Je had wat vragen bij Spreuken 22 v 2: In de nieuwe vertaling luidt die spreuk: "Eer aan God, omdat hij dingen verbergt, eer aan de koning, omdat hij dingen onderzoekt".
In déze vertaling kan het zo zijn, dat je er een loflied in leest: "Wat is het goed, wat is het een genade om een regering te hebben, die met wijze en vooruitziende blik ons land regeert.
Maar wat is het ook goed om een God te hebben, zo onpeilbaar hoog verheven, dat hij dingen voor ons verbergt,die voor ons te zwaar zouden zijn en waarvoor hij- op zijn tijd- de oplossingen geeft, die wij nooit zouden bedenken".
Misschien, Martino, zeg je: "O...nu begrijp ik het Ger...en ik heb wéer meer stof tot juichen".
Maar er is ook een mogelijkheid, dat je zegt: "Nou neu....kom met wat anders".
Daartoer lees ik je eerst deze tekst in de NBG-vertaling: "Het is Gods eer een zaak te verbergen, maar der konigen eer, een zaak uit te vorsen".
De kanttekeningen zeggen hierbij: "De heerlijkheid van God komt hierin uit, dat Hij toont, dat Híj alleen God is. Hij staat boven alle schepselen. Hij beheerst hen allen. Hij bepaalt hun aller lot, maar zelf is Hij de onbegrijpelijke. Niemand zal ooit God kunnen doorgronden. Hij openbaart zijn goddelijke heerlijkheid daarin, dat Hij, hoewel met de mens in gemeenschap tredende, toch voor dezen de Ondoorgrondelijke blijft. De mens moge de drang in zich hebben om van alle dingen de achtergrond te leren kennen, dus door te stoten tot de diepste levenskern. Ten aanzien van God is dit niet mogelijk. In zijn openbaring is ook altijd verberging. De mens leert God wel kénnen, maar niet begríjpen. In dat verbergen toont God zijn Goddelijke heerlijkheid. 'Hoewel Ik mij aan u openbaar, o mens en hoewel Ik u uitnodig, alle dingen na te vorsen, zult gij mij nooit geheel leren doorgronden'. (En wat de mensen betreft): de koningen hebben als rechters de taak, de moeilijke gevallen in het staatkundig en burgerlijk leven tot een oplossing te brengen".
Martino; ik kan mij voorstellen, dat je zegt; "Ik kan hier zo een twee drie geen troostrijke gedachte uit halen".
Bestudeer deze uitleg nog maar eens goed. En bedenk ook, dat de gelovigen, die vervuld zijn met God de Heilige Geest'... de Geest, die zelfs de diepten van God doorzoekt ....dat die gelovigen er veel beter voor staan dan de oud-testamentische gelovigen, omdat zij eerlang, bij staag doorgaan aan de hand van Jezus Christus, God zullen leren zien, zoals Hij ís. (Om volledig te zijn ; alle gelovigen, uit de tijden vóor en ná Jezus zullen éens de volle heerlijkheid bereiken)
En denk dan ook eens het volgende: "O....wat is het goed, dat ik, door genade een gedoopte ben met de Heilige Geest, bij volharding eens in het duizendjarig rijk als koning zal heersen met Jezus Christus (Jesaja 32 v 1) en dat ik dit doen kan, zoals het een koning betaamt, vol onbeneveld inzicht in moeilijkheden en oplossingen, zoals die zich dán zullen voordoen.
En wat een heerlijk idee, o Heer....dat zelfs in de heerlijke toekomsten , die er eens zullen zijn,ik steeds weer mijn geloof, hoop en liefde op U mag richten en dat U mij steeds meer tot in alle diepten zult inleiden, zonder dat ik- maar dat hoeft ook niet Heer- ooit in staat zal zijn, om uw diepten volledig te peilen.
Ik hoor nog wel nader van je, Martino, of je hier iets mee kunt.
Die vraag is al wel eens eerder gesteld. Wel niet zozeer: "Waarom bestaat God", maar toch wel een 'aanverwante' vraag.
Mozes vraagt aan God tijdens de eerste ontmoeting bij het brandende braambos: "Als de Israeliten mij vragen: 'Wat is de naam van die God'....wat moet ik dan zeggen'", (Exodus 3 v 13)
En dan antwoordt de HERE: "Ik ben die er zijn zal".(v 14).
Hier wordt ook eigenlijk een 'onmogelijke' vraag gesteld. Er is geen mensenwoord dat God omschrijven kan of dat weer kan geven, dat hij er ís.
En daarom volstaat God ermee, om dit antwoord te geven.
Iets dergelijks zien wij ook bij Manoach, de vader van de -toen nog niet geboren- Simson: Hij vraagt aan de Engel des HEREN, (de tweede persoon van het Goddelijk wezen): " Zeg ons uw naam?!". (Richteren 13 v 17)
Het antwoord is echter: "Waarom vraagt u naar mijn naam. Die is voor u toch te wonderbaarlijk", (1.
Maar om tot je oorspronkelijke vraag terug te komen: "Waarom bestaat God": geef ik je nog even Hebr 11 v 6: "Zondere geloof is het onmogelijk God vreugde te geven; wie hem wil naderen, moet geloven, dat hij BESTAAT , en wie hem zoekt, zal door hem worden beloond".
Wel, zóveel ken ik je al wel uit andere correspondentie, dat jij: - God vreugde wil geven door je geloof - God wil naderen - God wil zoeken - Gods genadebeloningen gaarne wil ontvangen.
Dan is het goed om voortaan de vraag 'Waarom bestaat God' maar niet meer te stellen, maar je te verheugen ín zijn bestaan, te wonderbaarlijk vóor ons, te onzegbaar áan ons, maar heel , heel reëel.
Richt je geloof op God inplaats van op allerlei vragen omtrent hem; aanvaard met je geest dat hij een realiteit is, dan zal hij zich aan je openbaren, waarbij alle vragen verstommen . En ook zul je hem echt vinden, je zult zijn gedachten leren verstaan, die vasthouden en leren ernaar te leven.
Je vierde vraag: "Wat mag ik bedenken bij Openbaring 2 v 26, 27 begin: 'Wie overwint en mij navolgt tot het einde, zal ik macht geven over alle volken. Met een ijzeren herdersstaf zal hij hen hoeden, als aardewerk worden zij verbrijzeld. Ik geef hem macht, zoals mijn Vader die aan mij heeft gegeven.En....ik zal hem ook de morgenster geven' ".
Wie is een overwinnaar ? De mens, die overeind blijft in de strijd tegen de zonde- en leugenmachten. En dat is vooral nu, naarmate de tijd vordert, geen geringe zaak. Ikzelf maakte gisteren nog mede, dat mij e-mail-postbus opeens gevuld was met aanbiedingen van prostituées. Een virus was aan het werk geweest. Nu zul je begrijpen, dat een 82-jarige meer ontsteld is dan geprikkeld door dit soort schrijfsels. Maar vooral in deze tijd , nu de grote ontknoping nadert, is er veel afleiding, (laten wij het zomaar noemen) en dringt de zonde zich erger op dan voordien meestal het geval was. En om in deze tijd de hoop op Gods glorierijke toekomst onverwrikt vast te houden: geen kleine zaak, waarvoor eigenlijk alleen de 'vervulling met God de Heilige Geest' borg staat.Maar Johannes 5 v 17 zegt : "Mijn (Jezus') vader werkt tot nu toe en ik werk ook". God de Vader werkt aan het herstel van de schepping. Jezus deed en doet dat ook en hij verwacht van zijn overwinnaars, dat zij ook zo staan in het leven. Het werkplan is: de schepping herstellen , die door de boze machten misleid, onderdrukt en beschadigd is.
Jezus had (en heeft) volkomen gezag en macht over de onreine geesten. Hij belooft diezelfde macht aan zijn overwinnaars. De volken bukken zich onder allerlei afgoden, tegenwoordig hebben wij bijvoorbeeld : - de ietsisten, "ik geloof wel, dat er iets is" - de nietsisten; "ik geloof, dat er niets is". In wezen gaat het hier over afgodendienst en daarachter over dienst aan de boze geesten.
Jezus had (en heeft) het ijzeren wapen van zijn woord. En zo'n zelfde wapen zegt hij hun toe, die als zijn soldaten voor hem strijden.
Uiteindelijk zullen deze fronttroepers macht hebben over de gehele legermacht van de vijand, (Lucas 10 v 19). Zó volledig zullen zij de boze geesten vernietigen, dat deze , als gebroken vaatwerk iedere waarde tot gebruik verliezen.
En wanneer de Heer Jezus uiteindelijk in Harmageddon (Openb 19 v 15) zijn vijanden zó verplettert, gaat zijn keurbende achter hem aan, zoals de wapendrager van Jonathan achter Jonathan aanging.
En dan tenslotte het grote eindgeschenk: Jezus is de blinkende morgenster, een van zijn vele namen. De overwinnaars worden met zijn schittering overstraald, nu zij volkomen in zijn voetsporen wandelen en aan zijn beeld gelijkvormig worden.
Betty....de almachtige , eeuwige, alomtegenwoordige God heeft een eeuwig plan: hij wil in een eeuwige tempel, die alle menselijke begrippen te boven gaat, met een volkomen gelukkige schare tot steeds hogere toppen van zaligheid stijgen, die voor ons niet wél in woorden zijn uit te drukken, ( 2 Corinthe 12 v 4).
Ik zeg expres niet: 'had een eeuwig plan'. Bij de Onvolprezene is geen verleden. Hij leeft in een eeuwig 'nu'.
Hij besluit om een schare van tweeërlei wezens te scheppen: engelen als zijn dienaars, mensen als zijn zonen.
Hij besluit om aan die wezens een vrije wil te geven, omdat hij gediend wil worden door wezens, die "Ja" tegen hem zeggen, die hem liefhebben, zoals hij een en al liefde is.
