Als ik woensdagnamiddag in het rusthuis kom, zitten mama en Denise al in de cafetaria. Ze zijn al gaan wandelen, vertelt Denise. Ze heeft net koffie besteld en voor mama de zo gegeerde pannenkoeken. Denise zegt me ook dat ze mama vond in de stoel, en dat ze helemaal onder de koffie zat. Ik maak de bedenking dat het al de tweede keer op korte tijd is dat mama een kop hete koffie over zich heen krijgt. Ze zouden mama toch helpen, want ze is vaak zó onhandig? Blijkbaar was daar vandaag geen tijd voor. Haar mooie witte pull zat helemáál onder de koffie, zelfs haar onderhemdje en broek gaat Denise bezorgd verder. Ik heb die natte kleren uitgedaan en haar proper opnieuw aangekleed. Denise heeft geen hulp gevraagd. Mama trekt zich van het verhaal niets aan en eet ongestoord haar pannenkoeken. Ze is blij als Arsène er ook komt bijzitten. Mijn neus loopt, zegt mama plots en meteen gaat ze op zoek in de zak van haar broek naar een zakdoek. Ik zit ook al klaar met een zakdoek voor haar, en dat brengt verwarring voor mama. Twee zakdoeken in één keer dat is teveel van het goede. En na het snuiten van haar neus is ze is even haar concentratie kwijt. Niet de pannenkoek, maar de zakdoek wordt in de mond gestopt. Niet jouw zakdoek opeten, mama, neem maar een stukje pannenkoek help ik haar. Oh, ik ben mis antwoordt ze.
We babbelen nog wat gezellig, maar het gevecht met de zakdoeken gaat verder, want mamas neus blijft maar lopen. We hopen dat ze maar niet verkouden is.
Even later breng ik mama naar de afdeling. Ik spreek een verzorgende aan en vraag of ze niet hebben opgemerkt dat mama deze middag haar koffie over zichzelf heen had gemorst. Dat zal wel niet, hé? Anders hadden we haar zo niet laten zitten! is haar antwoord.
|