Jezus sprak:"wie mij ziet,ziet de Vader" En ook: "Wat staart gij naar boven?" Onder de mensen is God te zoeken, in U en in Mij. Nergens anders. Draag het Idee God uit in je eigen omgeving. dat is een opdracht aan het wezen mens.
Godsbeelden
de mens als beeldhouwer van god
26-09-2006
Huissleutel vergeten
De pastoor en de huishoudster waren voor veertien dagen op vacantie en de kapelaan had het rijk alleen. De pastoor had in het restaurant van het dorp afgesproken dat de kapelaan daar zijn maaltijden zou gebruiken. De kapelaan kende de eigenaar en wist dat hij goed onthaald zou worden. De pastoor betaalde!! Ook de pastoor had zijn rijbewijs gehaald en zich een DAF aangeschaft. Een nieuwe auto met een automaat. De eerste keer dat hij met de auto wilde wegrijden reed hij een vuinisbak omver en botste hij tegen de heg van de overburen. De kapelaan hoopte dat het hier bij bleef want de pastoor was wel met de auto op vacantie gegaan. De huishoudster was ook toe aan een lange vacantie en de kapelaan had haar geadviseerd gelijk met de pastoor te gaan . Gelukkig nam ze zijn advies aan en vertrok naar familie ergens in Drente. Tussen de koster en de kapelaan boterde het goed,ze konden het samen reuze goed vinden. Ook met een potje biljarten in het gemeenschapshuis van de parochie. Eigenlijk had de kapelaan ook een beetje vacantie en was hij niet afhankelijk van opdrachten van de pastoor en de nukken van de huishoudster. Het was op een mooie warme dag dat hij na een huisbezoek thuis kwam en tot de ontstellende ontdekking kwam dat hij zijn huissleutel niet bij zich had. Vergeten mee te nemen. Hij had zijn toog aangelaten op huisbezoek wat hij anders nooit deed. De sleutel zat nog in de zak van zijn broek. En die broek lag op de stoel in zijn slaapkamer op de eerste verdieping. Hoe nu binnen te komen? Even kijken of de tuindeur mogelijk open stond, niet dus. Ook via de kerk geen toegang. Wat nu gedaan? Toen zag de kapelaan tot zijn opluchting dat hij het kleine raam van zijn slaapkamer had openstaan. Misschien dat de koster een ladder had en hij voor de kapelaan door dat raampje wilde kruipen. Gelukkig was de koster thuis en had hij een ladder. Maar voor geen geld durfde hij zo hoog te klimmen om dat raampje binnen te klimmen. Dat moest een ander maar doen of de kapelaan zelf. Maar ja in toog? Samen zetten ze de ladder uit en deze reikte net tot het raam. De kapelaan zag niemand in de omgeving die hem verder kon helpen, dus vatte hij moed om zelf "zijn Cavarieberg" te bestijgen. In toog klom hij naar boven, langzaam om niet van de treden te struikelen. Soms trapte hij even op de onderkant van zijn toog maar verder ging de tocht naar boven goed. Eindelijk was hij bij het raampje en zag dat dit wel erg klein bleek. Op de laatste trede van de ladder staand schoof hij lanzaam maar zeker over het kozijn van het raampje naar binnen. Op zijn handen en buik belandde hij tenslotte op de vloer van zijn slaapkamer. Buiten klapte de koster in zijn handen en riep "pak nu wel direct je huissleutel kapelaan". Snel deed de kapelaan de deur van de pastorie open en liet de koster binnen. "We hebben wel een borrel verdiend koster, vind je niet?". "Wel twee", zei deze.
Begin jaren zestig van de vorige eeuw begon het besef door te dringen dat de Christenen meer gemeen hadden dan men dacht. De kerken waren verdeeld en binnen de R.K.kerk heerste de opvatting dat alleen zij de ware Kerk was. Van de preekstoelen werd daar heftig gebeden dat gemengde verkering mocht worden voorkomen. En dat afgedwaalden zich weer tot de Ware Kerk zouden bekeren. Het Vaticaans-concilie bracht binnen de R.K.Kerk daar verandering aan. Niet langer werden andere kerken gemeden, zelfs opgezocht en werden er gesprekken met elkaar gevoerd. Het Vaticaans-concilie was ook anders gaan denken over het H.Misoffer en werd meer de nadruk gelegd op maaltijd vieren met elkaar. Eucharistieviering genoemd. Dat bracht de R.K. Eredienst dichter bij die van de Protestantse kerken. In het kerkgebouw ging de priester nu met het gezicht naar het volk staan in plaats van met de rug naar hen toe. De altaartreden verdwenen die als symboolstonden voor het bestijgen van de Calvarieberg. Dat hoorde bij de offerdienst. Nu kwamen de accenten anders te liggen. Het woorde Oecumene ontstond. Het woorde afkomsig uit het griekse Oikumene, betekent "bewoonde wereld" en dat werd nu het herkenningssymbool voor de onderlinge dialoog van kerken met elkaar. De kapelaan ging in de parochie voorop in de prediking van deze boodschap en zocht contact met diverse dominees om tot gespreksgroepen te komen. De Deken benoemde hem tot contactpersoon van het dekenaat. De pastoor had moeite met de aanpassingen, ook voor wat betreft de veranderingen binnen het kerkgebouw maar hij moest wel op gezag van het bisdom. In die tijd werd de kapelaan door een boeren-echtpaar verzocht bij hen thuis te komen praten over een zeer ernstige situatie betreffende hun zoon van 35 jaren. Het echtpaar had van hun zoon te horen gekregen dat hij verliefd was geworden op een meisje van hervormde huize en dat hij de verkering niet wilde afbreken. De ouders opgevoed binnen de traditie van "twee geloven op een kussen daar slaapt de duivel tussen" riep de kapelaan om hulp. Die verklaarde de spreuk naar de prullenbak en legde uit dat liefde universeel was en God vast en zeker blij zou zijn met mensen die elkaar hun liefde bekenden. Het voornaamste was dat hun zoon en toekomstige schoondochter tot overeenstemming kwamen over de opvoeding van de kinderen, welke kerk zij zouden kiezen en vooral dat zij elkaar in het eigen geloof zouden respecteren. De kapelaan had verstandige ouders voor zich, die geen breuk wilden met hun zoon en begrip opbrachten voor zijn keuze. Ook legde de kapelaan uit wat het Vaticaans-concilie voorstond met de dialoog binnen de verdeelde christen-wereld. Die dialoog kon nu ook thuis bij hen gehouden worden. Enige dagen later, toen pastoor en kapelaan samen de lunch gebruikten zei de pastoor:"nu moet je eens horen, er is een of andere vreemde geestelijke geweest die bij een van onze parochianen de boodschap van gemengde verkering heeft gepropageerd". "O ja, die zou ik wel eens willen leren kennen", sprak de kapelaan.
