Voor ouders, hulpverleners, en leerkrachten, die zich zorgen maken over kinderen, met Hechtingsprobleem, Hechtingsproblemen, hechtingsstoornis, hechting, gehechtheid, ouders, babys, kinderen, pleegkinderen, stiefkinderen,jeugd, volwassenen, hulpverleners, onderwijs, jeugdzorg
17-03-2010
'De mismatch had niet groter kunnen zijn'
vr 12 mrt 2010, 06:30| 22 reacties
De mismatch had niet groter kunnen zijn
AMSTERDAM - Door de aardbeving in Haïti is adoptie weer bijzonder actueel. Maar hoe goed de bedoelingen van adoptieouders ook zijn, het pakt niet altijd goed uit. Miranda van Dijk (44) werd als baby geadopteerd en heeft zich haar hele leven een vreemde eend in de bijt gevoeld.
Sinds het noodlot in Haïti toesloeg, worden de adoptiekinderen met vliegtuigladingen vol naar Nederland gebracht. Wonderlijk vind ik dat, want normaal gaat dat altijd zo moeizaam. Maar ik denk wel dat het belangrijk is dat deze kinderen zo snel mogelijk een veilige plek vinden in een liefdevol gezin. Ik lag zelf de eerste tien maanden van mijn leven in een kaal bedje in een Nederlandse kliniek voor ongehuwde moeders. De nonnen die mij verzorgden, mochten zich volgens het instellingsprotocol niet aan de kinderen hechten. Die tien maanden zonder aanraking, zonder liefde, zonder lach en zonder vertrouwde moedergeur, hebben mijn gevoel van veiligheid volledig ondermijnd.
Ik heb jaren later tijdens een regressietherapie ontdekt, dat ik in dat bedje het gevoel heb gehad dat ik doodging. Afschuwelijk was het. Na tien maanden werd ik geadopteerd. Het klinkt zo mooi; breng een ontheemd kind samen met wensouders die vaak al jaren hunkeren naar een kindje en alles komt vanzelf goed. Maar dat sprookje pakte in mijn geval niet zo uit. Als kind bleek al dat ik niet dezelfde genen had als de mensen bij wie ik opgroeide. Ik was een extravert, creatief en erg gevoelig kind in een gezin met introverte, emotioneel geremde ouders die mij niet begrepen. De mismatch had niet groter kunnen zijn. Ik voelde mij een vreemde eend in de bijt. Pas op mijn elfde hoorde ik dat zij niet mijn echte ouders waren.
Schande
Mijn biologische moeder werd als jong meisje zwanger na een brute verkrachting. Ze had geen diplomas en geen werk. Ze woonde nog bij haar ouders en had al een ander kind van wie de vader ook niet meer in beeld was. Het was onmogelijk voor haar om mij op te voeden. Maar abortus was geen optie, omdat de buurt daar schande van zou spreken. Dus ik groeide op in een ander gezin en zag mijn moeder niet meer.
Mijn adoptieouders hadden een liefdeloos huwelijk. Er werd totaal niet gecommuniceerd tussen die twee, en er hingen constant spanningen in de lucht die onuitgesproken bleven. Er vielen zelfs dagenlange stiltes. Ik wist nooit precies wat er aan de hand was, maar voelde wel de spanning. Ik kan me ook niet herinneren ooit geknuffeld te zijn. Toch deden ze, denk ik, wel alles wat binnen hun vermogen lag om mij een goede jeugd te geven. Volgens hun normen dan. Ik ging naar school, zat op muziekles, had veel speelgoed en mooie kleren. Het ontbrak me aan niets. Ze gaven me ook wel complimentjes en zeiden dat ze trots op me waren. Maar altijd in woorden. Terwijl ik juist zon enorme behoefte had aan een aai over mijn bol of die alleszeggende knuffel.
Lees het complete verhaal van Miranda in VROUW Magazine nummer 11.
Ben jij geadopteerd en heb jij hetzelfde gevoel als Miranda? Of heb jij zelf kinderen geadopteerd en heb je het gevoel dat het niet klikt met jouw adoptiekinderen? Hoe ga je daar mee om? Praat met ons mee.
De borderlinestoornis: crises in hechten en onthechten
De borderlinestoornis: crises in hechten en onthechten
Dit boek gaat over de mogelijkheden en moeilijkheden bij de behandeling van patiënten met een ernstige vorm van borderlinestoornis. Het wordt aannemelijk gemaakt dat patiënten met een dergelijke stoornis niet alleen recht hebben op een adequate behandeling, maar ook dat zij daarvan kunnen profiteren. Aan de hand van talrijke praktijkvoorbeelden worden diverse aspecten belicht met als rode draad steeds de hechtingsproblematiek.
