Imker worden is een gunst, maar imker zijn dat is een kunst
Terwille van de honing verdedigt de bij haar woning
Willem Elsschot
De bijen gedijen slechts bij arme lieden;
zonder onze bijen
geen groenten
en geen fruit
in onze winkels
waskaarsen
Nieuw wasraam
Voorbeeld van zestig plussers The Rolling Stones
Wat een koppen!!!
Freddy Mercury Queen
Honing van bij ons: De beste!!!! vraag het aan een imker.
Dani Klein ( Vaya con dios )
Een interessant adres?
zestig plus, so wath ?
ongewone poezie, humor, honingbijen en The Simpsons
10-12-2006
gedicht van Elsschot over zijn vrouw.
Aan Fine.
Ik heb u altijd zoveel leed gedaan mijn mager lief en u toch zo doen lijden; ik heb u steeds de vrome vree doen mijden die gij kondt vinden op uw levensbaan.
En 'k zie u bleek, met moede schreden gaan, kalm en beslist u klemmend aan mijn zijde, gelovend volgend waar ik u ook leide en nooit herdenkend wat ik heb misdaan.
Gij zijt een beeld van 't goede dezer wereld, het helder lichtend goddelijke ware dat niet kan tanen daar het eeuwig is.
En door uw tranen luisterlijk ompereld zie ik u schitterend door 't leven varen, in stille trots torsend uw droefenis.
Als er geen bijen meer op de aarde zijn, heeft de mens nog vier jaar te leven
( Albert Einstein ).
Zonder de bijen liggen er geen appels, pruimen of komkommers meer in de winkels, kunnen zonnebloemen, mosterdzaad of soja geen zaden meer vormen en zal het drinken van koffie tot het verleden behoren. Bijen vertegenwoordigen een enorme economische waarde en zijn en goede indicator hoe het gesteld is met ons milieu. Zij zorgen voor 75% van de bestuiving van gewassen.
De laatste jaren gaat het niet goed met deze bijzondere diertjes. De bijensterfte is vooral een gevolg van monoculturen in de landbouw en het gebruik van pesticiden. Niet voor niets heeft professor Fr. Jacobs ( RUG) recent de lokale overheden opgeroepen om maatregelen te treffen de bijenpopulatie op peil te houden.
Voor ons, imkers, is de lokale overheid het medium bij uitstek om concrete acties te ondernemen die het op peil houden van de bijenpopulaties garanderen. De maatregelen en acties zijn gericht op de burgers, op de land-en tuinbouwers, natuurverenigingen, en naar de gemeente zelf .
Door het aanplanten van vooral linden, acacias, kan de gemeente haar voorbeeldfunctie gestalte geven.
De honingbij.
De honingbij is een insect dat leeft in groepsverband in korven of kasten. Op zomerse topdagen kan een volk wel uit meer dan 50.000 bijen bestaan. Oorspronkelijk trokken bijen in het wild rond, maar de mens ontdekte de positieve eigenschappen van dit diertje en ze werdenin korven gehouden door imkers. In Vlaanderen zijn wilde bijen zo goed als verdwenen. Dankzij de imkers worden duizenden bijenvolken verzorgd en krijgen ze een kans op overleven.
De honingbij staat vooral bekend als leverancier van de zoete lekkernij honing, daarnaast is de bij ook leverancier van stuifmeel, propolis, bijenwas ( kaarsen) en koninginnebrij. Bij het verzamelen van nectar en stuifmeel zorgt de bij ervoor dat er duizenden bloemen bevrucht worden. Heel wat land-en tuinbouwteelten kunnen niet zonder de bij. Een bezoek van de bij is de garantie dat bomen en planten vruchten vormen of zaden dragen. Daar de bij verantwoordelijk is voor 75% van de bestuiving van gewassen, is zij een onontbeerlijke schakel in het agrarisch-economisch systeem. Dat is waarschijnlijk de minst gekende maar meest belangrijke bijdrage die de honingbij ons levert.
Het probleem: De bijensterfte.
