De ekster broedt algemeen in open landschap met boomgroepen en hagen;talrijk in stedelijke gebieden wanneer enkele bomen en stukken open grond of grasvelden aanwezig zijn. Profiteert van nabijheid van mensen door voedselaanbod en bescherming tegen indringers. Zijn soms luidruchtige groepen van 5-25 vogels en roest in winter in nog grotere groepen. Alarmeert voor katten;laat zich soms ook 's nachts horen. Waakzaam maar erg schuw. Zoekt op gazons naar wormen,insecten en etensresten. Bouwt overdekt nest van takken en twijgen in boomkruimen(lijkt op grote heksenbezem). Vlucht fladderend in rechte lijn,af en toe met sierlijke glijvlucht,soms direct van hoog dak naar de grond. Loopt zelfverzekerd en iets waggelend met vaak omhooggehouden staart;hipt op twee poten en maakt daarbij grote sprongen.