We proberen de bronnen welke we gebruiken terug te geven bij elk onderwerp, mochten er opmerkingen zijn worden deze aangevuld op aanvraag of worden de publicaties verwijderd.
BURGEMEESTER PYCKESTRAAT - KERK DE VERRIJZENIS Deel 1/2)
Burgemeester Pyckestraat – Kerk De Verrijzenis.
In 1963 werd aan het Lyceum Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen (Beverlaai) een nieuwe Verrijzeniskapel gebouwd, gelegen aan de Burgemeester Pyckestraat. De kapel, ontworpen door kunstenaar en tekenleraar André De Smedt, heeft de vorm van een dubbele kroon met zestien steunpunten, waarop een toren in kroonvorm staat. Toen in 2020 zowel de Damiaankerk als de Sint-Rochuskerk aan de eredienst werden onttrokken, werd de Verrijzeniskapel uitgeroepen tot de nieuwe parochiekerk.
André De Smedt :
Het is vrij uitzonderlijk dat een architect zijn loopbaan aanvat als autodidact, gedreven door een uitgesproken interesse voor kerkelijke kunst. André De Smedt ontwierp verschillende kapellen, waaronder die aan de Beverlaai in Kortrijk. Deze kapel, verbonden aan het Lyceum Onze-Lieve-Vrouw van Vlaanderen, heeft een meer hoekige vormentaal. Ze werd vrijwel gelijktijdig gebouwd met de gelijkaardige kerk in Sleihage. Voor beide ontwerpen liet De Smedt zich inspireren door de Saint Louis Abbey, een kapel die in 1962 werd opgetrokken in Saint Louis, in de Amerikaanse staat Missouri. De broeders daar wensten een ronde kerk te creëren om een gevoel van open gemeenschap te bevorderen, zonder pijlers, waardoor de priester centraal in de ruimte kwam te staan.
Het Vanapaleis aan de Overleiestraat 17 beschikte achteraan over een ruim atelier dat uitgaf op de Rekolettenstraat. De site stond jarenlang bekend om de productie van kledij, lakens, handdoeken en andere textielwaren. De textielhandel van Philippe Vanneste was decennialang een begrip in de wijk Overleie.
Vandaag wordt de zaak, onder de naam Starco, nog steeds omschreven als een groothandel in huishoudtextiel en beddengoed.
Destijds werkten er een vijftigtal mensen. Het personeel betrad het gebouw via een poort aan de Rekolettenstraat. De leiding was in handen van Fernand en Marie-Jeanne. Enkele keren per jaar organiseerde men een verkoopmoment, waarvoor de snijzaal aan de kant van de Overleiestraat werd gebruikt. Uiteindelijk ging de zaak failliet.
Het was voor ons kinderen een ware ramp toen een deel van ons speelpark, het Astridpark, werd ingenomen voor de verbreding van de straat. Door de toenemende verkeersdrukte in de jaren 1950 en 1960 – vooral in de richting van Brugge en Bissegem – werd die verbreding onvermijdelijk. Een gedeelte van het Astridpark, dat toen ook nog bekendstond als het Volkspark of “Den Boulevard”, moest worden opgeofferd om plaats te maken voor een bredere rijbaan en nieuwe trottoirs.
In het begin van de jaren 1930 startte men in Kortrijk met de aanleg van een sociale woonwijk die later bekend werd als de Goedendagbuurt het was de eerste interbellumwijk. Was ook bekend als “Nieuw Kwartier”.
In Kortrijk werden de Duitsers midden oktober 1918 door de Britten verdreven. De stad had er vier volle jaren Duitse bezetting op zitten. De bevolking was uitgehongerd, maar de schade aan gebouwen viel nog mee. De geallieerden hadden wel bombardementen uitgevoerd, maar vergeleken met Ieper mochten de Kortrijkzanen niet klagen. De fel verzwakte Duitsers wilde de opmars van de geallieerden zo veel mogelijk vertragen. Daarom vernielden ze alle strategisch belangrijke bruggen over de Leie. Omdat de Broelbrug het niet meteen begaf, brachten de bezetter 750 kg springstof tot ontploffing.
Schouwburgplein - Grote Hallen als lazaret – 1e WO
Schouwburgplein - Grote Hallen als lazaret – 1e WO
Het Lazaret was gevestigd in de inmiddels verdwenen Grote Hallen. Het fungeerde als een belangrijk doorgangscentrum voor gewonden die van het front kwamen en verder werden overgebracht naar Deinze of Gent. Vanaf 1915 stond het bekend als het “Kriegslazarett des Gardekorps”, eerst onder leiding van Dr. Fuchs en later van Dr. Knoch. De toestroom van gewonden verliep onregelmatig. Tijdens de Derde Slag om Ieper, in de zomer van 1917, arriveerden er in slechts vijf dagen tijd meer dan 5.000 gekwetsten.