Begin jaren zestig was het de gewoonte in de R.K.Kerk minstens eens in het jaar een veertigurengebed te houden. Tijdens de Hoogmis werd aan het begin van de veertig uren het Allerheiligste uitgesteld. Zo noemde men dat in die tijd. In een Monstrans werd dan de grote Hostie geplaatst en duidelijk zichtbaar voor de gelovigen op het altaar gezet. De grote Hostie werd tijdens de Hoogmis geconsacreerd. Dat wil dan zeggen dat de priester de woorden sprak: dit is mijn lichaam.... Hij herhaalde de woorden die Jezus sprak tijdens het laatste avondmaal. In die tijd dachten de oudere priesters en gelovigen dat er een gedaanteverandering optrad en dat Christus echt in die Hostie tegenwoordig was. Je mocht hem dan ook niet laten vallen, en de priester alleen mocht de Hostie met de handen aanraken. De kapelaan die een vernieuwde theologie had gestudeerd dacht hier anders over en zag de Hostie meer als een symbool van het brood dat Jezus deelde met zijn apostelen. Maar goed, veertig uren lang werd de Monstrans op het altaar ter aanbidding uitgesteld en konden de gelovigen in de kerk Jezus komen aanbidden. Het veertigurengebed werd met een plechtige dienst ( lof genaamd ) afgesloten. Daarbij waren de pastoors en de kapelaans van de omringende parochies uitgenodigd en een pater zou de preek houden. Alle geestelijken zaten dan in toog en superplie op het altaar. De pater die de preek zou houden was al in de middag gekomen en had ook kennis gemaakt met de organist van het koor. Het was de smid van het dorp,die wel van een stevige slok hield. Hij had de pater uitgenodigd voor de lunch en een partijtje biljart. Toen de tijd naderde dat de pater de preekstoel moest moest beklimmen, had hij ook al de nodige glaasjes jenever op. Met onzekere tred liep hij naar de preekstoel en beklom de vijf treden naar boven. Hij keek de kerk in en daarna naar de aanwezige geestelijken en begon zijn preek. Iedereen zag dat er iets mis was maar wist nog niet precies wat. De pater begon de preek met de smid te bedanken voor zijn gastvrijheid en zijn overwinning op het biljart. Hier en daar werd in de kerk gelachen maar de gezichten van de pastoors stonden op onweer. De pater maakte er een heel lange preek van. Hij haalde vele pausen aan, had het over pausin Johanna, over de Nederlandse paus Adrianus en niemand kon er ook maar iets van begrijpen. Enkele pastoors riepen zacht naar de pater te stoppen en Amen te zeggen maar die kwam net op dreef. In de kerk zelf nam de onrust toe en zaten de parochianen te wiebelen in hun bank. Na een klein uur had een van de pastoors er genoeg van en liep naar de preekstoel. Fluisterde de pater wat in zijn rechter oor en ging weer naar zijn plaats. De pater eindigde tenslotte zijn preek met de woorden:"ik moet nu eindigen want ik kreeg net te horen dat de huishoudster met het diner op ons zit te wachten".
De kapelaan hoorde voetstappen op de trap naar zijn kamer,er werd aangeklopt en de pastoor kwam binnen. In zijn handen een grote enveloppe. De kapelaan kon niet zien wat er op stond maar zag wel dat het een zeer deftige enveloppe was. De pastoor kwam nooit naar boven en het verbaasde de kapelaan dan ook dat de pastoor in zijn kamer stond. De pastoor had daar zijn reden voor want hij had de enveloppe uit de brievenbus gehaald en gezien waar de brief vandaan kwam. Hij overhandigde de dure enveloppe aan de kapelaan en keek hem daarna verwachtingsvol aan. Met verbazing staarde de kapelaan naar wat hij nu in zijn handen hield. Op de enveloppe stond groot en duidelijk het wapen van de paus en het zegel van Vaticaanstad. Snel maakte hij de enveloppe open en las de brief. Met stijgende verbazing las hij hem en keek dan de pastoor aan. "Hier lees hem maar pastoor". De pastoor las de brief, zijn ogen werden als schoteltjes zo groot en een diepe zucht ontsnapte aan zijn borst. "Het had de paus behaagd de kapelaan tot bisschop te benoemen en hij nodigde de kapelaan uit voor een bezoek om de bisschopswijding voor te bereiden". Het scheelde maar weinig of de pastoor had de hand van de kapelaan gekust maar die had zijn bischopsring nog niet aan. En nu liep de kapelaan door Rome op weg naar Vaticaanstad. Hij liep door het oudste deel van Rome en bewonderde de resten van het oude Romeinse rijk. Vol bewondering keek hij naar de triomfboog van een van de oude keizers, las inscripties op rudimenten van zuilen en liep over de zeer versleten herenwegen van Antiek Rome. Na een klein uur werd het tijd zich op weg te begeven naar de ontvangst door de paus. In de brief stond dat het gesprek in het latijn zou worden gevoerd uit eerbied voor het bischopsambt. In Vaticaanstad aangekomen, meldde hij zich bij de portier en werd even later welkom geheten door de secretaris van de paus. Net toen de kapelaan door de paus zou worden ontvangen, hoorde hij een wat tikkend geluid, nog eens en nog eens. Langzaam drong het tot hem door dat er iets tegen zijn raam werd gegooid en dat hij wakker werd gemaakt door het geluid hiervan. Geen bischop,wel een mooie droom............. Snel kwam hij zijn bed uit en liep naar het raam van de slaapkamer. Keek naar beneden en zag dat de koster hem nu iets toeriep. Hij opende het raam en hoorde de koster roepen dat hij zich snel moest aankleden en zich als het weerlicht naar de sacristie moest begeven. Het was al bijna zeven uur en de kapelaan moest de vroegmis doen. De koster had eikeltjes tegen het raam gegooid om de zich verslapende kapelaan wakker te maken. Op weg naar de sacristie om zijn liturgische kleding aan te trekken voelde de kapelaan zichzelf de grootste eikel.
