30 maart 2044 Uit wandeling met mijn hond .Auteur Gerrit Komrij .
30 maart 2044
Onder mijn voeten krimpen honderd jaar: Niets dan een halte in een wandeling Van pool naar pool, via de evenaar, En weer terug, een eendere handeling.
Ik kijk opzij, ik zie mijn trouwe hond. Er zit geen wollen vacht meer om zijn romp en Een beslagen tong hangt uit zijn mond. Zijn oog is dof. Maar hij is niet gekrompen.
Hij kan niet krimpen, want hij kent geen tijd. Hij wil de tijd niet eens. Hij vreestde zweep. Hij vreest de klok die tikkend spot en bijt, Terwijl ik mij van noord- naar zuidpool sleep.
Hij is bereid om iedereen te likken. Er is al honderd jaar geen vraag naar hem. Wat zoek ik? Vaag -van voor het grote tikken- Hoor ik nog zijn bedauwde godenstem.
Opa wijst naar waar de hoge bomen staan. Kijk, zegt hij ontdaan, ginder vliegen leeuwen. Hij trekt aan zijn sigaret en begint te zweten. Opa bedoelt het goed, weet wel hoe het moet, maar zegt in zijn hoogsteigen alfabet dat leeuwen vliegen. Is dit liegen? Nee hoor. Hij zoekt gewoon naar meeuwen. Hapert, wil het van de daken schreeuwen terwijl het in zijn hoofd zacht begint te sneeuwen.
Er was een conferentie van geleerde spinnen de eerste spreker zei: wij weven web, want dat maakt ons spinnen de tweede spreker zei: niet waar, wij springen want wij zijn spinnen
toen kwam een verig beest met scherpe bek hij zei: hap en toen peinzend, ja wel lekker spinnen
Zes jaar was ze toen - Een gedicht van auteur Herman De Coninck.
Zes jaar heeft ze geleerd wat blijven was: wat ouders deden, en wat alles dus ging doen een tafel bij een stoel, nu bij toen. Het meervoud van geluk was: wij.
Sindsdien heeft ze geleerd wat enkelvoud is. Zij. Nu weer half van jou, morgen half van mij.
Toen ze acht was was ze tien. Een helft van haar gezicht lief, de andere liever. Bang om te kiezen tussen verliezen en verliezen.
Vandaag is ze gewoon twaalf. Vier ouders, twee echt, twee stief. Slapen gaan moet met eindeloos gezoen. Ze wint altijd. Ze heeft geleerd wat blijven is. Wat ouders niet en kinderen wel doen.
als jij moet gaan, ga dan maar ga niet in de winter want winter is de snijdende kou die het gelaat doorklieft en alleen troost vindt in de aanschijn van jouw vuur
als jij moet gaan, ga dan maar ga niet in de lente want lente is de zachte zon alles in bloei, alom nieuw leven alles dooit in de aanschijn van jouw warmte
als jij moet gaan, ga dan
maar ga niet in de zomer
want zomer is de verschroeiende hitte alles dor en droog en alleen jouw schaduw zalft
als jij moet gaan, ga dan maar ga niet in de herfst want herfst is de dode tak het vallend blad en alleen jouw hand die me rechthoudt
als jij moet gaan, ga dan maar ga stilletjes tussen licht en duister tussen twee klikken van de klok zachtjes vallend blad
als jij moet gaan, ga dan en met heel jouw ziel sta me bij want als jij gaat gaat ook een deel van mij
voor een echt gesprek - auteur : Robrecht Boudens..
voor een echt gesprek
Voor een echt gesprek zijn overigens niet eens gesproken woorden nodig. Zoveel kan gezegd-en begrepen- met de blik van het oog, de aandacht van het hart. Hier raken we het mysterie van de vriendschap, van de liefde en de tederheid als uiting van geluk.
Ik was erbij in het paradijs. Al was het niet mijn zachte, zoete vrucht die Eva plukte. Op mij rustte geen verbod. Maar na de slang, bang, beschaamd en op de vlucht, bood ik haar wat ik te bieden had: mijn blad. Bescherming, beschutting, een arm om haar heen. Alleen werd minder eenzaam. Ook nu nog bied ik troost aan wie het kan gebruiken. Ik speel schaduw in de zomer, bij een bui een paraplu. Maria noemt men mij of Moeder Aarde. Schuil maar, rust wat, wees niet bevreesd. Pluk mijn vrucht. Het mag nog steeds.
Na het optrekken van het ochtendkruit duurt het nog een tijdje eer de grijze bommen zullen optrekken. In de richting van het oosten zullen lokaal nog enkele granaten vallen, maar na de middag vermindert het snel tot enkele spatjes bloed. Voor de volgende dagen wordt het zelfde beeld verwacht.
Kritiek Gisteren nog vond ik het woord 'lieveling' uit, en droeg het op een rood kussentje naar jou. O, schat, zei je dat hoefde niet. Maar je liet goed merken hoe blij je was.
En vorige week schreef ik : ' Ik hou van jou om de manier waarop je me hoofdpijn bezorgt en dan erg lief bent voor die hoofdpijn.' Toen je het gelezen had kreeg ik een enorme zoen. Dàt is nog eens literaire kritiek.
Is dat scharrlen met je schenen! Riep een kreeft zijn broeder toe: 't Zien allenig maakt me moe. Loop toch rechter op je benen!- Met plezier, zei de andre toen, Als je 't mij maar vóór wilt doen! Laat ons geen gebreken laken, Waar wij zelf aan schuldig staan! 't Zal met de andren beter gaan, Als wij 't eerst maar beter maken: Allernuttigst is een les, Maar één voorbeeld geldt er zes.