Nog staat de zomerzaal in top getooid, en reeds heeft met de praal van trossen bloedkoraal mijn kleine lijsterbes haar kleed vermooid. Zij draagt tenzij van 't pad zo slank en fijn haar vruchten, als een schat van rood in groen gevat dat men soms twijfelt, of 't geen bloemen zijn.
Wij zagen augustusnacht met sterren jongleren ze rezen vielen en schreven lichtende bogen over zijn ernstig gelaat soms stokte de adem ons in de keel bij dit ontzettend spel ons die dwaas met harten speelden en niet rilden.
Nu bloeien weer de flox, de dahlia, de tere nachtschoneen het pampagras, de zonnebloem, de winde en de begonia: dit is de maand dat ik gelukkig was. Een diepre vrede dan de rijpe jaren? Zo lijkt het wel, al is't misschien een schijn. Maar zelfs die schone schijn kan niet verklaren waarom ik niet meer als ik was kan zijn.
Het was allemaal maar om te lachen zullen we zeggen wanneer we zijn uitgehuild. Drie veren draagt de wereld een gele van hoop een rooie van liefde en een zwarte van de dood.