HEIBEL LITERAIR TIJDSCHRIFT
Inhoud blog
  • LAP, met 'r tieten in de pap. (Over de fijne vleeswaren van Lesley-Ann Poppe)
  • De literaire helden van olland
  • Kristien wast de gordijnen van haar stulpje op Zurenborg
  • Mie(ke) heeft verkeerd ge'GOK't
  • Het beschavingswerk van Jef Geeraerts
  • Op het knietje van Lowietje
  • Liegen voor de goede zaak (over Claus)
  • De tietenkorfjes van El Pee Boon
  • "De bende van de Kempen"
  • To be (kinky) or not to be
  • Wist je...?
  • Gewoon ongecontroleerd winden laten kan iedereen
  • Wie kent er niet die Rick de Kikker?
  • De soldatenlaarsjes van Bert Ansjo
  • Bertje Kirrewit en zijn Dolle Mol
  • Rasti Rostelli is onze enige hoop
  • Met klank gebuisd, meneer de perfessor.
  • Poedelnaakt tegen kanker
  • Charlotte Mutsaers, 'een dartel dubbeltalent'
  • De apostaten van de VRT
  • De eredoctoraten van de waanzin
  • Dolle avonturen met de Aantwaarpse PiPi's
  • Jeanine en haar Tsjeven
  • De geirriteerde eierstokken van Kristien 'Know-all' Hemmerechts
  • Hubert Lampo, een monument om tegen te pissen, dixit de pisgrage Brusselmans
    Zoeken in blog

    Archief per maand
  • 08-2012
  • 05-2012
  • 04-2011
  • 10-2010
  • 02-2009
  • 11-2008
  • 04-2008
  • 02-2008
  • 08-2007
  • 03-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
    het blad zonder blad (voor de mond)
    Alternatief literair tijdschrift van Frans Depeuter & Robin Hannelore
    07-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liegen voor de goede zaak (over Claus)

    LIEGEN VOOR DE GOEDE ZAAK

    “Ik lieg wel eens voor de goede zaak”

    “Ik lieg wel eens voor de goede zaak, of uit puur genot, maar ik wéét dat ik lieg,” liet Hugo Claus zich ooit ontvallen. (Humo, 21.10.93) En een paar jaren voordien had hij in hetzelfde blad al een verklaring gegeven van zijn “wel eens” leugenachtig gedrag: “Ik kan me heel goed van leugens bedienen en ik denk dat een mens zonder leugens niet in staat is overeind te blijven. Zodra hij het huis uitkomt moet de mens zichzelf allerlei leugens wijsmaken en moet hij ook met een leugenachtig gedrag de gemeenschap tegemoet treden. De leugen is de basis van het menselijk gedrag, ja, we liegen doorlopend. Misschien is liegen een te sterk woord, je zou ook kunnen zeggen dat we theater spelen, dat we ons in rollen verplaatsen.” (Humo, 27.09.90) Toen de dd. interviewer, Martin Coenen, opmerkte dat hij in het verleden vaak op dezelfde vragen totaal verschillende antwoorden had gegeven, gaf hij als uitleg “dat het zo vreselijk is om almaar op dezelfde vraag hetzelfde antwoord te moeten geven. U moet het zo zien dat ik altijd een mandje met antwoorden klaar heb, en daar pik ik dan iets uit.” (ibidem)