De laatste jaren treedt er opvallend veel bijensterfte op. Volgens professor Fr. Jacobs zou die in België in 2002 40% bedragen hebben. Ook in de buurlanden treedt er een enorme bijensterfte op. ( Duitsland 20%, Luxemburg 18%, Nederland 15%, Frankrijk 30% )
De oorzaak van deze sterfte is vooral het gevolg van de monoculturen in de landbouw in combinatie met het gebruik van pesticiden. De grote monoculturen zoals bij ons de maïsteelt, of in Frankrijk de zonnebloementeelt zorgen ervoor dat bijen een zeer eenzijdig menu krijgen voorgeschoteld wat uiteindelijk leidt tot algemene zwakte van de dieren; Het ontbreken van variatie in het voedselaanbod van de bijen ( bv. paardebloemen, klaver,linden, acacia, enz.) heeft deze diertjes dusdanig verzwakt dat de veel gebruikte pesticiden voor velen de genadeslag is. Om een bijenvolk te laten overleven moet het jaarlijks 50 kg stuifmeel kunnen verzamelen. Vele imkers verplaatsen hun bijenkasten geregeld naar plaatsen waar veel stuifmeel voorhanden is , zoals koolzaadvelden of boomgaarden ( in de fruitstreek).
De economische waarde van de honingbij.
Professor Fr. Jacobs, verbonden aan het laboratorium voor zoöfysiologie aan de RUG, heeft vastgesteld dat de honingbijen een enorme economische waarde hebben. Op wereldschaal komen honingbijen na runderen op de tweede plaats inzake toegevoegde waarden aan de voedselindustrie. In Italië werd berekend dat de opbrengst van de bijen vergelijkbaar is met het Fiat-Concern. In België wordt de economische waarde geschat op 500 miljoen Euro.
Jacobs klasseert de bijen, gezien het (indirecte) economisch belang voor Vlaanderen, op de vierde plaats, na de koe, het varken en de kip.
De ecologische waarde van honingbijen.
Honingbijen zijn een perfecte waardemeter voor de toestand van het leefmilieu. Bij vervuiling kunnen bijenkasten op verschillende afstanden van de vervuilingsbron worden geplaatst om aan de hand van het stuifmeel na te gaan welke flora in een gebied overleeft of niet. Deze techniek werd reeds toegepast na de kernramp in Tsjernobil. Voor de problematiek van het cadmiumin Noord-Limburg zouden deze technieken ook kunnen toegepast worden.
Geen bijen, geen appels.
Een aantal tuinbouwgewassen kunnen doodgewoon niet zonder de bij. Zonder bezoek van de bijen worden de bloemen niet bevrucht en vormen er zich geen vruchten? De appel, de kers, wordt zo voor 90% bestoven door de bijen. Voor aardbeien is dat 80%, voor de peer en framboos 70%. Maar ook groenten als komkommer, aubergine en peulvruchten hebben baat bij het bezoek van het bijtje.
Vruchten en zaden die elders worden gekweekt, kunnen niet zonder bijen. Denk maar aan zonnebloemzaden voor de zonnebloemolie, de koffieboon voor ons dagelijks kopje koffie, of de heerlijke watermeloenen die in de zomer onze dorst lessen.
Het op peil houden van de bijenpopulaties.
Als we de bijenpopulatie bij onze imkers op peil willen houden dan dienen er maatregelen getroffen te worden. Hierbij dient de nadruk gelegd te worden naar planten en bomen die veel stuifmeel produceren. Stuifmeel is het voedsel voor de bijen. Daarnaast dient er ook naar het aspect variatie gekeken te worden. Door een zo gevarieerd aanbod aan voedsel voor bijen te voorzien wordt hun natuurlijke weerstand vergroot.
Ook het aspect tijd is van belang. Het inzaaien van bermen of akkers zijn korte termijn maatregelen waar bijen meteen baat bij hebben. Bij het aanplanten van lindebomen, acacias en andere bomen of struiken worden de voordelen op langere termijn merkbaar.
Tegen de achtergrond van bovengeschetste problematiek suggereren de imkers dus een bijvriendelijk beleid uit te werken. Dit beleid kan gericht worden op verschillende doelgroepen zoals de gemeente, de particulier, landbouwers, siertuinbedrijven, scholen en ( jeugd)verenigingen.
1.De Gemeente.
