubbelwaardigheid die niet kan worden overwonnen door politieke beslissingen, omdat ook deze eraan onderhevig zijn. Politieke beslissingen zijn in ieder geval in een democratie ook afhankelijk van de publieke opinie en van een machtscyclus die als eerste beslist wat legitiem kan worden besloten. De ervaring tijdens de pandemie was dat gedragsnormen in alledaagse situaties niet met geweld kunnen worden afgedwongen en dat het mechanisme van de politiek altijd oppositie opwekt, bijvoorbeeld stemmen die pleiten voor vrijheid maar zich niets aantrekken van de vrijheid van de anderen, of die een proefdraaien in verband met een tijdelijke beperking van vrijheidsrechten als algemene en definitieve opschorting van vrijheid invullen. Dergelijke stemmen zijn enerzijds het gevolg van intellectuele zwakte, maar zijn anderzijds ook een uiting van een open samenleving die erin gelukt zich aan controles te onttrekken.
De grote uitdaging van de pandemie was en is dan ook vooral dat zichtbaar te maken wat anders verborgen blijft door de gebruikelijke routines. Zoals de Duitse filosoof Ernst Bloch zei, heeft de pandemie de wereld herkenbaar gemaakt; ze bevond zich helemaal niet in een uitzonderlijke situatie, maar toonde zich in zijn structuur: gevormd door tegenstrijdige doelen, door onbestuurbaarheid, door vertaalproblemen van voornemen naar praktijk.
Een vraag daarbij zou kunnen zijn of autoritaire bestuursvormen zoals in China en Rusland veerkrachtiger en crisisbestendiger zijn? Het gebrek aan democratie en liberalisme wordt daar niet meer met beschaamdheid erkend, maar veel erger tot een programma gemaakt. De gevolgen in de praktijk spreken voor zich en hebben niet veel duiding nodig.
Het Westen daarentegen heeft veel verdienste, maar de praktijk in crisismodus laat een wrange smaak na. Misschien is dat momenteel de echte crisis. En misschien is dat de perfecte uitdaging voor een zelfverzekerde zelfcorrectie van onze samenlevingsvormen. Dergelijke zelfcorrecties moeten procedures uitvinden die kunnen omgaan met tegenstrijdige doelen, zoals bijvoorbeeld tussen medische en economische logica.
Heel mooi als oplossing! Even mooi als geruststellen door te overtuigen! Maar we weten allemaal hoeveel garen we daarmee gesponnen hebben.
Blijft dat onze samenleving zijn grenzen bereikt. Welke die grenzen zijn? Wellicht niet te stuiten zelfzucht en het geloof in de maakbaarheid van alles op het moment dat wij zelf bepalen?
Bron: Der Spiegel – Heft nr. 31/2021 – Die wahre Krise der Gegenwart – Essay von Armin Nassehi
Wie gewild of toevallig in deze blog terechtkomt, krijgt misschien het gevoel zich in een doolhof of zelfs een escape room te bevinden. Begrijpelijk.
Hoe is deze blog tot stand gekomen en bijgevolg opgevat?
De basistekst is een groot document over ‘Covid-19’ of ‘corona’ of ‘de pandemie’. Die tekst is in 15 delen op de blog geplaatst, daarna volgen 14 aanvullingen.
Wie zinvol wil omspringen met deze blog begint met te kijken naar het ‘Archief per week’, blokje dat naast de tekst van de blog staat bij wijze van roadmap.
In week 8/3-14/3 bevindt zich de inhoudsopgave van de basistekst en ook een bijkomende tekst over veerkracht.
Vanaf week 15/3-21/3 volgt dan deel 1 tot en met 7. 1 staat laatst, 7 staat eerst. En zo per week verder tot alle delen zijn gepasseerd.
De aanvullingen kunnen zonder enige volgorde, bijgevolg naar eigen goesting, gelezen worden. Ze starten in de week 5/4 – 11/4.
Op dit ogenblik is het onduidelijk of en hoeveel aanvullingen er nog zullen volgen. Dat hangt af van wat corona nog brengt en of het gebeurde dan iets toevoegt aan de inhoud van de basistekst.
‘Alles heeft zijn tijd’, of het één volgt na het andere, dat stond reeds in de oude Hebreeuwse bijbelboeken te lezen. Maar wat als men niet weet waarvoor het tijd is? Dat is net wat ons overkomt, zo stelt Walter Weyns, socioloog aan de UAntwerpen, in een bijdrage in krant De Standaard.
In complexe samenlevingen zoals de onze roept alles om aandacht en ‘nu meteen’. De simpele deugd te weten wat er moet gedaan worden omdat de tijd er rijp voor is, zijn we kwijtgeraakt. Hoe meer we weten, hoe minder we beseffen wat eerst moet gebeuren. Er dient zich zoveel aan, alles is dringend. We kunnen niet alles tegelijk, maar toch denken we dat dit een na te streven ideaal is.
Als het aankomt op het stellen van prioriteiten was de pandemie een schoolvoorbeeld. In korte tijd werden alle andere kwesties dan Covid-19 of corona afgevoerd. Slechts één ding telde nog en bepaalde de agenda. Blijkbaar is het zo dat wij pas in ogenblikken van crisis echt goed weten ‘waarvoor het tijd is’.
