Ik had hem woensdag al zien staan. Mama schonk er toen niet de minste aandacht aan, dus ik ook niet. Ik was blij dat hij terug was. Vandaag, vrijdag, is hij weer het gespreksonderwerp van de dag. - Mama: Kijk toch, hoe mooi hij daar weer zit! - Ik: Ja, hij zit daar weer. - Mama: Moet je die mooie oogjes zien. - Ik: Ja, hij heeft heel mooie oogjes. - Mama: Hij houdt weer alles in de gaten. - Ik: Hij kijkt of ik jouw haar wel goed in de krulspelden draai. - Mama: Kijk eens, het is toch een schoon beestje hé? - Ik: Ja, hij is zeker schoon. Mama blijft maar, vol vertedering, glimlachend het beeld aankijken. - Mama: Precies echt hé? - Ik: Het is een heel mooi beeldje, goed nagemaakt. Hij lijkt wel erg goed op een echte teckel - Mama: Kijk, kijk
hij zit met zijn rug naar de muur
Ik wil iets
- Ik: Wat wil je, mama? - Mama: Als hij weer wil slapen
een matje
een bakje
heb ik nodig voor dat beestje. Denk je dat ik het aan Arsène kan vragen? - Ik: Natuurlijk kan je dat aan Arsène vragen. - Mama (lachend): Wat zou ik aan Arsène moeten vragen? Ondertussen ben ik klaar met mamas kapsel. Ik neem haar mee naar de badkamer. - Ik: Kijk maar eens in de spiegel hoe mooi jij weer bent. We staan arm en arm vóór de spiegel en mama begint uitbundig naar mijn spiegelbeeld te zwaaien. Ik zwaai even uitbundig terug. En we schieten beiden in een lach. - Mama (nog steeds lachend): Ellen, hoe oud zijn wij eigenlijk? - Ik (lachend): Mama, ik denk dat wij nooit volwassen zijn geworden! - Mama: Dat is het, kind. - Ik: Mama, nu moet ik weg. Ik moet nog boodschappen doen. Even kijkt mama heel beteuterd. - Mama: Goed, dan ga je maar. Ze geeft mij een kus, doet de deur van haar kamer open, stapt de gang in en wandelt weg.
|