1.1.Het aanplanten van bomen die veel stuifmeel dragen. Bv. linden, acacias enz. In onze gemeentenzijn heel wat straten die niet voorzien zijn van bomen. Op een aantal andere plaatsen werden niet de juiste bomen aangeplant Bv. eiken.
1.2.Het inzaaien van bloemenmengsels ten voordele van de bijen. Bij het inzaaien van grasvelden in openbaar groen en in bermen kunnen ook een aantal overblijvende bloemen ingezaaid worden; zoals klaver.
1.3.Bij het aanplanten van openbaar groen, planten en struiken kiezen die bijvriendelijk zijn.
1.4.Terughoudend zijn met het afgeven van kapvergunningen van typische bijenbomen.
1.5.Stimulering en ondersteuning ( materieel en financieel ) voor de imkers van de eigen gemeente.
2. De particulier.
2.1.Het verdelen van zaadmengsels om in de tuin of bloembakken in te zaaien. Als in iedere tuinin Limburg 1 m2 bijenbloemen worden gezaaid, betekent dit in totaaleen enorm aantal bloemen waar bijen aan hun nectar en stuifmeel geraken.
2.2.Promoten van het aanplanten van fruitbomen zet een appel in je tuin ( appel, peer, kers) en bijenvriendelijke struiken.
2.3.Het geven van extra informatie rond bijenbomen, struiken en planten. ( infobladen).
3. Tuinbouwers en siertuinbedrijven.
3.1.Het inzaaien van braakliggende terreinen met een bijvriendelijk bloemenmengsel. Op basis van gegevens van de landbouwtelling heeft er veel grond braak gelegen. De regeling braak maar ook gewoon faunabraak bieden de mogelijkheid om op deze plaatsen in te zaaien.
Landbouwers en natuurverenigingen, wildbeheerseenheden of bijengilden kunnen in
onderling overleg een aantal planten zaaien zonder dat de landbouwer zijn steun
voor braak verliest. ( BS. 21.01.1998).
3.2.Aanplanten van kleine landschapselementen ( hiervoor is een subsidie verkrijgbaar ). Deze acties kunnen opgenomen worden in het landbouwbeleidsplan.
3.3.Siertuinbedrijven kunnen door middel van promotie en van labeling extra aandacht schenken aan typische bijenplanten ( Bv. door de enkelbloemige planten te promoten).
4.Scholen en verenigingen.
4.1.In iedere school een bijentuin aanleggen.Deze kan best gecombineerd worden met een vlindertuin, waardoor de educatieve waarde groter wordt.
4.2.De scholen en verenigingen krijgen toegang tot een bijenmuseum tegen gereduceerd tarief. Dit educatief bijenhuis zou in onze groene gemeentenzeker op zijn plaats zijn.
4.3.Op deze wijze worden kinderen op jonge leeftijd maar ook volwassenen en senioren gesensibiliseerd en geboeid door de wereld van de honingbij.
Wij, imkers, vragen van de gemeenten om een volgehouden bijvriendelijk beleid, verankert in het milieujaarprogramma. Dit beleid dient verder uitgestippeld te worden in de bevoegde commisies en raden.
Met de meeste hoogachting,
i.o.v. De Imkersvereniging St. Ambrosius van Overpelt.
Honingbijen en sommige wespen en mieren hebben angels, die zijn voorzien van weerhaakjes, zodat deze even blijven zitten, lang genoeg om het gif te injecteren. De angel van de honingbijwerkster heeft in het lichaam van de bij een afbreekpunt. Dat hebben de meeste andere stekende insecten niet. De honingbij verliest daarom de angel en wordt daardoor zodanig ernstig beschadigd, dat ze na een dag sterft. Het is dus niet alleen de weerhaakstructuur van de angel, die maakt dat de angel afbreekt. Op de angel van de honingbij zit een spiertje en een gifblaasje dat ook meekomt bij het afbreken. Het spiertje doet ook los van het lichaam nog voldoende werk om het blaasje leeg te drukken en zo het gif te injecteren. Indien men door een honingbij gestoken wordt moet de angel zo vlug mogelijk met de nagel worden weggeschraapt: niet knijpen en geen pincet gebruiken, want dat geeft alleen maar meer verspreiding van het gif. De honingbijkoningin heeft overigens een gladde angel, zoals de meeste angeldragende insecten.