Nu de beproevingen van de coronatijden stilaan ten einde lijken te komen, willen we alles en tegelijkertijd. En nog veel meer, want er moet verloren tijd ingehaald worden. Behalve een tijd voor crisis is er ook een andere tijd. Maar als we in die andere tijd terug gaan handelen onder druk van hoogdringendheid van alles en nog wat, en zo wat in het leven minder dringend maar wel essentiëler is uit het oog verliezen, dan is het leven de verliezer.
De aristotelische aanbeveling om het juiste midden te houden, is nog altijd heilzaam.
Bron: De Standaard – 10 en 11 juli 2021 - Pas bij een crisis weten we blijkbaar waarvoor het echt tijd is - Door Walter Weyns, socioloog (UAntwerpen)
Bij geluk van leven zou de Franse intellectueel, romanschrijver, essayist en criticus Marcel Proust 150 jaar geworden zijn.
Aan zijn meesterwerk “À la recherche du temps perdu” - Op zoek naar de verloren tijd - begon hij in 1909 en hij voltooide het net voor zijn dood in 1922.
In het artikel “Sieg über die Zeit” in het weekblad Der Spiegel legt Volker Weidermann de link met het coronatijdperk.
Verloren tijd is wat veel mensen het Corona-tijdperk noemen, dat de wereld nog steeds belemmert. Omwille van de vele doden en uit angst voor talloze nieuwe slachtoffers, sloot de wereld haar deuren en landen hun grenzen, verlieten de mensen hun huis lange tijd niet, bleven vliegtuigen op de grond, bleven treinen, trams en bussen leeg, net zoals winkels, cafés, restaurants, sportvelden en -zalen, toneel- en concertzalen en noem maar op. In tijden van de zwaarste lockdown en de grootste doodsangst, was het alsof het leven op aarde even tot stilstand was gekomen.
Verloren tijd... Wat is er in al die maanden niet geleerd, niet verdiend, niet gekocht, niet gevierd, niet beleefd, niet geleefd? Nu het normale leven terugkeert – al is het nog met beperkingen en de nodige onzekerheid - vragen we ons af: “waar is die verloren tijd gebleven en krijgen we die nog ooit terug?”
Wat in het artikel niet staat, is de bedenking dat tijd verliezen is iets dat voornamelijk in het hoofd gebeurt. Mensen versterken het negatieve gevoel dat met tijdsverlies gepaard gaat door zich daarover te ergeren, in plaats van ervoor te kiezen deze momenten anders in te vullen. Gebeurtenissen koppelen aan tijd heeft te maken met zingeving of veeleer de tijdelijke onmogelijkheid tot zingeving. Vandaar het gevoel van verlies. Wellicht was en is de pandemie meer een kwestie van het aanvoelen van leegte – reëel en in gedachten - dan van verlies van tijd?
Bron: Der Spiegel – Heft 27/3.7.2021 - Sieg über die Zeit – Von Volker Weidermann
In zijn verzamelbundel essays “Sprachen der Wahrheit – Texte 2003-2020”, uit het Engels vertaald door Sabine Herting en Bernhard Robben, vertelt de auteur Salman Rushdie over zijn coronaziekte en de vraag van wat er van de pandemie ooit zal overblijven: een nieuw begin voor een betere mens- en menselijkheid of sociale en politieke verwoesting?
Omwille van zijn leeftijd en astma was Rushdie een topslachtoffer voor Covid-19 of corona. Maar hij overleefde. Deze gebeurtenis zette hem wel aan tot nadenken.
Zo viel zijn aandacht op het beroemde essay “Krankheit als Metapher” van Susan Sontag (eerst hersteld van kanker en later toch aan kanker gestorven) waarin zij er voor waarschuwde om een slechte gezondheid niet te gebruiken als een beeld van een andere sociale malaise. "Ik wil laten zien dat ziekte geen metafoor is en dat de meest eerlijke manier om ermee om te gaan erin bestaat om zoveel mogelijk los te komen van het metaforische denken, en zoveel mogelijk weerstand te bieden”.
Salman Rushdie heeft vastgesteld dat in de loop van de pandemie niet veel mensen deze raad gevolgd hebben. Zo werd corona afgeschilderd als een straf van moeder natuur of een oorlog tegen een onzichtbare vijand. Dat bracht mensen bij het gevoel dat er iets goeds kan voortkomen uit horror, dat wij deugdzame lessen kunnen leren, uit de cocon van opsluiting tevoorschijn kunnen komen als grote New Age-vlinders, in een wereld die vriendelijker, zachter, minder hebzuchtig, ecologisch slimmer, minder kapitalistisch, meer inclusief is. Dat lijkt hem nog steeds een utopie. Volgens Rushdie zullen de machtsstructuren van de wereld en de begunstigden daarvan niet gemakkelijk toegeven aan een nieuw idealisme. Hij is ervan overtuigd dat de mens beschikt over geweldige overlevingsvaardigheden en dat we zullen overleven. Maar hij betwijfelt echter of de lessen van de pandemie zullen leiden tot een sociale revolutie.
Pandemieën in het verleden hebben niet geleid tot grote veranderingen. De huidige pandemie heeft ons ook met de neus op een aantal vaststellingen gedrukt. De manier waarop wereldwijd sommige staatshoofden en politiekers met de pandemie omgesprongen zijn, hebben een aantal alarmlichten doen knipperen. Evenals de wijze waarop grote groepen mensen zich gedroegen als onwetende en zelfzuchtige bendes. Van veel zin voor het positieve getuigt dat niet.
