Met de gelukkige wind op onze kantoren toegekomen ...
Aan de voorzitter en de leden van het
Comité P
Wetstraat 52
1000 Brussel
Antwerpen, 13 september 2007
Geachte Voorzitter,
Heren Raadsleden,
Sta mij toe hiermee de aangifte te bevestigen die ik op dinsdag 11 september 2007 omstreeks
13u. deed aan de heer Walter Peeters, raadslid. Ik ontmoette raadsheer Peeters in de gangen
van het Parlement (Huis der Parlementsleden) en vertelde hem op welke brutale, ja zelfs
beestachtige (met gebruik van honden) manier de politiediensten op vooral Vlaamse
manifestanten had ingebeukt even voordien.
De heer Walter Peeters verzekerde mij dat de enquêteurs van uw dienst ter plaatse aanwezig
waren, ik meen deze trouwens gezien te hebben, en bovendien zou hij onmiddellijk de heer
Henri Berkmoes, hoofd van de dienst enquêtes inlichten. Deze brief is dan ook een
bevestiging van de eerdere aangifte.
1. In de feiten:
Alhoewel de feitelijke omstandigheden van deze spijtige brutaliteiten van de politie U
ongetwijfeld gekend zijn, indien niet door de rapporten van uw onderzoekers ter plaatse dan
toch via de ontelbare fotos en videos die op het wereldwijde net met de regelmaat van een
klok worden vertoond ( zelf de Arabische televisie Al Jazeera had beelden van deze
incidenten, de commentator gaf wel blijk van enige sympathie voor de Brusselse
burgemeester) toch wil ik deze feiten hier nog even schetsen.
Rond 12u. s middags kwamen enkele parlementsleden aan het Brusselse Schumanplein
bijeen, het was de bedoeling om een petitie af te geven aan een afgevaardigde van de
Europese Commissie. Op het plein stonden hooguit een 200-tal mensen met enkele
spandoeken en vlaggen. Er waren parlementsleden uit Italië en Frankrijk, uit Vlaanderen en
enkele Scandinavische landen.
Zonder enige directe aanleiding, terwijl Filip Dewinter een interview gaf aan de VRT, gaf de
bevelvoerende officier opdracht tot een charge en beval hij de ééntalige Luikse politieinspecteurs
om zoveel mogelijk mensen en vooral de parlementsleden hardhandig op te
pakken.
Frank Vanhecke, Europarlementslid werd samen met twee van zijn collegas uit het Europese
parlement op een brutale manier opgepakt en zelfs in de geslachtsdelen geknepen. Filip
Dewinter werd van de camera weggerukt terwijl hij een interview gaf, op de grond gesmeten,
gestampt en geslagen waarbij vooral de nierstreek werd geviseerd door de Luikse
politieinspecteurs. Herhaaldelijk werd door deze politieambtenaren naast andere
scheldwoorden en schunnigheden sale flamin geroepen.
Ikzelf stond naast Filip Dewinter net voor het interview vermits ik samen met hem met een
wagen van het Vlaams Parlement was aangekomen. De bewuste officier kwam na de aanval
op Filip Dewinter terug en stak een ganse tirade in het Frans af. Ik wees hem erop dat hij in
het tweetalig gebied Brussel het Nederlands moest gebruiken ten overstaan van Vlamingen,
hij vertaalde zijn ganse tirade in twee woorden namelijk: weg of mee.
Omdat ik blijkbaar te traag wegging naar de zin van deze man stuurde de officier een
vijftal inspecteurs met blaffende honden achter mij aan. Een Oekraïens journalist die trachtte
enkele woorden van mij op te vangen werd toen overigens door één van deze honden gebeten.
Samen met enkele vrienden wandelde ik gevolgd door een viertal overvalwagens van de
politie, de ganse Wetstraat door, voorbij uw kantoren, tot in het parlement. Daar volgde de
politie ons niet meer.