LEIDEN - In het kader van het project 'Woonruimte voor jonge moeders' van woningcorporatie De Sleutels en Cardea Jeugdzorg, betrekken deze week de eerste moeders een woning van de Sleutels in Leiden-Zuidwest.
Het gaat om twee jonge moeders die onder begeleiding van Cardea toewerken naar volledige zelfstandigheid. Een prettige woonruimte biedt de (kwetsbare) jongeren de mogelijkheid om de stap naar zelfstandigheid te zetten. Door middel van trainingen, leerwerktrajecten en intensieve begeleiding van Cardea leren de jonge vrouwen goed voor zichzelf en hun baby te zorgen en een toekomst op te bouwen. De Sleutels draagt daar graag aan bij.
In december 2009 zetten de Sleutels en Cardea hun handtekening onder een samenwerkingsovereenkomst. Hierbij gaven zij tevens het startsein voor het eerste gezamenlijk project: 'Woonruimte voor jonge moeders'.
Er is onderzoek gedaan naar autisme en aan autisme aanverwante stoornissen (waaronder het syndroom van Asperger). Uit die onderzoeken komt naar voren dat er aanwijzingen zijn dat erfelijkheid een rol speelt. Bij een kind met het syndroom van Asperger worden zintuiglijke prikkels op een andere wijze door de hersenen verwerkt. Asperger komt voor in verschillende gradaties. In sommige gevallen kan het syndroom van Asperger zoveel invloed hebben dat schooluitval onvermijdelijk is.
Prognose
Mensen met het syndroom van Asperger kunnen beter leren omgaan met hun beperkingen dan mensen met klassiek autisme. Op volwassen leeftijd begrijpen mensen met Asperger wat hun beperkingen zijn en kunnen ze hieraan werken. Het eenzijdig bezig zijn met hun interesses, kan op latere leeftijd zelfs leiden tot grote prestaties op één specifiek gebied. Op die manier kan een nadeel een groot voordeel worden. Kinderen met Asperger blijven moeite houden met het verwoorden van gevoelens en het aan andere uitleggen van wat ze bezighoudt. Hierdoor voelen ze zich vaak onbegrepen en ontstaat frustratie. Die frustratie kan zich uiten in enorm driftig gedrag
Kenmerken
Het syndroom van Asperger heeft de volgende kenmerken:
Gebrek aan sociale vaardigheden: kinderen met Asperger hebben moeite met het aangaan en onderhouden van sociale contacten, en hebben problemen met het begrijpen van sociale regels en non-verbale communicatie (gebaren en gezichtsuitdrukkingen).
Eenzijdige interesses: vaak houden mensen met Asperger zich op een gedetailleerde en obsessieve wijze bezig met eenzijdige interesses, en wijden daar ook urenlang over uit. Veelvoorkomende onderwerpen zijn de tweede wereldoorlog, dinosaurussen, dieren in het algemeen, sterrenkunde of het lezen van boeken.
Stressgevoelig: kleine veranderingen kunnen al grote paniek veroorzaken.
Slechte motoriek: zowel kinderen als volwassenen met Asperger bewegen vaak traag en houterig, hebben minder expressieve gelaatsuitdrukkingen en een wat vlakkere stem (monotoom).
Problemen met de sociale interactie
Kinderen met het syndroom van Asperger vinden het moeilijk om sociale situaties goed te begrijpen en snappen ook niet altijd de (ingewikkelde) regels van de sociale interactie. Omdat ze hier moeite mee hebben, hebben ze vaak ook weinig tot geen vriendjes en zijn vaak erg op zichzelf.
De taal is goed ontwikkeld, maar het communiceren gaat niet altijd even goed. Kinderen met Asperger praten vaak tegen de ander, in plaats van met. Dat kun je merken doordat ze praten over hun eigen interesses en er geen rekening mee kunnen houden of de ander het kan volgen of het interessant vindt.
Kinderen met Asperger kunnen moeilijk praten met andere kinderen, omdat ze vaak op een volwassen manier praten. Andere kinderen kunnen dit niet goed volgen of vinden het raar. Ook kunnen ze hun lichaamshouding of gezichtsuitdrukking moeilijk aanpassen aan wat ze vertellen.
Kinderen met het syndroom van Asperger merken het niet wanneer mensen tegen hen liegen of hen bedriegen. Hierdoor kan er gemakkelijk misbruik van hen gemaakt worden.
Eenzijdige interesses en bezigheden:
Kinderen met Asperger hebben niet veel verschillende interesses. Ze zijn vaak erg gefixeert op één bepaalde bezigheid. Ze kunnen er urenlang mee bezig zijn en willen er continu over praten tegen andere mensen. Hierbij komt ook weer naar voren dat ze grote verhalen houden zonder er rekening mee te houden of de luisteraar wel interesse in het verhaal heeft. Het kan ook voorkomen dat het kind weigert dingen buiten zijn interessegebied te leren.