    Uiteraard betekent dat niet dat we Claus een patente leugenaar zullen noemen. Wat we wel kunnen stellen is dat hij een poseur was. Het liefste wat hij deed was een mythe te weven rond zijn persoon. En dat lukte hem perfect: de mediamensen speelden zijn spelletje in concurrerende gretigheid mee en lieten zich zonder tegenpruttelen door de Meester manipuleren. Zodanig zelfs dat zij, net als hijzelf, op de duur al die gecreëerde mythes ook gingen geloven. En ze onderhielden. Zo kwam het dat een weekblad als Humo geen jaargang liet voorbijgaan zonder minstens één artikel of interview aan Claus te besteden. Een dagblad als De Morgen deed het wellicht nog beter, maar dat had dan ook zesmaal zoveel kansen om een plaatsje toe te kennen aan het monument. De gebruiksklare journalisten van deze edities pasten dus perfect in de volgende uitspraak van hun Meester: “Als er al van mythologisering sprake kan zijn, dan is ze voor honderd procent het werk geweest van mensen die er enige baat bij hadden om een mythe rond mijn persoon te creëren. Ik heb me daar niet tegen verzet, wat weer wat anders is.” (Humo 03.11.94)

    Ach, die mythebouw, hoeveel auteurs proberen niet hetzelfde te doen? Een typische schaalvergroter is Jef Geeraerts. Iedereen kent hem als de bronstige stier, de grizzlyjager, de behaarde bosjesman, de jezuïetenvreter, de kolonisator die al neukend de Kongo een hogere beschaving bijbracht. Het streefdoel van Jef is tot op bejaarde leeftijd geweest zowat de Vlaamse Hemingway te worden. Een beeld dat zo sterk afsteekt tegen zijn toch wel schriele stemmetje, dat het steeds weer mijn lachlust opwekt(e). [Zoals ik ook telkenmale een poepje leute heb bij het zien van zo’n grijze, kaalkoppige scoutsleider die in korte velours door de Dapperstraat rukt terwijl de bungelende kwastjes op en neer wippen tegen zijn witte Louis-Quinze-benen.] Is het een toeval dat Jef, net als Hugo overigens, zo vaak, en zelfs bij regenweer, zijn ogen achter een zonnebril verbergt? Ik weet het niet, maar wat ik wel weet is dat wie zijn ogen verbergt, zichzelf verbergt.

    “Mijn hartje is een stalleke”

    Maar het ging toch over Claus, niet? Zoals alle BA’s (Bekende Auteur) is ook Hugo gehuld in een damp van charismatische mythes. Vooral over zijn jeugd hangt nogal wat Konfabulation und Dichtung, die de nochtans geleerde perfessor Georges Wildemeersch, leider van het Studie- en Documentatiecentrum Hugo Claus aan de Universiteit Antwerpen, als Wahrheit und Echtheit in zijn Clausbiografie opneemt. En dan heb ik het niet over het feit dat Hugoke van de bisschop van Brugge de toestemming zou hebben gekregen om zijn eerste communie te doen toen hij amper vier jaar (!!!) was. Het is immers altijd mogelijk dat Monseigneur Lamiroy de bijzondere eigenschappen van het pagadderke had opgemerkt, zodat hij daartoe de dispensatie gaf. In 1955 verklaarde Claus overigens zelf dat hij van dat hoogst uitzonderlijke voorrecht genoot omdat hij op die leeftijd al het verschil kende tussen goed en kwaad, iets wat hij sindsdien evenwel alweer vergeten was. (France Soir, 1955) Op het fotootje dat ter gelegenheid van zijn voorbarige Heilige Communie gemaakt werd, zien we het kleine Clauske, met een schattig matrozenpakje aan en met gebreide kniekousjes over zijn gekruiste beentjes, tegen een protserige pilaar leunen, terwijl hij ons met een verzaligde blik aankijkt, wellicht nog denkend aan het versje dat op zijn santje stond en in hem de latere poweet deed ontwaken:

    “Scappato di casa a quattordici anni”

    Ook over de studies van Claus laat Wildemeersch een waas van geheimzinnigheid hangen. Zo zou de toekomstige Meester, alweer op 4-jarige leeftijd, in het Pensionnat Saint-Joseph te Aalbeke begonnen zijn aan het eerste studiejaar, terwijl we allen weten dat een doordeweekse dreumes aan zijn Lager Onderwijs begon (en begint) vanaf 6 jaar. Als 10-jarige werd hij dan, nog steeds volgens de Clausoloog, voor het 7de (??) leerjaar ingeschreven aan het Sint-Amands-college te Kortrijk.