Maar we kunnen altijd blijven hopen op verbetering en misschien maken onze kinderen en kleinkinderen deze betere wereld ooit wel mee, aldus Rushdie.
De tijd zal het leren.
Bron:Der Spiegel – Heft 26/26.6.2021 - Ein erstklassiges Ziel – Salman Rushdie
Nu de grote vrijheid binnen handbereik ligt, stelt zich meer en meer de vraag waarover we eigenlijk spreken. Wat is vrijheid en is de mens wel zo’n vrij wezen?
De vrijheid van de ene begint waar de vrijheid van de andere eindigt.
In een artikel in De Standaard verwijst Ignaas Devisch, hoogleraar medische filosofie en ethiek aan de UGent, naar Friedrich Schelling die in ‘Über das Wesen der menschlichen Freiheit’ (1809) schreef dat vrijheid de mogelijkheid van goed en kwaad is. Het kwaad is het drama van de vrijheid, want in een universum zonder vaste grond of ordening kunnen we letterlijk alles doen. In een liberale democratie staat vrijheid daarom altijd in verhouding tot veiligheid en het beperken van de mogelijkheid om een gevaar voor elkaar te zijn.
Het is de overheid die de opdracht heeft om ervoor te zorgen dat met de begrippen ‘vrijheid’ en ‘vrijheid van meningsuiting’ op de juiste manier wordt omgegaan. De staat moet voor de spelregels zorgen. Een dergelijke opdracht kan niet overgelaten worden aan individuen of private organisaties.
Dat dit voor de overheid geen gemakkelijke opgave is, staat buiten kijf. En dat de mens het in zich heeft constant te botsen op beperkingen die haar of hem worden opgelegd, is even wiedes.
Hoe moet de staat zich van die opdracht kwijten? Zoals een zedenmeester of zoals een notaris? Indringerig en betuttelend of eerder tussenkomend of bemiddelend? Of anders geformuleerd, de overheid als (opperste) moreel gezag of de overheid als deskundige, onafhankelijke en onpartijdige dienstverlener bij het afsluiten van contracten tussen personen?
Hoe dan ook hangt het succes af van coproductie, met de mens in de hoofdrol en de staat – in de meest wenselijke opstelling- in de rol van ‘aanwezige afwezige’.
De Standaard – 8 juni 2021 - Moet de staat zich gedragen als zedenmeester of notaris? Door Ignaas Devisch.
Op het ogenblik dat duidelijk werd dat de pandemie een enorm verwoestende kracht had, besloot de politiek afstand te doen van haar primaat. Een stapje opzij voor het primaat van de (medische) wetenschap. Daarenboven formuleerde de overheid haar voornemen om voortaan beslissingen te gaan nemen op basis van feiten. ‘Evidence based’ beleid, zo klonk het motto. De vraag die zich daarbij onmiddellijk opwerpt; luidt: “Op welke basis worden dan in normale tijden beslissingen genomen?”
Telkens als de cijfers de pan uit rezen, greep de politiek naar objectieve feiten, statistische modellen en virologische adviezen.
Daalden de cijfers dan ging de politiek terug op haar strepen staan en de wetenschappers stonden erbij en keken ernaar. Degenen die dan toch alarmbellen deden afgaan, werden scheef bekeken. Er waren er ook die begonnen te twitteren. En we weten allemaal wat dat met een mens kan doen.
Onze samenleving voltrekt zich binnen diverse denkbeelden, waarbinnen uiteenlopende waarden de richting bepalen.
De waarheid heeft haar rechten, zegt het spreekwoord. Wetenschappers verdedigen die rechten. Maar houden zij wel voldoende rekening met het gegeven dat wetenschap een zaak is van onderbouwde waarschijnlijkheden, niet van zekerheden?
De politici moeten uiteenlopende waarden tegenover elkaar afwegen en vervolgens een doordachte beslissing nemen. Zij moeten publieke verantwoording afleggen. De medische cijfers zijn één ding, economische groei en mentaal welzijn, een andere. Politici wikken en beschikken. Ze bezitten het primaat van de macht, tot zolang ze weggestemd worden!
Bron: De Standaard – 4 en 5 juni 2021 – En waarom zouden wetenschappers niet mogen twitteren? Door Rudi Laermans.
De coronapandemie stortte zich op alle mensen in de wereld, wat niet betekent dat iedereen ze op eenzelfde en gelijke wijze beleefde. Het lot bepaalde de graad van het slachtofferschap.
Elke mens werd anders getroffen. Er circuleren massa’s verhalen over pijn, verlies, wanhoop, depressie en zo meer.
De ‘inequity aversion’, de afkeer van onbillijke ongelijkheid zit in onze natuur ingebakken. Niemand vindt het rechtvaardig als andere mensen meer hebben of – in het geval van de pandemie - minder lijden zonder dat daarvoor een verklaarbare reden bestaat.
Niettegenstaande zijn veel mensen er zich doorgaans van bewust dat hun persoonlijk verhaal niets meer is dan een flard van een alles en iedereen overstijgend groter verhaal. Vaak kon men tijdens de pandemie dan ook horen: ‘Ik heb het lastig, maar ik mag niet klagen want anderen hebben het nog lastiger.’ Dat psychologische mechanisme heet leedhiërarchie. Het wikken en wegen van leed zit ingebakken in ons denken.
