Ach, eens nog wil ik in die honiggeur slapen, in die rooswitte schaduw op de welige wei, zo tussen blanke lammeren en zoete schapen: mijn liefste en ik, warm en vroom zij aan zij.
Zomernacht aan zee, oeroude zee, niets dan blauwe wind, eenzaam zijn ver van de huizen der aarde, voorbij de de heuvelen van angst en pijn. Zomernacht aan zee zuiver geruis stijg in mij.
5uur in de morgen van augustus zal ik nooit vergeten hoe gelukkig ik was u te ontmoeten die mij incognito opzocht in mijn droom. (bloemen voor een nachttrein)
De koele wind en het zachte spreken der bomen en de losgebroken augustusmuziek der vogels en de rivier die blikkert een magnifiek magnesiumlicht en de zon die beurtelings charlie parker en bach heet. (Hans Andreus)
Raak me niet. Met geen woord want ik wil blijven bestaan en bevend verder leven. Zelfs de avond is haast rot; zo rood als mogelijk is vergaat de dag tot duisternis. De akkers zwellen op, de vrouwen dragen vrucht, de lucht is wat men noemen zou vervuld van verzadiging, als dat tenminste niet zo stom klonk. Over de velden valt de weemoed al en scheert langs de stoppels als een huiverige vleermuis.
En zo wordt het weer augustus. De maanden gaan en komen nooit meer weer dat is bekend, maar wat gebeurt er met al de tijd die wordt weggemaaid en opgestapeld waar? Niettegenstaande de bevrijding aan het groeien gaat schrei ik meer naarmate de dagen gaan en niet meer keren; zo is het, dat het weer augustus wordt voor mij.
De bomen buigen onder rijp verdriet, de vogels willen weg, het is niet augustus maar bijna herfst. En dan de winter. Verder denken durf ik niet. (Eén onzer beste dichters: Jotie T' Hooft)
Het was allemaal maar om te lachen zullen we zeggen wanneer we zijn uitgehuild. Drie veren draagt de wereld een gele van hoop een rooie van liefde en een zwarte van de dood.