    In de humaniora verliep het allemaal een ietsje minder vlot. Tijdens het schooljaar 1942-’43, amper 12 jaar zijnde (!!!), zou hij al wel in de 4e Latijnse (nu 3e jaar humaniora) gezeten hebben. Hij behaalde er 65% van de punten maar slaagde niet voor rekenkunde, zodat hij het jaar daarop de 4e Latijnse moest hernemen, maar helaas weer fleste hij voor wis- en natuurkunde. Idem dito in 1944-1945, maar nu gebeurde het aan het Sint-Hendrikscollege te Deinze, waar hij ook voor ‘goed gedrag, vlijt en stiptheid’ grandioos flopte.

    Een van de redenen waarom zijn studies niet wilden vorderen, was wellicht het feit dat hij, naar hij zelf getuigt, vanaf zijn 13-14de jaar herhaaldelijk van huis wegliep. En dat weglopen was niet zomaar om een namiddagje wat vogelnesten te gaan roven of braambessen te plukken in de bossen van Vlaanderen. Neenee, Hugo’tje liep meteen ver genoeg weg: “onder meer naar Duitsland”, schrijft de perfessor. En daarover weet de Meester later verhaaltjes te vertellen, die elkaar wel wat tegenspreken, maar alla, het klinkt leuk in de oren…

    We citeren:

    1) (januari 1955, in ‘Fiera Litteraria’) “’Ik ben geboren in Brugge. () E scappato di casa aci anni.’ () Op mijn 14e ben ik van huis weggelopen, verborgen in een van die treinwagens die ons huis passeerden. Ik vond werk nabij Stettin, waar ik het weinige dat ik tijdens mijn schooljaren had geleerd vergat, en ik kreeg er de taak het graan te oogsten. Ik keerde na korte tijd terug naar mijn vaderland.”

    2) (april 1955, in ‘Arts’) “Ik ben niet van Gent, ik ben van Oostende. () Op mijn elf jaar dacht ik veel geleerd te hebben en ben ik naar Duitsland gevlucht. () ik heb op het veld gewerkt. Na zes maanden zijn ze me komen terughalen.”

    3) (maart 2004, in ‘Humo’) “Je had een organisatie, de Erweiterte Kinderlandverschickung, die kinderen de mogelijkheid bood een beetje aan te sterken in Duitsland. Ik kwam terecht in Mecklenburg.”

    4) (1983, in ‘Het verdriet van België’) Louis Seynaeve verblijft bij een familie in Strelenau. “Daar wachtten hem sport en volksdans, knutselen en lekenspel, natuurleven en troepdienst.” Na 26 dagen brengt de organisatie hem weer naar huis.

    5) (16 maart 2004, geciteerd in ‘Humo’) “Toen ik vijftien was, ben ik thuis weggelopen, in het gezelschap van een oudere dame. Ze was om en bij de 28. () Ze was een vriendin van mijn moeder, ze was weduwe geworden, haar man was in Duitsland omgekomen en ze stortte zich op mij. Ik had toen een huisje in Sint-Martens-Leerne, en dat betaalde ze, en ze nam me mee naar feestjes, dure restaurants, leerde me wijn drinken. En leerde me ook de wellust zoals ze moet worden bedreven.”