Tijdens een onderhoud in de hal van het nieuw gebouw van het Brussels Parket werd mij
bevestigd dat de gevangenen zich niet onder de hoede van de Procureur des Konings of een
ander magistraat bevonden maar wel in het justitiepaleis in de handen van de Brusselse
Burgemeester, die moest beslissen over de administratieve aanhouding.
Aanvankelijk wilde de Brusselse Burgemeester de volledige maximumduur zijnde 12u.
uitputten en de 162 gevangenen zolang in de kerker laten.
Vanaf 17u. begon blijkbaar de kostprijs van deze grap te zwaar door te wegen, immers vanaf
18u. diende aan de meeste van de politieambtenaren overuren te worden uitbetaald. Ik wees
de bevelhebber van de gevangenis er ook op dat zij moesten zorgen voor medische verzorging
en voedsel voor de gevangenen. Dit gebeurde slechts erg sporadisch. Vanaf 17u. werden de
162 gevangenen van Thielemans druppelsgewijs vrijgelaten, de laatste, een Nederlandse
dame, werd zowat uit de gevangenis geworpen rond 20u..
Vele vrouwen bekloegen er zich over dat zij verplicht werden hun BH uit te doen en af te
geven, deze ontkleding gebeurde bovendien terwijl er mannelijke agenten in dezelfde zaal
aanwezig waren. De vrouwelijke commissaris vroeg deze mannelijke collegas dan wel om
zich even om te draaien. Volgens sommige dames zouden enkele van deze, Franstalige,
politie-inspecteurs schunnige opmerkingen hebben gemaakt op dat ogenblik.
Over het algemeen werd de behandeling in deze gevangenis als relatief goed beschouwd
vooral in vergelijking met de brutaliteiten die deze gesekwestreerden in de autobus en de
overval wagens hadden moeten doorstaan. De Luikse inspecteurs vonden het namelijk prettig
om hun slachtoffers van de ene kant van de wagen naar de andere kant te laten vliegen,
uiteraard waren deze slachtoffers dan geboeid! In de autos werd door sommige van deze
Luikse inspecteurs uiterst ijverig omgegaan met een of andere spuitbus waarbij zij zelfs
enkele van hun collegas kwetsten, waardoor zij bijna met mekaar op de vuist dreigden te
gaan. Sommige gevangenen hebben trouwens van deze incidenten gebruik kunnen maken om
langs het hondenluik in de achterdeur van de gevangenenbus te gaan lopen.
Ondanks de bijzonder harde manier waarop de handboeien waren aangesnoerd, ten bewijze
daarvan de vele littekens bij de gevangenen, konden de meeste van deze ontsnapten hun
boeien losmaken en gaan lopen.
Ik vraag mij af wat er gebeurt wanneer er echte misdadigers met dergelijke bussen door
dergelijke politieambtenaren worden vervoerd. Tot daar de feiten.
2. De normovertredingen en de disfunctionering van de politie:
Vooraf:
Bij de toetsing van dit politieoptreden aan de wettelijke bepalingen wens ik vooraf te stellen
dat de grootste schuld uiteraard bij het bevel van deze operatie ligt. Het was niet alleen
tactisch een gigantische stommiteit maar ook, communautair een uitdaging om ééntalige
jonge, niet erg goed geïnformeerde en opgeleide inspecteurs uit Luik, op de manifestatie af te
sturen. De vraag is waarom de opgevorderde pelotons uit Antwerpen en Gent ergens aan één
of andere afgelegen station moesten posteren terwijl de ééntalige Luikse politiediensten op het
Schumanplein post vatte. Voeg hierbij dat voor de manifestatie er een afspraak was met de
Brusselse politie dat een statische manifestatie op het Schumanplein zou gedoogd worden met
afgifte van een petitie aan de Europese Commissie, dan zal U begrijpen dat deze tactische zet
van het commando door velen als laffe onbetrouwbaarheid wordt beschouwd.
Ik kom hier later in het onderdeel racisme en partijpolitieke beïnvloeding op terug.
De Europese commissaris Bruno Frattini, stak daarom trouwens ook zijn ongenoegen niet
onder stoelen of banken, vermits hij verwachtte dat eenvoudigweg een petitie zou worden
afgegeven.