Problemen met veranderingen
Kinderen Asperger kunnen niet goed tegen veranderingen. De kinderen raken snel van slag als dingen niet gaan volgens hun starre denkbeelden. Door zelfs de kleinste verandering kunnen ze erg angstig, boos of bezorgd worden. Kinderen met Asperger vertonen vaak obsessieve routines en willen graag dat alles hetzelfde blijft.
Problemen met de motoriek
Kinderen met Asperger zijn lichamelijk onhandig. Ze bewegen vaak traag en houterig. Ook de fijne motoriek (hand-oogcoördinatie) kan verminderd zijn, waardoor de kinderen problemen kunnen hebben met onder andere het schrijven. Daarnaast hebben de kinderen minder expressieve gelaatsuitdrukkingen en een wat monotomere stem.
Cognitieve problemen
Kinderen met het syndroom van Asperger hebben meestal een gemiddeld tot bovengemiddelde intelligentie. Ze hebben met name een erg goed geheugen. Ook hebben ze een zeer grote woordenschat en een geleerde manier van spreken. Het komt echter geregeld voor dat kinderen met Asperger niet begrijpen waarover ze het hebben. Het kan zijn dat de kinderen dan enkel gelezen werk of anderen aan het napraten zijn. Kenmerkend voor kinderen met het Syndroom van Asperger is dat ze alles letterlijk nemen van wat gezegd wordt.
Daarnaast hebben kinderen met het syndroom van Asperger vaak concentratieproblemen. Door de vele interne prikkels (zoals bijvoorbeeld de drang om telkens op te willen staan) kunnen ze zich niet concentreren of hun werkzaamheden organiseren. Ze kunnen niet goed hun aandacht richten op wat relevant is.
Overbeschermende ouders beschadigen de kinderhersenen
"Overbeschermende ouders beschadigen de kinderhersenen"
Ouders die hun kinderen te veel afschermen, nemen meer weg dan enkel hun vrijheid en ondernemingszin. Ook hun hersenen groeien trager, en dan vooral het gebied gelinkt aan mentale stoornissen. Dit zou betekenen dat deze kinderen meer kans hebben op psychiatrische stoornissen. Ook verwaarlozing door de vader heeft hetzelfde effect. Australische wetenschappers nuanceren de verbanden.
Het verband is aan het licht gekomen na Japans onderzoek bij 50 twintigers. Kosuke Narita nam hersenscans en vroeg de jongeren naar de relatie met hun ouders volgens het 'parental bonding instrument', een internationaal erkende manier om de relatie tussen ouder en kind te meten, zo schrijft New Scientist. Wie een lage socio-economische status had of ouders die niet gestudeerd hadden, werd evenwel uitgesloten.
Prefrontale cortex Twintigers met overbeschermende ouders hadden minder grijze materie in de prefrontale cortex dan twintiger met een gezonde relatie. Wie verwaarloosd werd door zijn vader had ook minder grijze cellen, verwaarlozing door de moeder had geen effect. Wie mentaal ziek is, vertoont vaak afwijkingen in de prefrontale cortex.
Cortisol en dopamine Het Japanse team vermoedt dat overdreven blootstelling aan het stresshormoon cortisol, door verwaarlozing of te veel aandacht, en een verminderde productie van dopamine, door slechte opvoeding, resulteert in minder grijze massa.
Blijvend effect? Toch moeten de resultaten genuanceerd worden. De Australiër Anthony Harris vindt de studie erg belangrijk om duidelijk te maken dat opvoeding wel degelijk een lange termijneffect kan hebben op de kinderen. "Maar", zo waarschuwt hij, "dat betekent niet dat de 'schade' aan de hersenen blijvend is. Mensen zijn heel soepel en kunnen van veel herstellen.
Aangeboren? Zijn collega-wetenschapper, Stephen Wood, nuanceert dat niet elke psychiatrische stoornis is terug te brengen tot de ouders en de relatie tussen ouders en kinderen. "We kunnen niet weten hoeveel van de onderzochte Japanners geboren is van een afwijking in de grijze massa. Misschien is dat wel de reden dat ze niet goed opschieten met hun ouders in plaats van andersom."
Uitsluiting Wood stelt zich ook vragen bij het uitsluiten van personen met een lage socio-economische status en ouders die geen diploma hebben. "Dat zijn twee factoren die bijdragen tot een slechte prestatie op cognitieve testen. Het verband dat ze vonden is misschien echt, maar waarom concentreren ze zich enkel op de ouders als er veel belangrijkere factoren zijn?" (edp)