Beschrijf een karaktertrek zonder die te benoemen - schrijfopdracht van wekelijkse schrijfopdracht.
Wannes, goede vriend van Hugo maakt zich klaar om naar een concert te gaan. Hij vermoedt dat het een fijne avond zal worden. Wannes is een beetje een ijdele man. Hij wil er perfect uitzien. Zorgvuldig kiest hij zijn kledij uit, poetst zijn tanden, geeft zichzelf een vleugje parfum en op zijn moderne schoenen loopt hij opgewekt naar de hoek van de straat. Daar zal om 19 uur een taxi op hem wachten.
Wannes is in zijn nopjes. Alles is geregeld om op tijd bij het concertgebouw te zijn. Hugo zal vanavond niet lacherig, en zoals altijd ietwat misprijzend op zijn horloge moeten wijzen. Er zal nog tijd zijn om een programma te kopen en even in de foyer rond te kijken of er wellicht nog bekenden zijn. Om onze plaatsen te vinden zal er geen gevecht plaats hebben met de vele knieën en voeten die de doorgang naar onze zetels bemoeilijken. We zijn lekker ruim op tijd. Er zullen nog maar weinig plaatsen bezet zijn. Hugo zal geen stress hebben, waardoor hij wel eens humeurig kan uitvallen. Vanavond zal alles in paix en vrede verlopen.
Helaas, het verloopt zoals het meestal voor Wannes verloopt; er komt een kink in de kabel.
De taxi wacht op de linkerhoek van de straat en Wannes op de rechter.
Ik zit op mijn lievelingsplekje in de duinen. Lang helmgras beschermt mij tegen de wind. Zojuist heb ik brood aan de meeuwen gevoerd. Krijsend cirkelden ze boven mijn hoofd. Nu er niets meer te halen valt, is de rust weergekeerd. Aan mijn voeten strekt zich het strand uit dat door het zeewater wordt gekust. Het zacht geruis van de branding is als een melodie. Tergend langzaam daalt de zon. Het wordt stilaan donker. Mist stijgt op vanuit het wiegende water. Omhult de zee, het strand en ook mij. Ik huiver, sta op, wetend dat het leven weer op me wacht..
Stilte Het is mooi om over de boom voor mijn raam te schrijven over wolken die boven het korenveld drijven. Het is mooi om te schrijven over de blauwe korenbloem de rode papaver en de witte margriet. Het is niet mooi te beschrijven de pijn en het verdriet dat op onze planeet die ‘ons thuis’ heet, zo veelvuldig voorkomt. Over een en twintig kruisjes van hout geschilderd in wit met daarop een naam van een kind waar de ouder van houdt. van een kind dat zijn moeder verliest. Ik kijk naar de boom voor mijn raam. Mijn hart schreeuwt ‘verdomd’ Mjn stem is verstomd.
Grijze wolken pakken zich tezamen boven de boom voor de ramen waar ik woon. Een vogel fluit op hoge toon zijn lustig lied. Het naderend onweer deert hem blijkbaar niet. Dan stort de regen kletsend neer. Het gezang verstomt voor een flits die uit de wolken komt gevolgd door rollende donder. Maar oh wat een wonder na al dat geweld fluit in de boom onze held op hoge toon weer rustig zijn lied.
In het groen van de boom voor mijn deur waar ik woon, werk en leef valt nu de avond. De vogel hoor en zie ik niet meer maar zijn lied trilt nog na in in de geur van de nacht. Ik sta voor mijn deur en droom van een wereld vol vrede vol zingende vogels en blije mensen. De vraag over het hoe en waarom het niet zo mag zijn stel ik mijzelf keer op keer. Op deze avond leg ik er me bij neer dat ook vandaag ik het antwoord niet vond.
Ik heb je lief soms kan ik je haten. Ik hou van jou soms wil ik je verlaten. Ik streel je haar maar je ontwijkend gebaar doet mijn vingers bevriezen. Ik wil je nog kussen maar weet ondertussen dat ik je mond ga verliezen. Ik wil je voelen op, in en onder mij maar je duwt me opzij Laat me voelen mijn plaats aan je zij is voorbij.