Mama s haar moet geknipt worden. Ik stel haar voor om samen naar het kapperssalon te gaan dat zich op de benedenverdieping van het rusthuis bevindt. Mama vindt het een goed idee: Wij samen?... Oh, kind wat zie ik jou toch graag!
Kom hier, je krijgt een dikke kus
We gaan arm en arm naar beneden. Maar we kunnen geen afspraak maken, de kapster is net vandaag een dag met verlof. Mama vindt het helemaal niet erg: Doen we dan wel een andere keer, kind.
Er komt een dame bij ons een praatje maken, wiens vader onlangs is opgenomen op de afdeling van mama. En dat is jouw dochter, hé? Ik zie dat meteen! zegt ze tegen mama. Mama fronst de wenkbrauwen en schudt bedenkelijk van neen. Ze kijkt naar mij, zo liefdevol, en wrijft met de buitenkant van haar hand zachtjes over mijn kaak. Ze wendt zich terug naar de dame. Neen, maar ze kan er wel voor doorgaan!
MISSCHIEN KENT U HAAR?
en plotseling vraagt ze aan me "ken ik u misschien?" "Ja, mama, ik ben je dochter" maar ze blijkt het niet te zien
en beleefd vraagt ze nog: "waar komt u vandaan ?" "Maastricht, mama, dat weet je toch" verbaasd kijkt ze me aan
"Och", zegt ze "dat is toevallig mijn dochter, zij woont ook daar we gaan weleens naar haar toe misschien kent u haar?"
Overgenomen uit "Spoorloos" gevoelens van een dochter bij het proces van dementie van haar moeder Annette F.C.Willems-Hendrikx
|