Wij hopen u verder te kunnen boeien met dit blog over onze stad! Vergeet ook niet af en toe nog eens te kijken op het voorgaande blog http://blog.seniorennet.be/jp_dendermonde
Franki Hervent regisseerde voor de laatste maal de Middeleeuwse Reuzenommegang in onze stad... Een afvaardiging dankte hem 'recht uit het hart van de Dendermondenaar'... Een onverwachte tussenkomst in het scenario...
Er heerste gisteren al enige drukte in de stad. De stadsdiensten werken hard om de voorbereidingen rond te krijgen. Ook op de Dienst Stadspromotie is men druk in de weer...
Juffrouw Maria, een bekend figuur uit het verleden. Maria Moens werd geboren in 1900. Haar ouders waren toen conciƫrge in de brouwerij in de Sint-Rochusstraat. Juffrouw Maria is bij vele stedelingen bekend, omdat ze zowat gans de dag door in de stad liep, maar vooral omdat zij het 'stoelkesgeld' ophaalde in de Onze-Lieve-Vrouwekerk.
En vertrouwd beeld... Juffrouw Maria op weg naar de kerk.
Wie lieten ons vertellen dat de kaartenverkoop voor de voorstellingen van 't Echt DĆØrremons Theaoter reeds goed loopt! Wil u erbij zijn? Aarzel dan niet en bestel vlug uw kaarten!
De geschiedenis van de oudste sportvereniging van de stad Dendermonde en omstreken in meer dan 1.000 bladzijden en bijna 500 fotoĀs, met namen van spelers, niet alleen van het eerste elftal, maar ook van reserven en jeugd- ploegen, namen van bestuursleden en medewerkers, sportgebeurtenissen en anekdotes, wedstrijdverslagen en commentaren.
Dit ponton werd door een zware kraan in de Dender gelegd. Jeggpap zal hierop musiceren tijdens de volgende editie van 'Walking Dender'... Blijkbaar sparen de organisatoren noch kosten, noch moeite!
Bovenste rij (vlnr): Rudy Opalfvens, Martin Opalfvens, Robert Van Haver, Louis Opalfvens Middenste rij (vlnr): Maurice Van Haver, Patricia Opalfvens, Lisette Opalfvens, Catherina Opalfvens (Kaatje), Christian Opalfvens, Leentje Van Haver Onderaan (vlnr): Paula Van De Velde, Bertje Van Haver en Jozef Opalfvens (Met dank aan Leen Van Haver)
Hier wil ik me nog eens voorstelle wie ik
ben, gekend drie tot vier uren in t ronde: 64 jaar voorstaander der weezen,
ouderlingen en noodlijdende buiten alle politiek onder de volgende Voorzitters
Lode Verleijen, Pier Willems, Clement Van Driessche, Pier Van Driessche, zoon
van Clement.
Clement (L)
en Pierre Vqn Driessche
Bij het 50ste
verjaring van Weezentroost door L. Verleije, Voorzitter, met mijn harmonie
feest opgeluisterd, bij t overnemen van P. Willems als Voorzitter het
weezenlied aangeleerd aan weezentroost en door mij van op ons belfort gezongen
met begeleiding van beiaardier, opluisteren van Klaasfeesten en St. Martefeeste
voor weezen en ouderlinge gedurende 38 jaar, stichter Harmonie Gustje Mestag
met 53muziekanten, spelend lid Clarinetist
en Hoboist gedurende 56 jaren, humorist, toneelspeler, omhalinge gedaan voor
krijgsgevangen, rood kruis en teerinlijders, enz. Hier wat ik ben tege gekomen
op de 50 jaar dat ik de Groote Markt heb bewoond, kampioen in het getuige van
geboorte, 2556, waarvan verscheidene verblijvend in Congo waar ik meest deugd
heb van gekregen toen ik Petje Lap ben genoemd in vervanging van Koning Baudewijn
bij de geboorte der 7ste dochter bij de familie Casiman.
De begrafenissen
die ik heb bij gewoond zijn ontelbaar, eens op een dag 4, op een dag 3, maar 2
dit is dikwijls voorgevallen, hoeveel kussen ik heb moeten ontvangen bij B. en
nog al in tegenwoordigheid van man en klieente weet ik ook niet, dat er veel
jaloers waren van dien oude rakker, dat weet ik en dat ze maar eens probeeren
hetzelfde te doen, ik sta niet borg voor de replik.
