Jaloezie is vergelijken en al van kleins af aan is ons geleerd om te vergelijken. We zijn geconditioneerd om te vergelijken. Vergelijken is een domme houding, omdat ieder mens uniek is en onvergelijkbaar. Niemand is ooit zo geweest als jij bent en niemand zal ooit zo worden als jij bent. Jaloezie is een van die machtige trucs van iedere maatschappij, iedere cultuur, iedere religie, want men leert van kind af aan te vergelijken. Jaloezie betekent in competitie te leven. Jaloezie is een van de meest voorkomende vormen van psychologische onwetendheid over jezelf, over anderen en over relaties. Laten we maar eens naar de relatie gaan. Met liefde bedoelen mensen een soort alleenrecht of bezitterigheid - zodra je een levend wezen bezit, zal die langzaam beginnen te stikken. Het leven kan nooit geen bezit zijn. Jaloezie en bezitterigheid zijn niet de eigenlijke problemen, maar het zijn symptomen, symptomen dat men nog niet weet wat echte liefde is. Men beschouwd het als vanzelfsprekend dat we weten wat liefde is, en daardoor ontstaat het probleem van jaloezie. Het probleem ontstaat omdat er nog geen liefde aanwezig is, het laat gewoon zien dat er nog geen liefde is ontstaan. Jaloezie toont ons de afwezigheid van liefde. Waar jaloezie is, is geen liefde aanwezig!!!
Nu ligt zij voor 't raam, met uitzicht naar buiten op de straat. Met mensen,winkels, ja zelfs een bloemenkraam. Zij raakt niet uitgekeken, er is niets wat haar ontgaat.
Dit stadsbeeld is haar vertier zij is al twee jaar hier, maar nu pas staat haar naam; op het ledikant dicht bij het raam.
Triomfantelijk kijkt zij door de ruiten naar het stadsgewoel daar buiten. Twee jaar heeft zij dit moeten ontberen en lag achter in de zaal langzaam weg te teren.
Vier bedden afgeschermd door gordijnen van mensen die lagen weg te kwijnen, geen praatje met je naaste buur, alleen een zuster om het uur.
Die paar zusters hadden 't druk, zij liepen zich de benen stuk; om de patiënten dat te geven. wat van node was bij dit moeizaam leven.
Daar om had zij ook nooit geklaagd, maar na maanden toch wel eens gevraagd. "Wanneer komt nu eens mijn naam op een bed dicht bij het raam?"
De zuster van de zaal kwam dan met een heel verhaal, over de patiënten die daar lagen; die leefden misschien nog maar een paar dagen.
Doch twee jaar heeft het moeten duren, met alleen zicht op gordijnen en twee muren. Twee jaren van ergernis, het was net een gevangenis.
Zij kan haar bed niet uit, ze is verlamd tot aan haar stuit. Maar de zusters doen er alles aan nee; hen treft geen enkele blaam.
En nu zij zo fijn naar buiten kijkt, is haar leven toch verrijkt. Ze heeft minder erg in haar gebrek, zij ziet de wereld van af haar plek.
Ja zo aan de avond van haar leven, heeft men haar nu toch iets moois gegeven. Medelijdend kijkt zij naar die hoek achter de gordijnen; waar nu een ander ligt weg te kwijnen.
Als de zuster haar komt toedekken voor de nacht; zegt die heel begripvol en zacht. " Ik weet dat deze plaats je heel goed zint en de patiënt op je oude plaats, die is blind."
Als de zuster dan is weg gegaan, loopt over haar wang een traan. Zij vouwt dan heel devoot; voor een dankgebed de handen in haar schoot.
ik zal het zo missen alles hier in dit huis wat ik ooit bezat nu mijn afscheid steeds dichterbij is ik ben hier alleen en ik kijk om me heen naar mezelf in dat wat ik had
en mijn ogen bepalen al kijkend de grootte van wat ik verlies en dan vind ik waarde in heel kleine dingen