2.1. De wet op het politieambt:
Artikel 1 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt zegt: de politiediensten
vervullen hun opdrachten onder het gezag en de verantwoordelijkheid van de overheden die
daartoe door of krachtens de wet worden aangewezen. Bij het vervullen van hun opdrachten
van bestuurlijke of gerechtelijke politie, waken de politiediensten over de naleving en dragen
zij bij tot de bescherming van de individuele rechten en vrijheden, evenals tot de
democratische ontwikkeling van de maatschappij. Om hun opdrachten te vervullen, gebruiken
zij slechts dwangmiddelen onder de voorwaarden die door de wet worden bepaald.
Het hoeft geen betoog dat de politie helemaal niet bijgedragen heeft tot de bescherming van
de individuele rechten en vrijheden en tot de democratische ontwikkeling van de
maatschappij, maar wellicht dient dit eerder verweten te worden aan de verantwoordelijke
overheid die deze rechten manifest heeft geschonden.
De laatste paragraaf van dit artikel is echter herhaaldelijk geschonden namelijk het gebruik
van dwangmiddelen onder de voorwaarden die door de wet worden bepaald. Immers artikel
37 van dezelfde wet stelt zeer duidelijk: bij het vervullen van zijn opdrachten van
bestuurlijke of gerechtelijke politie kan elke politieambtenaar rekening houdend met de
risicos die zulks meebrengt, geweld gebruiken om een wettig doel na te streven dat niet op
een andere wijze kan worden bereikt. Elk gebruik van geweld moet redelijk zijn in een
verhouding tot het nagestreefde doel. Aan elk gebruik van geweld gaat een waarschuwing
vooraf tenzij dit gebruik daardoor onwerkzaam zou worden.
Uit de feiten, de verklaringen, de fotos, de videos, blijkt overduidelijk dat het geweld niet
redelijk was en nog veel minder in de verhouding stond tot het nagestreefde doel.
Het wettig doel van het verhinderen van een manifestatie waarbij de vrees werd uitgedrukt
voor de voortrukkende Islam, kon worden nagestreefd op een andere wijze. Indien de
bevelvoerende officier eenvoudigweg enkele parlementsleden de mogelijkheid had gegeven
om de petitie af te geven aan de Europese Commissaris dan zou de manifestatie onmiddellijk
na de afgifte van deze petitie als beëindigd beschouwd worden en hadden alle manifestanten
Brussel zo snel mogelijk verlaten. Bovendien is er geen enkele waarschuwing gegeven voor
geweld zodat ook dit aspect van het artikel manifest is overtreden.
In verband met het gebruik van het geweld dient toch nog verwezen te worden naar de
rechtsleer die zeer duidelijk stelt: naast het legaliteitsbeginsel wordt het gebruik van
dwangmiddelen ook beheerst door een evenredigheidsprincipe en een opportuniteitsprincipe.
De regering opteert duidelijk voor het gebruik van dwangmiddelen als ultima ratio, in de
gevallen en de maten dat ze onontbeerlijk zijn voor de uitoefening van de opdrachten van de
politiediensten (De nieuwe politiewetgeving in België, eindredactie C. Fijnaut en F.
Hutsebaut, artikel van S. Eeckhout pagina 228 en volgende.) Deze auteur stelt trouwens
terecht: Men kan zich de vraag stellen in hoeverre de praktijk van de bestuurlijke
aanhouding verenigbaar is met de fundamentele rechten en vrijheden van de burgers in een
democratie. In de Belgische context betekent dit concreet dat een toetsing dient te gebeuren
aan artikel 7 van de Grondwet en artikel 5 van het Europees Verdrag over de Rechten van de
Mens (op cit. pagina 229).
Daar waar de toetsing aan artikel 7 van de Grondwet nog kan worden aanvaard volgens de
auteurs blijft echter het ontbreken van een gerechtelijke controle bij de bestuurlijke
aanhouding niet sporen met artikel 5 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens.