Ik heb de
wekelijkse markt wete groie en bloeie, t was toen de kramers van om 6 ure naar
de markt en om 7 uur was men al aan tĀ verkoopen en dan om 1 uur begon men maar
eerst op te kramen.
Aanvraag tot
vergaderingen kaatsspel aan d.d.b. geweigerd, dan aan Fr. V.D.V. die
persoonlijk was gegaan naar de commandatuur, toelating gekregen, zoude zelf
komen zien en moesten uitleg door een van ons leden krijgen,
er waren 3
officieren. Ze waren op ne goeie moment gekomen, Leon De Wael die toen brouwde
in Zele bij Mme Debus, had een misbrouwsel, te veel sacarine gebruikt,
t was juist brusselse faro, gaf een vatje gratis voor de kaatsers en hereleden
en ik maakte hun wijs: t is Brusselse faro.
We ware goed aan t
spelen en drinken, zoodat er leven in t spel was en die heere hun goed
amuseerde, krege eeen farotje mee zoo als de kaatsers en moeste geen aanvraag
nimmer doen zoo min als vergaderinge.
We mochte zelf
lutten geven ten voordeele onzer krijgsgevangen en kwamen zelf kijken. Den
17.10.15 wierd ons reglement gesticht en gaven we alle 8 dagen kaatslut op de
Markt, toen speelde we voor de wacht, vroeger was het vĆ³Ć³r het soldaten heim en
mijne kant.
Onze club moest
zich voor geen ander achteruit zetten, want de Mathijse met hunne Frans Bliek,
De Kinder en Nolleke hadden hun handen vol tegen onze Mang Cadron, Lucien
Disery, Gustje Mestag, Nuuke De Geest, Louis De Lentdecker, Cobbe, Rike
Vercammen, Fonske Goossens
we konnen
gemakkelijk alle zondagen 2 ploege in lijn stellen. Waar we altijd mochten
optellen, was den drol, onze kaatsensteeker (Ā ).
Hier ziet Ge dus
dat ik altijd het kaatsen lief heb gehad en voeg er bij dat ik 60 jaar telde,
toen ik nog ben opgetreden als remplaƧant in Lebbeke aan de kerk, pompiers Dendermonde
tegen deze van Lebbeke,
Hier ga ik voort
met eenige streken uit te halen, maar tĀ was in tĀ buitenland gedurende de
ronde van Frankrijk, toen Sylvaire Maes de ronde had gewonnen.
Ik vertrok met
Louike Roels om 4 uur sĀ morgens vroeg, na de vrĆ¢ beloofd te hebben sĀ avonds
tussen 5 Ć 6 uur terug te zijn, maar we vergaten den dag te bepalen, we hadden
er spoed bij gezet, tĀ was juiste uur maar Dinsdags nadien.
We hadden veel
last aan de franse grens, cognac hadden we al geproefd bij de Belgen, maar chez
nous en France cĀ etait du pernoud blanc et jaune en om voort te rijden waren
we verplicht een flesch champagne te drinken
ze verwachten ons
maar in Montruil pour le diner Ć 12 heures.
Dus hadden we al
den tijd om in St Quantin het beiaard concert bij te wonen, onder ons gezegd tĀ
was nen andere klank en beter uitgevoerd dan hier bij ons, en dit door een fijn
geglaceerd pernoudje te lusten.
Daar zal ik niet
veel over klappen, dit moet men bijgewoond hebben, tĀ was het jaar dat Sylvair
Maes de ronde had gewonnen, een raad wil ik geven, indien u de koers wil zien,
vraag uw kaarten op voorhand en vertrekt den dag op voorhand of ge geraakt zelf
niet tot in of aan de velodrom, autos zijn er niet meer te vinden in gans
Parijs.
In Parijs gaan die
uren sneller voorbij dan hier bij ons, dat hebben we in Montruil ondervonden
waar we op den Bunt nen hogen berg gingen uitrusten, om vandaar de schoonheid
der stad te gaan bewonderen.