Omdat hun eventueel 'neezeggen' moet passen binnen zijn almacht, werkt hij zijn plan zó uit, dat de 'zeker komende neezeggers' tot taak krijgen alle andere engelen en mensen af te testen, of zij in het diepst van hun wezen 'Ja' of 'Nee' tegen hem, (God) zeggen. Gezegd zou kunnen worden, dat deze 'negatieve knechten' steigerbouwers zijn aan Gods eeuwige tempel. En wat gebeurt er met steigerwerk? Zodra het gebouw gereed is, wordt het steigerwerk weggedaan.
Zodra er volkomen duidelijkheid is, alle engelen en mensen zijn afgetest en kleur hebben bekend, is het gebouw gereed om de 'jazeggers' te ontvangen.
En dan worden de 'neezeggers' weggeruimd voor eeuwig.
Wanneer God als eerste machtsdaad 'de hemel' geschapen heeft, (de onzienlijke wereld), met daarin de engelen, (Genesis 1 v 1), openbaart zich daar een 'neezegger'. Een machtige engel gaat de strijd met God aan en wordt 'Gods negatievce knecht'. Vanaf dat ogenblik trekt hij te veld om de andere engelen te verleiden. Een grote minderheid laat zich verleiden en wordt demon, wanneer hij van aartsengel tot satan wordt door het almachtige woord van God.
Vervolgens schept God de zichtbare wereld, (Genesis 1 v 1) en daarin als kroon van alles wat hij schept, de mens. Als volkomen toppunt blaast hij zijn goddelijke adem, zijn genen, in de neusgaten van die mens, (Genesis 2 v 7).
Zo gauw hij maar kans ziet, werpt satan zich op die mens en brengt een breuk teweeg tussen God en mens.
Daarmee blijft satan alle millennia bezig. God echter brengt op een gegeven ogenblik de oplossing. Hij komt zelf naar de aarde en herstelt in beginsel voor hen die zijn oplossing aanvaarden, de breuk tussen hem en de mens, culminerend in de triomfkreet: "Het is volbracht". Zelfs mensen, die 'steigerbouwers' zijn geweest, kunnen, bij het aanvaarden van Gods oplossing, gegeven onder de naam: 'Jezus Christus onze Heer''overstappen' naar de 'deelhebbers aan Gods gebouw'.
En nu kom ik bij jou terug Betty:
In dit grote gebeuren speel jij een rol. Satan komt ook bij jou om zo mogelijk jouw blijvend en definitief 'nee' tegen God uit jou te persen. Maar God ondersteunt jou, zodat het 'ja' er bij jou uitkomt. Alle ervaringen, die jij in jouw leven al hebt gehad, zijn deel van die strijd. Betty....ik wens jou Gods kracht toe om als slotsom van jouw leven je 'Ja' tegen God uit te jubelen. Dat 'ja' is de zin van jouw leven en geeft jou toegang tot de vreugde- en wijsheidsoorden van God.
Kom gerust naar 'Vraag het Ger', als je verdere vragen hebt. En voor alle anderen, die dit lezen geldt: "Open huis bij 'Vraag het Ger'".
Wat fijn zeg, dat je een zegen ontleende aan mijn topic BIJBELSTUDIE. Nu kan ik er weer een hele tijd tegen. Want schrijven in BIJBELSTUDIE is maar een 'eenzame' bezigheid. Anders dan 'serie 11' geeft dit gedenk geen directe reacties. Nu heb ik mijzelf die mogelijkheid ook ontnomen, want ik heb gesteld: "Reacties uitsluitend in de hoogst lopende serie".
Maar goed....ook dáar hoor ik nooit zoveel. Maar nu vertel jíj me, dat je er zoveel wíl van had. Prima toch.
Overigens; je eindigt toch weer in mineur: - je bent zo bang, dat 'het goede gevoel' weer weg gaat; dat heb je al zoveel maal meegemaakt. En de tekst: "De rechtvaardige zal door zijn GELOOF leven",(Habakuk 2 v 4), is je klaarblijkelijk nog even ontgaan. - je wilt het geloof zo graag 'beetpakken', maar het blijft altijd onbereikbaar - je wílt geen rookslaaf en geen blowslaaf meer zijn....maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan - al dat achternarennen van dat onbereikbare maakt je zo moe - je wilt datgene, wat je van God wegtrekt, de zonden zo graag de baas, maar het lukt maar niet. - en die schaamte om van het geloof te getuigen...o, wat zou je die graag kwijt willen.
En dan vraag je: "Ger....wil je voor mij bidden".
Dat wil ik best, maar laten we eerst kijken of er wat teksten zijn, die je kunnen helpen:
Nee...eerst een vergelijking: Vroeger, in de tijd, dat er nog hondenkarren waren, had de persoon, die op die kar zat, wel eens een stok in de hand, waaraan een worst bungelde. De hond voor de kar rende en rende, zonder ooit die worst te pakken te krijgen. Die verplaatste zich immers net zo snel als de hond zelf en bleef altijd huiten het bereik van de hond.
Nu ben jij in zoverre níet met die hond te vergelijken.... Zeg Dji; ben jij wel eens ooit met een hond vergeleken . Ne hè. Flink blijven hoor, nu ik die vergelijking wat verder uitspin.
...jíj hebt wel eens van die worst mogen proeven. Een enkele keer heb jij wel eens ervaren, hoe heerlijk, bevrijdend en feestelijk het evangelie, de blijde boodschap van Jezus Christus is. Maar telkens gleed dat geloof toch weer weg. Och; elke vergelijking gaat mank, dat weet jij en dat weet ik.
Maar Dji, zal ik jou eens een tip geven. Jij rent maar en rent maar IN EIGEN KRACHT. Dat is geen verwijt hoor, dat doet in beginsel iedereen. En omdat je bouwt op die krachtige jongemannenwil ,ontglipt het geloof je telkens weer. Want....je eigen inspanning is er niet voor bestemd om het geloof definitief te grijpen. Het zou goed zijn, wanneer jij nu zelf eens ging bidden: ............... "Lieve Heer God...ik wéet, dat U van me houdt. Heer....ik ren maar en ik ren maar....'met mijn tong uit mijn mond'...'mijn pootjes doen er zeer van'. Natuurlijk Heer....U bent niet de berijder van die hondenkar...U gunt mij het beste. Ik laat me door de duivel in de luren leggen...ik weet het...ik wéet het. Maar Heer; mag ik uitrusten bij U...in uw genade. U heeft zelf gezegd, dat alle goede dingen van U uit uw genade tot mij komen. Dank U Heer....o; ik word al blij van het uitrusten". ............... En even later begint dan het weten door te dringen: - al gaat het misschien nog een keer fout, in beginsel hoor ik nu bij de Heer Jezue en de Heer God....het gaat niet blíjvend meer fout - en dat verlangen naar een sigaret en naar een blowtje; het is nu zo heerlijk weg. En ik weet, dat het niet eens erg is, wanneer het- en dat zal het doen- weer terugkomt. In mijn rust bij God zullen de 'setbacks' mij niet langer wanhopig maken. Ik weet, dat de angel eruit is en dat die verlangens verzwolgen zullen worden in mijn steeds meer genieten van de rust, die er voor Gods volk is, (Hebr 4 v 9)...de eeuwige rust van een altijd maar voortdurende 'feestdag'. - En die hinderlijke beschaamdheid, dat ze op school zullen zeggen: "Wat nou...wat nou...Dji...reliknuppeltje geworden hè", het is wég. Ik weet, dat ik veel meer heb dan zij en ik voel zoveel liefde voor hen, dat ik moet spreken tegen hen over de goede dingen uit de volheid van mijn hart.
En alle vermoeidheid en beladenheid wijkt, nu je de Heer Jezus in je hart voelt zeggen: "Komt allen tot mij en Ik zal u rust geven", (Matth 11 v 2. - en je hoeft ook niet meer zo erg de zonde te verslaan, want je weet, dat een Ander de beslissende slag al heeft gewonnen, toen Hij riep: "VOLBRACHT". - en je leert te rusten in je geloof en steunt niet meer op al je wankele gevoelens. Als je gevoel zegt: "Je voelt je rot hè!", dan wéet je: "Maar in Christus ben ik meer dan overwinnaar, (Romeinen 8 v 37). En dat weten is blijvend en jaagt de verslagenheid van dit moment weg".
Dji; zou ik nu nog voor je gaan bidden, nu je zelf al zo fijn gebeden hebt? Toch maar?!
Goed dan; ............ Lieve Heer God...U kent mijn kameraad Dji. Ik zou hem graag verder helpen. maar Heer...U weet van de lieve stukjes , die hij wel eens schrijft op HQ. Hij is soms zo goed bezig. Wilt U zich persoonlijk met hem in contact stellen en hem dat duwtje geven, dat hij verdient en waarnaar hij zo verlangt en dat ik hem toch niet geven kan. Dank U Heer". .................
O ja Dji; als je ergens naar mag jagen, dan is het wel naar 'de doop in de Heilige Geest'. Maar niet meer op de oude, jachterige manier hoor. De Heer wil jou de Heilige Geest net zo graag geven als een gewone vader gewoon voedsel aan zijn kinderen.(Lucas 11 v 11-13 Pleit daar maar op.
Voor het moment hoop ik je wat 'teerkost op de weg' te hebben gegeven. Schrijf mij, wanneer je rugzak weer leeg is en zoek mensen op, die je kunnen helpen op weg naar 'de doop in de Heilige Geest'. En Dji; wanneer je rugzak nooit meer leeg wordt, kom dan toch langs. Want vragen blijven er altijd, al was het maar, waar Kaïn zijn vrouw vandaan haalde.
Eerst lezen we samen 1 Korinthe 14 v 34 en 35 , zoals die in '2004' luiden.
