Wij hopen u verder te kunnen boeien met dit blog over onze stad! Vergeet ook niet af en toe nog eens te kijken op het voorgaande blog http://blog.seniorennet.be/jp_dendermonde
05-08-2012
Over de wekelijkse markt
OVER DE WEKELIJKSE MARKT
Ik heb de markt
wete kwijnen en verdwijnen, t was toen de verhuizing naar St. Gilles begon,
geholpe door onze vrienden uit Aalst die met de zwarte vlag afkwamen, metinge
kwamen geven en trachte te overhandigen met Burgemeester en Schepenen hetgeen
hun niet lukte.
St Gilles deedt
zijn best om dit doel te berijke, hetgeen tijdelijk ging: onze markt
verminderde in t voordeel van onze geburen, er waren kramers die thuis bleven
liever dan over te loopen.
Ik herinner me
goed: op de Groote Markt was één stoffe kraam gebleven, Mme Fr. Van
Damme, Baesrode.
Ik richte zelf
kaatslutten in om er den moed in te houden, we speelde van aan den ouden tinne
pot tot aan t vaderland.
Dat het niet lang
ging duren, wiste we zeker, den ijzere weg en de Schelde stonden in de weg
er wierd een
beestemarkt ingericht, er waren weinige verkoopers, maar nog minder koopers met
dit verschil: de wekelijkse markt kwam terug, maar de beeste markt verhuisde
naar t sas van aan de zwartzusterstraat tot achterkant gasthuis.
Er was spraak dat
die markt daar ging blijven, eenige commercanten kwamen bij een, want dit was
een ramp voor de Groote Markt, veemarkt en omliggende straten
ik richte een
schrijve in tot Burgervader en Schepenen als protest onderteekend door de
eigenaars der volgende straten: Veemarkt, Greffeling, Groote Markt,
schelstraat, Kerkstraat,
ik was overal
geweest, persoonlijk laten teekenen en doen afgeven door de concierge met de
groete van Gustje Mestag, ik stond de eerste vermeld op den brief die ik zelf
had op gemaakt en ontving de antwoord van den Heer Burgemeester, gebracht door
den zelfde concierge.
Mijne Heeren, ge
moogt gerust zijn, het is maar tijdelijk en de beestemarkt komt op hare gewone
plaats terug en z is er gebleven tot wanneer ze verhuisd is naar t vestje, dit
kon niet anders, want met te veranderen van die straat, t was toen geen
beestemarkt meer maar een laan of Boulvard, was men verplicht te verhuizen en
ik mag zegge, t was de geschikte plaats, t vestje was toch toegelegd.
Onze markt kwam
normaal terug en de kramers kregen soms een aubade van Gustje met zijn Clarinet,
waar soms zijn twee boezemvrienden zich bijvoegde, namelijk Kleinen Trip als
groscaissier en mijn Clarinet Solo, Nestor Van Vlemmeren.
Nu wil ik nog iets
vertellen van voor den oorlog 14.18, toen ik nog jongman was, meubelmaker en
sculpteursgast in Brussel, Chaussée d Haecht
den Dolle, zooals
men in dien tijd De Klippel noemde, was werkzaam bij nen antikeir eenige huizen
voorbij ons magazijn. Het toeval wilde dat we s avonds na t werk bij een
vielen, dus we trapte naar de Nord, Rue Botaniek, af
onder weg zegt Den
Dolle: mijn moeir heeft een occasie gedaan - onder ons gezegd die kocht alle
oude brol op en woonde in t prison strotje - nen ouden velo, maar zonder licht. O, zei Gust, is het anders niet. ik zal u uit den nood helpen. ik heb nog ne
solinger die met carbure gevuld wordt, ik gebruik hem niet meer, ge moogt er om
komen
en De Clippel die nog al ne lieppe was, liet
zich vangen, wachte me af aan den uitgang en ging mee met mij. We spraken niet
meer over dit licht of lantaarn, ik wil zeggen Solinger,
mijn ouders woonde
op de koornaert aan de denderbrug, hoekhuis, den overkant koning Van Haeltert,
aan zijn huis hing ne lantaarn die s avonds wierd aangestoken en s morgens
uitgedaan, den eene keer door Tolfte Van Goetem. die kon moeielijk een D
uitspreke, daarom noemde ze hem Van Toetem, nen andere keer was het den Houte
Viool,
ik zeg zoo
flegmatik: Dolle, neemt uw solinger maar mee, het kost u geen centiem, maar ge
moet er hem zelf afdoen en wees op den lantaarn
En weet u wat zijn
bedanking was: f sm en vloog door de Dijkstraat, recht binne bij moeir in het
prisonstrotje,
hij heeft me nooit
nog over ne solinger gesproken, maar nadien heeft hij genoeg moeten horen op
den Trein allé en retour Brussel.