    6) (1997, in ‘Hardtalk’, BBC) “Ik was in feite maar dertien, maar dat heb ik nooit durven vertellen”

    Die Erweiterte Kinderlandverschickung

    Het is niet zo eenvoudig om uit dat kluwen van waarheid, halve leugens en puur verdichtsel de historische feitelijkheid te destilleren. Persoonlijk zou ik opteren voor ‘verhaal’ nr. 3. Ik verklaar me nader…

    De “(Erweiterte) Kinderlandverschickung” was een organisatie die aan kinderen van Duitsgezinden de gelegenheid bood om een vakantie door te brengen in Duitsland. Ongetwijfeld heeft ook vader Claus, die als kleine collaborateur zijn drukkerij ten dienste stelde van het nationaal-socialisme en na de bezetting tot in 1946 werd opgesloten in een interneringskamp, tot die bevoorrechten behoord. Dat is heel wat anders dan “van huis weggelopen, verborgen in een van die treinwagens die ons huis passeerden”. Of de kleine Claus daarmede in Mecklenburg of Strelenau terechtkwam, is helemaal niet belangrijk.

    Een reden te meer om dat verhaal te aanvaarden is het feit dat alle inschrijvingen voor die jeugdvakanties verliepen via het NSJV, waarbij Claus in de oorlogstijd aangesloten was. De Meester zelf minimaliseert dat lidmaatschap op de volgende wijze: “Toen ik een jaar of dertien was, ben ik een paar maanden lid geweest van de NSJV – de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen.” Volgens hem zou het dus slechts voor een paar maanden in 1942 geweest zijn. Volgens Professor Wildemeersch van het Claus Centrum was hij zelfs in 1944 nog lid van de NSJV. In zijn biografische schets lezen we: “1944. Is lid van de Nationaal Socialistische Jeugd Vlaanderen (N.S.J.V.). In het Halfmaandelijksch Order van april 1944 krijgen enkele leden een eervolle vermelding 'wegens hun inzet (hulp bij reddingswerken) te Kortrijk na de terreuraanval' van de Geallieerden. Voor 'de kameraden A. Callens, A. Ghekiere en H. Claus' is er een bijzondere vermelding 'voor wacht en hulp'.”

    Een Hitlerjugenddolk

    Dat het linkse boegbeeld Claus daar niet zo graag over sprak voordat hij in Het verdriet van België zijn verleden van zich afschreef, is best te begrijpen. En zelfs na Het verdriet probeert hij er een mutsje over te breien. In 2004 fabuleert hij nog (cursief van FD): “Mijn vader werkte voor een katholieke hulporganisatie. Als het luchtalarm dan over was, trok hij er onmiddellijk op uit en nam mij mee. Tientallen doden zag ik per keer. Sommigen met de darmen eruit, afgerukte benen. Soldaten hebben liggen sterven in mijn schoot, schreeuwend van de pijn. ik heb doden gezien met benen eraf, armen eraf, zonder hoofd. En dan wilde mijn vader nog dat ik hielp om die brokstukken, die gillende verminkten in wagen te laden." (Humo, 16.03.04)

    Toch had hij in 1983 reeds gezegd: “Ik liep met een Hitlerjugenddolk rond” (1983, geciteerd in Humo 16.03.04). Ook deze bekentenis roept vragen op. Hoe kwam hij aan die dolk, die behoorde tot de standaarduitrusting van de Hitlerjugend? Ik kan me niet voorstellen dat hij die zomaar zou hebben gekregen van een of andere Hitlerjongen die bereid was gevonden om een zo substantieel requisiet van zijn uniform te ruilen voor een zakje knikkers zeg maar. Was Hugo dan misschien zelf aangesloten bij de HJ Vlaanderen, die op 15 oktober 1943 werd opgericht en waarmee het NSJV nauw ging samenwerken? Het is uiteraard maar een vraag, maar wel een die zichzelf opdringt wanneer men alle elementen naast elkaar zet.