"Vrouwen moeten gedurende uw samenkomsten zwijgen. Ze mogen niet spreken , maar moeten ondergeschikt blijven, zoals ook in de wet staat. Als ze iets willen leren, moeten ze het thuis aan hun man vragen, want het is een schande voor een vrouw als ze tijdens een samenkomst spreekt".
In 1 Corinthe 11 staat, dat de vrouwen evengoed als de mannen baden en profeteerden. waarom dan deze harde regel.
De apostel haalt hier gewoon een uitspraak van de Judaïserende broeders aan. Omdat in de Joodse tradities de vrouw in de kerk geen enkele stem had, zeiden die, wat als tekst hierboven staat en wat dan weer aangehaald wordt als een uitspraak van Paulus. Want....wat is 'de wet'. Dat is gewoon de wet van de Joodse traditie. Die ging dwars tegen de schrift in, die in het Oude testament vele voorbeelden geeft van gelovige vrouwen, die wel degelijk hun mondje roerden.- Wat denk je bijvoorbeeld van de dochters van Zelafead uit Numeri 27 - wat denk je van een erkende profetes als Mirjam, die met andere vrouwen het refrein zong bij het lied van Mozes uit Exodus 15. - de proefetes Debora uit Richteren 4 en 5 - de profetes Hulda uit 2 Koningen 22 v 14.
En het nieuwe testament gaat daarmee door.
Hoogstens kan men in deze verzen iets bespeuren van Paulus' lichte waarschuwing aan de vrouwen in de gemeente om niet al te veel op de voorgrond te treden. Dan komt er deze les voor ons allen uit te voorschijn: de Christen dient zo te leven, dat hij of zij niet al te zeer opvalt door af te wijken van de in zijn tijd geldende traditie. De Christen heeft al genoeg tegenkanting alleen al door zijn Christenzijn. Daar hoeft nog niet iets extra's zelfverzonnens bij te komen.
Ziet men de verzen 34 en 35 helemaal als een 'kopje' , waarin Paulus een bepaalde, in Corinthe heersende opvatting even aanduidt, om daarna zijn commentaar te geven...
( Dat doet Paulus in deze brief wel vaker; In hoofdstuk 6 v 12 haalt hij 'de sterken in de gemeente' aan, die als het ware roepen: "Alles is mij geoorloofd", waarop Paulus dan weer antwoordt met : "Maar niet alles is nuttig"),
dan hebben de verzen 36 t.m. 40 de bedoeling om op het 'kopje' , gevormd door '34 en 35' door te gaan met zo'n soort opmerking als: " Gunst....wat weten jullie het goed. Het lijkt wel alsof jullie het evangelie hebben uitgevonden. Broers en zussen: streef naar het profeteren en laat alles in goede orde gebeuren".
- Is jouw hele leven op God gericht? - Staat alles wat jij doet in het teken van God? - Ben je pas een goed christen als je hele leven op God is gericht?
Je hebt op die drie vragen al goede antwoorden gekregen. Je bent er ook heel tevreden over. En toch zou ik aan de jou aangeboden ruiker nog wel een bloem willen toevoegen.
Laten we de eerste vraag eens nemen: "Is jouw leven op God gericht ?".
Je leven is pas dán volledig op God gericht, wanneer je volkomen in zijn sfeer bent, wanneer je volkomen met zijn Geest vervuld bent. Jezus was zo iemand. En hij is dat uiteraard nú nóg. Maar ook voor de andere Christenen is deze status-door-genade-voor-ons te bereiken. Ik wijs daartoe op 0penbaring 11, waar ons Christenen worden getekend, die 'hun Heer volkomen gelijkvormig zijn geworden, (Romeinen 8 v 29)'. - zij getuigen onverschrokken temidden van een 'teruggegleden'Christenheid, evenals Jezus in zijn dagen temidden van een verstard jodendom. - zij worden uiteindelijk gedood, net als hij. - zij staan op uit de doden, net als hij. - dat opstaan is er na 3½ dag, net als bij hem - zij worden uitgenodigd om bij God te komen en varen ten hemel , net als hij.
Sommige van hun vergevorderde broers en zussen ervaren al dit heerlijks op iets andere, maar soortgelijke wijze, (1 Thess 4 v 17).
Nu zijn wij nog niet zo ver. maar de bijbel leert ons, dat het zover kómt, misschien wel voor jou of mij.
Je tweede vraag: Staat alles bij jou in het teken van God ?
Het antwoord kan niet moeilijk zijn: het is nog niet zo, maar de heerlijke belofte ligt er, dat het zover kan komen voor hen, die zich volledig met de heilige Geest willen laten vervullen.
En de derde vraag: of je pas een goed Christen bent, wanneer je leven volledig op God gericht is'', kan dit antwoord ontvangen; Een goede Christen ben je, waneer je de Heer Jezus lief hebt en hem eert als jouw redder, verlosser, bevrijder en doper met de heilige Geest....en wanneer je er naar streeft om in dat spoor te blijven en verder te gaan, (Philipp 3 v 16).
Ik geef die pericoop nog maar weer eens, zoals hij in de NBV staat: ............ Zo kwamen er steeds meer mensen op aarde , en zij kregen dochters. De zonen van de goden zagen hoe mooi de dochters van de mensen waren, en ze kozen uit hen de vrouwen die ze maar wilden. Toen dacht de HEER. Mijn levensgeest mag niet voor altoos in de mens blijven, hij is immers niets dan vlees, hij mag niet langer dan honderdtwintig jaar leven. In die tijd EN OOK DAARNA NOG, zolang de zonen van de goden gemeenschap hadden met de dochters van de mensen en kinderen bij hen kregen, leefden de giganten op aarde. Dat zijn de befaamde helden uit het verre verleden. De Heer zag dat alle mensen op aarde slecht waren; alles wat ze uitdachten was steeds even slecht". ................... Faith; ik geef je eerst even 'een getemde verklaring', die vele jaren heeft 'voldaan'. ............. Geleidelijk aan vervaagden de grenzen tussen de mensen, die in God geloofden en de mensen, die steeds verder van hen vervreemd raakten. En toen kwamen er gemengde huwelijkewn en ging het bergaf. En dit is de lering voor deze tijd: "Trouw niet met een ongelovige, dat brengt op de duur ellende, zo al niet direct voor jezelf, dan toch zeker voor je nageslacht". ............ In het algemeen zit er wel veel goeds in deze gedachte. maar de tekst wordt er toch niet volledig door gedekt.
Zelf ben ik op dit ogenblik zóver met mijn gedachten gevorderd, dat ik nu denk: ................ De mensen van tóen, die bijna duizend jaar konden worden, zullen sterker en groter geweest zijn dan de mensen nú. En onder al die grote mensen zullen er ook wel extra grote zijn geweest, zoals dat ook nu nog het geval is....vandaar nog 'in die tijd en ook daarna nog'.
Op een gegeven ogenblik was het aan de duivel en zijn trawanten, hier als collectief: 'zonen van de goden' genoemd, gelukt om zoveel bressen in het oorspronkelijke, fantastisch geweldige, Goddelijke concept te slaan, dat zij vrije toegang kregen tot de breinen van steeds meer mensen en naar eigen , lage , verziekte gedachten, in die breinen konden huishouden. Dat gesproken wordt van dochters en kinderen krijgen en 'vrouwen nemen' dient geestelijk verstaan te worden. Hoe dikwijls wordt het volk Israel, mannnen én vrouwen,in de bijbel niet 'dochter Sions' genoemd, (2 Koningen 19 v 21 en zo nog tientallen schriftplaatsen meer). (Ook wel: vrouwe Sion).
De demonen zagen de heerlijkheid van God in al die mensen en 'hun handen jeukten' om dat mooie van God te bederven.
Ze kozen zich uit die grote, sterke mensen met voorliefde de extra opvallend lange uit om te zien, of ze daar iets bedervends mee konden beginnen. Want zo'n lange, imponerende figuur kon goed gebruikt worden, om -gedemoniseerd- de andere mensen schrik aan te jagen en als 'gigant' zich 'een naam te maken op aarde', die nog lang zou doorklinken.
En....de demonen hadden destijds langer de gelegenheid om mensen te bederven en te vervormen dan tegenwoordig. In 900 jaar kun je meer doen dan in 90.
En het ging met de mensheid steil bergaf. Op een gegeven moment was het zo, dat geen mens op de aarde nog onberoerd was door de zonde; sterker: ze waren helemaal bedorven. Natuurlijk waren er nog wel mensen in de heilige linie over. Men heeft berekend, dat enkele van de oervaders uit Genesis 5 in het jaar van de vloed zijn gestorven. Dit geldt met name voor Methusalem. Hij overleed in het jaar van de vloed. Dat wil niet zeggen, dat hij in die vloed is verdronken, hij kan ook net in dat jaar zijn overleden door andere oorzaak.
Maar goed: 'im groszen Ganzen' was het toch zo, dat er met de mensheid 'geen goeds garen meer te spinnen was'. En dat leidde de Heer tot deze beslissing: "Daar zit niets geestelijks meer in, zoals het nog éen keer zo heerlijk tot uiting kwam bij Henoch(5 v 23). Ik geef ze nog 120 jaar om zich te bekeren, onder andere, doordat de enig overgebleven getrouwe, Noach, hen waarschuwt, onder andere door het bouwen van een heel groot schip, de Ark. En dan is het afgelopen met deze verdorvenen". .................. Zover zijn mijn gedachten gevorderd tot op dit ogenblik. Je jeugdleider zal er veel van zijn eigen gedachten in terugvinden.
Wat heb je nou toch een last mee te dragen, vlindertje. Vlindertjes zijn er toch helemaal niet op gebouwd om lasten te dragen. En dan loop jij met zo'n probleem rond te sjouwen: "O....ik heb faalangst".
Vlinder....ik ga hier wat stevig op in, zo stevig, dat jij zult zeggen: "Nou Ger....zo zwaar hoeft het nou toch ook weer niet !".