De kapelaan kwam nogal eens bij een echtpaar waarvan de vrouw invalide was. Zij was nog jong,dertig jaren, en leed aan een ernstige vorm van rheuma. Het echtpaar had een zoontje van tien jaren, die misdienaar was. Na tien jaren was de vrouw weer zwanger geworden en zeer blij dat zij een zoon of dochter er bij zou krijgen. De kapelaan leefde erg mee met het gezin waar ieder uitkeek naar de dag van de geboorte. De kapelaan was elders in de parochie bezig toen de geboorte zich aankondigde. Het werd een zware bevalling en tot groot verdriet van de ouders en hun zoon werd de baby dood geboren. Toen de kapelaan hiervan hoorde spoedde hij zich naar het huis van dit gezin en probeerde hen zo goed mogelijk te troosten. De moeder vroeg hem of hij de engelenmis wilde doen. Natuurlijk wilde de kapelaan dat. Maar de pastoor wilde daar niet van horen. De baby was dood geboren en niet gedoopt. De pastoor liet een dood en niet gedoopte baby niet toe op de begraafplaats. Hij schreef voor dat het kindje zonder ook maar een officiële dienst van de kerk op een plaats achter het kerkhof begraven moest worden. In feite dus achter het prikkeldraad. De eigenlijke begraafplaats was voor hen die het doopsel van de kerk hadden ontvangen. Het kindje was nu in het voorgeborchte waar het moest wachten op het laatste oordeel. Daar zaten alle niet gedoopte kinderen. De kapelaan wist niet wat hij hoorde!!! Hier werd de ouders tweemaal verdriet aangedaan. Eenmaal voor het dood ter wereld komen van de baby en dan nog eens voor het weigeren van een officiële begrafenis door de pastoor. De kapelaan vertelde het de ouders en zei dat hij het hier niet bij zou laten zitten. Hij zou naar de bisschop gaan en hem hier over vertellen. Er was een week verstreken en het kindje lag inmiddels op niet gewijde grond ergens ver weg van de andere graven. Enkele weken later mocht de kapelaan bij de bisschop op bezoek en vertelde zijn verhaal. Hij vroeg of de bisschop het met de pastoor eens was en of dit nu in overeenstemming was met de boodschap van liefde en rechtvaardigheid. De bisschop hoorde alles geduldig aan, fronste zijn wenkbrauwen en mompelde iets wat de kapelaan niet verstond. Tenslotte liet hij de kapelaan weten dat hij persoonlijk contact zou zoeken met de pastoor. Maar de kapelaan kon de familie vertellen dat alles goed zou komen. Een paar dagen later kwam een onthutste pastoor naar de kapelaan en zei hem dat de baby alsnog een engelenmis kreeg en begraven zou worden op gewijde grond. De kapelaan mocht de dienst doen. De bisschop had woord gehouden en de pastoor de les gelezen. De verhouding tussen kapelaan en pastoor was echter verstoord. Een reden voor de kapelaan om overplaatsing aan te vragen naar een ander parochie in het bisdom.
De kapelaan had er nu twee jaren opzitten in zijn eerste parochie. De verhouding met de zeer conservatieve en scrupuleuze pastoor was niet zo best. Met de vernieuwingen van het tweede Vaticaans-Concilie werd die verhouding er niet beter op. De pastoor was een fel tegenstander van het gebruik van de volkstaal in de liturgie en ook het met het gezicht naar het volk de H.Mis doen kon niet op zijn steun rekenen. Echter, het bisdom onder aanvoering van de bisschop gaf aan dat alle vernieuwingen op korte termijn moesten worden ingevoerd. De kapelaan stond er zo goed als alleen voor, wel met steun van een aantal parochianen. Het bisdom had het verzoek tot overplaatsing ontvangen en zou binnenkort reageren. Ongeveer twee maanden na zijn verzoek kreeg de kapelaan van het bisdom een benoemingsbrief waarin stond, dat hij per augustus moest beginnen in een stad dicht tegen de Belgische grens aan. Een dag later werd hij telefonisch benaderd door een collega, een jaar jonger dan de kapelaan, die hem welkom heette in de parochie. Zij zouden samen werken. Omdat de kapelaan een jaar eerder priester was gewijd, was hij eerste kapelaan en plaatsvervanger van de pastoor. Dus niet alleen een overplaatsing maar ook een soort promotie. De pastoor van zijn nieuwe parochie was een oud-bedrijfsaalmoezenier en een groot voorstander van de vernieuwingen. Begin augustus trok de kapelaan naar zijn nieuwe parochie, maakte kennis met de pastoor en de huishoudster, een vlotte jonge vrouw met de nodige humor. Beter had hij het niet kunnen treffen. Onderling werden de taken verdeeld, waarbij de kapelaan als eerste kapelaan taken kreeg die meer op ouderen gericht waren. Zijn collega had vooral te maken met het jeugdwerk in de parochie. Wel kreeg de kapelaan de zorg voor het godsdienst- onderwijs op de middelbare school in de stad. Zondags waren er drie diensten maar van het houden van een lof in de middag was geen sprake. Ook aan veertigurengebeden deed men hier niet. De pastoor en de collega van de kapelaan liepen in een grijs pak met stropdas en zij keken dan ook op van de priesterboord van de kapelaan. Maar die was na een dag ook vervangen door een stropdas. Na twee weken was het net of de kapelaan al jaren aanwezig was in de parochie. Een onderling goede sfeer, veel collegialiteit en respect voor de zorg van de huishoudster, die trouwens altijd aan tafel mee at met de geestelijken. Hier zou de kapelaan zijn draai wel vinden. In deze parochie maakte de kapelaan ook dingen mee die de moeite van het vertellen waard zijn. De parochie had enkele kilometers van de stad een bij-parochie, waar op zon-en feestdagen ook een dienst werd gehouden. Als eerste kapelaan was hij de pastoor van deze bij-parochie. Daar was ook een kleuterschool, die de kapelaan te bezoeken had. Kortom genoeg te beleven, ook bijzondere gebeurtenissen!!!
De kapelaan zat een aantal weken in zijn nieuwe parochie en was een relaxed man. Huisbezoek, groepsgesprekken, preken, lesgeven, rouw-en trouwdiensten, dat alles lag op zijn weg. Op een mooie zonnige morgen ging de telefoon op zijn kamer, hij nam de hoorn in zijn hand, vertelde wie hij was en vroeg wat hij kon betekenen. "Vlug kapelaan, kom snel naar de markt er is iemand onwel geworden en het ziet er ernstig uit". De kapelaan pakte gauw zijn stool en de H. Olie om eventueel te kunnen bedienen en rende naar de markt. Daar trof hij de arts aan die bij hem in de gesreksgroep zat. "Bedien hem maar kapelaan, hij is er slecht aan toe. Heeft een hartaanval". Nadat de kapelaan de man had bediend en zijn zegen had gegeven, vroeg hij de arts of hij wist wie de man was. Iemand van de omstanders wist wie het was."Hij is een Belgische douane-ambtenaar, die vaak aan de grens staat" De arts handelde snel. Tegen de kapelaan zei hij: "we zetten hem bij mij in de auto, achterin, en jij moet hem ondersteunen en net doen of hij niets mankeert. Hij moet rechtop zitten, zodat het net lijkt of hij tegen ons praat". Hij legde uit dat hij er niets voor voelde om de man in Nederland naar het ziekenhuis te brengen want dat werd een hele papieren romslomp. Dus snel de grens over en hem daar in het ziekenhuis laten opnemen. Hij hoopte dat de collegae van de douane-ambtenaar niets door hadden en hun collega herkennend, hen zonder oponthoud zouden laten passeren. Dus ging de kapelaan op de achterbank van de auto zitten en hield zijn arm om de nek van de bewusteloze ambtenaar. Het leek nu net of beide mannen achterin heel kameraadschappelijk met elkaar optrokken en met elkaar in gesprek waren. De grens was slechts op een kwartier rijden en de dienstdoende douanes herkende hun collega, zwaaiden even en gaven het teken van doorrijden. Arts en kapelaan haalden diep adem, zuchten diep en riepen:"dat is boffen, op naar het ziekenhuis" Nadat de patiënt was opgenomen en de arts had uitgelegd wat de man mankeerde, zat de niet zo vrolijke klus erop. Toch stelde de dokter voor om even een klein Belgisch café binnen te lopen en het glas te heffen op de goede afhandeling. En zo geschiedde. Enkele dagen later belde hij de kapelaan op dat de douanier het goed maakte en hen bedankte voor de goede zorg. Vooral ook voor de rit naar het Belgische ziekenhuis, want dat was toch veel gemakkelijker te bereiken voor familie en vrienden die op ziekenbezoek wilden komen. Hij vond het bovendien prachtig dat zijn mede-douaniers om de tuin waren geleid. De kapelaan vermoedde dat in Belgie, net over de grens, enkele douaniers nog weken geplaagd zouden worden wegens "plichtsverzuim".
