Dat doet ons nadenken.
In onze traditie kerst en nieuwjaar vol van droom, idylle en knusse huiselijkheid.
De natuur, het landschap, flora en fauna zijn ingeslapen, maar staan centraal. Veelal is de natuurbeschrijving verbonden met de schildering van eenvoudige mensen als herders, mensen die de koude trotseren of hout sprokkelen.
De dichterlijke eenvoud haalt het podium.
Terwijl consumptie en welvaart de begoede mens bekoren om uitgebreid te tafelen zijn we al de herdersverhalen uit de buccolicae vergeten. We worden door de religie gewezen op de herders die de Goddelijke liefde vinden.
Ondergesneeuwd door onze miskende filanthropie, - de schizofrenie van "ik-ben-geen-racist" - denken we met de teloorgang van het woord "kerstmarkt" de tak van de boom af te zagen waar we op zitten. Ondertussen zagen we duizenden sparren rats af om voor de volgende "wintermarkt" toch weer nieuwe te planten: leve de vermeend onuitputtelijke natuur.
Op het scharnier van de tijd vond ik een sprekend kerstgedicht bij de kerststal
Bij de geboorte van Christus, DE mens die het wou bijsturen, waar we in Zijn Boodschap de oproep vonden om weer echt mens te worden kunnen we niet nalaten om in de idylle van eenvoud te geloven.
We willen ons niet laten insneeuwen. We wensen dat iedereen de zaligheid kan terug vinden van een nieuwe poging om mens met de mensen te zijn.
|