Maar Vlinder....eigenlijk is die faalangst van jou een verschijningsvorm van iets heel algemeens onder ons mensen. En wanneer ik dit schrijf, dan zijn er misschien heel veel lezers en lezeressen, die zeggen: "Hé...hier kan ík ook wat mee !".
Lees je met mij mee in Marcus 2 ?! Het schriftgedeelte is wat te zwaar voor jouw situatie. Maar goed, later breien wij dat wel weer recht.
Vier vrienden hebben als probleem : die zieke vriend van hen. En wat dóen ze. Ze nemen de zieke, de verlamde en brengen hem naar Jezus toe. Ze droegen niet hun eigen last, maar ze droegen elkaars last, zoals Galaten 6 v 2* zegt. Ze droegen die ander, die zieke , als last, tot ze bij Jezus kwamen. Je kunt daarin deze gedachte vinden; ik breng mijn probleem bij Jezus. Ik dráag het wel, maar wanneer ik bij hem ben, dan leg ik het bij hem neer.
Dat kunnen die mannen ook heel goed doen op grond van de schrift. Want in Jesaja 46 v 4 zegt de bijbel: "Tot in je ouderdom blijf ik dezelfde, tot in je grijsheid zal ik je steunen. Wat ik gedaan heb, zal ik blijven doen, ik zal je steunen en beschermen" ("ik zal je dragen en torsen", zegt een andere vertaling).
En Vader en Zoon zijn éen. Zoals God wil dragen, zo wil Jezus dragen.
Even tussendoor: Je kunt mogelijk zeggen: "Wat heb ík daar nu mee te maken. Ik ben harstikke jong". Maar twee dingen: - je hebt met deze tekst wat voorraad voor véel later - ook anderen behoren aan dit antwoord iets te hebben.
En nu naar jou: die faalangst is toch wel een last voor jou. Nu niet zeggen; "Hè Ger....wat leg je het er dik op. Ik vroeg zo maar wat. Jij maakt van een mug een olifant".
Een vlinder dient zelfs geen múg met zich mee te dragen.
Doe nu zó; ga met die faalangst naar Jezus toe. Breek desnoods 'het dak maar open' met een krachtig gebed: "Heer....net als die mannen met hun zieke vriend draag ik dit vervelende angstje tot bij u. En wilt u het dragen. Dragen is mijn vak niet, het uwe wél. Ik ben alleen maar geroepen om door u gedragen te worden.
Heer...u hebt mij meegenomen in die mooie auto van u, toen ik ging geloven, dat u mijn redder en verlosser bent. En nu zít ik in die auto en mijn rugzak met -onder andere- die faalangst erin, heb ik nog steeds op mijn rug. En nu pas luister ik werkelijk naar uw stem, die zegt: 'Gooi die rugzak toch op de achterbank'.
Dank U Heer...voor alles".
Vlinder...mijn antwoord aan jou was wél: 'met een kanon op een vlieg schieten'. Maar ik wilde ook anderen bereiken. Er zijn er zovelen, die een zwaar probleem als een soort afgod aan het dragen zijn. - hun ongelovige kinderen - hun zieke echtgenoot - ...ach..noem maar op.
Die anderen wil ik via jouw 'faalangst-probleem' óok bereiken.
En ik zeg tegen die allen: wanneer je die niet te dragen last van welke probleem dan ook, aan Gods liefdevol dragen overgeeft, dan komt God weer op de troon van je hart, waar even dat probleem zat.
Vlinder...nog een leuk weetje; maandenlang zag ik telkens weer die vraag van jou. Maar na een preek van Kees Goedhart dacht ik: "Ik ga riemen snijden van zíjn leer. Ik ga pronken met zijn veren".
Maar dat vindt Kees wel goed, dacht ik toch wel...een beetje...misschien...tóch?!
Vlindetrje...Kom je eens op 'Vraag het Ger' ?
Daag Ger
* Nog leuk als weetje voor schriftonderzoekers: Galaten 6 v 2 luidde in de 'statenvertaling': Draagt elkanders lasten. In de NBG werd deze tekst afgeblust tot: verdraagt elkanders moeilijkheden. In de NBV werd het weer: draagt elkanders lasten. Doe hier iets mee of doe er niets mee. G
De jongen, die tot het laatst toe probeerde bij Jezus te blijven
Ik herhaal de vraag nog even: "Wie is de man, waarvan in Markus 14 v 51 en 52 melding wordt gemaakt met deze woorden: 'Een jongeman , die alleen een linnen kleed aanhad, probeerde bij hem te blijven, maar toen ook híj werd vastgegrepen, liet hij het kleed in hun handen achter en vluchtte naakt weg". ............ Sommigen denken hier aan Markus, de schrijver van dit evangelie. Het is mogelijk, datr de paasmaaltijd geschiedde in het huis van zijn ouders. Het is zeer wel denkbaar, dat Markus met dit kleine bericht heeft willen zeggen: "Ik was er óok bij. Ik heb dit zélf allemaal meegemaakt".
Maar dan nóg blijft de vraag: "Wat is het nut voor óns van deze anecdote".
Wij, Hollanders,zijn een hebberig volkje. Wij willen overal graag 'iets van meenemen'.
En Exca....ik denk iets, een kleinigheid te vinden, die dan tóch nog 'meegenomen kan worden'. Die woorden in de NBV, die niet in vorige vertalingen staan: "Probeerde bij hem te blijven, maar toen ook híj werd vastgegrepen", kunnen tot een gedachte leiden: Deze:
Toen alle discipelen al naar alle kanten waren weggestoven, Jezus dus in de steek hadden gelaten, (sommigen volgden hem op 'veilige afstand', v 54), was er toch nog die ene, die iets probeerde: hij trachtte bij Jezus te blijven, maar toen ze hem wilden arresteren, werd het hem toch te machtig en vluchtte hij.
En aan de volgende gedachte zou een prediker zich eens kunnen wagen: ................ Gemeente !!!...daar ging de Heer Jezus; alleen... in bittere verlatenheid. Allen waren weg. Allen??? Nee; een probeerde bij hem te blijven. Maar ook deze dappere vond het te gevaarlijk worden.
Lieve mensen: er komen tijden aan van zoveel hoon en smaad, dat het een taboe wordt om te zeggen: "Ja...ik hoor bij Jezus".
Dreunend zal het toornige spotgelach om je heen zijn.
Maar in die komende tijd van antichristelijke spot zal er een leger zijn, dat door de kracht van de Heilige geest zich nooit meer van zijn generaal zal laten scheiden. En tot dit geestvervulde leger kunt ú behoren. ....... Ideetje voor iemand ? -
Twee jaar geleden leerde je de Heer kennen en bent gestopt met het uitgaansleven, waar je overigens als viftienjarige nog niet zo heel ver zult zijn ingedoken. En nu, twee jaar later, wil je toch weer wat meer mee gaan doen met dat uitgaansleven.
Maar jongen, waar begin je aan. Alleen, wanneer het leven met de Heer toch niet zo boeiend is als je wel gedacht hebt, kunnen deze overleggingen bij je opkomen.
Bekend is de zegswijze: 'Het schip moet wel in het water zijn, maar het water niet in het schip'. En ik heb maar zo'n idee, dat je in je huidige situatie wel eens gauw 'water zou kunnen gaan maken'. En wanneer je je onder de mensen begeeft, omdat je de herinnering daaraan toch wel leuk vindt, dan lijkt dat een beetje op de Israelieten, die net uit Egypte waren vrijgekomen en die na luttele maanden in de kale steppe met alleen manna te eten, begonnen te klagen: "We verlangen terug naar al die lekkere groenten enz. van Egypte. We verlangen terug naar de vis die we in Egypte volop te eten hadden, naar de komkommers en watermeloenen, de prei, uien en knoflook. We drogen úit!!..we zien nooit iets anders dan manna". (Numeri 11 v 5) Maar dat in Egypte ook de tichelovens waren en ander hard werk, dat waren ze vergeten.
Je keert naar het uitgaansleven terug als al weer wat gerijpte jongeman, maar ik heb het idee, dat je niet daarheen terugkeert als een sterke strijder, bekeerd, wedergeboren, vervuld met de Heilige Geest om het blijde woord van bevrijding uit te dragen, het 'reddende manna', maar dat je -overdrachtelijk- verlangt naar 'komkommers en watermeloenen' enz.
Leeuw, overdenk het nog eens. Er zijn toch in allerlei samenkomsten ook tienerclubs en jeugdclubs. En ik hoor in de eigen gemeente, dat ze heerlijke weekeinden hebben, dat ze volop baden in de ruimte, die Prediker 11 v 9 geeft: "Geniet dus, beste vriend, van je jongelings ( en jongedochtersjaren), van je jonge jaren ; haal je hart op aan de dagen van je jeugd. Volg de wegen, die je hart wil gaan, gun je ogen wat ze wensen.....en onthoud bij alles, wat je doet dat God je aan zijn oordeel onderwerpt".
Zo, ingebed in de jeugd van je sam of kerk, begeef je je ook onder de mensen en kun je tot 'zout der aarde' zijn, voor zielen, die zich al betoond hebben als ontvankelijk. Je kunt het heel leuk hebben in die vertrouwde omgeving, je hoeft je voor niemand te schamen, wanneer je zegt: "Ik ben met de andere jongens en meisjes van de jeugdgroep op stap".
Het is geen zondige sfeer. De leiding waakt over het drankgebruik.
Laat je toch weerhouden van experimenten, waarvoor je- in mijn gedachten- nog niet klaar bent. Ik weet van een jongen van 18, die het in een dergelijke sfeer, zoals je nu schetst, nog een tijdlang volhield om voor zijn eten te bidden. De vrienden keken goedig toe, vonden het wel een aardig gezicht. Maar de jongen-in-kwestie werd uiteindelijk door hun levensstijl 'overruled' en bidt nu nooit meer.
