Klik op de foto voor meer informatie. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Het geschrevene
blijft, maar om het te lezen
ontbreekt het geduld.
(uit Ik ben geen boeddhist. De bundel bevat haikus en tekeningen van Peter Motte en verscheen in de maand augustus 2006 in een oplage van 63 genummerde en gesigneerde exemplaren als elfde deeltje in de serie Te Water!, een reeks verschenen boekjes uitgegeven door Het Zinkend Schip naar aanleiding van de zondvloed!, een tsunami van lezingen en non-evenementen ingericht, en soms ook niet, op voortdurend wisselende tijdstippen, op alsmaar andere locaties, naar aanleiding van steeds wat anders en vaak helemaal niets. Et cetera.)
Peter Motte
Peter, herinner jij je nog de talrijke vriendenbezoekjes samen met jouw ouders bij mijn ouders thuis en omgekeerd? Weet jij nog hoe oud je was? Acht of negen? En hoe ik volop puberde? Hoe jij in een hoekje, zonder een woord te spreken, rustig speelde?
Wisten wij veel dat wij -pas vele jaren later- elkaar veel zouden vertellen
meestal zonder een woord te spreken.
Peter Motte werd als tienjarige gegrepen door sciencefiction en astronomie. Dat kwam door twee boeken: de roman De vervloekte planeet door John Vermeulen, en het sterk verouderde Vijf miljard jaar heelal door Popp-Pleticha.
Aangezien mensen op ongeveer die leeftijd hun culturele voorkeuren kiezen, was het onvermijdelijk dat die invloed nooit zou verdwijnen. Het leidde tot wiskundestudies, taalstudies en letterenstudies (Germaanse filologie (Engels-Nederlands) aan de Universiteit Gent, promoveerde in 1990 tot licentiaat in de Germaanse filologie met een scriptie over de Nederlandstalige sciencefiction van 1976 tot 1987 en in 1991 tot speciaal licentiaat in de algemene literatuurwetenschap met een scriptie over Salman Rushdie).
Ook leidde het tot de uitgaven van literaire tijdschriften, waaronder De Tijdlijn en de publicatie van verhalen, artikelen en recensies.
Sinds 1998 is hij zelfstandig technisch vertaler, vooral voor de automobiel- en ICT-sector, en organiseert een eigen website, blogs en e-maildiscussielijsten. Hij zag zich lang als prozaïst en begon pas in 2003 te dichten. Dat was naar aanleiding van een initiatief van de plaatselijke bibliotheek van Geraardsbergen over haikus. Twee van zijn haikus werden geselecteerd voor de beste inzendingen.
Een begin van inzicht
Iedere schrijver wordt vroeg of laat aangevallen door de clichévragen: waarom schrijf je, en vooral: Waar haal je het vandaan?, schrijft Peter aan het eind van zijn bundel Ik ben geen boeddhist en hij vervolgt:
Hoogmoedig reageren is een van de clichéreacties. Want schrijvers lijden al even erg aan herhaling als anderen. Ook mogelijk: zeggen dat je hard moet werken. Al wordt dat bij schrijvers soms: zeggen dat je veel moet lezen. (Onzin, natuurlijk: wie leest schrijft niet).
Maar eigenlijk verbergen alle clichéreacties dat we het eigenlijk niet weten. En dat als we het zouden weten, of zouden vermoeden in welke richting het antwoord lag, onze reactie te ingewikkeld en te lang is om tijdens een borrelgesprek er een essay over te improviseren.
Ook ik heb het lange tijd niet geweten.
De oplossing kwam toevallig tijdens een groepstentoonstelling waaraan een dichteres deelnam, die ik tientallen jaren eerder voor het laatst had ontmoet.
Ze had een boek uit. Ik kocht het. Ze schreef er een opdracht in. Die leed wat aan haar gewone kunstmatig aandoende opgewekte toon, maar er stonden twee interessante zinnetjes tussen: Waarom schrijf ik? / Omdat ik niet kan zingen.
Doordat ik haar al zo lang kende, dreef het me terug naar toen ik pas begon.
Het was eenvoudig, ik schreef omdat ik begon op te schrijven wat ik verzon.
Peter heeft een hele reeks publicaties waarvoor ik graag verwijs naar zijn bibliografie http://users.skynet.be/peter.motte/de.tijdlijn/bibliopetermotte.htm
Onderstaande gedicht Het ding is wel zijn ding maar ook mijn ding. Ik vind het heerlijk om lezen en te laten bezinken om het daarna met een totaal ander inzicht te herlezen. Het is een gedicht dat sterk tot de verbeelding spreekt. Nee Peter, dit lijdt niet wat aan mijn gewone kunstmatig aandoende opgewekte toon, maar zoals gewoonlijk: welgemeend.
Het ding
Het was niet eens een ding.
Het was een hoop,
een rest,
neergedruipt van rond de kaarsvlam.
Maar het werd
autootjes,
en bootjes,
en hondjes
‑ onze nukkige hond dwong ons tot de schuine kop ‑
en boompjes en zelfs bomen,
en huisjes
‑ want onze zus wou haar poppen onder dak.
En, ja, ook poppen.
Maar we noemden ze
politieagenten,
en bakkers,
en brandweerlieden.
Maar geen calavera,
want dat kenden we niet
‑ en kerkhoven negeerden we nog.
En iemand probeerde uit het gele druipsel de zon te kneden,
maar we vonden alledrie de witte maan mooier.
En toen kwam een keuze.
Het ding zonder vorm,
de rest,
het afval,
moest weg,
als we iets anders wilden.
Iets beters.
We schoven de hoop naar zijn uitgestelde rustplaats,
en ontvingen een ding,
een pakje,
met letters in regenboogkleuren,
die hobbelend 'boetseerklei' spelden.
De nieuwe auto's reden niet,
de boten voeren niet,
er werd niets meer gebouwd,
er kon niets meer groeien,
en niets leek nog echt
Alleen de hoop had dat gekund:
alles tonen
wat wij verzonnen
- in de pauze van zijn bestaan.
© Peter Motte
25 december 2007 - 27 januari 2008
|