Vijgxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik was erbij in het paradijs. Al was het niet mijn zachte, zoete vrucht die Eva plukte. Op mij rustte geen verbod. Maar na de slang, bang, beschaamd en op de vlucht, bood ik haar wat ik te bieden had: mijn blad. Bescherming, beschutting, een arm om haar heen. Alleen werd minder eenzaam. Ook nu nog bied ik troost aan wie het kan gebruiken. Ik speel schaduw in de zomer, bij een bui een paraplu. Maria noemt men mij of Moeder Aarde. Schuil maar, rust wat, wees niet bevreesd. Pluk mijn vrucht. Het mag nog steeds.
|