Leedhiërarchie of ‘victim hierarchy’ raakt bovendien aan schuld en onschuld. Als onschuldige mensen zelf moeten lijden in de plaats van iemand die blijkbaar schuld treft en het beter heeft, dan rest weinig ruimte voor mildheid en begrip. Leedhiërarchie wordt daarenboven vrij vlug een manier om te bepalen wie welke hulp krijgt en wie ervan verstoken blijft. Het schalen of taxeren van leed wordt daardoor een amorele bezigheid, want pijn en verdriet kunnen niet gelenigd worden met behulp van een weegschaal.
Bron: De Standaard – 29 en 30 mei 2021 – Waarom mijn en uw pijn nooit dezelfde zullen zijn. Door Sarah Vankersschaever.
Waar velen zo naar verlangd hebben, is er eindelijk: ‘perspectief’. Want er is licht aan het einde van de tunnel. De pandemiecijfers gaan de goede kant op. Vandaag lijkt het opnieuw alsof betere tijden er gaan aankomen. Alhoewel gaan hoge verwachtingen vaak samen met knagende onzekerheid. Wat de pandemie alleszins heeft aangetoond is dat kwetsbaarheid, angst en woede een gevaarlijke cocktail is. Vrees voor verlies gecombineerd met angst voor verandering blijft zelfs in goede tijden een krachtig iets en een gevaarlijke voedingsbodem.
Wat de pandemie nog heeft blootgelegd, is dat lang niet iedereen bereid of in staat is tot een debat op basis van feiten. Het duurt vaak een tijd voor onomstootbare feiten als zodanig vaste voet krijgen in het maatschappelijk debat, als het ooit zo ver komt. Grote groepen worden nooit bereikt en zullen nooit bereikt worden. In de tussentijd hebben valse feiten hun weg gebaand en leiden ze tot een wereldaanschouwing, waarin weinig plaats is voor rationeel denken en gemeenschappelijkheid. En iedereen zoekt zijn eigen wegen om zijn eigen boodschappen te verspreiden. Woorden kunnen zwaar wegen en zijn soms belast met onuitgesproken betekenissen. Wanneer zijn woorden schadelijk voor de democratie? Er is vrijheid van meningsuiting en de schending daarvan. Maar waar liggen de grenzen van de ‘freedom of speech’? En wie legt op basis waarvan die grenzen vast? Dát heeft de pandemie ons niet geleerd.
Bron: De Standaard – 28 mei 2021 – Democratie is geen comfortzone – Door Bart Sturtewagen
Waar de wereld van vol is, loopt de taal van over, althans zo las ik in het ‘De Standaard Weekblad’ nr. 493 van zaterdag 8 mei 2021.
Dat bracht mij op het idee om eens stil te staan bij een aantal coronawoorden en daar een ludieke invulling aan te geven. Hier gaan we dan:
- avondklok: klok die aangeeft om hoe laat corona het gevaarlijkst is
- anderhalvemeteren: op afstand blijven, want anders dreigt er ‘afstandschaamte’
- antivaxer: synoniem voor ‘prikvertikker’
- bemondkapt: het fijne gevoel om met een mondkapje door het leven te gaan
- bubbel: uiterst kleine mensenkring die je vooral niet ziet
- coronakwieke: vrouwelijk burgemeester of ander dynamisch persoon die niet aan de neiging kan weerstaan om als snelste gevaccineerd te worden
- corona-onduidelijkheid: al wat duidelijk is maar wat we niet willen
- coronapas: soort rijbewijs voor gevaccineerden
- coroontje: iemand die corona aan zijn been heeft
- gecoroniseerd: te vergelijken met gekoloniseerd (ook een vies woord)
- gezellige drukte: in coronatijden over de koppen lopen, bijvoorbeeld in winkelstraten
- hamsterschaamte: een gevoel dat niemand heeft als er een pandemie uitbreekt
- in coronatijden: periode van maart 2020 tot als ze eindigt
- knuffelcontact: contact dat je maar beperkt mag hebben, want anders dreigt er ‘druppeloverdracht’
- la boum: we nemen het park in en kloppen eens goed op de politie
- ne me covid pas!: blijf uit mijn buurt en begin zeker niet te hoesten of te proesten
- ophokplicht: van toepassing op pluimvee, maar sinds de pandemie ook op mensen
- paaspauze: periode in het jaar dat je de kat uit de boom kunt kijken
- pandemiepuppy: hondje dat je alleen maar graag ziet in tijden van corona
- pandemoe: snakken naar post-coronatijden omdat we dan ons moe terug kunnen bezoeken
- plexiglas: synoniem voor ‘spatscherm’ dat het coronavirus tegenhoudt of juist in de hand werkt - woord ook te gebruiken bij bestelling van witte wijn in een restaurant tijdens pandemie (glazen in glas zijn niet coronaproof!)
- plezant: wat we zeker in coronatijd niet gaan doen
- post-coronavrijheid: een woord dat we niet kunnen uitleggen, maar wel gaan ontdekken als alles voorbij is; zie verder bij 'vrijheidsprik'
- raamdez-vous: afspraak waarbij de ‘bemondkapte’ contactpersonen zich beiden aan een verschillende zijde van een raam bevinden om gezellige momenten met elkaar door te brengen
- spatscherm: zie plexiglas
- statisziek: slepend gevoel na een overdosis coronastatistieken
- triage: iemand klaarstomen voor quarantaine e.d.