Hoor ik nog van je. Dit was maar een eerste poging tot antwoorden.
"Welke rol speelt vernieuwing van denken en genezing van beschadigde emoties/opgekropte emoties hierin?. En hoe gaat dit in zijn werking".
En dat 'hierin' was dan: allerlei paniekgevoelens.
Mijn antwoord:
De Heer Jezus - kostelijk geschenk van God, de Vader- heeft, na zijn overwinnend ten hemel varen, aan ons een al even kostelijk tweede geschenk van God gegeven: God de Heilige Geest.
En die Heilige Geest is maar voortdurend, alle eeuwen door, bezig om aan Gods kinderen steeds meer van de Heer Jezus te leren. En al lerende, voert hij ons terug naar God de Vader. Het pad van God naar ons is al door Jezus gebaand. Maar het pad van ons naar God wordt door de Heilige Geest gebaand op grond van dat heerlijke Jezus-woord: "Het is volbracht".
En tot dat wonderbare werk van de Heilige Geest behoort nu ook: - vernieuwing van denken - genezing van beschadigingen.
Ik geef je een voorbeeld uit eigen leven: Waiki....jij weet dat nog niet zo; je bent -denk ik- vrij nieuw op HQ. Maar vele anderen weten het wel: Mijn vrouw en ik zijn 83/84 en aan de gezondheid van mijn vrouw hapert veel.
Ik ben mantelzorger, tevens huisman. Van de week werd het mij opeens allemaal te veel. Ik zat op de rand van mijn bed en stortte mijn hart uit: "O Heer...ik houd dit allemaal niet vol".
En gelijk kwam er een gedachte in mijn brein:
"Maar je weet, dat de Heer in het middelpunt van je denken moet zijn. Je zou hem toch 'liefhebben boven alles'. En wie zit er nu op de troon van je 'inner person': de situatie met je vrouw. Ga dat nu als 'een omstandigheid' zien, waarover je moet heersen, inplaats van je te laten beheersen door de omstandigheden".
Kijk; en nu heb ik de idee, dat God de heilige Geest weer eens voortging met het vernieuwen van mijn denken. Later geef ik nog een tekst , waaruit blijkt dat dit 'vernieuwen' een dagelijkse gang van zaken is, waarbij je tot in de ouderdom positief wordt begeleid. En toen ik dat inzicht kreeg, weken ook allerlei bezeerdheden, die verband hielden met mijn mantelzorgerstaak en kon ik er weer helemaal tegen.
En laat nu de persoon, van wie jij voortdurend spreekt... en die nooit zelf op bezoek komt in deze rubriek.... maar goed, daar zullen wel redenen voor zijn. .....zó doen: gewoon vragen aan de Heilige Geest:
"Heer... - ik wil mijn leven verliezen en het in uw troost hervinden en vernieuwen, (Lukas 17 v 23) - ik wil van nu af aan elke dag meer vernieuwd worden, (2 Cor 4 v 16), (dat is dus die tekst van zoëven) - ik wil tot volle kennis vernieuwd worden, met een rijk inzicht in alle frustraties, die zich in het verleden heben opgehoopt, (Col 3 v 10) - ik wil hervormd worden door de vernieuwing van mijn denken, (Romeinen 12 v 2) - ik wil mij laten dopen als teken van mijn wedergeboorte . Ik wil in dat bad van de wedergeboorte gaan door de vernieuwing door de Heilige Geest....en als ik al zó gedoopt bén...dan wil ik dat nieuw ervaren.(Titus 3 v 5). - ik weet dat er voor mij gebeden wordt. En op die wijze wil ik de genezing van mijn innerlijke 'verknopingen' ontvangen, (JaC 5 V 16) - Ik heb geloof om die genezing te vinden, (Hand 14 v 9).
Breng dit zo over en zeg erbij, dat ik de 'middellijke vragensteller' ook graag eens zélf in deze rubriek zou zien.
Jij ging uit van de volgende stellingen: - de bijbel is voor mij niet geldig als bron - Jezus heeft voor mij geen bijzonder betekenis - Het is de vraag of hij niet gewoon een verzinsel is.
Je hebt vele uitstekende antwoorden gehad. Voor iedereen was het een uitgemaakte zaak dat je zulke vragen stellen mág als ongelovige.
Na al die uitstekende antwoorden op jouw 'to the point' vragen heb ik toch ook nog wel een aanvullend antwoord.
De bijbel zegt in Romeinen 1.... je zult gaan lachen en uitroepen: "Zie je wel", maar ik heb een heel andere gedachtegang:
"Nou....wat zegt de bijbel dan in Romeinen 1 ??!!".
Vanaf vers 19 staat; "Wat een mens over God kan weten is (ook aan de ongelovigen) bekend, omdat God het aan hen kenbaar heeft gemaakt. Zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in zijn werken, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar. ER IS NIETS, WAARDOOR (DE MENSEN DIE NIET IN GOD GELOVEN), TE VERONTSCHULDIGEN ZIJN".
De bijbel, voor jou een geschrift zonder gezag, stélt hier iets. Mijn vraag aan jou is: "Is deze bewering waar???"
Is het zo, dat jij , naar de aarde, de fauna en de flora, de bergen en de zeeën kijkende, de wolken en de wind beziende, de hemellichamen volgende, tot het inzicht bent gekomen: "Ja....er moet iemand zijn, die in zijn werken en zijn kracht de mensen overstijgt...die God is".
Als je zo in het diepste van je wezen wel eens gedacht hebt, voordat je die gedachte wrevelig onderdrukte, dan heeft de bijbel als 'kenbron' al een punt.
Maar ik heb nog een andere tekst voor je. Zeker ik weet, dat je zult uiroepen: "Man...kom toch niet met bijbelteksten aan. Die zijn immers voor mij abacadabra; ik kán er toch niets mee".
Maar ook ditmaal heb ik een andere bedoeling dan jou te overtuigen. Ik heb trouwens nog nooit iemand op dit gebied overtuigd; dat is ook mijn functie niet; ik ben een 'getuige'. Maar goed; hier ís die tekst dan: "De Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn".
Alleen de Heilige geest van God, ( de derde Persoon van de Goddelijke Drieëenheid) kan aan iemand de verzekeering geven dat hij een kind van God is.
Die Heilige Geest, God zelf dus, heeft aan velen op dit Forum bemoedigend toegefluisterd: "Jij....die gelooft, dat de Here Jezus Christus alles in orde gemaakt heeft tuseen God en jou....jij bent een kind van God".
En díe mensen krijgen een relatie met God...gaan vol liefde in zijn liefdesbrief- de bijbel- lezen en bemerken dan, dat het geen belachelijk allegaartje is, maar dat er een hemelse lijn in zit, die een ieder van ons maar éen naam toefluitert: "Jezus".
Maar jij, Ridder, hebt hier part noch deel aan. Ik zeg dit niet hoogmoedig, maar gewoon 'zakelijk vaststellend'. De Heilige Geest zou jou wel wat willen zeggen, maar je geestelijke oren zijn gesloten. Jammer, maar helaas.
Toch is het misschien tijd voor een proef. Jij, 'Ridder zonder vrees of blaam'...durf jij het aan om met een ontvankelijk en open gemoed te zeggen: "Wel Heilige Geest...ik zeg dit onbevangen...niet op zoek naar een mij geruststellend antwoord of 'geen antwoord'...'dat boek' zegt: ' Wanneer de Heilige Geest komt, zal hij de wereld duidelijk maken, wat zonde, gerechtigheid en oordeel is; - zonde: dat ze niet in mij -Jezus- geloven - gerechtigheid: dat ik naar de Vader ga en jullie me niet meer zien - oordeel: dat de heerser over deze wereld (de duivel) is veroordeeld' (Johannes 16 v 8-10).
Hier ben ik; leg desnoods een zaadje neer, dat gaat ontkiemen. Als het echt zo goed is om 'een kind van God' te zijn'...dan wil ik bij die ploeg horen".
Je zag een tegenstelling tussen: 2 Samuel 24 v 1: "En God zette David aan om het volk te tellen" en 1 Kronieken 21 v 4: "En satan zette David aan om het volk te tellen".
Kan ik je dienen met de volgende uitleg?:
In het centrum stonden twee personen of groepen van personen: - David....hij had een latente hoogmoed in zijn hart. "Tjonge, wat heb ik het ver geschopt". - een deel van het volk Israel. Onder leiding van de stam Efraïm morde het tegen de suprematie van de stam Juda. Maar in die rivaliteit van de stam, die ná Juda toch wel het machtigste was en die tenslotte een groot leider had geleverd: Jozua, zat een kwaad beginsel. God had Jeruzalem als hoofdstad aangewezen en de stam van Juda als de drager van de 'belofte van de konemde redder'. Onlustgevoelens tegen de stam Juda waren dus tevens zonden tegen God.
God wilde daar wat aan doen: - De koning was met zijn hoogmoed op de verkeerde weg. Hij was eigenlijk buiten de veilige omheining van God aan het wegdwalen in de 'mijnenvelden' van de duivel - Het 'volk van de 10 stammen' was nog veel verder weggedwaald in die verraderlijke moerassen van de tegenstander. Het had onder Absalom al blijk gegeven van separatistische neigingen en rebellie tegen het voornemen van God.
Koning en volk behoorden terug te keren binnen de veiligheid van God. Zij hadden zichzelf buiten die omheining gewaagd. Wanneer het terugkeren naar God pijn ging doen, was dat hun eigen verantwoordelijkheid, maar : terugkeren zou de weg openen tot berouw, boete, bekering en herstel van de goede verhouding.
Maar....wie zou de verzoeking leveren, die uiteindelijk als een beproeving van Godswege, zou kunnen leiden tot terugkeer binnen Gods bescherming.