( ) de laatste
oorlog, t was ten tijde toen de Engelse en Belgische krijgsgevangen naar onze
casernen wierden gebracht er nen halt wierd gemaakt casernestraat, kerkstraat
tot voorbij t gasthuis, de gentselaan op.
De Engelse wierden
fel bewaakt, er mogt niets aan gegeve worden, nog eten, nog drank, dit kon niet
belette dat mijn vrouw die van Engels afkomst was, er in t geheim voor zorgde,
de belgen mochten in afwachting op cafè komen.
Ik had verscheiden
officieren bij mij, alsook 2 soldaten en 2 chauffeurs, den eene, ne Luikenaer
die zei: ik ga niet meer verder, en vroeg me een burgers kostuum, rap t zijne
uitgedaan, door zijn kameraad in de foergon gesmeten (lange,
overdekte legerwagen, jp), de
hand komen drukke aan officieren van wien hij zelf de velo kreeg en kameraden -
het moest ne gekende vriend zijn, want allen moeste nen traan wegvagen, van
allen wierd de kleine Luikenaer omhelst en gelukkige reis gewenst.
Daar ben ik
getuige van geweest, want t was in mijn café bij Gustje Mestag, Ouden Tinne Pot,
35, Dendermonde.
Hij was schoon
geekipeerd: mijn werkkostuum, ne slechte strooien hoed, ne roode zakdoek, hande
wat zwart gemaakt zooals ne werkman, uitleg langs waar hij moest rijden, eerste
straat lings, beurzestraat, het brugske over den dender, dan rechts langs de
forten (begijnhoflaan) tot aan de statie en dan recht door tot in Brussel, daar zal men U wel
de weg wel wijze voor Luik. Eerst goed uitgekeke, de hand gedrukt en buite ken
ik u niet meer, een ding wat ik van U vraag, goed toekomen in Luik, stuur me
een kaartje: coli bien arrivé, dus weet ik genoeg
eenige dagen later
kreeg ik een kaartje: colie bien arrivé signé le petit chauffeur.
na den oorlog
kreeg ik jaarlijks op nieuwjaar een kaartje: le petit chauffeur du temps de la
guerre, tot wanneer hij naar Frankrijk is gaan wonen, sinds heb ik geen nieuws
meer vernomen.
Ik vergeet nog iets te zegge over het
soldaatje, want het was ne kleine, dien ik in burger had gezet. Hij had zijn
nummer de matricul in mijn pompbak gesmete zonder me te verwittige, ik kon geen
water meer trekke, t slot uitgenomen en zoo kwam ik tot de ondervinding, maar
dit was rapper in den dender dan die ransels van die brusselse garde civik
helden naar het land van den akker doen (zie verhaal over WO I, jp).
t was concert in
de Queensole (Queens Hall, jp),grootste theater van Londe, ik was
uitgenoodigd door ne vriend uit Parijs om t concert bij te wonen, zonder
uitnoodeging geraakte ge niet binnen.
in de tapijte 5 centiemeters
dik, symphonie 100 eerste prijze van t conservatorie zoowel Engelse, Franse,
Duitsers, Italianen en Belgen.
onder de zangeressen, een duitsche die
primeerde en bestuurder Woodt
de orgel was zoo
groot dan de oppervlakte der zaal en anphiteater.
Bij t intreden van
bestuurder stond al de muziekanten recht, Woodt aan den pupiter de maatstok in
de hand, en t concert begon.
Verscheidene
stukken die ik ten gehore kreeg: onder andere Rapsodie Hongroise van List die
we zoo dikwijls hadden gespeeld onder Mr Hilgé en dachten het
meesterlijk konden spelen, eh wel, we waren er kinders tegen, zoowel als te
horen van de andere uitgevoerde stukke, dit is me altijd bijgebleve.
van Richmond
gesproken, dat is de Donck maar in t groot, de plage waar d Engelse gaan
campeere en slapen in de booten bij zomer seizoen, bij regen hebben ze hun
tenten, langs de waterkant bars waar er gezongen wordt en waar ze Gustje zijn
stem ook hebben gehoord.
Den 1ste
keer dat ik er was henen geweest met mijn broer Jules een motorbootje genomen,
den volgende maal breng ik mijn hautbois mee, we moeten ook muziek maken zooals
d Engelse met die pistons clarinette, harmonicas, nen hobo hadt ik nog niet
gehoordt en ne volgende keer was Gustje er ook bij, nog al eens afgestapt,
gezongen, gespeeld en gedronken en veel bijval gehad, gephotografeerd met ne
groote pot, t was toen geen wisky.
in de stad was nen blind geworden man, die
zijn rol beter heeft gespeeld dan nen acteur, die dagelijks voorbij mijn huis
kwam
hij moest zich
komen aanmelden bij de duitsers, café Alcazar, ik zien hem nog de trappen
opkruipen, want hij was blind, vergezeld door ne kleine jongen of een meisje.
iedereen had medelijden met de Pr., in alle geval ik was op d hoogte en kon
zwijge.
