Hubert Lampo, een monument om tegen te pissen, dixit de pisgrage Brusselmans
Veertig jaar was ik bevriend met dorpsgenoot Hubert Lampo. Ontelbare malen zaten we, meestal op vrijdagavond bij hem thuis, bij een trappist en in de rook van pijp en sigaret, leeservaringen te delen, herinneringen op te halen en van gedachten te wisselen. In mijn dagboek heb ik daar menige bladzijde aan gewijd. Tegenover Hubert heb ik mij altijd een leerling gevoeld. Zijn belezenheid was ongeëvenaard. Zijn bibliotheek ook.
Zijn afscheid, dat eigenlijk begon bij de schielijke dood van zijn vrouw Lucia verleden jaar, heeft mij vele maanden verdrietig gestemd.
Wat mij echter en niet alleen mij! bijzonder pijnlijk trof, waren de reacties van sommige scri-benten. De would-be schrijver Herman Brusselmans, toch duidelijk een aangeklede nageboorte, gaf in De Morgen toe dat Lampo een monument was
maar dan om tegen te pissen. Ene Dirk Steenhaut achtte het zijn plicht ons (in datzelfde druksel) eraan te herinneren dat Herman de Coninck ooit in het boekske Humo schreef dat Lampos taal soms wobbelt als de kont van een Brabants boerenpaard en dat zijn collega Johan Vandenbroucke zich, bij een herlezing van De Komst van Joachim Stiller, ergerde aan Lampos omslachtige stijl, lange kwakkelzinnen, onnatuurlijke dialogen en ouderwets aandoende formuleringen. Bij de VRT mocht Walter van den Broeck komen uit de doeken doen waarom Lampo hem niet lag. Zelfs aan de kaarttafel in Pulle werd daar schande over gesproken. In De Standaard ratelden de nitwits Jeroen Overstijns en Geert van der Speeten er als echte viswijven op los
De laatste jaren was hij dement. Zijn eigen vergetelheid volgde op de genadeloze vergetelheid van de geschiedenis. (
) Uit onderzoek blijkt dat zijn boeken opvallend meer worden uitgeleend door zestigplussers met een lager opleidingsniveau. Als je dan weet dat Hubert tot minder dan een jaar voordien bijzonder helder van geest bleef
en als je dan weet wie zijn lezers waren en zijn
Wat is er aan de hand met de gazettenschrijvelaars? Zijn die nu allemaal op een blauwe maandag door de rode hond gebeten?
De voor wat blunders betreft toch onovertroffen Martine Cuyt van Gazet van Antwerpen ging de mening vragen van Ward Ruyslinck, Bert Anciaux en Hugo Bousset, drie randfiguren in litteris die bij Hubert al vele jaren in de onderste lade lagen. In het artikel Speuren naar Lampo van 22 juli (precies de dag waarop Lampo gecremeerd werd) achtte zij het opportuun een citaat uit Boontje (van 13 augustus 1966) aan te halen:Uitgever, vrouw en lezers klagen omdat Louis Paul Boon geen romans meer publiceert. Ik heb daar echt geen tijd meer voor, schrijft Boon, of ik zou een schrijfmachine naast mijn bed moeten zetten en er al slapend op trommelen. En als ik zoiets doe, zullen ze zeggen: nu is het precies een roman van Hubert Lampo.
Robin Hannelore
|