Vlak na de overgave was het allerminst duidelijk wat de bezetter met de overwonnenen van plan was. Dagenlang lieten de Duitsers het Belgisch leger ongemoeid, terwijl ze verder oprukten tegen de Britten en Fransen aan de kust.
Her en der besloten soldaten de bevelen van hun oversten te negeren en naar huis te gaan. Meer dan eens gaven de officieren trouwens zelf het voorbeeld. Meestal bleef deze desertie beperkt tot individuele gevallen.
In de buurt van het front lagen de zaken anders : de chaos was er groot en de Duitsers konden grote groepen ex-vijanden die de verbindingslijnen door hun aanwezigheid bemoeilijkten, missen als de pest. Daarom gaven zij de Belgische soldaten vaak zelf het bevel om naar huis te gaan.
Wie thuis raakte zonder opgepakt te worden, was nog niet veilig. Hier en daar werden teruggekeerde soldaten opgespoord, en wie geen officieel Entlassungsschein kon voorleggen, stuurden ze zonder pardon naar Duitsland. Teruggekeerde soldaten kregen soms de aanmaning door aanplakbrieven zich over te geven. Wie braaf gehoorzaamde, kon zich verheugen op een reis naar Duitsland. Wiehet bericht aan zijn laars lapte, liet men met rust.
De meeste soldaten bleven gewoon waar ze waren en wachtten verdere bevelen af. Enkele moedige zielen probeerden aansluiting te vinden met 200.000 Belgische militairen in Frankrijk of bij de Engelsen, hoewel deze kans op slagen praktisch nihil was. De legerleiding was deze ontsnappingspogingen niet gunstig gezind: verscheidene groepen vroegen eerst toestemming aan hun oversten maar meestal was het antwoord negatief.
De Duitsers dachten er niet aan de hele Belgische troepenmacht naar het Derde Rijk te sturen.
Ze wilden overgaan tot een demobilisatie en slechts de actieve militairen en de Waalse soldaten naar de Stalags ( Mannschaftsstammlager, voor onderofficieren en soldaten ) en de Oflags ( Offzierslager, voor officieren ) sturen.
Tijdens de tochten naar de verzamelplaatsen ontsnapten er enigen uit de rangen aan de Duitse bewakers, leenden ergens een burgerpak en geraakten ook thuis.
Eind 1940 kwamen er al ongeveer 100.000 Vlaamse krijgsgevangenen naar huis. Onder hen bevonden zich ook heel wat Franstalige Brusselaars en enkele Walen die erin geslaagd waren de taalcommisie te verschalken.
Deze uit Duitsers en Vlaamse collaborateurs bestaande jury moest, op basis van woonplaats van de betrokkene en aan de hand van een paar vragen, over hun effectief Vlaming zijn oordelen. ( Dit allesgebeurde in het kader van wat Hitler de Flamenpolitik noemde )
Zo heeft ook H. Casteleyn op 9 juni in Gent zijn Entlassungsschein ontvangen ( Afb.8.) en kon hij naar huis.
Grasduinen in onze Vlaamse geschiedenis aan de hand van de naam Casteleyn
Dit is een werkje dat ikzelf gemaakt heb over mijn voorouders in rechte lijn ( Antwerpen en Hamme ). Het staat op cd en ik heb het ook laten drukken op eigen kosten.
Twee betekenissen van de naam Casteleyn worden algemeen aanvaard, nl.
Herbergier: titel voor een bewaarder van een dienstgebouw ( conciërge ) en voor de waard ( stadspachter ) van de vroegere stadslogementen, later algemene benaming vooreen waard, logementhouder, herbergier, tapper.
Kasteelheer:diegene die een kasteel ( castellum )bewoond, de castellanus dus.
Deze persoon is echter niet noodzakelijk de eigenaar van het kasteel.
Om de echte oorsprong van het begrip castellanus, castelein te achterhalen moeten we terug naar de 10e en 11e eeuw in Vlaanderen.