De Grote Hallen, ook wel Nieuwe Hallen genoemd, werden waarschijnlijk gebouwd in de jaren 1530 en in gebruik genomen in 1540. Het gebouw deed lange tijd dienst als textielmarkt. In de 19de eeuw was het de kazerne van het tweede linieregiment. In het begin van de 20e eeuw, na een grondige restauratie, nam het museum voor oudheidkunde en sierkunst van Kortrijk zijn intrek op de eerste verdieping van de Grote Hallen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, in de zomer van 1944, werden de Grote Hallen gebombardeerd. De restanten van de Grote Hallen bleven nog staan tot in 1951, waarna ze werden gesloopt en een nieuw plein werd aangelegd. Pas in 1981 kreeg dit plein de naam Schouwburgplein.
Volkspark - Astridpark - Champetters Krulle en Verhulst.
Champetters Krulle en Verhulst.
Op 16 juni 1907 werd het Volkspark (Den Boulevard du Nord) aangelegd. De orde in het park werd bewaard door de "boulevardchampetters" Krulle en Verhulst. Die hielden fietsers uit het park en kinderen weg van de verzorgde bloemen en grasperken.
De benaming “boulevard” komt van het Nederlandse/Middelnederlandse “bolwerk”, dat een verdedigingswerk of bastion betekende. Via het Duits (“Bollwerk”) en later het Frans (“boulevard”) kreeg het de huidige vorm.
Centraal op de achtergrond de “Laiterie de peuple” later het Waaihof.
Kortrijksestraat – Cavalcadegroep De Morgenstond – 1955.
Kortrijksestraat – Cavalcadegroep De Morgenstond – 1955.
De Kortijksestraat was toen nog de Heulsesteenweg (dicht tegen de Menenpoort). De Cavalcadegroep De Morgenstond poseert rechtover de ingang van het Astridpark. Op de achtergrond de herbergen “In De Wandeling” (later De Supporter) huisnummer 441 en “In Moorsele”.
Rond 1906 – Het gebouw rechts was de school van de zusters van St Niklaas voor lager en beroepsonderwijs, gebouwd in 1836 en die in 1871 werd overgenomen door de zusters van Heule. Links achter de bomen de sigarenfabriek van Pannecoucke.
Karl Allmenröder, een befaamde Duitse vlieger met 30 overwinningen bij de Jagdstaffel 11, werd op 27 juni 1917 neergeschoten nabij Zillebeke door een Britse piloot en overleed kort daarop.
Op 1 juli 1917 vond er in Kortrijk een protestantse begrafenis plaats in de St Jozefkerk aan de Aalbeeksesteenweg. Onder grote militaire eer werd zijn lijk naar het station van Kortrijk overgebracht voor repatriëring naar zijn geboortestad Solingen‑Wald in Duitsland
Bij de afscheidsplechtigheid sprak Generaal Sixt von Arnim, commandant van het IVe Duitse Leger, enkele afscheidswoorden .
Het begijnhof, jaartal onbekend. Een vrouw kijkt sceptisch en bedachtzaam naar de fotograaf, terwijl op de achtergrond een meisje tegen de muur leunt en een boek leest. Op de tweede foto verschijnen dezelfde twee figuren, maar nu in een hedendaagse omgeving.
Oorsprong van de naam : Volgens een middeleeuwse legende zou er in het jaar 352 na Christus een Romeins echtpaar geweest zijn dat geen kinderen had en hun erfenis wilde schenken aan de Maagd Maria. In gebed vroegen ze haar om een teken waar ze een kerk voor haar moesten bouwen. In de nacht van 4 op 5 augustus zou Maria hen in een droom verschenen zijn, en hen gezegd hebben dat er op de plaats waar ze sneeuw zouden vinden, een kerk voor haar moest worden gebouwd. Deze titel is verbonden met een legendarisch mirakel en met een specifieke kerk: de Basiliek van Santa Maria Maggiore in Rome. Er bestaan meerdere legendes over. De feestdag van Onze-Lieve-Vrouw ter Sneeuw valt op 5 augustus.
Kapel Onze-Lieve-Vrouw ter sneeuw, volgens het opschrift hersteld in 1849; gerestaureerd in 2001.