We kwamen s
avonds nog al eens bij een bij Hortens, de vrouw van nen Belgische
Onderofficier die in oorlog was en een nicht van mij.
Op zekeren avond
zegde hij me: Gustje, ik zien beter dan gij, ghebt caoutchou sletze aan,
sportkousen aan, een sporthemd in beige en korte broek in zwart en gij,
Hortense, een rok rood en bloes wit, ge zijt de eenigste die het weet, verraadt
ge me, ge leeft niet lang meer
en w hebben
gezwegen tot na den oorlog, wanneer hij miraculoos was genezen, en zoo heb ik
ook gezwegen voor ne patroon uit Hamme, ijzersmederij die met zijn 3 knechten
moest naar Duitsland vertrekken en door mij zijn thuis gebleve.
zoo was ik, altijd
de leuze van de ton: doe wel en zie niet om, altijd bij voegende die aan mij
twijfelde: O Heer, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.
In Dendermonde
zijn vele kunstenaers geboren, ne Willems, ne Spanoghe, Mantje Broeckaert, ne
Courtens die schilderde zichte langs de boorde van den Dender en Schelde, maar
ne Gust Mestag die moet nog geboren worde.
die maakte muziek
op den Dender, op de schelde, langs de schelde en in t water van de schelde.
De klank van zijn
clarinet kon men s morgens vroeg van om 6 uure horen tot aan de melkerij
Grembergen, wanneer hij tros beiaard, de Groote mannen - voorafgegaan door ne
ceremoniemeester die toen Desiré Ringoot was - speelde, binds de zwemoefening,
mijn zwemclub mannen kunnen zulks nog getuigen, neen, die komen er niet meer en
die nooit den hoogmoed heeft gehad om decoraties aan te vragen niet
tegenstaande hij 5 mensens leven heeft gered, want t was ne zwemmer, hij was 13
jaar, toen ik een meisje uit den Dender haalde van 11 jaar.
Met de reis der ton was het anders gesteld,
dit was paling eten in Schoonaerde, opgaan per trein en te voet afkomen, de
clarinet van Gust moest terug mée, alsook ne piston, speciaal verzorgt door het
huis Ducaju Nestor, specialist in t klein koper. Om dit te bespelen moest men
conservatoir gedaan hebben, dit hebben ze bij mij thuis ondervonden en op de
reis naar Schoonaerde, het instrument wierd altijd geplaatst om aanleiding te
geven voor t accompagneere bij de clarinet, den eerste die probeerde was zeker
er uit te zien als ne clonw uit een cirk Een maal in t wit, een andere keer in
t blauw volgens t zicht van de muzikant.
Voor het vertrek uit Schoonaerde waren er
al die prijs hadden en we vertrokken met volle muziek, k wil zegge de clarinet
op kop en al zingend. Bij t verlaten van Schoonaerde wierd er een loopkoers
ingericht, 500 meters
voór de café van t boerke aan den hooge Appels voerman, een krente brood gift
door de Voorzitter der Ton aan den eerste aangekomende
Of er geloopen wierd, moet ge niet vragen
met al die paling in de corpus, t was er met tomate sauce en witte sauce met
champignons, dat lag te zwieren in den buik.
Wie den eerste toe kwam, was Leon Mestag,
dus had het broodje verdiend en ontvangen. voorts al spelend en zingend tot bij
Jeanske Pitje, zoo noemde men den Broer van Amedée Verhofstadt, we waren al op
t zand versukkeld, de piston terug gevuld en op den toog geplaatst, de Gust
terug aan t spele, Benoni Leys, mijn trombone bij t supportersmuziek, lag al te
bed en zei aan zijn vrã: dat is Gustje met zijn mannen, de broek aangetrokke en
binne bij Jeanske, zag die piston en t was al: daar kan ik ook op blaze.
Ik had al wel te zeggen: dat ambouchur is
kleiner dan dit van ne trombone, den Benne had het al aan de mond en aan t
blaze, maar de bloem vloog rond en hij geleek rap aan ne clonw uit een cirk.
T was ook ne man die een zwans kon
verdragen, vertrok alzoo naar huis, hij woonde rechtover de café en wij naar de
stad.
Dat het al donker was, moet ge niet vragen.
Van Gool, mijn tamboer, die een fel gehoor hadt, kwam buiten bij t hooren van
Gustjes clarinet en t was al: wacht ne minuut, t muziek is niet compleet, den
trommel opgespannen en Miel was mée tot aan t lokaal, doch eerst 3 maal de
ronde van de markt en dan binnen.
Zoo verliep de tweede paling reis naar
Schoonaerde met dit verschil dat ik den eerste keer de portie van dien zieke
mogt opeten en deze maal de 2 porties mogt betalen, eene voor de vrouw en eene
voor Tant Irma.