Deze morgen belt de hoofdverpleegster. Ik hoef niet te komen om mamas haar te doen. Ze hebben mama niet gedoucht en haar haar niet gewassen, want ze is inderdaad verkouden. De dokter is er bijgehaald: gisteren had ze een weinig overgegeven, en vandaag heeft ze wat koorts. Bovendien heeft ze ook weer een blaasontsteking. Het is allemaal niet zo erg, stelt ze me gerust. Ze legt uit dat patiënten als mama wel vaker te kampen hebben met dergelijke infecties: Zulke mensen zitten nietaltijdproper. Urine en stoelgang komen dan met elkaar in aanraking, en zo besmetten ze zichzelf.
Ik hoop maar dat ze mama, nu ze terug die blaasinfectie heeft, veel laten drinken. Dat waren ook al de orders van de dokter, toen ze deze zomer werd opgenomen in het ziekenhuis: veel drinken!
s Namiddags ga ik even langs. Ik stap de lift uit en mama komt mij tegemoet. In peignoir en pyjama loopt ze in de gang. Echt ziek ziet ze er gelukkig niet uit. Ben je op de wandel, mama? vraag ik. Ze neemt mijn beide handen vast. Kind, wat zit ik daar altijd maar te doen! zegt ze. Meteen komt een verzorgende naar ons toe: Ze is uit haar stoel gekomen, ze zat nochtans vast. Ik ga vlug kijken wat zemet de tablet heeft gedaan! Mama en ik volgen haar naar mamas kamer. De tablet, die vast hoort te zitten op de stoel vóór de patiënt, staat netjes op de grond. Het bekertje met limonade ligt op de grond. De verzorgende is al druk bezig het plakkerige goedje op te ruimen. Mama voelt zich goed en wil stappen. Dus in peignoir dan toch maar even de beentjes strekken in de gangen van de afdeling. De hoofdverpleegster neemt mama ook bij de arm en loopt een eindje mee. Ik krijg uitleg over de medicatie die mama nu moet nemen. Drinkt ze voldoende? vraag ik. Daar heb ik geen kijkop antwoordt ze. Wie dan wel, vraag ik me af. Terug op mamas kamer, kijkt mama me aan: k Ben zoblij dat ik even ben buiten geweest, kind. Wij kijken samen nog wat televisie op haar kamer en ondertussen zorg ik ervoor dat ze twee glazen water drinkt. Zonder tegenpruttelen gaat ze in de stoel zitten. Als ik wegga, bevestig ik de tablet en sluit zo mama weer veilig op!
Marcel is sinds maandag opgenomen in het ziekenhuis. Hij sukkelde al een tijdje met zijn gezondheid, vooral zijn veel te lage bloeddruk baarde iedereen zorgen. Marcel is ook hartpatiënt, dus Karoline wou weten wat er aan de hand is met haar man. Zij maakte een afspraak met zijn behandelende arts. Meteen in het ziekenhuis blijven, was de boodschap. Het slecht werkende hart, de lage bloeddruk moesten dringend behandeld worden. Karoline keerde verslagen alleen naar huis terug, wetende hoe het is om een Alzheimerpatiënt in een, voor hem niet vertrouwde omgeving, te moeten achterlaten. Elke dag gaat ze nu naar de kliniek en houdt ons telefonisch op de hoogte van Marcels toestand.
Als ik in het rusthuis kom, mis ik die twee mensen. Marcel is een lieverd, waar je moet van houden. En Karoline en ik, wij luchten af en toe eens flink ons hart bij elkaar. We kunnen elkaar verschrikkelijk opjutten als er met Marcel of mama iets mis is gegaan, maar we kunnen elkaar dan weer op andere momenten troosten en moed inspreken. Alleen een knuffel doet soms wonderen. En nu Marcel en Karoline tijdens het avondeten niet aan tafel zitten bij mama, is het ook voor haar een stuk ongezelliger. Ze mist de hulp en de kleine verwennerijen van Karoline. Hopelijk komt alles weer in orde met Marcel en kan hij vlug naar huis terugkeren. Spoedige beterschap gewenst, Marcel. We duimen voor jou en jouw vrouwtje.
Als ik woensdagnamiddag in het rusthuis kom, zitten mama en Denise al in de cafetaria. Ze zijn al gaan wandelen, vertelt Denise. Ze heeft net koffie besteld en voor mama de zo gegeerde pannenkoeken. Denise zegt me ook dat ze mama vond in de stoel, en dat ze helemaal onder de koffie zat. Ik maak de bedenking dat het al de tweede keer op korte tijd is dat mama een kop hete koffie over zich heen krijgt. Ze zouden mama toch helpen, want ze is vaak zó onhandig? Blijkbaar was daar vandaag geen tijd voor. Haar mooie witte pull zat helemáál onder de koffie, zelfs haar onderhemdje en broek gaat Denise bezorgd verder. Ik heb die natte kleren uitgedaan en haar proper opnieuw aangekleed. Denise heeft geen hulp gevraagd. Mama trekt zich van het verhaal niets aan en eet ongestoord haar pannenkoeken. Ze is blij als Arsène er ook komt bijzitten. Mijn neus loopt, zegt mama plots en meteen gaat ze op zoek in de zak van haar broek naar een zakdoek. Ik zit ook al klaar met een zakdoek voor haar, en dat brengt verwarring voor mama. Twee zakdoeken in één keer dat is teveel van het goede. En na het snuiten van haar neus is ze is even haar concentratie kwijt. Niet de pannenkoek, maar de zakdoek wordt in de mond gestopt. Niet jouw zakdoek opeten, mama, neem maar een stukje pannenkoek help ik haar. Oh, ik ben mis antwoordt ze.
We babbelen nog wat gezellig, maar het gevecht met de zakdoeken gaat verder, want mamas neus blijft maar lopen. We hopen dat ze maar niet verkouden is.
Even later breng ik mama naar de afdeling. Ik spreek een verzorgende aan en vraag of ze niet hebben opgemerkt dat mama deze middag haar koffie over zichzelf heen had gemorst. Dat zal wel niet, hé? Anders hadden we haar zo niet laten zitten! is haar antwoord.