Het was de week voor pakjesavond, vijf december, dat de lagere school de kinderen had voorbereid op de komst van Sinterklaas.Elk jaar een groot feest op school. In de grote hal zaten dan alle kinderen Sinterklaasliedjes te zingen in afwachting van de Goedheilig Man, die met een aantal zwarte pieten hen zou toespreken en pepernoten zou uitdelen. Soms nam de Sint een kind op schoot en las dan voor uit een groot boek. Daarin stonden aantekeningen van ouders die iets middels de Sint wilden vertellen.Bijvoorbeeld over het gedrag thuis van hun dochter of zoon, over het werk op school en over de omgang met andere kinderen. Meestal betrof het lovende woorden, doch soms wel eens een corrigerende noot. Maar nooit zo dat de kinderen bang werden of gingen huilen. De kapelaan viel de eer te beurt om zich voor St.Nicloaas uit te geven en de rol met verve te spelen. "Toch nog even bisschop zijn", dacht hij. Op de dag zelf kleedde hij zich met de gewaden die aan een bisschop toekomen, zette de mijter op en nam de bisschopsstaf in zijn rechter hand. Drie zwarte pieten stonden voor hem klaar, zakken gevuld met pepernoten, de roede in de hand. De huishoudster had met alles geholpen en wenst ieder veel sterkte. De zwarte pieten waren wat oudere dames van het kerkkoor maar de ruime zwarte pietpakken verhulden ruimschoots de gevulde boezems. Buiten stond een mooie grote auto om hen naar de school te brengen. St.Nicolaas stapte als eerste in. Zij mijter vloog van zijn hoofd en belandde voor de voeten van een van de pieten. Daar stond hij dan zonder mijter, tot grote schrik van de chaufeur maar wel tot hilariteit van enige omstanders. Gelukkig geen kinderen te zien, dat viel dus mee. Snel de mijter opgepakt en op het hoofd geplaatst.De dichtsbijstaande piet hielp om de mijter weer recht op het hoofd te krijgen van de kapelaan. Die bukte zich nu zo goed dat de mijter niet meer in aanraking kwam met het dak van de auto. Een van de omstanders vond dat hij de kapelaan nog een goed advies moest geven en riep: "wel even oppassen bij het uitstappen Sinterklaas". Maar dat had hijzelf ook al bedacht.
De maand juli kondigde zich aan en het beloofde warm en zonnig weer te worden. De kapelaan die zijn preek voorbereidde, dacht aan zijn vakantie die aanstaande was. Nog een week dan ging hij met twee collegae, jaargenoten, veertien dagen kamperen in Oostenrijk en Zwitserland. Hij hoopte dat het warme en zonnige weer hen gunstig gezind zou blijven. De week ging tergend langzaam voorbij maar eindelijk was het dan zover. In zijn Renault Dauphine ging hij zijn twee vrienden ophalen van de pastories waar zij kapelaan waren. Achterin de auto lag een kleine tent, drie kampeerbedjes, kookbenodigdheden en verder alles wat nodig was voor een fijne kampeervakantie. Hij had zijn priesterkleding thuis gelaten en was sportief en luchtig gekleed voor de reis. In zijn koffer lagen enkele korte broeken, shirts en natuurlijk zijn zwembroek. De twee vrienden stonden hem al op te wachten met bepakking en al. Eveneens zonnig en luchtig gekleed. Een stapte bij hem voorin en een achterin, waar ook de rest van de bagage werd gezet. Ze wensten elkaar een fijne vakantie en baden de hemel om bescherming op hun tocht en goed weer. Na honderd kilometer zakte de auto plotsklaps naar links-achter en begon te hobbelen. "Lekke band", kwam er van de achterbank. Auto aan de kant en uitgestapt. De reserve band hadden ze er vlug onder en weer verder gereden. Bij Koblenz dachten ze er goed aan te doen even naar een garage te gaan om de lekke band te laten repareren en de andere banden na te laten kijken. Dat bleek een goed idee, want ook twee andere banden leken niet meer veilig om te rijden. Na twee uren vertraging kon de reis worden voortgezet met de geruststelling dat de banden in ieder geval prima waren. Ze reden door tot het donker werd, na af en toe even gestopt te hebben voor eten en drinken. In Oostenrijk aangekomen, vonden ze al gauw een camping. Tent uitgepakt en proberen hem in het donker op te zetten. Dat bleek niet zo eenvoudig. Een zaklamp zat in de koffer en een tenthamer hadden ze niet bij zich. Een van de vrienden uitte zich in een minder diplomatiek woord en wel zo hard dat iemand riep: "hé, dat is onze kapelaan" De twee anderen begonnen te lachen en riepen terug dat hun kapelaan incognito was gearriveerd en nu hulp nodig had. Een gezin met wat oudere kinderen bleek tot de parochie van zijn collega te horen en hadden hem aan zijn stem herkend. Nu was hulp spoedig geboden en stond de tent in enkele minuten overeind. Ze bleven daar een dag staan en trokken toen verder, richting Bodenmeer. Daar in de buurt vonden ze een heel rustige camping, nauwelijks kampeerders. Slechts een gezin uit Engeland. Een van de jongens, ongeveer tien jaren, wachtte de kapelaan op bij de douches. "Waarom zijn jullie met drie mannen en waar zijn jullie vrouwen?" De kapelaan was net aan het denken om in het engels iets zinnigs terug te zeggen, toen de jongen vervolgde: "mijn moeder is er wel". De kapelaan begon te lachen en zei:"tja, wij zijn moslims en wij mogen ieder vier vrouwen hebben, te veel om mee te nemen. En om er maar een mee te nemen brengt ruzie bij de andere vrouwen." De jongen zei dat hij het begreep en zou zijn ouders vertellen dat hij kennis had gemaakt met een man die vier vrouwen had. De kapelaan vertelde zijn vrienden wat hij de jongen wijs had gemaakt. De ouders van de jongen glimlachten naar hen maar zeiden verder niets. Ook de rest van de week niet. De week werd doorgebracht met bezoek aan leuke Oosenrijkse plaatsjes, het bestijgen van een berg de Pfänder genaamd, zwemmen in het meer, het bijwonen van een operette op het meer, af en toe luieren op de camping met een boek in de hand en zo nu en dan lekker uit eten en drinken. Ze voelden zich vrij en als het ware in het paradijs maar dan zonder een Eva die hen lastig viel met het aanbod van een vrucht. Zo ging de eerste week voorbij. De volgende zou in Zwitserland zijn.