Op de hoek van de Gentsesteenweg en de Veldstraat kocht apotheker Amand Dobbelaere in 1843 de herberg Het Wit Kruis (Cabaret Croix Blanche). Op deze locatie richtte hij een loodwitfabriek op, uitgerust met een stoommachine. Later werd het pand ook gebruikt als schildermagazijn en als depot voor Franse en Engelse molenstenen.
Reeds in 1847 werd het bedrijf te koop aangeboden. In 1848 volgde de ontbinding, waarna de fabriek, samen met de grond en de inboedel, openbaar werd verkocht.
Loodwit :
Loodwit, ook bekend als witlead, ceruse werd historisch gebruikt voor verschillende doeleinden in de schilderskunst, voor cosmetica, en in de architectuur. De belangrijkste reden voor het verdwijnen van loodwit is de giftigheid van lood. Loodwit is vandaag grotendeels verboden in commerciële toepassingen, maar het mag in sommige landen nog beperkt gebruikt worden door restauratoren en kunstschilders.
Mathilde (°1856 - †1943) was dienstbode bij Guido Gezelle in Kortrijk vanaf 1877 tot aan zijn dood. Na de dood van Gezelle werd ze in 1901 begijn in het begijnhof van Kortrijk. Stijn Streuvels omschreef ze als een “Dibbe” en een onbeduidend schepsel, onhandig en pernekelachtig, hebbelijkheid aan pastoorsmeiden.
Omstreeks de jaren 1960 bevond zich hier een grote fietsenwinkel, die later plaatsmaakte voor het restaurant “Club” en het cabaret ‘Maxim”. Blijkbaar was er rond 1930 op deze locatie ook al een fietsenzaak, toen van het merk Raleigh.
KORTRIJKSE YACHT EN KANOCLUB - OLYMPISCHE SPELEN 1948
KYKC - RUITERSWEG 10 KORTRIJK
Maar liefst vier Belgische atleten werden geselecteerd voor deelname aan de Olympische Spelen in Londen. De verwachtingen waren hooggespannen, want tijdens een voorbereidende bijeenkomst in Frankrijk staken de Belgen er met kop en schouders bovenuit.
Bij de vrouwen viel Anna Vanmarcke (Kortrijk, 1924) op in de combinatieklasse. Ze wist door te dringen tot de finale, waar ze uiteindelijk zevende werd.
Bij de mannen nam Julien Bogaert (Kortrijk, 1924) deel aan de 1.000 meter, maar hij slaagde er niet in zich te plaatsen voor de finale. Jozef Massy (Sint-Niklaas, 1914) en Hilaire Deprez (Kortrijk, 1922) traden samen aan in de K2-klasse op de 10.000 meter en behaalden een achtste plaats.
Hilaire Deprez probeerde het vier jaar later opnieuw, ditmaal solo, tijdens de Spelen in Helsinki. Hij eindigde daar op een elfde plaats. Helaas kwam hij in 1957 om het leven tijdens een afdaling van de Ourthe.
Een mooie afsluiter van dit verhaal: Anna Vanmarcke en Jozef Massy leerden elkaar kennen via de sport en stapten later samen in het huwelijksbootje.
In de tuin van het herenhuis Messeyne (Groeningelaan 17), tegenwoordig een hotel, bevindt zich een prachtige zeszijdige neogotische gloriette, die tot voor kort in erbarmelijke staat verkeerde. Te midden van kronkelende paden, glooiende gazons en een kleine vijver met een sierlijk smeedijzeren brugje biedt deze charmante tuinstructuur een idyllische plek om te vertoeven. Onder de gloriette ligt een mysterieuze krocht, wat bijdraagt aan de historische en romantische sfeer van de tuin.
Deze tuin werd oorspronkelijk aangelegd in de tweede helft van de 19de eeuw als privétuin. Het prieeltje, daterend uit 1882, maakte deel uit van het neoclassicistische herenhuis, dat in de 19de eeuw werd uitgebouwd door koopman en linnenfabrikant August Benoit en later bewoond werd door de Kortrijkse burgemeester Henri Nolf. De gloriette is een typisch voorbeeld van de Engelse landschapstuinstijl en staat op het hoogste punt van de tuin, waar ze een serene rustplaats biedt met een prachtig uitzicht over het groen.
In 1999 werden Hotel Messeyne, samen met de stadstuin en het prieeltje, beschermd als monument. De tuin is een zeldzaam en goed bewaard voorbeeld van een landschapstuinstijl in een stedelijke context en weerspiegelt de verfijnde levensstijl van de Kortrijkse burgerij in de 19de eeuw. De recent gerestaureerde ruimte is bedoeld om zowel de lokale gemeenschap als bezoekers uit te nodigen om deze historische tuin opnieuw te ontdekken en te waarderen.