Er was er éen, die daarvoor zeer geschikt was: de duivel. Nu zul je vragen: "Wat....Gods verklaarde tegenstander!?"
Bally; om dat te begrijpen, dien je het volgende in aanmerking te nemen. Niets kan zich onttrekken aan Gods almacht; ook zijn felste tegenstander niet. Alle daden van mensen en engelen, de positieve en de negatieve, werken mede aan het totstandkomen van Gods eeuwige bouwwerk: zijn tempel, (Openb 21 v 22).
De negatieve daden helpen aan die bouw mee als steigerwerk en worden te eniger tijd met hun bedrijvers weggeruimd. Zij, die zulke daden bedrijven, doen dat voor eigen verantwoordelijkheid.
Zij, die de positieve daden bedrijven, maken deel uit van de tempel en zullen tot in alle eeuwigheid Gods genade over hen bezingen.
Wanneer nu God de satan even 'de vrije teugel geeft',verandert dat niets aan Gods heiligheid. Het gevolg van alles, wat positief en negatief gebeurt, is toch: zijn tempel.
In deze zin kan je begrijpen , dat er staat, dat God David opzette om een volkstelling te organiseren , en dat: vanuit Davids hoogmoed.
Maar satan veerde op, toen hij even vrijheid kreeg. Hij had allang de latente hoogmoed bij David bespeurd. Nu sprong hij toe en blies David in om die telling te houden. Hij wist al lang, dat een en ander tot onheil voor het volk Israel zou leiden. Maar dat was voor hem een verkwikkende gedachte. Hoe meer ongein hoe beter.
Met fijne nuances als: - David wordt aan zijn hoogmoed ontdekt en komt tot berouw en bekering - het volk ziet af van zijn afval van Jeruzalem als aangewezen stad namens God. Het bekeert zich insgelijks, ...met dat vrome gedoe bemoeide hij zich niet.
Zo kan ook gezegd worden, dat satan David opstookte.
En kijk nu eens naar de uitkomst: - David kwam tot berouw, (2 Samuel 24 v 17) en het latere slot was, dat op de dorsvloer van Ornan enkele decennia later de aardse tempel begon te verrijzen - dat het volk Israel tot berouw kwam, staat er niet duidelijk, maar de separatistische neigingen werden in ieder geval tientallen jaren uitgesteld.
Bally; een moelijke kwestie; maar ik heb mijn best voor je gedaan in biddend opzien tot de Heer.
Het lijkt wel of 'Prediker' niet van vrouwen houdt..
Vraag
Die tekst uit Prediker 7 v 28 vind ik misschien wel de naarste uit de hele bijbel: "Onder duizend heb ik éen mens ontdekt; maar een vróuw heb ik onder deze allen niet ontdekt".
Ger ....zeg híer nu eens iets over !
Antwoord: Je haalde deze tekst uit de NBG. De NBV zegt: "Onder duizend mensen vond ik er maar éen die ook werkelijk een 'mens'was....maar...het was géen vrouw".
Om deze tekst een verklaring te geven, die hem voor de dames onder ons wat minder schrijnend maakt, moeten wij terug naar Genesis 3 v 16: "Tegen de vrouw zei God (als oordeel na de zondenval): ' Je zwangerschap maak ik tot een zware laat, zwóegen zul je als je baart. Je zult je man begeren en hij zal over je heersen' ".
Tegen de man zei God ook heel moeilijke dingen. maar de vrouw werd toch wel heel erg getroffen. Allereerst waren er die zwangerschappen. Elke keer weer die marteling. Ik heb het bij mijn vrouw zeven keer gadegeslagen en het is toch wel een heel zware geschiedenis. De vrouwelijke sekse werd door dat gemeenschappelijk lijden toch wel op achterstand gezet ten opzichte van de mannelijke sekse, die deze persoonlijke kwelling niet kende.
Maar dat tweede !!! Geleidelijk aan ontaardde dit, naarmate de zonde doorwerkte, tot een soort slavernij, waarin vele vrouwen kwamen te verkeren en ten dele nóg verkeren.
Er zijn in de loop van de eeuwen zoveel vrouwen geweest met een veelkleurigheid van rijke mogelijhkheden. Maar altijd weer was er de belemmering, die uitging van de -onterechte- heerserspositie van de man....de man, waarnaar ze telkens toch weer terugging, als door een magneet aangetrokken.
Men spreekt wel van 'de tragiek van een onvervuld vrouwenleven'. Je zult het toch maar moeten meemaken dat je op school heel erg goed was met rekenen, zo goed, dat er een 'profeesor in de wiskunde'-baan in had kunnen zitten. Maar je man zei; "Ik weet maar éen recht voor vrouwen....en dat is het aanrecht".
De man had de mogelijkheid om zich- ook in deze steeds meer zondig wordende wereld- toch nog vooruit te werken. Maar voor de vrouw bestond die mogelijkheid niet of in veel geringere mate.
En jullie kennen allen die wijsheid: "Impressie zonder expressie leidt tot depressie". (Spreuken 13 v 12: "Almaar onvervulde hoop maakt ziek"). En wat heeft generatie na generatie vrouwen onvervuld en onbewust gehoopt, maar wél met gevolg: een collectieve morele achterstandspositie
En dat is nu wat Prediker waarnam, zonder er op dat moment een verklaring voor te hebben. Mannen konden zich ontplooien, gedichten schrijven, ,koning worden, daden doen, zoals David. Voor de vrouwen bestond die mogelijkheid in veel geringere mate. Zeker; er waren vrouwen, die er desondanks veel van wisten te maken; ik noem alleen maar Deborah. Maar er was al die eeuwen door van mannenonderdrukking die extra handicap , die frustratie van 'zich niet kunnen ontplooien, zoals moest'.
Onlangs voerde de koning van Marokko veranderingen door, die de wetgeving moderner maakten. En in het kader daarvan zei hij: "We zijn toch onverstandig om 51 % van de intellectuele kracht, die in ons volk huist, onbenut te laten. Dat hebben wij eeuwen lang gedaan. Maar ik wil,dat het hiermee afgelopen raakt".
Mooi...heel mooi...voor de vrouwen daar wenkt een nieuwe dageraad. maar wat een frustraties zijn er alleen al dáar alle eeuwen sedert Adam, zeg Noach geweest, onder vrouwen.
En lees deze tekst dan ook in Nieuw Testamentisch licht, met als vervolg dit: Maar....waar het koninkrijk van God baanbreekt, wordt de vrouw vrij en begint aan een inhaalslag, die al die frustraties wegneemt en de paradijs toestand begint te herstellen. En wanneer dat proces voltooid is, zullen er onder die duizend mannen honderden zijn, die echt 'mens' zijn. En onder duizenden vrouwen 'evenveel honderden', die echt 'mens' zijn.
Er is al veel gebeurd in vele landen van de wereld. Maar de grote doorbraak komt nog in het duizendjarig rijk.
Je vroeg met vraag 15, wat dat toch voor een wonderlijke geschiedenis was van Juda en Tamar.
Inderdaad is dat verhaal uit Genesis 38 een echt onaangename gebeurtenis. De bijbel is heel eerlijk en open. Als God het nodig oordeelt, dat wij ook dit aspect van het mensengebeuren kennen, dan onthoudt hij ons dat niet. .............. Deze onverkwikkelijk geschiedenis komt in het kort hierop neer: Juda gaat weg bij de clan, die onder leiding staat van zijn vader Jacob. Waarom?.....sommigen hebben geopperd- maar het blijft een veronderstelling- dat het voortdurend gejammer van 'de oude' over zijn verdwenen zoon Jozef een oorzaak kan zijn geweest. Juda, die het vreselijke geheim kende, die er mede voor verantwoordelijk was, kan het op de duur 'op zijn zenuwen gekregen hebben' van het geklaag van zijn vader en steeds meer aan zijn schuld ontdekt zijn. Waarom zijn broeders dan wel bij pa bleven...misschien knaagde de wroeging bij hen minder dan bij Juda. Deze is later - in Genesis 44- degene, die het voortouw neemt om de ellendige zaak uit het verleden op te ruimen. Goed...het blijven veronderstellingen. Juda zet dus zijn eigen 'stamlijn' op, maar het loopt allemaal helemaal niet glorieus.Juda begeeft zich uit de veilige kring rond Jacob, de dienaar van God en trekt de Kanaänietische streken in. Hij trouwt een meisje uit die contreien en ze schenkt hem drie zoons.
Wanneer die éen voor éen huwbaar worden, zoekt hij voor de oudste, Er, een vrouw, Tamar. Maar Er deugt niet en de Heer laat hem sterven. Ingevolge een oeroud, door Israel overgenomen gebruik, zegt Juda tegen zijn tweede zoon, Onan: "Als zwager van Tamar moet jij nu met haar trouwen. Het eerste kind, dat geboren wordt, zal gelden als het kind van wijlen je broer Er".
Maar Onan heeft er geen zin in om een kind te verwekken, dat niet als zijn eigen kind gaat gelden. En daarom 'gaat hij bij het vrijen telkens 'voor het zingen de kerk uit', zoals dat tegenwoordig zo plastisch heet. De Heer toornt hierover en ook Onan sterft en Tamar blijft dus maar steeds kinderloos en heeft als 'weduwe' een uitzichtloos bestaan.
Sela is nog jong. Maar wanneer ook híj huwbaar wordt, denkt Juda: "'k zal je lekker danken. Hij zeker óok dood" Want van de achtergronden in de onzienlijke wereld weet hij niets. Hij denkt, dat Tamar op de een of andere wijze de oorzaak is van al deze sterfgevallen.