Op de laatste dag van de eerste week vakantie pakten ze hun kampeeruitrusting in,namen afscheid van de beheerder na de rekening te hebben voldaan, stapten in de auto en gingen op weg naar Zwitserland. Het reisdoel was het meer van Neuchatel met een heel mooi achterland. In Zwitserland reden ze door de bergen, door leuke dorpjes en genoten van het uitzicht. Op een van de bergen begon de motor wat te sputteren en kwam er rook vanonder de motorkap. Bij nadere inspectie bleek het koelwater op kookpunt te staan en bleek ook dat er iets niet goed functioneerde. Langzaam daalden ze de berg af en kwamen practisch voor een garage tot stilstand. Dat was boffen en ze prezen de Heer... Een van de monteurs was bereid eens onder de kap te kijken en te zien wat er stond te gebeuren. Een van de slangen was lek geraakt en moest worden gerepareerd of vervangen,dat wist hij nog niet precies. Over een uur konden ze de auto weer ophalen. Dus gingen ze de plaats, een kleine stad, nader verkennen. Leuke huizen en vooral chalets trokken de aandacht en in een straat aangekomen waar weinig verkeer reed, zagen ze in de verte een paar priesterpakken hen tegemoet komen. Dichterbij bleken het tot stomme verwondering collegae te zijn uit hetzelfde bisdom. Nog sterker, ze hadden samen op het seminarie gezeten alleen waren de priesterpakken enige jaren ouder. Ook bij hen verbazing, vooral om de late herkenning vanwege de vakantiekleding. Ze besloten samen een terras uit te zoeken om vakantie-ervaringen uit te wisselen. De priesterpakken waren al wat langer in Zwitserland en hielpen een pastoor met zijn werkzaamheden. Vandaar de pakken. Maar morgen vertrokken ze voor een week naar een kampeergelegenheid in de buurt van Luzern. Allen brachten een dronk uit op de rest van de vakantie, wensten elkaar fijne dagen en namen toen afscheid met een "tot ziens in Nederland". Ze haalden de auto op, die al klaar stond, betaalden de reparatiekosten die gelukkig meevielen en gingen op weg naar het meer van Neuchatel. Daar aangekomen pakten ze vlug de tent uit, zetten hun ligbedden voor de tent, pakten het kookgerei en zetten een pot flinke koffie. Het was warm en heel zonnig weer en dus was een duik in het meer gauw genomen. Het bleek dat het meer tamelijk ondiep was en je er een aardig eind doorheen kon lopen. Het terrein werd afgeschermd door een soort matten schutting en ze begrepen niet goed waarom zo iets lelijks het terrein afbakende. Wel hoorden ze achter de schutting lachen en praten. Dus daar moest ook een soort camping zijn met vakantiepret. Een van hen probeerde door de matten te gluren om zodoende te zien wat er achter gebeurde. Maar de matten maakten dit niet mogelijk. Wel kon je van het terrein af, er om heen lopen en mogelijk via de ingang aan de andere kant iets zien. Gedrieën gingen ze op onderzoek uit. Bij de ingang van het andere terrein gekomen, liepen ze door een lange laan en kwamen bij een soort receptie. Tot hun grote verbazing zagen ze daar dat mannen zowel als vrouwen en kinderen totaal niets om het lijf hadden. Het was een nudisten-camping. Snel keerden ze om want ze wilden niet als verspieders te kijk staan. Maar het hield hen wel even bezig, ook in hun gesprek met elkaar. Wat was nu het nut van zoiets? Of was het gewoon het plezier van blootlopen en zwemmen? Hun filosofie er over leverde alleen op dat het een flink stuk bepakking bespaarde. Na een week zat de vakantie er op en werd de terugreis aanvaard. Via Antwerpen zouden ze rijden, daar in een hotelletje overnachten en de andere dag weer thuis zijn. In Antwerpen kozen ze op goed geluk een goedkoop onderkomen, sober maar netjes. In de nacht hoorden ze lawaai van stemmen en andere menselijke geluiden in de kamer naast hen. Later bleek dat het een hotel was waar bepaalde dames hun afspraken in geld omzetten. Genoeg stof om thuis op de pastorie hun vakantie-verhalen al of niet aangedikt te vertellen. En zo geschiedde!!!!!
Sinds enkele weken kreeg de kapelaan, een paar dagen in de week, bezoek in zijn biechtstoel van de kleuterleidster van de bij-parochie waar hij min of meer pastoor van was. De zonden die zij biechttte waren de zogenaamde pekelzonden, die iedereen wel deed en vaak meerdere malen per dag. Geen reden om dat te biechten. Wie gebruikte niet eens een krachtterm? Wie maakte nooit eens ruzie om kleinigheden? Wie vergat er nooit eens een verjaardag? Om dergelijke kleine vergrijpen ging het, heel menselijk en onschuldig. De kapelaan wist niet wat hiervan de denken maar vroeg wel aan de biechteling om dit soort dingen niet meer te komen biechten. De kleuterleidster vond het wel jammer want zo zei ze:"ik streef een zeker heiligheid na". De kapelaan begreep dit allemaal wel maar zag haar voorlopig liever niet meer in de biechtstoel. Als er een probleem was dan moest ze maar een afspraak met hem maken. Een paar dagen later, de kapelaan was op school voor de katechismusles, sprak de kleuterleidster hem aan. Zij had een groot probleem en wilde de kapelaan daarover nadrukkelijk spreken. Graag zou ze zien dat de kapelaan bij haar thuis kwam om samen het probleem te bespreken. Een afspraak was snel gemaakt en de datum werd vastgelegd. Enigszins nieuwsgierig ging de kapelaan op weg naar zijn afspraak met de kleuterjuf. Toen ze de deur opende zag hij een uiterst zorgvuldig en opgemaakte juf, die hem enthousiast begroette. Zo kende hij haar niet. Meestal had ze een eenvoudige jurk aan. Ze zag dat hij naar haar keek en legde zijn verwondering uit als bewondering voor haar. Ze vroeg of hij wat wilde drinken; koffie? Thee misschien of zelfs al een glaasje wijn? Hij koos thee en nam plaats op de bank. Een stoel zag hij niet, alleen enkele bij de eettafel. Nadat ze thee had ingeschonken, nam ze naast hem plaats. Het viel hem op dat ze kort naast hem kwam zitten inplaats van in de andere hoek van de bank. Ze plaatste haar hand op zijn been en begon te spreken. "Ik heb een groot probleem en dat wil ik met je delen" De kapelaan die de hand op zijn been voelde rusten, voelde zich ongemakkelijk en hoorde ook het woordje "je" inplaats van "u". Toen hoorde hij haar zeggen, meer fluisteren eigenlijk,"ik ben verliefd op je en dat is mijn probleem". En ze voegde er aan toe: "ik was ook verliefd op de vroegere kapelaan, ik heb iets met priesters". Hij hoorde zichzelf zeggen dat verliefd zijn niet erg is, dat hij dat zelf ook wel eens was maar dat de omgang met dergelijke gevoelens niet zo makkelijk is. Op priesters verliefd worden en nu dus op hem vond hij wel wat raadselachtig. Zij legde uit dat dit kwam door de zachte geaardheid van de priester en dat zij zich daartoe aangetrokken voelde. Hij probeerde haar te begrijpen en zei haar dit ook maar legde ook uit dat een zacht karakter niet direct een eigenschap was van het priester-zijn, veeleer van de persoon zelf. Hij zei haar bovendien allesbehalve verliefd te zijn op haar, haar wel heel aardig vond en heel goed als kleuterjuf. Een uur lang probeerde hij haar te overtuigen van een voorbijgaande verliefdheid en dat de juiste persoon vast nog wel in haar leven zou komen. Ze was jong en aantrekkelijk, daar zou het niet aan liggen. Ze bedankte hem voor het gesprek, was ook opgelucht en vond dat hij heel goed had gereageerd. Hijzelf vond dat er een zekere intimiteit tussen hen was ontstaan doordat ze zo openlijk haar hart had laten spreken. Enkele weken na hun gesprek belde ze hem op om te zeggen dat ze niet meer verliefd was op hem maar hem wel wilde zien als een goede vriend. Hij antwoordde dat hem dit goed deed en vriendschap zeer op prijs stelde. Opgelucht haalde hij adem.