Namens de koning werd in de Karolingische tijd het bestuur waargenomen door een graaf, een comes ( lat.). Later werd deze titel verlaten en ingeruild voor de nieuwe bescheiden benaming van vicecomes ( lat.). Dus letterlijk de vice-graaf van een burcht of kasteel. In Vlaanderen bestonden er in de 10e en 11e eeuw verschillende gouwen met hun graafschappen en steden. Zo was er bijvoorbeeld de stad Brugge die ook een burggraafen kastelein had.
Deze kastelein voerde het bevel over het garnizoen van de grafelijke burcht, die verdedigd moest worden tegen de vijand. Maar hij trad ook op als politiemacht om, in de nog woeste samenleving van toen, binnen zijn omschrijving orde en rust te handhaven.Verder voerde hij in tijd van oorlog de militie aan die uit de bevolking van zijn gebied werd gelicht.
De bevolking kon door de kastelein worden opgevorderd om gratis karweien uit te voeren voor onderhoud- en bouwwerken aan de grafelijke burcht en aan openbare wegen of waterlopen. Namens de graaf oefende hij rechtsmacht uit en zag er op toe dat diens inkomsten op tijd en naar behoren werden geïnd
In de geschiedenis van die tijd bestaat ook het begrip het kasteleinschap
De oudst bekende kastelein van Brugge wordt vermeld in 1046.
En in een oorkonde uit Egmond van 1083 vinden we de volgende persoon:
Adaluuin castelanus ( in het latijn ) en in een 15de eeuwse vertaling in het Middelnederlands wordt dit: Adalwijn casteleyn .
3.3.Schrijfwijze.
Dit is een ander paar mouwen!! Er zijn zoveel verschillende mogelijkheden.
De huidige schrijfwijze van onze familienaam is gans anders dan de oorspronkelijk.
Het grote probleem is dat men voor 1800 zijn naam schreef zuiver op het gehoor of de manier van uitspreken..
Voor 1250 is de eigenlijke familienaam slechts sporadisch aan te treffen. En erfelijkheid via de familienaam treedt pas op vanaf de 14e 15e eeuw.
Het ging hem in die tijd vooral om de eerste naam ( wij zouden zeggen: de voornaam ).
En om toch een onderscheid te maken sprak men dan van de zoon van .
Een voorbeeld uit de coopmansboeken van Oudenaerde, begonnen in 1343.
Abraham de casteain fs heer mathys Arends zoene fs Iacops
Fs en zoene betekenen zoon van .
Ook bij het samenstellen van de zgn. poortersregisters ging het niet zozeer om de juiste schrijfwijze: de vermelding van vader en grootvader was voor hen belangrijker bij de vastlegging van iemands identiteit.
Zo gebeurde het dan ook regelmatig dat één en dezelfde persoon zijn eigen toenaam in verschillende documenten op verschillende manieren schreef.
Dit is dus zeker met onze familienaam ook gebeurd. Er zijngevallen bekend waarbij kinderen uit hetzelfde gezin en van dezelfde vader drie verschillende schrijfwijzen hebben van de naam Casteleyn. Dit maakt het opzoekingswerk er dus niet gemakkelijker om.
Toch zijn we er in geslaagd om met één schrijfwijze van de naam ( Casteleyn ) 11 generaties terug te gaan.
Verschillende mogelijkheden die voorkomen:
a.Frans: Cathelain, nom porté en Picardie et dans le Nord Pas-de-Calais. Variente de Chatelain, qui désigne au 12e siècle celui qui avait la garde dun chateau ( souvent le chatelain était un simple militaire chargé par un seigneur plus puissant de garder une petite forteresse ). Ce nest que plus tard que le mot perdra son sens militaire.
Autres formes: Castelain, Castelein, Casteleyn, Castelin, Casteleyns.
Toen hij bespeurde hoe de nevel van den tijd in d'ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven, haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven, toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.
Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij den baard en mat haar met den blik, maar kon niet meer begeren, hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.
Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond het merg uit haar gebeente, dat haar tóch bleef dragen. Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen, en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.
Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand. Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen en rennen door het vuur en door water plassen tot bij een ander lief in enig ander land.
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad staan wetten in den weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot en zagen dat de man dien zij hun vader heetten, bewegingloos en zwijgend bij het vuur gezeten, een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.