Tamar blijft maar steeds in haar staat van weduwe en krijgt in de gaten, dat zij bedrogen is. En ze grijpt naar een ander oud-Oosters gebruik. Als de zwager niet beschikbaar is, dan moet de vader van de overledene voor het verwekken van een kind opdraaien. En- volkomen in haar recht zijnde- krijgt zij dan dit kind van Juda, die zij tot deze daad brengt , door zich als prostituée voor te doen. Van Juda's kant bezien, is dit niet meer dan 'vuige zinnelijke lust'. Zo ver is hij al moreel achteruitgetuind, door zich uit de 'vertrouwde kring rond Jacob' terug te trekken.
Wanneer alles uitkomt, en Juda zijn schoondochter- ook volgens oud-Oosters traditioneel recht- wil verbranden, toont zij hem zijn staf en zijn zegelring, die zij als voorschot op haar- nooit uitgekeerd- 'hoerenloon' van hem heeft ontvangen.
En dan laat Juda haar in leven. Zij krijgt een tweeling. Een van die kinderen wordt een voorvader van onze Heer Jezus Christus.
Twee lijnen in dit verhaal: - allerereerst: wat was de afstamming van onze Heer divers: allerlei volken werkten er aan mee; later Ruth, de Moabietische, een nazaat van Moab, (Moab was in incest verwekt) en daaraan voorafgaande deze Kanaänietische. Jezus had een stamboom, die helemaal zó was als allerlei aardse stambomen kunnen zijn.
- en dan die tweede: wat leidt de ene zonde tot de andere. Juda trok weg van pa, de veilige schutse van God verlatende. En wat loopt het daarna allemaal ordinair! Een goede leer voor ons. Loop niet weg bij de Heer...en als het toch gebeurd is, ga dan weer gauw naar hem terug, gelijk ook Juda later heeft gedaan.
Ik lees in 2 Samuel 23 over de dertig helden van David. Het gaat maar voortdurend over allerlei heldendaden. Maar wat hebben we daar nú aan.
Mijn antwoord: Er is sprake van: - grote bekwaamheid om te strijden,v8 - stand houden, terwijl anderen zich terugtrekken, 10 en 12 - alles aandurven, 13-17 - niet bang zijn voor reuzen en leeuwen, 20-21 - ...en ga zo nog maar even door.
Wíe had nu die uitbarsting van krijgshaftigheid en vaderlandsliefde en 'trouw aan de leider' veroorzaakt. David, met zijn overwinning op Goliat en nog zoveel overwinningen meer. Hij had ook na de warrige 'Rechtertijd' en na het ongelukkige 'Saul-experiment' ervoor gezorgd, dat er nu eindelijk perpectief was op een rustig, succesvol volksbestaan onder krachtige leiding. En de gevolgen bleven niet uit: zo leider, zo volk. De heldenmoed van David werd 37-voudig vermenigvuldigd.( v 3.
Het is zo goed om de bijbel eens van achter naar voren te lezen. Dan doe je namelijk een grote ontdekking. Het hele Oude testament is namelijk éen grote heenwijzing naar Onze Heer Jezus Christus.
Ga maar na: híj is onze redder, verlosser, genezer en doper met de Heilige Geest. En ik zie het vaak: een heerlijke opeenvolging van bekering, wedergeboorte, doop in de Heilige Geest leidt tot helden.
Evenals David, maar dan op oneindig veel hoger vlak, heeft Onze Heer Jezus Christus perpectieven geopend. Wat was het vóor David eigenlijk allemaal 'geklungel' geweest. Maar toen ontstond een veilig, overwinnend, hecht gefundeerd rijk.
En hoe werkt het voortdurend verder ontdekken van de rijkdommen door Jezus geschonken, zo je wilt, nagelaten, niet positiverend op mensen in.
- Zeker Isboset,( wist om te gaan met zijn speer. Maar er zijn steeds meer voorbeelden van diep-ingeleide Christenen, die met de nieuwe wapenrusting uit Efeze 6 weten om te gaan. Zij hebben de ware vijand ontdekt , de duivel en voeren een gerichte strijd tegen hem. - 2: ...en Elazar was ook een man 'met merg in de knokken'. Je moet pit hebben om stand te houden, terwijl anderen zich terugtrekken. In de tegenwoordige tijd maken we het mee, dat veel Christenen zich uit de frontlinie terugtrekken. Maar er zijn er anderen, die , terwijl zij, om zich heenkijkende, niemand van de medestrijders meer bespeuren, toch maar dapper doorgaan en verlies ombuigen in overwinning. Het is God de heilige Geest, die hun kracht geeft, die Geest, heerlijkste laatste, naar Jezus terugwijzende geschenk van onze Heiland. - En dan dat roekeloze avontuur van de mensen, die water haalden uit de put bij Betlehem. Alles hadden zij voor David over. En toen zij hem een wens hoorden uiten, die hij misschien helemaal niet zo letterl;ijk bedoeld had, wilden zij niets liever dan hun aanhankelijkheid betonen. Zo'n hachelijk avontuur, zo'n afstand om af te leggen. Maar ze déden het dan toch maar
In deze tijd zijn er ook getrouwen, die onze lieve, dappere Meester als het ware naar de ogen zien om de geringste wens daaruit af te lezen. Wanneer hij in hun hart spreekt: "Ga naar China", dan gaan ze, zoals in de 19 de eeuw velen gingen. En ze bouwden daar aan een eerste generatie van Christenen, die later gestaald werd in het vuur van een vreselijke vervolging. Ze brachten onze Heer 'water voor zijn heilige dorst naar zielen' en ze behoeven niet bevreesd te zijn, dat het 'een tikje sneu' wordt ontvangen, zoals deze helden vanwege David overkwam.(16)
- en als dan al door Benaja reuzen werden verslagen en leeuwen gedood, (20-22), zo mogen wij ook blij zijn met de voortrekkers onder de Christenen.
Geestelijke reuzen zijn er gedood. In de Himalaya-landen, sterke, onneembare burchten van satan, zijn gemeenten gesticht. De inwoners ontvingen de eerste verkenningstroepen van koning Jezus uitermate onvriendelijk. Zij bonden hen vast in yakhuiden, die vervolgens werden natgegoten en inkrompen. Maar ondanks de pijnlijke dood van deze commando's gingen de volgelingen van Jezus door en nu zijn overal gemeenten van Onze Heer Jezus Christus. Er zijn leeuwen gedood, brullende leeuwen, onder welke gedaante satan zélf wordt getekend, ( 1 Petrus 5 v .
Overal in het Oude Testament vinden wij pericopen zoals deze, die profetisch- soortgelijke dingen zoals hier getekend- tegen ons zeggen: "Zulk een motivatie als deze helden aan David ontleenden, hebben jullie oneindig veel heerlijker ontvangen uit Jezus. Dóe er wat mee.
En zo zou je dit gedeelte uit 2 Samuel als een uiterst stimulerend gegeven kunnen ervaren.
Je eerste vraag: "Als ik kijk naar het lijden van de apostelen, zoals geschetst onder andere in 1 Corinthe 4 v 11-13, voel ik mij zo klein. Ik heb geen enkele verdrukking en ik heb alles, wat mijn hartje begeert. Ben ik nu wel een discipel, terwijl ik dat toch zo graag wil zijn!".
Martijn....: Laten wij eerst samen nog eens lezen, wat er dan eigenlijk staat in 1 Corinthe 4 v 11-13: "Tot op de dag van vandaag lijden we honger en dorst, hebben we nauwelijks kleren, worden we mishandeld, zijn we dakloos, zwoegen we voor ons eigen brood. Worden we bespot, dan zegenen we; worden we vervolgd, dan verdragen we het; worden we beledigd, dan antwoorden we vriendelijk. Tot op dit ogenblik zijn wij het uitschot van de wereld, het uitvaagsel van de mensheid".
Nou zeg....dat is me wat. Iedere Christen van deze tijd in onze Westelijke wereld zal bij zichzelf zeggen: "Deze omstandigheden doen zich voor in landen,waar de Christenen op het ogenblik vdervolgd worden, met Noord-Korea op de eerste plaats en met Saoedie-Arabië op de tweede. Maar bij ons?! ....ergens zit er iets niet pluis".
Inderdaad zit het niet pluis, is er een bedreiging,maar met toch een iets ander accent dan wij denken.
Laten wij eens letten op Jacobus 1 v 2 en 3. Daar staat: "Het moet u tot grote blijdschap stemmen, broeders en zusters, als u allerlei (velerlei) beproevingen ondergaat. Want u weet......: wanneer uw geloof op de proef wordt gesteld, leidt dat tot standvastigheid".
Verzoeking door satan heeft altijd een 'tegenbeeld'. Elke verzoeking door de duisternis is tevens een 'beproeving' vanwege de 'Vader der lichten', om te zien, wat ons gehalte is. En let nu eens voor dit keer in het bijzonder op dat woord "VELERLEI".
Wanneer de demonen die 'ongelukkigen' in Noord-Korea toegillen: - "Ha....jullie mogen niet naar de hemel kijken...naar de god, die jullie vereren. Jullie moeten naar de aarde kijken, waarin je dadelijk voor goed opgeborgen wordt", dan weten die demonen al, dat de vuile grond onder de voeten voor deze 'gelukkigen' de hemel wordt, omdat ze onverslaanbaar zijn. - wanneer de bewakers smalen: "Kijk nu eens goed naar jezelf, waartoe die god van jullie je heeft laten verstakkeren: - hongerigen en dorstigen - met alleen een doorzweet onderbroekje - je barakbrits is je huis - die zweepslag over je rug begint al te etteren - we lachen om jullie, uitvaagsel; we wijzen vol spot op jullie vermagerde lijven, die voor 'de grote leider' zwoegen", dan voelen die bewakers al: - die mensen in deze grauwe stoet hebben meer en beter te 'eten en te drinken' dan wij - die bijna naakten zijn beter gekleed an wij - laatst hoorden wij ze zingen: "Wij zijn op reis naar huis". Vreselijk om te horen. - die striemen glanzen als eretekens, als ridderordes - o....dat zwijgend, maar o zo merkbaar zegenen, dat die ellendelingen doen; die onuitroeibare vriendelijkheid, dat 'alles kunnen verdragen' van deze ongelooflijk gevaarlijken..."