Het was enkele dagen na kerstmis dat de kapelaan bij zijn ouders op bezoek ging. Na een gezellige en ontspannen dag reed hij laat in de avond weer naar de pastorie. Op de weg aangekomen, het was een tweebaansweg, zag hij een "Lelijke Eend" voor hem rijden. In de auto zat een jong stelletje, dat geen haast had om thuis te komen. Buiten was het guur en koud maar het het was een heldere nacht met een mooie ronde maan. De kapelaan reed achter het stelletje en niet veel harder dan 40 km per uur. Dus tijd om eens in te halen. Gas geven en er langs gaan, tegenliggers waren er niet want het was erg stil op de weg. Hij was net de "Eend" gepasseerd, of het gebeurde. De auto raakte in een gemene slip, gleed langs twee grote bomen en kwam onderste- boven in een greppel tot stilstand. Omgekeerd lag de auto in een laag verharde sneeuw. Tijd om na te denken tijdens de slip had de kapelaan niet, hij probeerde te remmen en het stuur onder controle te krijgen maar zonder succes. Tewijl de auto over de kop vloog, vloog de kapelaan uit zijn bestuurdersstoel en kwam op de achterbank terecht. Hij had al gauw in de gaten dat hij niets mankeerde en dus niet in de hemel was. Zijn tijd was nog niet aangebroken. Gelukkig ging het portier open en kroop hij naar buiten. De lichten van de auto brandde nog en ook de radio gaf geen krimp. Speelde luid en duidelijk een lied van de Beatels. Inmiddels was de "Lelijke Eend" gestopt en stapte het stelletje uit. "Alles goed?", vroeg het meisje. De jongen vertelde dat zij juist heel zacht reden vanwege de ijzel en maar niet begreep waarom de kapelaan er de spurt in wilde zetten. Die zei, dat in de stad zelf daar niets van de merken was en hij derhalve geen kennis had van wat er op de weg gaande was . Nu begreep hij de voorzichtigheid van de bestuurder. Zij vroegen hem in te stappen, dan zouden ze hem wel naar de pastorie rijden want dat was niet al te ver van waar zij woonden. De volgende morgen ging de kapelaan naar de garage en vroeg om hulp. Zijn auto moest tenslotte uit de greppel getrokken worden. De hulp werd snel geboden.In een sleepauto met een soort hijskraantje ging de kapelaan samen met een monteur op weg naar zijn gestrande auto. Daar stond een politie-auto met twee agenten te wachten, die de schade al hadden genoteerd. Ze vroegen of er geen personelijke ongelukken waren gebeurd. De kapelaan zei dat hij zich prima voelde en niet in de gaten had gehad dat het glad op de weg was. De auto werd uit de greppel gehesen en het bleek dat er uit het dak wel soep gegeten kon worden, zo ingedeukt was het. De politie agenten hielden het verkeer even tegen en de auto werd op sleep genomen. De kapelaan bedankte de agenten, stapte in bij de monteur en ging weer op weg naar de garage. Daar kreeg hij een auto te leen, die hij enkele dagen later zou kopen als vervanging van de vernielde auto. Toen hij een week later weer bij zijn ouders op bezoek ging, vroeg zijn moeder of hij een andere auto had. Zij had in de krant gelezen wat hem was overkomen maar ook begrepen dat hij niets mankeerde. "Je bewaarengel heeft je beschermd", zei ze tegen hem. Wat de kapelaan er wel aan over hield was dat hij gedurende de winter, de eerste weken na zijn ongeluk de weg regelmatig controleerde op gladheid. Je moest tenslotte je bewaarengel niet tarten...........
Het was in de avond dat de kapelaan met spoed werd opgeroepen naar een adres te komen, waar een oude vrouw van 95 jaren woonde. Het bleek dat zij was overleden. De deur van het huis werd opengedaan door iemand van de verpleging. Die vertelde dat de arts net was vertrokken. Hij had de dood vastgesteld en verklaarde dat de oorzaak een hartstilstand was. Zij had een mooie leeftijd bereikt en was, totdat de dood haar overviel, een zeer vitale vrouw. Boodschappen en haar huis schoonhouden deed ze allemaal zelf. De verpleegster vroeg of de kapelaan haar het sacrament van de stervenden nog kon toedienen. Hij zei dat dit eigenlijk niet meer nodig was maar deed toch enkele sacramentele gebeden. Daarna vroeg de verpleegster of hij haar wilde helpen het lijk af te leggen want hulp had ze niet. De kapelaan schrok daar wel even van en vroeg wat dit precies inhield. "Nou, ik kleed haar uit en was haar lichaam en kleed haar daarna weer aan in een soort doodskleed" "En ik moet daarbij helpen?" "Als U dat zou willen doen, dan zou ik erg geholpen zijn", sprak ze. "Aan het werk dan maar", zei de kapelaan. "Eerst het bed netjes maken, daarna komt zij aan de beurt. We tillen haar samen op en leggen haar even over die stoel daar" De kapelaan had wel het een en ander al meegemaakt maar een lijk even over een stoel hangen hoorde niet thuis in zijn ethiek. De verpleegster zag dat hij daar moeite mee had en zei dat het nu een dood lichaam was en wel tegen een stootje kon. Het bed moest schoon en er was nergens anders plek om het dode lichaam neer te leggen. Samen tilden ze het lijk op en legden het over de hoge leuning van de stoel, waar het met het hoofd naar beneden bleef hangen. Daarna werd het bed verschoond en opgemaakt en legden ze het lichaam op het bed. De kapelaan vond dat hij wel genoeg hulp had geboden en stond niet te popelen om ook nog te helpen bij het uitkleden en verschonen van de dode vrouw. Dus zei hij tegen de nurse dat ze het nu verder alleen moest doen."Dat lukt wel, denk ik", zei ze. De kapelaan nam afscheid en deed de deur achter zich dicht. Op de pastorie gekomen nam hij een flinke neut en hoopte in de nacht niet te dromen van lijken die over stoelen werden gehangen....