Een reden te meer om het geweld dat bij deze activiteiten wordt gebruikt duidelijk te kaderen
in een legitiem kader rekening houdend met de opportuniteits- en het subsidiariteitsbeginsel.
Daar waar misschien kan gesteld worden dat de bevelen van Burgemeester Thielemans het
legitieme kader schetsen kan in geen enkel geval gezegd worden dat deze manier van
optreden opportuun was, de vele verontwaardigde commentaren in de media en ook bij de
politiediensten, althans toch de Vlaamse, bewijzen dit maar zeer zeker is het
subsidiariteitsbeginsel op een schromelijke manier geschonden.
Het weze herhaald, ik spreek dan nog niet over de tactische flaters die door de bevelvoerder
op deze manier worden gevoerd.
De aangehouden personen moeten te drinken en te eten krijgen krachtens de wet op het
politieambt, het EVRM en het Europees Verdrag ter Voorkoming van Foltering en
Onmenselijke of Vernederende Behandelingen of Bestraffingen van 14 november 1993. De
verantwoordelijkheid van de diensten die tot aanhouding zijn overgegaan is hierop toe te zien.
Het krijgen van een gepaste maaltijd heeft betrekking op zowel de bestuurlijk aangehouden
personen als op degene die het voorwerp uitmaken van een gerechtelijke aanhouding. De
diensten die de maaltijdkosten voor hun rekening moeten nemen alsmede de terug te betalen
bedragen zijn opgenomen in de omzendbrief betreffende de bevoorrading van personen in
arrest, met uitzondering van degene die het voorwerp uitmaken in een strafinrichting van 3
januari 2003. (De wet op het politieambt , het handboek van de politiefunctie, Gilles L.
Bourdoux, Politeia nv, 2003, pagina 315 onder het nummer 12-6.)
De opgeslotenen hebben nauwelijks te drinken gekregen en slechts na lang aandringen een
suikerwafel. Dit kan moeilijk aan de bevelvoerende commissaris aangerekend worden vermits
zij blijkbaar niet de mogelijkheid kreeg van haar hoofdcommissaris de heer Vanreuzel,
rechterhand van de Brusselse Burgemeester, om de gevangenen van dit essentieel recht te
laten genieten.
Artikel 31, 5e lid van de wet op het politieambt zegt zeer duidelijk: Elke persoon die het
voorwerp uitmaakt van een bestuurlijke aanhouding mag vragen dat een persoon in wie hij
vertrouwen heeft hiervan verwittigd wordt.
Daar waar samen met Gilles L. Bourdoux (op cit. pagina 315) kan worden aangenomen dat
men niet mag verwachten dat de politie iemand in Zuid-Afrika verwittigt of bij massale
aanhoudingen 200 personen in België op de hoogte brengt toch kan men verwachten van
deze politiediensten dat zij minimaal aan de niet aangehouden parlementsleden, die hun
collegas en de overige gevangenen proberen op te sporen, zou bevestigen waar deze
gevangenen zich bevinden. Het is potsierlijk dat, wanneer ik mij vanuit het Parket van de
Procureur des Konings, waar mij gezegd werd dat de gevangenen zich in het gerechtshof
bevonden onder het bevel van de politie van Brussel en de Burgemeester, de politie nog
probeerde aan te houden omdat ik mij met een drietal andere parlementsleden naar de poort
van het gerechtshof begaf. De bevelvoerende officier van de Brusselse politie had zelfs het lef
om te vragen waar ik naartoe ging alsof ik in een democratie aan de politie zou moeten gaan
zeggen waar ik precies naartoe ga.
Ook dit artikel van de wet werd dus zeer duidelijk overtreden.
Waar zeer vele dames aan tillen, en m.i. terecht, is het feit dat zij verplicht werden hun BH uit
te doen, sommige mannen werden trouwens ook op het lichaam gefouilleerd en diende zich
uit te kleden. Een dergelijke vernedering is voor niets nodig en wijst toch op een gevaarlijke
mentaliteit van de politie-inspecteurs en sommige van hun officieren.