En nu komt het woord 'Velerlei' in beeld.
Voor jou en al die weeldechristenen heeft de duivel; een ander programma: - zoveel eten en zoveel drinken, dat ze alle gevaren hebben van 'te dik worden' en te slaperig en te log....zo maar eens proberen, nu de - ook al niet helpende- NoordKoreaanse aanpak niet realiseerbaar is. - en zulke warme kleren, dat ze uit behaaglijkheid vergeten om aan hun 'kleed van gerechtigheid' te weven - en zo'n kring van welwillende opvoeders en vrienden om hen heen, dat ze verstikt worden en geen hemelse hulp meer nodig hebben - en zulke mooie huizen, dat ze beginnen te denken: "Gods eeuwig huis kan toch amper meer gerieflijk zijn - en 'zwoegen voor hun brood'. Dure universitaire opleiding en daarna op een ministerie snel opklimmen. O, wat zal ze dat uit training brengen! - en zo'n alertheid, dat de mensen zich wel tienmaal bedenken, voor ze aan het spotten slaan - enz enz.
Als dat niet helpt, dan helpt onderhand niets meer".
Kijk Martijn...zo tracht de satan jou en vele anderen te verzoeken. Maar wat denk je: zal het helpen. Blijf de hand van de Heer Jezus vasthouden in jouw 'weeldeverzoekingen'. Dan blijf je een discipel. Verblijd je maar in jouw 'beproevingen'. Wees standvastig. Bid voor hen in Noord-Korea en Saoedie -Arabië enz enz
Dan blijf je in training. Want....wellicht komt ooit de dag, dat jij onder de brandende zon voortschuifelt met je voeten gekluisterd aan een ketting en aan mede-ongelukkigen, meegesleept, wanneer zíj struikelen. En ook dan ben je een discipel.
"Kun je een uitleg geven van dat wonderlijke stuk in Daniël 7 ?"
Dat is nu eens een heel oprmerkelijke vraag.
Ik ga nu niet dit hele bijbelgedeelte overschrijven, geef er alleen een korte samenvatting van: ............... 1 Daniël ziet hoe de zee van meningen van de wereldbevolking in grote beroering wordt gebracht en hoe er vier dieren uit te voorschijn komen. 4 Het eerste dier lijkt op een leeuw, maar wel met adelaarsvleugels 5 Het tweede dier lijkt op een beer, met drie ribben in zijn muil 6 Daarna is er een dier, dat lijkt op een panter, maar dan met vleugels. 7 Maar kennelijk gaat het om het vierde dier; niet te vergelijken met enig dier, volkomen vreselijk en schrikwekkend. Het heeft tien horens, waartussen een kleine horen opgroeit , die andere horens verdringt. En dan blijkt het in wezen te gaan om die kleine horen, die vreselijke dingen roept.
Dan volgt er een adembenemend indrukwekkende beschrijving van de hemel, met daarin als centraal punt : God. 13 En dan gebeurt er iets heel ontroerends: er wordt iemand voor God geleid, die met de wolken van de hemel komt: een 'mensenzoon'. Een tegenbeeld van wat de discipelen zagen bij 'de hemelvaart'. Zij zagen Jezus' vertrek. Daniël zag in het visioen: de aankomst. Geen twijfel aan: die iemand is Onze heer Jezus Christus; Hij vergelijkt zich altijd met deze figuur, noemt zich graag: de 'mensenzoon'. Hij kan dat veilig doen, want in de tijd, dat Jezus die benaming voor zichzelf gebruikt, is het boek Daniël in wezen net zo onbekend als nú en niemand heeft in de gaten, welke aspiraties Jezus heeft, tot de tijd dat hij die zelf gaandeweg onthult. 14 Aan Jezus wordt eeuwigdurende macht toebedeeld.
11 en 12: En wanneer Jezus' macht defintief wordt, wordt het vierde , vreselijke beest vernietigd en....de andere drie dieren krijgen respijt van leven, hoewel ontdaan van élke macht.
15 -28: een engel verklaart het visioen aan Daniël.
In de loop van alle eeuwen, nadat Daniël dit visioen had, nu ongeveer 2600 jaae geleden, zijn steeds weer veronderstellingen gemaakt en is getracht, die drie eerste dieren te localiseren. Maar in 26 eeuwen kan er veel gebeuren. Wereldmachten kwamen op en gingen onder. Aanvankelijk sprak men van het rijk van Alexander de Grote, van het Romeinse rijk enz. In mijn jonge jaren sprak men van Nazi-Duitsland, van de Sovjet-unie, van 'Amerika plus Engeland'. Nu is er geen interesse meer in deze verklaringen. maar zou die er zijn, dan zou men China en India kunnen noemen, geweldige opkomende machten met beide veel meer dan éen miljard inwoners.
Maar met profetieën in het Oude Verbond is het zo : zij tekenen in éen perspectief geweldige gebeurtenissen uit de toekomet, waartussen even grote dalen van tussenliggende tijden liggen. .............. Om een voorbeeld te noemen: Ooit was ik aan het meer van Genève en zag in de verte een geweldig bergmassief achter kleinere bergen. Ik wilde wel gelijk naar dat enorme gevaarte toegaan. Maar later overlegde ik, dat het 80 kilometer ver stond, (het was de Mont Blanc) en dat bergketens en dalen mij ervan scheidden. ................. De korte boodschap van dit fascinerende bijbelgedeelte is:
Heel de geschiedenis door zullen er wereldrijken opstaan en verdwijnen, maar vaak tekenen van grimmigheid en geweld en aardse macht en snelle opkomst vetonen.
Maar er komt een tijd , zegt Daniël, dat er een rijk zal opstaan, dat verschillend is van alle gewone machten. En de terminologie, die Daniël gebruikt, wijst zonder meer op het rijk van de antichrist, zoal het elders in de bijbel wordt getekend, met een zekere nadruk op Openbaring.
En dat rijk zal tenietgedaan worden door Jezus Christus.
In het duizendjarig rijk, dat volgt op Jezus' overwinning , zullen aanvankelijk allerlei voormalige wereldmachten nog kenbaar zijn, alhoewel ontdaan van welke macht dan ook. Maar bij de geleidelijke renovatie van de wereld zullen ze op de duur vervagen.
Dit is een superkorte verklaring van dit belangrijke bijbelgedeelte. Ik houd mij gereed voor vragen, die wellicht in enige aantallen zouden kunnen komen, wanneer jullie Daniël eens nauwkeurig zouden gaan doorlezen.
"Zeg Ger....vind jij het eigenlijk ook niet ráar, dat Jozef nooit eens aan zijn vader heeft laten weten, dat hij het zo prima maakte als onderkoning.
Hij was toch al negen jaar onderkoning, toen zijn broers naar Egypte kwamen. (Genesis 45 v 6).
En al die tijd zat zijn vader nog steeds in diepe smart over zijn dood, terwijl het niet nodig was".
Mijn antwoord:
Wanneer Jozef menselijke gedachtegangen had gevolgd, dan had hij zeker zijn oude vader gerustgesteld, zodra hij onderkoning van Egypte was geworden. Maar Jozef had een invulling gekregen van de Heilige geest. Dat is duidelijk te merken aan de zegen, die zijn vader Jacob hem meegaf bij diens overlijdens- slotzegens, 49 v 22-27.
En door de bijstand van de Heilige Geest, door die Geest onderricht, wist hij de hogere waarheid:
"Wanneer ik mijn vader bericht, moet ik gelijk vertellen, hoe mijn broers ervoor zorgden, dat ik in Egypte kwám. En dat geeft thuis tot vreselijke taferelen aanleiding".
Nee....ik kan beter wachten, tot mijn broers door de een of andere oorzaak zo ver zijn, dat zij hun fout van destijds inzien. En dan....in de tijd van hun berouw ....dan is de tijd van bekendmaking rijp. Afwachten...gewoon afwachten op de tijd van de Heer".
En de Heer werkte wél aan de harten van de broers. Een eerste aanwijzing zie ik al in de omstandigheid dat Juda wegtrok bij de clan en een eigen lijn leek te gaan stichten. (Genesis 3. De gedachte is zeker niet ondenkbaar dat Juda in zijn consciëntie zozeer door de maar steeds voortdurende rouw van zijn vader, 37 v 35, werd aangesproken, dat hij het een tijdlang in diens aanwezigheid niet harden kon. En dat er een algemeen gevoel van bezwaarheid bij de broers was, blijkt heel duidelijk uit 42 v 21-22, waar de broers zichzelf in wroeging verwijten maken over 'destijds'. nu het in Egypte allemaal zo moeilijk loopt. En tenslotte is er dat aanbod van Juda, Genesis 44, waaruit, mede namens de broers, zeker een berouw en een boete willen doen, schuil gaat. En dan weet Jozef: "Nu zijn mijn bróers óok zover. Als zij zelf nu aan pa opening van zaken geven en zij kunnen er gelijk bij vertellen dat ik niet boos ben en dat dit Gods weg met onze clan is, dan komt er een harmonieuse oplossing".
En zo koos Jozef de langere, maar uiteindelijk veel heerlijker weg.
Een welke lering zit daar nu voor óns in. Laten wij, Christenen, bekeerd, wellicht wedergeboren, mogelijk ook vervuld met Gods Geest, altijd de Geest van God raadplegen, wanneer wij voor een cruciale beslissing staan. En als die Geest zegt: "Even wachten....ik ga je nadere instructies geven", dan is het goed om niet ongeduldig te worden, maar op Gods tijd te wachten. Wat zal Jozef innerlijk gelukkig zijn geweest, terwijl hij uiterlijk zo hevig huilde, toen hij die woorden kon zeggen uit Genesis 45 v 3: "IK BEN J O Z E F !!!!!