De kapelaan was behalve een fanatiek voetballer ook een verslaafd ski-fanaat. Elk jaar ging hij minstens tweemaal naar de bergen om daar zijn geliefde sport te bedrijven. Meestal in Zwitserland. Hij deed ook mee aan de plaatselijk georganiseerde wedstrijden en ging er vaak met de eerste prijs van door. Hij was een specialist in de slalom, hoewel hij ook een steile en lange afdaling met gemak aan kon. De bergbewoners begonnen hem al te kennen en te waarderen. Ook in Nederland werd hij op dat gebied bekend want zijn naam had meerdere malen de voorpagina van de grote Zwitserse dagbladen gehaald, te meer omdat hij een R.K. geestelijke was. Van de Nederlandse skibond had hij nu een uitnodiging gekregen om deel te nemen aan het ski-team en enkele training-sessies mee te maken. Hij moest daarvoor wel enkele weken vacantie opnemen. Maar dat was geen punt. Zijn collegae waren trots op hem en ook bereid zijn werkzaamheden tijdens zijn afwezigheid waar te nemen. In december meldde hij zich bij het Nederlandse Ski-team in Lech, Oostenrijk, waar het team werd getraind door een Oostenrijkse trainer. Een wereld bekende skiër en meermaals kampioen van Europa geweest. In het Nederlandse team, dat uit heren en dames bestond, zat ook een prinses van een van europa's koningshuizen. De kapelaan had al spoedig een goed contact met haar, te meer omdat zij zeer gelovig was. Samen namen ze deel aan de training en steunden elkaar bij de wedstrijden. Na de wedstrijden verpoosden ze dan samen in een restaurant, aten met elkaar en spraken veel over geloof en filosofie. Ook werd hij aan het hof uitgenodigd en was bij bepaalde gelegenheid haar gast. Hij had wel moeten beloven niet uit het"Hof te klappen", maar dat sprak vanzelf vond hij. De prinses was verloofd met een heel aardige prins van buiten haar eigen koninkrijk en toen zij aangaven te willen trouwen, vroegen zij de kapelaan of hij hun huwelijk wilde inzegenen. De kapelaan maakte enkele jaren deel uit van het Nederlandse ski-team, won enkele slalom-wedstrijden en soms ging hij voor in een kerkdienst in het dorp waar werd getraind.
De kapelaan had in zijn nieuwe parochie al spoedig kennis gemaakt met de dominee van de Ned.Herv.Kerk. Een nog jonge man en iets ouder dan de kapelaan. Hij was getrouwd met de dochter van een oud-minister van buitenlandse zaken en had twee kinderen. Omdat hij een overtuigd pacifist was en zeer sociaal, was hij een vooraanstaand lid van de Pacifistisch Socialistische Partij ( PSP ). In die dagen een wat omstreden partij. Daarom had hij in zijn gemeente veel gelovigen die het met zijn keuze niet eens waren. De dominee was een terdege bijbelkundige en gepromoveerd op een of andere bijbeltekst. Wat de kapelaan in de dominee aantrok was zijn oecumenische betrokkenheid. Samen kwamen ze tot de overtuiging dat het goed zou zijn gezamenlijk een bijbelgespreksgroep op te richten, waaraan iedereen mee kon doen. Bovendien vonden ze het een goed idee om bij elkaar op de preekstoel te staan in een soort gemeenschappelijke woorddienst. Eenmaal per maand en om de beurt in elkaars kerk samen een woorddienst houden, waarbij de kapelaan in de kerk van de dominee zou preken en de dominee in de kerk van de kapelaan. Het plan werd voorgelegd aan beide kerkbesturen en die gaven hun fiat. In de plaatselijke krant en in de kerkbladen werd hier melding van gemaakt, evenals van de eerste bijeenkomst in de Hervormde Kerk. En we schrijven dan 1966. Een unieke gebeurtenis in de provincie. Op de dag van de eerste woorddienst zat de kerk vol ook met mensen van buiten de stad. Het werd een succes en de woorddiensten werden al gauw bekend in de omgeving maar ook bij de bisschop, die de kapelaan een aanstelling gaf tot bisschoppelijk gedelegeerde oecumenische zaken in de provincie. Het bestuur van de provincie vroeg de kapelaan zitting te nemen in een commissie "Tot Streekverbetering van de Provincie". Dominee en kapelaan werden samen ook veelvuldig uitgenodigd om gespreksbijeenkomsten te leiden en te vertellen over hun onderlinge samenwerking. Zolang de kapelaan in de parochie werkzaam bleef, werkte hij samen met de dominee. Veel later zou de dominee een aanstelling krijgen als hoogleraar bijbelkunde aan de universiteit van Amsterdam. Tot groot genoegen van de kapelaan.