- venstertje-rijden: veilig reizen per trein (geldt enkel voor de heenreis)
- viris: vrouwelijke vorm van virus
- viroloog: veterinair die nog wat avondonderwijs heeft gevolgd; een ‘tafelviroloog’ is een viroloog die niet weg te denken is als gast in nieuwsuitzendingen op radio en t.v.
- vrijheidsprik: inenting die de mens gelukzalig maakt
- wc-papierschaamte: schaamte die een supermarktbezoeker ervaart als hij wc-papier hamstert bij dreiging of begin van een pandemie
- zelfısolatie/ zelfquarantaine: je moet maar op het gedacht komen; hoe leuk kan dat zijn!
‘Mensen handelen heel vaak emotioneel, instinctief en onbewust’ en ‘De mens handelt op basis van individuele overleving’, schreef ik in mijn blog van 4 mei over burgerlijke ongehoorzaamheid.
Een voorval in Limburg, waarbij een burgemeester zichzelf, vrienden, kennissen en getrouwen een flinke voorrang bij de vaccinatie verschafte, bewijst dat nogmaals.
Een andere beschouwing daaraan verbonden heeft te maken met macht. ‘Macht corrumpeert, absolute macht corrumpeert absoluut,’ een beroemde uitspraak van Lord Acton, een Engelse katholieke historicus, politicus en schrijver (10 januari 1834-19 juni 1902). Het wil zeggen dat macht een mens bederft. Macht heeft een donkere kant. En die donkere kant kan leiden tot machtsmisbruik of ook de schending van moreel gezag. Geld is een goede dienaar maar een slechte meester. Dat geldt ook voor macht.
Het staaltje eigenbelang in Limburg is misschien maar een fait divers, tenzij het bekeken wordt in het kader van twee nieuwe ontwikkelingen in de pandemie.
Een eerste ontwikkeling is ‘Impfneid’. Dit Duitse woord kan in het Nederlands omschreven worden als: jaloezie of afgunst ten overstaan van mensen die al zijn ingeënt tegen het coronavirus. Een vertaling zou kunnen zijn: ‘inentingsjaloezie of inentingsafgunst’.
Een andere ontwikkeling is de coronapas, gezondheidspas of vaccinatiepas. Dat document is bedoeld om degenen die volledig ingeënt zijn al een aantal vrijheden toe te kennen. Maar wat dan met dat deel van de bevolking dat nog zit te wachten op een uitnodiging om gevaccineerd te worden?
De reactie ligt voor de hand: discussies en frustraties alom.
De pandemie laat werkelijk alle kanten van de mens zien.
Burgerlijke ongehoorzaamheid is het opzettelijk overtreden van de wet of het negeren van bevelen van de overheid met als doel zich te verzetten tegen politieke besluitvorming. De meeste denkers en activisten die zich ermee bezig houden, stellen dat burgerlijke ongehoorzaamheid per definitie geweldloos is en nooit plaatsvindt uit louter eigenbelang.
De praktijk geeft echter aan dat georganiseerde acties van burgerlijke ongehoorzaamheid vaak slecht aflopen, meer verliezers dan pure winnaars opleveren, en sommige aanstokers en deelnemers een dubbele agenda hanteren: één voor de goede zaak en een andere zelfzuchtig of zelfs malafide.
Burgerlijke ongehoorzaamheid is volgens VUB-professor Timothy Desmet volledig te verklaren vanuit de menselijke psychologie. Een belangrijke les uit zijn analyse is dat men er vooral niet vanuit mag gaan dat de mens handelt op basis van rationeel gedrag. Burgerlijke ongehoorzaamheid tijdens de coronacrisis ligt in lijn met de menselijke psychologie. Mensen handelen heel vaak emotioneel, instinctief en onbewust.
De mens handelt op basis van individuele overleving. Verder schatten mensen de kans dat er iets ergs kan gebeuren lager in bij zichzelf dan bij iemand anders. Ook dit verklaart de diverse vormen van burgerlijke ongehoorzaamheid.
De sociale norm speelt evenzeer een grote rol. De verslaggeving in de media over mensen die de regels niet volgen leidt tot imitatiegedrag. En tot slot leidt het gebrek aan eenduidige communicatie vanuit de overheid en andere verwarrende boodschappen tot psychologische stimuli voor mensen om terug te grijpen naar vooroordelen. Vaak laten mensen zich meer leiden door beelden in de media dan de informatie die de overheid verspreidt.
Het valt op dat na de ‘paaspauze’ – die de overheid in ons land invoerde - de burgerlijke ongehoorzaamheid is toegenomen en bijgevolg ook de berichtgeving daarover in de media. De promotors van die ongehoorzaamheid komen uit verschillende hoeken van de maatschappij; recent: cultuurhuizen, cinema’s, ‘la boumers’ (jongeren en hun aanhang die parken innemen), en zelfs politici, waaronder er zijn met de titel van burgemeester.
Inspelen op hoe de hersenen van mensen functioneren had een belangrijke bijdrage kunnen leveren in het succes van de lockdown en de exitstrategie, zo stelt Professor Desmet. Dat is ontegensprekelijk zo, al is de praktijk altijd weerspanniger dan de theorie.
