4. Transcriptie
Het Geslacht Idink. Groot Boesveld 77
in het licht van onze opvatting, niet te verwonderen, dat in de oorkonde van Herman van Lohn van 1245 alleen van Busvelde ,en dat in die van Konrad van Velen van hetzelfde jaar van Idinc, Busvelde en Honlo wordt gesproken, daar een dergelijke uitgang aan de kerk van Varsseveld blijkbaar alleen op Busvelde, en niet op Idinc en Honlo rustte. We merken hier nog op, dat het goed Idinc (de naam is weer een compositum van een persoonsnaam, met element Id 1), en het suffix -inc) nog bestaat; het tegenwoordig adres is: Idinkweg 5, Varsseveld. Wat het riddermatig geslacht Idink betreft waar de genoemde Bernard Idink in de oorkonde van 1245 toe behoorde: we troffen in een oorkonde van ruim een halve eeuw later, nl. van 25 Januari 1296, uitgevaardigd door Willem van Hekeren 2), nog een Johannes Idinc, miles; we hebben overigens geen gegevens ter beschikking, om de herkomst van dit riddermatig geslacht nader vast te stellen. Het goed Honlo (compositum van hon = hooge, en -loo) hebben we in geen enkel stuk na 1245 aangetroffen. We verkregen echter van den heer H. J. Kolks, te Silvolde, de inlichting, dat het in zijn familie nog bekend is, dat er een bosch, vlak ten westen van de hoeve Idink, nog Hallo wordt genoemd, en wij meenen, dat het goed Honlo hier gelegen zal hebben.
Om nog even op het goed Busvelde terug te komen: we hebben dan dienaangaande nog een nader gegeven, dat ook nog binnen het bestek van de Lohnsche periode valt, nl. uit een oorkonde van 16 Nov. 1292 3). Uit deze oorkonde blijkt, dat zekere Bernardus Gyr toentertijd het goed Groot Buysvelde van het klooster Bethlehem in leen hield (we merken hier en passant bij op, dat het oude goed Busvelde toen dus kennelijk reeds in een Groot- en Klein Buysvelde gesplitst was!), en dat deze Bernardus Gyr Groot Buysvelde voor 30 pond aan Wilhelmus de Hekere verpand had, m.a.w. dat Bernardus Gyr 30 pond van Wilhelmus de Hekere had opgenomen met Groot Buysvelde als onderpand; voorts blijkt uit de oorkonde, dat de proost en het convent van Bethlehem daar tegenover stelden, dat Groot Buysvelde hun rechtens vrij zou zijn toegevallen (dit ziet kennelijk op den verkoop van Busvelde door Konrad van Velen aan Bethlehem in 1245, waarover wij zooëven handelden), en dat zij derhalve Wilhelmus de Hekere meermalen verzocht hadden, dat hij hun
(einde)