    Die dolk komt ook elders ter sprake. Op het eind van de oorlog, toen België al bevrijd was, zou hij die in het kamp van de Canadezen hebben geruild voor een vechtmes van de Amerikaanse Marine. Niet alleen hijzelf maar ook Etienne Thienpondt, eveneens ex-N.S.J.V.’er en zoon van een 'zwarte', met wie hij ook nog na de oorlog bevriend was, vertelt dat. De 15-jarige Claus was inmiddels naar eigen zeggen anglofiel geworden maar wel met een vreemde connotatie: “Anglofiel betekende voor mij hoofdzakelijk: het dragen van plusfours en witte kousen. Zazou, hè?” (Geciteerd in Humo, 16.03.04). En in 1983 klonk het zo: “Ik ging naar de andere kant omdat de Duitsers aan het verliezen waren, ik wilde de kant van de sterkste kiezen. Ik wil niet met verliezers geassocieerd worden, dat zijn bacillen, virussen, daar word je door besmet. () Ratés, mislukte kunstenaars, daar kan ik niet tegen.” (Humo, 31.03.83)

    “Prachtige rijen van gebronsde krijgers”

    Geef toe, allemaal raadselachtige dingen, zeker voor iemand die ‘Vlaanderen bevrijd’ heeft, zoals cultuurminister Ansjo het stelde. De NSJV, de Hitlerjugenddolk, het ‘weglopen’ naar Duitsland, de ‘katholieke hulporganisatie’, de ‘anglofilie’…

    Zou het niet eenvoudiger zijn gewoon aan te nemen dat Claus tijdens de oorlog de Duitse sympathieën van zijn vader deelde? Daarmee is nog geen kwaad woord gezegd, want zovele Vlaamse jongens lieten zich misleiden door de nazipropagandamachine, die ook op de preek- en andere stoelen was geïnstalleerd. Uit heel wat uitlatingen van de Meester klinkt overigens een toenmalige onverholen bewondering op voor “die prachtige rijen van gebronsde krijgers” die uit het oosten kwamen: “Als de Duitsers marcheerden, zag ik een soort ballet, en als ze zongen, zongen ze puntgaaf. Het was een geweldige machine. En ze waren vriendelijk voor de mensen, beleefd. Hun discipline had een vorm.” (1998, geciteerd in Humo 16.03.04) Moeten we misschien in die bewondering het antwoord zoeken op de vraag waarom hij ‘thuis wegliep: ’Ik was een opgeschoten jongen en had iets van: kon ik maar met ze mee.” (1983)

    De jonge Claus bleek alleen maar afkeer te hebben van de geallieerde legers, dat blijkt duidelijk uit zijn woorden: “De Duitsers waren jong, gebronsd, ze droegen prachtige uniformen met een doodskop op de pet. Zo’n man in zwart leer die in een tank zat en voor zich uit keek, de verte en de toekomst in, de blik op Engeland gericht – dat waren ridders. Ze waren heel voorkomend, vrolijk, gedisciplineerd, er kwam een totaal ander ras binnen. Daarvóór had je in die uithoek van West-Vlaanderen al de Fransen, dat stelletje ongeregeld. Halve negers, Senegalezen. Dat was toch een rotzooitje.” (Humo, 31.03.1983) - “De Engelsen, dat was niks: scheve, platte helmen, sigaret in de mondhoek, slordig. De Fransen ook: brallerig, wijndrinkend, met ook nog Senegalezen erbij, nou já - winkels binnendringen, vrouwen lastigvallen op straat, dat kon toch helemaal niet. Dus toen die prachtige rijen van gebronsde krijgers kwamen, was dat schitterend. Ik was een opgeschoten jongen en had iets van: kon ik maar met ze mee.” (1983, geciteerd in Humo 16.03.04)

    Avenue Louise nr. 453

    Nee, al die mythes die rond Claus geweven zijn, laten wij er in naam van de literatuur komaf mee maken. Zo is er ook nog het verhaal van de ‘ontaarde boeken’ die hij in handen zou hebben gekregen. In het biografietje van professor Wildemeersch lezen we: “1943. Krijgt via kennissen een hele bibliotheek door de Duitsers in beslag genomen 'ontaarde' literatuur in handen. Komt in contact met auteurs als Henri Barbusse, Ilja Ehrenburg, Lion Feuchtwanger, Klaus en Thomas Mann, Alfred Neumann, Jules Romains, Jakob Wassermann en Stefan Zweig.”