Daarenboven is voorkomen slechts één aspect van het geheel. Minstens even belangrijk is wat te doen ingeval burgerlijke ongehoorzaamheid toch plaatsvindt, want het volledig uitsluiten is een utopie.
De oplossingen bevinden zich tussen enerzijds, er paal en perk aan stellen op Russische of Chinese wijze - waar niemand in een democratische rechtsstaat naar vraagt – en anderzijds, het gedogen om niet te zeggen het legaliseren; ook dat laatste zou niet verantwoord zijn en zelfs ondemocratisch ten opzichte van degenen die burgerlijke ongehoorzaamheid afkeuren. De oplossing ligt ergens tussenin en vraagt een balanceren tussen filosofische, sociologische overwegingen, aan de ene kant, en juridische overwegingen, aan de andere kant. Nog te zwijgen over de medische en politieke overwegingen. Het blijft hoe dan ook een zeer moeilijke evenwichtsoefening.
Bronnen:
*De Standaard – 3 mei 2021 – Burgerlijke ongehoorzaamheid betekent niet onvoorzichtig. Door Filip Tielens, Lieve Van de Velde.
History doesn’t repeat itself, but it often rhymes
Natuurcatastrofen komen uit het niets, gebeuren gewoon, en hebben weleens kwalijke gevolgen.
Zo overviel de Spaanse griep de wereld in het voorjaar van 1918, toen in Europa nog de Eerste Wereldoorlog woedde. Het virus veroverde de planeet en daar zou pas een einde aan komen in de zomer van 1919. Wereldwijd werd een derde van de wereldbevolking besmet. Het dodental overtrof dat van de wereldoorlog. Over de wereldoorlog werden meer dan 80.000 boeken geschreven, over de Spaanse griep enkele honderdtallen.
De toestanden van toen lijken erg op die van de huidige coronapandemie. Amerikaanse kranten waarschuwden de lezers: ‘Mijd hoestende of niezende mensen. Betreed geen ruimten die niet verlucht zijn. Blijf thuis als je je verkouden voelt. Hoed je voor bezorgdheid, angsttoestanden en uitputting. Draag een masker’. Ziekenboegen werden ingericht. Scholen, kerken en amusementsplaatsen, werden gesloten en te vroeg terug geopend, terwijl op veel plaatsen cafés en winkels toegankelijk bleven.
In een artikel vond ik dat de Spaanse griep gezien wordt als de trigger voor het opkomen van de filmindustrie naar kapitalistisch model. En het artikel gaat verder met de huidige coronacrisis uit te roepen tot trigger voor het einde van de huidige filmindustrie en bioscoopzalen. Vroeger waren het de filmstudio’s die films produceerden en deze in – vaak de eigen - bioscoopzalen toonden. Nu worden het de streamingaanbieders die films gaan produceren en tonen op de eigen platformen. Zo stelt het artikel. Of het ooit zover komt, valt af te wachten.
Om in de beide gevallen een zo grote rol toe te bedelen aan een natuurcatastrofe roept toch wel vragen op. Wellicht heeft de Spaanse griep wel het proces mee beïnvloedt, maar was de evolutie in kwestie er ook van zichzelf gekomen? En dat er een evolutie aan de gang is in verband met het bekijken van films, het lezen van boeken, kranten en tijdschriften of ook het doen van onze aankopen, is al van vóór Covid-19 het geval. Misschien zal corona dat proces versnellen of beïnvloeden?
Aan de hand van het artikel in kwestie zou men ook kunnen afleiden dat De Spaanse griep mee aanleiding heeft gegeven tot de “roaring twenties”, benaming voor de jaren twintig van de 20e eeuw als een zeer bewogen periode.
Staan wij thans voor de “roaring twenties” van de 21ste eeuw en in voorkomend geval wat is de rol daarin van de pandemie?
“History doesn’t repeat itself, but it often rhymes” of anders geformuleerd “History doesn’t repeat itself, but it looks alike”. Of de geschiedenis zich herhaalt of slechts in de vorm van een variante terugkomt, dat zullen we in 2030 of misschien nog wat later weten! Waarschijnlijk zijn we daartegen al lang vergeten dat er ooit een coronacrisis was. Alhoewel.
Bron: Der Spiegel – Heft 17/24.4.2021 – Filmriss - Von Lars-Olav Beier, Lothar Gorris, Wolfgang Höbel, Oliver Kaever, Hannah Pilarczyk.
In ‘Reflecties ten tijde van pandemie’ kwam het aspect vrijheid sterk aan bod.
Vrijheid is volgens Peter Mangelschots, schrijver en dichter, het meest misbruikte begrip waarop een beroep werd gedaan tijdens het voorbije coronajaar.
Vrijheid staat volgens sommigen op nummer één, vóór gezondheid, veiligheid en milieu. Ook bij de Franse revolutionairen in 1789 stond vrijheid op kop: 'Liberté, égalité, fraternité’.
Dat is fout, zegt Mangelschots. Fraternité staat ver boven liberté. Het gaat om solidariteit.
Er is in de loop van de jaren een disharmonie ontstaan tussen vrijheid als democratisch en breed gedragen vorm van zelfbestuur en vrijheid als een loutere veiligstelling van het eigen doen en laten. De klemtoon is verschoven naar dit laatste en dat individualistisch omgaan met vrijheid is antidemocratisch.