Aangezien Parijs
onder ons lag en schoon verlicht was, probeerden we de lichtjes te tellen, maar
we zagen ze wel in t dubbel, we kwamen niet overeen met het getal en we gingen
om raad vragen in een klein cavitje beneden den berg, tĀ was juist tussen drie
Ć vier uren van de morgend en ik stak maar de deur open of ik hoorde al: wel
Gustje Mestag, wa kom de gei hier doen,
da was na een
boerke van Grembergen, nog al wel dat er geen Francayzeke bij ons was of we
waren verraden.
Ik zeg: Louis tĀ
is tijd om naar huis te gaan en wat te gaan rusten, van slapen was geen spraak,
de perno verzette er zich tegen en de warmte De vensters wijd open en dekens
hadden we niet noodig, mijnen bijslaper lag met zijn gros caisse bloot gereed
om op te kloppen, hetgeen ik ook deedt al zingend: onze club door iedereen
bekent enz., ons Dendermonds strijdlied, tĀ ros beiaerd maakt zijn ronde, dus
al vlaamse liedjes en zulks in de gebuurte van Parijs.
Ge moet niet denken dat men
in een klein stad alleen maar curieus is, al wat voorbij ging, bleef staan en de
kop naar omhoog
en den uitslag was de rand aan de voet, en den
bal in de gool,
maar wat nu gedaan zonder hoed en thuis nu.
De godelijke
voorzienigheid had raad gegeve: den hoed met de wind in den dender gevlogen.
Ik weet niet hoe
het uit is gekomen, maar t is toch lang na dien dat moeder de vrƔa geweten
heeft dat broer Staaf de centervoor was in dien memoriabele voetbalmatch.
we zijn den 1 Augustus 55, dus 50 jaar
gelejen, t jaar toen ik den eerste maal in t huwelijk trad en de koster kwam
voor de betaling,
ik zeg: JĀ , dat doe ik niet, van jongs af
zing ik op de hoogzaal in de groote kerk, ik was er als zanger soprano, Tenor
basse onder tĀ bestuur en orgelist van Louis De Bruijne, zelf de orgel in gang
gezet door het in gang zetten met het trappen van den blaasbalk, concerts
gegeven met de koninglijke Harmonie, bij St. Cecilia feeste tot wanneer er
verbod was gekomen van de Paus, ik zeg: neen J., dat betaal ik niet en hij was
verplicht drie dagen nadien te komen, dus na mijn trouwdag.
TĀ volgende was bij een begrafenis, die kan
ik toch niet optellen hoeveel ik er heb bijgewoond, maar wat ik ben tege
gekomen, vergeet men moeielijk, tĀ was bij het rond gaan met de schaal
een dame die nevens mij zat, vroeg me:
Gust, hebt U geen klein geld, ik heb niets dan groot en nog nen dubbele frank
en dit is nu toch te veel,
ze gaf dien dubbele frank en vroeg aan de
koster dien te wisselen,
hadt hij die dame niet verstaan of niet
gehoord, weet ik niet, in t uitgaan van de kerk zegt die dame: Gust, als ge die
2 franks kunt terug krijge, geeft 50 centiemen en t overige is voor u.
Het duurde niet lang of ik had de koster te
pakken, ik wist waar hij zijn pĆ¢le Ć¢leke kwam drinke, maar van terug betale was
geen spraak.
Ik heb van morgend nog die Dame gezien en
dien toer van den dubbele frank verteld en ze herinnerte heur nog zoo goed of
het ware maar van gister gebeurd.
TĀ was maandag,
dus wekelijkse schieting, niemand wist hoe oud ik was, maar het moest toch
verklapt geweest zijn van ne stadhuis man, want binds de repos wierd er nen
brief afgelezen, vermeldend een groot deel van mijn deugenieterijen, alsook een
gerbe (ruiker,
jp)
in mijn tijd heb
ik er veel gekregen, maar zoo een schoone heb ik nooit gezien. Brussel, Gent of
Antwerpen konnen er een punt aan zuige, model zoo als een harp, gegarnierd met
de schoonste poreien, hoeveel er op stonden, weet ik niet.
ze waren er op
genageld, op elk stuk was een bloemtje, stadskleuren wit en rood, even veel selder,
eenige wortels en ajuinen, de schoonste vruchte van tĀ land van den akker, het
geraamte in hout, de garniseur kwam van het huis Takkaert, pijlraper der club.
