Vrijdagmorgen slaapt mama bijna de ganse tijd dat ik bij haar ben. Zelfs terwijl ik haar haar in de krulspelden draai, dommelt ze in. De momenten dat ze wakker is, zit ze zwijgzaam vóór zich uit te staren. Ze is heel afwezig deze morgen. Als het tijd is om soep te eten, breng ik haar naar de leefruimte. Marcel, die al klaar zit aan tafel voor het middageten, hangt scheef gezakt in zijn stoel. Hij slaapt ook. Het kost mij weer heel wat moeite om mama te laten neerzitten. Als ze eindelijk zit, blijft ze stil en gelaten wachten op de soep. Of weet ze eigenlijk wel waarop ze wacht? Ze glimlacht even als ik haar nog een dikke kus geef. Ik ga met lood in mijn schoenen naar huis, hopelijk gaat het morgen wat beter met haar.
En ja hoor, zaterdagmiddag zit ze lachend in de stoel. Ik word meteen overladen met een pak zoenen. Mama is opgewekt. Ook als Denise op haar kamer binnenkomt, is ze blij om haar te zien. Ze steekt meteen haar armen uit naar Denise en zegt: Kom hier, jij klein ding! Denise en ik moeten er eigenlijk een beetje om lachen, want Denise is inderdaad niet van de grootste en zeker een stuk kleiner dan mama. Voor het eerst in veertien dagen doet mama weer zelf haar schoenen aan. Denise en ik worden er helemaal vrolijk van om mama zo te zien.
We gaan met haar naar de cafetaria. Alsof we het willen vieren dat mama er weer een beetje bij is vandaag, worden er pannenkoeken besteld. Mama kan die, nadat ik ze voor haar heb gesneden, helemaal zelfstandig opeten. Opgewekt lopen we nog even de gangen door. We blijven een praatje maken met Karoline, die ook op wandel is met Marcel. Karoline straalt, want ook Marcel is goed vandaag. Maar het babbeltje duurt mama iets te lang. Ze trekt me bij de arm en vraagt ongeduldig: Zeg, zijn we nu weg ja? Als ze niet meteen haar zin krijgt, wordt haar toon gebiedend: Zeg
we zijn weg hé! En als een brave dochter luister ik naar mama en we gaan weg! Ze kijkt me goedkeurend aan. Oef, denk ik, jij bent vandaag weer een stuk beter. Houden zo?
|