In een samenleving waar iedereen angstvallig zijn eigen rechten opeist ten koste van de maatschappij, is echte vrijheid niet mogelijk. Wie streeft naar alsmaar meer, is niet vrij, maar zit gevangen in het web van zijn eigen hebzucht.
Het kan anders, maar dan is er solidariteit nodig. Echte vrijheid vloeit voort uit solidariteit. Alleen dan is het leefbaar voor iedereen. Als we ons constant moeten beschermen en verdedigen tegen de absolute vrijheidsdrang van de anderen, zijn we niet vrij.
Om dat alles in goede banen te leiden, is er een overheid nodig om de spelregels te bepalen en te bewaken.
Iets om te onthouden als de klimaatcrisis ooit op volle toeren gaat draaien?
Bron: De Standaard – maandag 19 april 2021 - OPINIE VRIJHEID & DEMOCRATIE - ‘Liberté’ is niets waard zonder ‘fraternité’. Door Peter Mangelschots.
In mijn gelegenheidsschrift ‘Reflecties ten tijde van pandemie’ kwamen de verschillende crisissen aan bod die de wereld al een hele tijd teisteren. Schrijven over crisissen kan al vlug beschouwd worden als pessimisme of zwartgalligheid. Vandaar dat ik in aanvulling op mijn ‘Reflecties’ de kaart wil trekken van het optimisme. Het einde van de wereld? Nooit of te nimmer!
Als mensen – en niet alleen die op leeftijd - zeggen dat alles in het verleden beter was, dan is dat misschien een beklag over hun eigen welzijn, maar het is geen geldige uitspraak over de wereld. Zelfs in deze tijden van pandemie kan praten over hopeloosheid en ondergang in feite slechts beeldspraak zijn.
Covid-19 heeft al gedurende meer als een jaar de indruk doen ontstaan dat alles op springen staat. We zouden bijna vergeten dat algemeen bekeken de wereld erop vooruitgegaan is: gezondheid, welstand, opleiding, levensverwachting, vrede, democratie, veiligheid… Dat concludeerde de Amerikaanse psycholoog Steven Pinker twee jaar geleden in een gesprek met het Duitse tijdschrift Der Spiegel. Eigenlijk heeft de coronapandemie aan die conclusie niets veranderd. De wereld heeft nog voor gezondheidscrisissen gestaan en telkens werden die overwonnen. Ook nu zal dat zo zijn.
Een Engelse wijsheid luidt: ‘Expect the unexpected’ (verwacht het onverwachte). Daar is de mens niet erg goed in. Het liefst hebben we de toekomst zonder toevalligheden of onzekerheden. Planbaar dus. Om niet al te erg verrast en teleurgesteld te worden, verwachten we meteen het ergste. Zo zijn veel mensen ervan overtuigd dat alles uiteindelijk slecht afloopt.
Om tot dit standpunt te komen, worden negatieve trends van het heden eenvoudig naar de toekomst overgedragen, alsof ze een neerwaartse natuurwet volgen. Wat vandaag bergafwaarts gaat, zal bergafwaarts blijven gaan, dat is de universele formule van de pessimist. Het feit dat tijden kunnen veranderen, en zelfs ten goede, speelt bij dergelijke overwegingen geen rol. De zwartkijker weet altijd hoe het allemaal afloopt: slecht.
Studies hebben aangetoond dat mensen de neiging hebben om hun aandacht bij voorkeur te richten op het negatieve of bedreigende. De perceptie ten gunste van het slechte maakt het gemakkelijker om sneller op gevaar te reageren, maar sijpelt helaas door in het benaderen van het positieve. In het ergste geval verdwijnt het vermogen om het positieve te herkennen, of zelfs veranderingen ten goede voor mogelijk te houden.
Degenen die blind worden voor het goede en er niet in slagen een uitweg te vinden uit het gevoel van achteruitgang, verliezen het vermogen om te hopen en blijven angstig vastzitten in de crisis. Vragen van optimisme of pessimisme komen dan niet meer aan bod. Degenen die niet langer in een toekomst geloven, hebben geen feiten meer nodig voor een beter begrip.
Het is zeker verantwoord om beslissingen te nemen op basis van de huidige beschikbare kennis. Maar dat kan niet betekenen dat we de zekerheden van het heden voor altijd en onveranderlijk moeten houden. Onderzoek en wetenschap gaan namelijk met grote sprongen vooruit. Naast de menselijke kracht van innovatie, is er nog het mysterieuze menselijke vermogen dat ‘hoop’ heet.
Hoop is een grote kracht, misschien wel de grootste die er bestaat. Volgens de Duitse filosoof Ernst Bloch zoekt hoop in de wereld zelf wat de wereld kan helpen en door de combinatie van moed en kennis en is de toekomst niet het lot dat de mens te wachten staat, maar is het de mens die de toekomst mee bepaalt. Vertaald naar de coronapandemie betekent zulks dat er nieuwe hoop bestaat in de wereld, niettegenstaande alle problemen met de verscheidene vaccinatiecampagnes. Die hoop richt zich niet alleen op het einde van de pandemie, ze heeft eerder betrekking op de toekomstige levensvatbaarheid van mensen, die keer op keer in twijfel wordt getrokken.