Veiligheidsfouillering dient toch om zich ervan te vergewissen dat een persoon geen wapen
draagt of enig ander voorwerp bij zich heeft dat een gevaar vormt voor de openbare orde.
Ondanks het feit dat nog niemand met een BH is doodgeschoten, zou men eventueel met heel
veel verbeelding kunnen aannemen dat men zich met een BH zou kunnen ophangen. Al moet
dit wel bijzonder moeilijk zijn in een cel waar men met 12 mensen is ondergebracht en men
dus kan aannemen dat indien per impossibile, één van de dames zich zou willen ophangen
met haar BH, de anderen dit wel zouden verhinderen.
Bovendien stelt zich de vraag in hoeverre de openbare zeden niet geschonden werden door de
verplichting die deze dames hadden hun BH uit te doen in een ruimte waar ook mannelijke
politie-inspecteurs aanwezig waren. Het bevel gegeven aan deze mannen om zich om te
draaien is potsierlijk, de schunnige commentaar van sommigen Franstalige agenten bewijst
dit trouwens.
2.2. De wetgeving op het racisme:
Artikel 4 van het VN-rassendiscriminatieverdrag van 7 maart 1966 dat reeds 9 jaar later in
1975 door België werd geratificeerd, zegt dat: De staten die partij zijn bij dit verdrag alle
propaganda veroordelen en alle organisaties die berusten op denkbeelden of theorieën die
uitgaan van de superioriteit van een bepaald ras of groep personen van een bepaalde
huidskleur of etnische afstamming, of die trachten rassenhaat en rassendiscriminatie in enige
vorm trachten te rechtvaardigen of te bevorderen, en nemen de verplichting op zich
onverwijld positieve maatregelen te nemen die erop gericht zijn aan elke vorm van aanzetting
tot of aan elke uiting van een zodanige discriminatie een einde te maken en met het oog
daarop, met inachtneming van de beginselen van de Universele Verklaring van de Rechten
van de Mens en van de rechten uitdrukkelijk genoemd in artikel 5 van dit verdrag
onderanderen:
a)
.
b)
.
c) Niet toe te staan dat overheidsorganen of overheidsinstellingen, hetzij op nationaal hetzij
op plaatselijk niveau, rassendiscriminatie bevorderen of daartoe aanzetten.
Weliswaar heeft het Koninkrijk België een voorbehoud gemaakt in relatie tot de vrijheid
van meningsuiting, de vrijheid van vergadering en vereniging maar dit neemt niet weg dat
sinds de laatste wijziging van deze wet door middel van de wet van 20 januari 2003, ook de
discriminatie op basis van taal naast afstamming, strafbaar moet gesteld worden maar ook het
opdracht geven tot discriminatie als equivalent aan discriminatie wordt beschouwd (artikel 1
lid 2).
Het is dus overduidelijk dat, wanneer de politie-inspecteurs Vlaamse parlementsleden en
Vlaamse burgers uitschelden voor sale flamin, zij deze antiracismewet overtreden. Indien
dit niet het geval zou zijn dan is het iedereen toegelaten om een ander volk in te vullen in
plaats van flamin, zonder dat er enige mogelijkheid tot bestraffing zou kunnen bestaan.
Vermits er reeds duidelijke straffen zijn uitgesproken in deze zin kan moeilijk worden
volgehouden dat Vlamingen wel zouden mogen worden uitgescholden, want dan zou dit een
discriminatie inhouden wat dan weer verboden is door het verbod op
nationaliteitsdiscriminatie. (zie handboek discriminatierecht, Dajo De Prins e.a. pagina 122.).
De politie-inspecteurs die deze scheldwoorden hebben geroepen hebben zich schuldig
gemaakt maar ook diegene die hen daartoe hebben de opdracht gegeven of aangezet zijnde de
zonechef van de lokale politie te Brussel en/of de Burgemeester van Brussel.
2.3. De taalwetgeving:
Politiebeambten in het Hoofdstedelijk Gewest Brussel dienen tweetalig te zijn. Er is enkel een
overgangsperiode voorzien van 5 jaar om deze tweetaligheid te bekomen.