    Het zou, volgens het getuigenis van de Meester zelf in het radioprogramma Vriend en Vijand, op de volgende wijze gebeurd zijn… “Een kennis van vader, een Vlaamse Wachter, moest een huis bewaken aan de avenue Louise te Brussel. Hij vertelde dat ze daar een kelder vol boeken hadden. Mijn vader en ik gingen erheen, en inderdaad: boeken opgetast tot tegen het plafond, je liép over boeken. Het waren allemaal entartete schrifturen (). Die Vlaamse Wachter heeft ons daar een nacht lang opgesloten. ’s Ochtends verlieten wij met zware valiezen het pand. () Wat ik die nacht in die kelder heb aangetroffen, sloeg alles.” En dan specificeert hij: Aldous Huxley, Hans Arp, Klaus Mann (Flucht in den Norden), en vraagt om er nog een paar namen aan toe te voegen, nl. Stefan Zweig en Lion Feuchtwanger.

    Jaja, dat genietje toch. Amper 14 jaar en dikke Duitse, Franse en Engelse kanjers lezen. In de oorspronkelijke taal wel te verstaan, want “toen ik bij Klaus Mann () in het boek Flucht in den Norden over ‘sein ragendes Geschlecht” las, bracht me dat in alle staten” (Vriend en Vijand). Een ander leugentje “voor de goede zaak” zal ook wel geweest zijn, dat Claus en zijn “zotte vader” zich lieten opsluiten in de kelders van het hoofdkwartier van de Gestapo - want dat was het huis aan de Avenue Louise - en dat ze de volgende morgen, beladen “met zware valiezen”, het pand weer ongehinderd konden verlaten. Het feit dat Claus pas een paar jaar later zou hebben ontdekt dat het gebouw van de Geheime Staatspolizei was en dat “de zonderlinge geruchten (), het geschreeuw en het gestamp” die ze hadden gehoord, afkomstig waren van de gefolterde gevangenen, dikt de onwaarschijnlijkheid van het hele verhaal nog aan.

    Frans Depeuter

    P.S. Wie het “Averechts dossier Hugo Claus” helemaal wil lezen, neemt contact op met depeuter.frans@telenet.be

    07-11-2008, 23:42 Geschreven door Heibelaar
    Reageren (1)


    Archief per week
  • 06/08-12/08 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 11/04-17/04 2011
  • 25/10-31/10 2010
  • 23/02-01/03 2009
  • 03/11-09/11 2008
  • 07/04-13/04 2008
  • 18/02-24/02 2008
  • 20/08-26/08 2007
  • 05/03-11/03 2007
  • 13/11-19/11 2006
  • 30/10-05/11 2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    Links 1
  • Heibel literair tijdschrift
  • Heibel: het blad zonder blad (voor de mond)
  • Heibel en Brems
  • Heibel en Dimitri Verhulst
  • Heibel en Gerard Reve
  • Was Walschap een racist?
  • Depeuter en Stichting Lezen
  • Inhoud van Heibelnummers
  • Heibel, het enige blad tegen het literaire estblishment
  • Nestorprijs van het tijdschrift Heibel

    Links 2
  • Bibliografie van Frans Depeuter
  • Toneel van Frans Depeuter
  • Poëzie van Frans Depeuter 1 (vadergedichten)
  • Poëzie van Frans Depeuter 2 (moedergedichten)
  • Poëzie van Frans Depeuter 3 (ouderhuis)
  • Kerstverhaal: Jeske
  • Liedjesteksten van Frans Depeuter
  • Depeuter en 'Boudewijn, le roi triste'

  • Links 3
  • Het verborgen leven van Gerard Walschap1
  • Het verborgen leven van Gerard Walschap2


  • Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!