Natuurlijk is niet alles in de wereld goed. Het is ook zo dat iets dat slecht is, niet beter wordt omdat het vroeger nog slechter was en mensen in nood hebben er weinig boodschap aan dat volgende generaties het beter zullen hebben. Een andere bedenking is dat wat thans aannemelijk lijkt, binnen afzienbare tijd mogelijk als onzinnig kan bestempeld worden. Wat vroeger helemaal klopte, kan later helemaal verkeerd zijn. Vergissingen en blunders zijn de constante metgezel in het menselijke streven naar geluk.
En route is het belangrijk om even weinig onder de indruk te zijn van de gevaren van mislukking als van de kans op succes. Als het bergop moet, dan moet het maar bergop, zonder zich daarbij veel vragen te stellen.
Pessimisten worden als slim beschouwd, optimisten als naïef, maar beiden zitten op het verkeerde spoor. De toekomst is aan de slimme realisten. Ze weten dat de mensheid op de goede weg is, zien hoop en weten dat hopen in feite werken betekent. Het is de juiste instelling bij het omgaan met alle mogelijke uitdagingen die op ons afkomen.
BRON: Der Spiegel – Heft 14/3.4.2021 - Weltuntergang? Im Leven nicht! - Von Ullrich Fichtner.
Tijdens het paasweekend werd mijn aandacht getrokken door een interview met Ramsey Nasr, Nederlandse dichter, schrijver en acteur. Het ging erover dat, willen we na verloop van tijd niet in een rampenfilm terechtkomen, er veel moet veranderen.
Een aantal van zijn ideeën bevestigt wat aan bod kwam in mijn bijdrage ‘Reflecties ten tijde van pandemie’, terwijl een paar andere welgekomen aanvullingen opleveren.
Zo kaart Ramsey Nasr aan dat onze obsessie voor winst, groei en rendement de poten vanonder de samenleving heeft gezaagd. Hoe corona slechts een voorspel is van wat de planetaire crisis ons de komende jaren nog zal opleveren. Dat we ons in een tijdsgewricht bevinden, waarin gevaarlijke tendensen te zien zijn, zoals de opkomst van het populisme en extreemrechts tot de groteske ontkenning van het feit dat we onze wereld in hoog tempo aan het vernietigen zijn.
Volgens Ramsey Nasr zijn wij een veilig, gezond, openbaar leven als volstrekt vanzelfsprekend gaan beschouwen. We zijn winstmodellen gaan toepassen op zorg, onderwijs en cultuur en vrijheid gaan zien als iets wat ons toekomt. We vinden het gewoon om overal en altijd te zeggen en te doen wat we willen en bij de minste beperking kruipen we in de slachtofferrol. Dan volgen verwijten als schending van de democratie, de rechtsstaat, onze vrijheid, onze waardigheid en wordt het politiek stelsel verweten een dictatuur te zijn. We zien vrijheid als koopwaar, dat bij momenten uitverkocht is en waarvan de rekken zo snel mogelijk terug moeten worden aangevuld, terwijl vrijheid niet betekent altijd alles te kunnen doen waar men recht op meent te hebben, want vrijheid heeft te maken met de mogelijkheid om te doen wat men zou willen doen.
De politiek kiest de kant van de grootindustrie, steunt de multinationals en helpt mee om het milieu te vernietigen. En tegelijkertijd legt ze de verantwoordelijkheid bij de burger: die moet maar meer recycleren, isoleren en zonnepanelen plaatsen. Ze houdt mee de vraag-en-aanbodmantra van de vrije markt in leven: ‘wij voorzien alleen maar in de behoefte’. De praktijk is dat de vrije markt zelf de behoeften creëert.
Het is aan de overheid om sturend op te treden en het roer radicaal om te gooien. Het is geen kwestie van bijsturen. We moeten anders gaan omgaan met de vrije markt en de winstmaximalisatie. Het kapitalisme is geen heilzaam systeem waarvan iedereen profiteert.
We moeten onze manier van leven hoogdringend herzien in plaats van toe te kijken. Veel verbeelding is er niet nodig om te weten dat de wereld die wij nu kennen er slecht voor staat.
Wat de aan de gang zijnde pandemie betreft, haasten beleidsmakers zich om het virus te presenteren als de vijand. Maar er is geen vijand. We kunnen dit niet oplossen door het voor te stellen als ‘wij’ tegen ‘de ander’. Alsof wij geïsoleerd leven en geen onderdeel zijn van deze planeet. Het probleem is dat wij ons willen onttrekken aan dat grotere geheel. Het leven is metamorfose. Uit iets komt iets nieuws voort. Er bestaat dus niet zoiets als oneindige groei, groei gaat altijd ten koste van iets anders.
Stilstand, ongemak, eindigheid, natuurlijkheid, we waren het allemaal compleet ontwend. Het virus heeft er ons aan herinnerd dat dit de basisprincipes zijn van het leven.
We moeten opnieuw geloven in iets dat groter is dan onszelf, het grotere verband. En geluk herdefiniëren. Als geluk van iemand een ander levend wezen de mogelijkheid tot geluk ontneemt, is dat geen geluk. Ook hier geldt dat geluk bestaat bij de gratie van de onvolmaaktheid van het leven. Erbarmen en lotsverbondenheid zijn dan ook essentiëler dan ooit. We kunnen ons niet los zien van elkaar.
Bron: De Standaard Weekblad – nr. 488 – zaterdag 3 april 2021 - ‘De 21ste eeuw is de eeuw van het geweten’ – Interview - Door Jelle Van Riet