Partijfinanciering verdrievoudigde in twintig jaar
De partijfinanciering is de afgelopen twintig jaar spectaculair gestegen (zie grafiek). Twintig jaar geleden lag de partijfinanciering nog op zowat twintig miljoen euro. In 2011 was dat bedrag al gegroeid tot 63 miljoen euro.
Vóór de jaren negentig waren partijen niet zo happig op overheidssteun. Ze leefden vooral van giften uit het bedrijfsleven. Na een reeks corruptieschandalen hebben de partijen het roer omgegooid, maar er is nog altijd gêne over de geldstromen in hun richting.
De omslag kwam er met de wet Dhoore uit 1989 en de wetsherziening van 1993. Daarna werden de partijen meer en meer afhankelijk van overheidsdotaties, en dat via een complex en ondoorzichtig systeem.
De dotaties voor de politieke fracties zijn de oudste vormen van overheidsfinanciering. Zij zijn decennialang ook quasi onveranderd gebleven.
In de federale dotaties zat de grootste groei. In 1993 werd het partijen verboden nog giften van bedrijven te aanvaarden. Ter compensatie werd de geldkraan via de overheden flink opengedraaid.
Daarbovenop is de voorbije jaren ook een regionale dotatie gekomen. Het Waalse parlement was het eerste om een eigen partijdotatie in te voeren. De Vlaamse partijen waren daar aanvankelijk niet voor gewonnen, omdat ze dat zagen als een vorm van zelfbediening. In 2001 gingen ze toch overstag. Vooral de socialistische partij zat in financiële ademnood na de Agusta-affaire.
Daarbovenop komen nu ook nog provinciale fractietoelagen. Die zijn tussen 1999 en 2011 liefst vertienvoudigd tot 5,5 miljoen euro.
Het resultaat is een gul systeem. De reserves die de politieke partijen opstapelen, blijven jaar na jaar groeien.
Bron: DS

|