Men dient zich dan ook de vraag te stellen in hoeverre het spoort met de taalwetgeving dat in
het tweetalig gebied Brussel ééntalig Franse politiegroepen worden ingezet, terwijl de
opvorderende Burgemeester perfect weet dat deze agenten en inspecteurs de taalwetten per
definitie zullen overtreden en dus niet kunnen voldoen noch aan de taalwetgeving maar ook
niet aan de wet op het politieambt die hen opdracht geeft om de burgers te beschermen. Men
kan moeilijk iemand beschermen en zijn rechten verdedigen wanneer men zelfs zijn taal niet
verstaat.
Wat dit laatste betreft is het trouwens erg merkwaardig dat een aantal Franse deelnemers aan
de manifestatie, die vergezeld waren van een Vlaams Parlementslid, niet werden verontrust
nooit werden bedreigd, maar opvallend beleefd werden behandeld. De Franse deelnemers
konden rustig interviews geven, zij konden gaan en staan waar zij wilden en pas helemaal op
het einde wanneer alle Vlamingen opgepakt waren werd zeer vriendelijk verzocht om weg te
gaan.
Deze Fransen zijn bereid steeds te getuigen. Hetzelfde geldt trouwens voor Engelstaligen die
eveneens nooit werden verontrust alhoewel zij zich op dezelfde wijze gedroegen als de
Vlamingen die werden aangehouden. Ook deze Engelstaligen zijn bereid om dit alles
schriftelijk te bevestigen. Het is dan ook overduidelijk dat de Luikse politiediensten in
opdracht van de Brusselse Burgemeester en diens korpschef de Vlamingen viseerden. De wet
op het racisme en de taalwetgeving werd dan ook manifest genegeerd.
Besluit:
Reeds in het verslag van de bendecommissie werd duidelijk gesteld dat er een interne controle
op de politie nodig was. Deze controle later geconcretiseerd in het Comité P en zijn
enquêtedienst, moet dienen om de democratische plaats van de politie te garanderen.
In casu heeft de Brusselse politie en vooral haar zonechef en het administratieve hoofd, de
Burgemeester, dit manifest niet gedaan.
Daar waar het uiteraard de bevoegdheid van de Burgemeester is om een betoging al dan niet
toe te laten, zelfs wanneer de mening van deze Burgemeester zeer sterk vooringenomen en
partijpolitiek beïnvloed is, daar moet toch aanvaard worden dat het politieoptreden niet door
deze arbitraire voorkeur van de burgemeesters mag worden beïnvloed.
Nochtans is dit in deze gebeurd. Onwettige bevelen mogen niet worden uitgevoerd zo had de
plaatsing van het Luiks detachement dat ééntalig Frans was, niet mogen gebeuren zelfs
wanneer de Burgemeester dit heeft bevolen. Het hardhandig optreden kan niet worden
gemotiveerd zoals enkele politiemensen probeerden met het principe Befehl ist befehl
aangezien ook daarin duidelijk voorzien is in de wetgeving op het politieambt waarbij een
immoreel bevel kan worden geweigerd.
Ik hoop, geachte voorzitter, raadsleden dat het Comité P deze ontaarding van een
politieoptreden, weliswaar onder druk van de politieke verantwoordelijke, zal willen
onderzoeken. Een verder afglijding van de politie naar een totalitaire machine ten behoeve
van gelijkaardige overheden moet ten alle prijzen vermeden worden
Met voorname achting,
Hugo Coveliers
In antwood op de vragen : deze tekst is vrij op internet, ik zou niet weten waarom hij niet mag verspreid worden. Deze tekst is m.i. niemands eigendom, hij gaat over publieke feiten die iedereen heeft kunnen aanschouwen. "Ze" zouden misschien graag hebben dat alles in duistere kantjes en hoekjes kon afgewerkt worden zoals vroeger maar er is wel een en ander veranderd op dat vlak. De mentaliteit van ht regime niet, het sadisme van simpelen van geest die politieke macht verwerven evenmin.
|