Velen kennen het boek 'Dendermonde - Volkstaal - Typen - Bijnamen' van Georges Dierickx. Nadat wij het enige tijd aan kant gelaten hadden, hebben wij het onlangs eens herlezen. Voor degenen die het boek niet in hun bezit hebben of het nooit hebben gelezen, willen wij enkele van de opgenomen bijnamen niet onthouden.
Georges Dierickx begint het hoofdstuk 'Dendermondse bijnamen' met volgende tekst: "Schroomvallig hebben wij uit deze opsomming van bij- of spotnamen welkdanige aanduiding ook geweerd die bij sommigen tot kwetsende gevoelens zou kunnen leiden. Gestreefd werd, in zoverre zulks mogelijk bleek, alle gegevens tot mogelijke identificatie van de betrokkenen of hun familie of nabestaanden weg te laten."
Sjarel den azjènt: populair politieagent tussen WO I en II. Later nog cafébaas in de Donckstraat. Loodste jaren aan een stuk sinterklaas veilig en wel door de stad. Organiseerde tevens een hele tijd bedevaarten voor vrouwen naar Halle per autocar.
Sjarel den azjènt...
Suë dem Babbelèir: fungeerde onder meer als opruimer in dienst van de stad. Zijn bijnaam kreeg hij wegens een spraakgebrek. Men ontmoette hem meestal met zijn trouwe hond en 'zanne kèrrewoëge'. Kon Suë het meestal niet goed uitleggen, aan een goed stel hersens om zich uit de slag te trekken heeft het hem nooit ontbroken.
Den Blèkke: reus van een vent afkomstig uit West-Vlaanderen. Oud speler van 'den AVD' en herbergier in de Schel(de)straat.
Charmant Adèle: cafébazin uit de Veerstraat (1e helft van 20e eeuw). De herberg kon doorgaan als een soort café-chantant, waar de klanten, als ze het wensten, een lied konden kwelen of brullen. Ze werden aan het klavier begeleid door de jongste dochter, een wondermooi schepseltje...
Heilig Pierke: Er waren vele brave mensen op 't Vestje, en ook zeer vrome. Onder hen Pierke Ost, 'den béiwéiger'. Dag in dag uit trok hij, voor een matig honorarium, op bedevaart tegen elke kwaal of ziekte. Hij kende heel het repertoire heiligen en gelukzaligen, hun voorspraak, bevoegdheid en vereringsplaats. Pierke trok op zowel voor arm als voor rijk. Geen pater of broeder had een zo goedig door boete getekend gezicht. Bij zijn gouden huwelijksjubileum prijkte volgend versje boven zijn deur: Lang ware 't Vestje om zijn zonden hiervoor gestraft, hierna gedoemd. Had het zijn redder niet gevonden in die men 't Heilig Pierke noemt...
(wordt vervolgd)
|