Met de katechismus in de hand betrad de kapelaan het leslokaal van de eerste klas van de lagere school. De juffrouw begroette hem met,"daar is de kapelaan en jullie moeten heel braaf zijn". Het was vlak na de grote vacantie en de kinderen kwamen voor het eerst in de klas voor hun katechismusles. De kapelaan stelde zich voor als "ik ben jullie kapelaan en ik kom jullie iets vertellen over Jezus en Zijn boodschap". Vol verwachting keken de kinderen hem aan. De kapelaan voelde zich bijna afkomstig van een andere planeet en dacht aan de katechismuslessen van de kapelaan toen hij nog op de lagere school zat. Veel genoegen had hij daar niet aan beleefd, dacht hij nu. Maar hij zou het anders doen, geen saaie lessen met vragen en antwoorden doch leuke verhalen en hier en daar met grapjes er tussen. Dus begon hij met een leuke anekdote. "Toen ik zo oud als jullie was en les kreeg van een kapelaan, vertelde die heel veel over het kindje Jezus. Elke les maar weer. Op een gegeven moment dachten wij dat Jezus alles deed en alles ook te maken had met Jezus. Niets was zonder Jezus. De kapelaan vertelde over de schepping en het ontstaan van de aarde. Over de de zon, maan en sterren en over het ontstaan van de eerste mensen. Ook over de dieren die er kwamen. Over de grote en kleine dieren, over de vissen en de vogels. En hij wilde van ons kinderen wel eens weten hoe het vogeltje heette met een rood borstje. Wij dachten diep na en toen stak een meisje haar vinger op. En, vroeg de kapelaan ? Nou, zei het meisje, normaal gesproken is het een roodborstje maar bij U zal het wel weer het kindje Jezus zijn". De kinderen begonnen te lachen en de kapelaan wist dat hij de aandacht van de kinderen had. Plotseling werd er luid op de deur geklopt en ging de deur open. De concierge kwam de klas binnen en riep tegen de kapelaan dat hij direct naar de kerk moest gaan want daar stond een bruidspaar op hem te wachten. De kapelaan schrok geweldig, keek vlug in zijn agenda en zag dat hij op dit moment het huwelijk van een bruidspaar moest inzegenen. Helemaal vergeten in zijn agenda te kijken. In haast nam hij afscheid van de kinderen, riep nog "tot volgende week"en was toen vertrokken. Bij de kerk aangekomen stond de koster op hem te wachten, hielp hem in zijn liturgische gewaden en ging hem en de misdienaars voor naar het altaar waar bruid en bruidegom al waren neergeknield op de bidstoelen. De kapelaan verontschuldigde zich bij het paar en begon met de dienst. Na de plechtigheden ging hij op receptie bij het bruidspaar, feliciteerde bruid en bruidegom en zei: "jullie moeten maar denken, beter laat dan nooit............"
De kapelaan was in de parochie geestelijk adviseur van diverse verenigingen, bonden en instellingen. Zo ook van de instelling die de zorg had over de oudere mens. In die tijd bejaardenhuis geheten. Elke week ging hij daar op bezoek, soms met een individueel gesprek, soms met enkele ouderen aan de koffietafel en heel soms met een paar mannen aan de biljarttafel. De mensen wisten dit zeer te waarderen en schonken de kapelaan al snel hun vertrouwen. Het tehuis had een directrice aan het hoofd en een groot aantal verzorgers voor de dagelijkse bezigheden. De directrice was twee jaren aan het bewind en zo voelden de ouderen dit ook. Zelf noemdem ze het een soort schrikbewind. Zij was ook bij het personeel niet erg geliefd en trad vaak corrigerend op wanneer iets niet direct naar haar zin ging. Tweemaal per week was er een verplichte gymnastiekuur voor de ouderen, op zich goed voor de reeds stramme botten en vastgeroeste spieren maar de manier waarop de directrice te werk ging wekte enorme weerstand bij de ouderen. Hun leeftijd lag tussen de 75 en 93 jaren. De directrice was net in de veertig. Zij zelf leidde het gymnastiekuur. De ouderen moesten op een stoel gezeten een groot aantal oefeningen doen die de directrice voordeed. En het lukte vaak niet dat iedereen de oefeningen goed kon nadoen. Dan schreeuwde de "baas" dat er beter naar haar gekeken en geluisterd moest worden en wee degene die het dan nog niet goed deed,die kreeg dan een soort strafoefening. De kapelaan luisterde naar de klachten en beloofde een keer de oefeningen bij te wonen. De directrice hoorde hiervan en verbood min of meer de kapelaan de toegang tot de oefeningen. Dit was voor de kapelaan een reden om nu zelf eens op zijn strepen te gaan staan en hij maakte de directrice duidelijk dat hij het verbod zou negeren. En was hij dus aanwezig tijdens een van de gymnastiekuren. Toen merkte hij dat de ouderen onder een tereurbewind leefden en dat was reden genoeg voor hem om in contact te treden met het bestuur van het bejaardenhuis. Die riep de directrice op het matje en deelde haar haar ontslag mede. Onvrede bij het personeel, afkeer bij de ouderen en onjuist handelen jegens de geestelijk adviseur hadden tot ontslag geleid, werd haar gezegd. En zo vertrok zij met stille trom. Sindsdien sliepen een groot aantal ouderen rustiger en op de gymnastiekuren leidde de kapelaan de oefeningen.
De kapelaan was de brief van de bisschop aan het lezen, die hij zojuist had ontvangen. Hij werd op het bisdom uitgenodigd om te komen praten over een verdere studie in het belang van het bisdom en het industrie-pastoraat. Hij werd door de secretaris van de bisschop ontvangen en doorgeleid naar de kamer van de bisschop, die hem vriendelijk welkom heette. Na het serveren van de koffie nam de bisschop het woord. "Ik vind het nodig om enkele jonge priesters verder te laten studeren, naast hun gewone pastorale bezigheden, en te laten opleiden tot industrie-pastor. Er zijn op dit moment te weinig jonge industrie-pastors die de ouderen kunnen opvolgen. Wat denk je ervan?" De kapelaan vond het een uitstekende gedachte en vroeg of hij daarvoor ook in aanmerking kwam. "Natuurlijk, anders had ik je niet uitgenodigd",was het antwoord. "De opleiding is in Rotterdam en wordt gegeven aan het UIVB, dat is het universitair instituut voor het bedrijfsleven. Eenmaal per week moet je daar dan heen en krijg je les van diverse professoren. Ook dominees studeren daar, samen met jou en nog enkele priesters van het bisdom. De studie krijgt de naam Theologie met Industriële Verhoudingen. Sociale-en politieke ethiek zijn de hoofdvakken. Na een jaar studie, volgt een stage van drie maanden in een grote onderneming. Daar moet je dan je scriptie opschrijven en als studie en scriptie in orde zijn ben je klaar. Lijkt het je wat?" "Ik neem aan dat de kosten voor het bisdom zijn? "Vanzelfsprekend, zei de bisschop" Hierna gaf hij de kapelaan de namen door van vier collegae, die ook aan de studie zouden deelnemen. De kapelaan kende hen goed, twee ervan had hij wel eens opgesteld in het voetbalelftal van het seminarie. Ook kende hij enkel jonge dominees die mee deden. In september zou de studie beginnen, het was nu april. Met de pastoor overlegde hij welke taken hij kon overdoen aan zijn collega. Immers een dag in de week zou hij elders vertoeven . De pastoor, die zelf lange tijd industrie-pastor was geweest maar nooit een dergelijke opleiding daartoe had genoten, vond het een hele eer voor de kapelaan dat hij door de bisschop was uitgekozen. En hij bood onmiddellijk aan op het practische vlak te helpen waar het nodig was. Hij had veel ervaring op dit gebied. Met enig ongeduld keek de kapelaan uit naar het begin van de studie in september. Hij had er zin in, het was weer iets anders. Een uitdaging voor een nieuwe periode in zijn leven. Wordt vervolgd.............
De filosoof Immanuel Kant: Jezus Christus is een idee of ideaal of voorbeeld, die of dat gepersonificeerd is. De historiciteit van deze persoon is overbodig en zelfs schadelijk. Jezus verpersoonlijkt het ideaal van de menselijke zedelijke volmaaktheid. Geloven is dan primair een handelen pas daarna een "wetën".