140 jaar van toegevingen.
De franstaligen hebben het nog altijd niet begrepen: de tijd dat de Vlamingen steeds moeten toegeven aan de franse overheersing is voorbij.
Mais
vous plaisantez, ou quoi?
De franstaligen in ons land zien dat heel anders: zij zijn er heilig van overtuigd dat het andersom is; dat de toegevingen al 140 jaar lang van hun kant komen.
Bij het ontstaan van België in 1830 was iedereen die iets te betekenen had franstalig. De bedoeling was om van België een ééntalig Frans land te maken. Alle functies, zowel burgelijke, militaire als overheidsfuncties, werden aan Walen toevertrouwd en een Vlaming die een functie wou uitoefenen moest eerst Frans leren. Kortom: taalkundige discriminatie werd als middel gebruikt om het doel te bereiken.
Zelfs heden ten dage bestaan er nog steeds minstens 128 Belgische wetten alleen maar in het Frans. Et pour les Flamands la même chose. (Deze bekende zinsnede, waarmee de weigerachtige houding van de Franstalige Belgen wordt aangeduid om de Nederlandse taal te gebruiken gaat terug tot de Eerste Wereldoorlog, toen Belgische officieren hun bevelen aan de soldaten in het Frans gaven, ook wanneer de Vlaamse soldaten die taal niet machtig waren. Omdat ze de instructies van de oversten niet verstonden liepen zo vele Vlamingen recht de dood tegemoet).
Maar de Vlamingen begonnen zich steeds meer te ergeren aan het feit dat ze zelfs in eigen streek voor officiële zaken niet terecht konden met hun eigen taal. Anderzijds begrepen de Walen maar niet waarom de Vlamingen hun dialect niet opgaven om zich beter te integreren in hun franse cultuur.
Uiteindelijk werden in 1873 de eerste taalwetten goedgekeurd die het Nederlands als taal een bescheiden plaats gaven naast het Frans. Voor bestuurszaken duurde het nog tot 1878 en inzake onderwijs tot 1883 en 1890 alvorens de eerste schuchtere hervormingen verschenen.
Deze stapsgewijze intrede van het Nederlands in Vlaanderen werd door de Franstaligen gezien als een onafgebroken reeks toegevingen.
De Waalse ambtenaren in Vlaanderen zagen dit alles als een bedreiging voor hun toekomst en zo ontstonden de eerste Ligues Wallonnes, bewegingen met als doel om het Frans in Vlaanderen (en Brussel) zoveel mogelijk te behouden.
Maar intussen is er nog niet veel veranderd.
De Franstaligen in ons land vinden zich nog altijd superieur aan een Vlaming.
Zoals de heer Leo Peeters, burgemeester van Kapelle-op-den-bos in 2006 nog zei: "FRANSTALIGEN VINDEN ZICH OOK VANDAAG NOG BETER. ZE KIJKEN NOG ALTIJD WAT MEEWARIG NEER OP ALLES WAT VLAAMS IS. HET FRANS IS NU EENMAAL EEN WERELDTAAL EN DAT WILLEN ZE LATEN MERKEN."
Ook de kwetsende woorden van Kardinaal Mercier (*) van een eeuw geleden: Moi je suis dune race destinée à dominer et vous dune race destinée à servir, blijven ons in het geheugen.
En zelfs Koningin Fabiola liet zich ooit laagdunkend uit over de Vlamingen met haar uitspraak: "Je n'apprendrai jamais cette langue des paysans.", waarbij ze de Vlamingen omschreef als boeren.
(*) Desiré Félicien François Joseph Mercier (Eigenbrakel 21 nov.1851 Brussel 23 jan. 1926) was een Belgisch aartsbisschop, kardinaal en metropoliet. (Metropoliet is in de Katholieke kerk en in de Oosters-Orthodoxe kerken de titel van een kerkvader die aan het hoofd staat van een kerkprovincie of metropolie) Doordat hij zich hevig verzette tegen de vernederlandsing van het Franstalige onderwijs in Vlaanderen werd Mercier in eigen land als een Vlamingenhater beschouwd. Van hem is ook de uitspraak bekend dat het Nederlands niet verondersteld een taal te zijn om te doceren in het hoger onderwijs. Mercier liet zich als Franstalige niet onbetuigd in de taalproblematiek en voerde jarenlang een verfransingsbeleid in de Vlaamse Kerk, waarbij hij met name met de Vlaamsgezinde Jezuïten in conflict kwam. (Wikipedia)
(Bronnen: Knack, GVA e.a.)
|