TĀ laatste van den
brief sprak dat het u goed moge smaken, hier nen bon, nen halve kilo rundvleesch,
nen halve kilo verkevleesch, een portie goie bunen, genoeg voor ne ferme
hutsepot, te halen bij Frans De Smet.
Ik was verplicht
een dankwoordje te sturen, deedt het in zulk aandoende woorden dat menig
traantje van de wangen rolde bij zoo ver dat met het drinke van een potje alles
weer op zijn effe kwam.
Gustje, kampioen in het bijwonen van begrafenissen (2)
Gustje, kampioen in het bijwonen van begrafenissen
hier begin ik met Dendermonde waar ik op
eenen dag 4 begrafenissen heb mee gemaakt: eerste in t gasthuis, een in de
Groote kerk, eene in Grembergen en de vierde was Papa Frans Roman, mijn geweze
patroon en eigenaar van het huis waar ik jaren woonachtig was geweest.
TĀ was den hoogsten dienst: daar was de
familie in grooten tenu en de Heeren allen per chapeau buse, groot verschil met
de eerste in tĀ gasthuis, den 2de in de groote kerk om 9 uur, daar
waren we tegenwoordig met de volgende vrienden, ze moesten ook naar de
begrafenis van den bestuurder la banque dĀ Alost, Brusselsche straat: Ƨuuke De Mickser, Jules De Pauw, De
Kinne Dieltjens, Jan uit de barak, Willem Loret en natuurlijk ik.
Na den offer langs de Markt zegt Jules De
Pauw: wĀ hebben nog tijd, we gaan eerst eene pakke bij de Gust.
de mannen stonden aan den toog en ik riep;
Jan, kom aan de kelder trap, drink rap uit, want er zouden accisiens kunnen
komen, ik houdt daar niet aan, want ze kunnen langs twee kanten komen en roef,
de cognac - ik wil zeggen de gedupte cofie - was binnen
Hier kwam tĀ schoonste aan, de familie kwam
toe, tĀ waren bijna alle van Wieze, de laatste kwam per hoogen hoed met een
ferme cigaar in de bek en al rookende, tĀ was maar eerst, toen hij tĀ lijk ging
groete dat hij zijn hoed afnam en de brandende cigaar op de straat kwam roeien.
Het eerste, wat de Kinne zegde: tĀ is te
pardonneere, ze zijn van Wies, maar durf hij met zijnen hoed in de kerk gaan,
is hij verwisseld,
hij hadt de gelegenheid niet, want hij is
bloothoofds binnen gegaan en eerst hoed in zijn auto gelegd.
De boeren stonde recht om te vertrekke en
Leon met zijn onnoozel gezicht vroeg: is da waar als er iemand in Wies sterf,
men overal chapeau buse gaan leenen,
was het nu het gevolg van het zegge van de
Kinne weet ik niet, in ieder geval allen zijn buiten gegaan met den hoed in dĀ
hand.
hier begin ik over
de vliegende bommen in Antwerpen, vluchtelingen uit die groote stad kwamen naar
Dendermonde en Wetteren
Deze die in
Wetteren waren gevlucht, richte een comiteit in en besloten een bonten avond in
met inrichte van nen tombola die rijkelijk bedeeld waren met gifte, geschonken
door de gemeente.
Den organisateur
was Marin Van Damme, die vroeger nog in
Dendermonde had gewoond en lid geweest was van de Rosiers
t was mijn intieme
vriend en sprak me aan: Gust, ge moet me helpen, ik moet mannen zoo als gij en
de kleine trip hebben, we zijn vluchtelinge uit Antwerpen en moeten zien wat
geld te verzamelen en zoo min mogelijk kosten maken.
Marin die me jaren
lang kon, was al zeker van mijn en deze van de kleineĀs toestemmingen
TĀ is spijtig dat
we niet zijn gephotograffeerd na die gelukte feest en in ons logement, daar
waren het de echte nachtridders, ditmaal was er tĀ vrouwvolk bij, t was niet
van naar huis gaan, maar wel en naar huis niet gaan, zoo lang er flessen op den
toog zullen staan, en zoo was het ook.
Voor Gustos en
Robertos gaf het niks, we moeste den eersten trein op
t Was Maandag Marktdag, we ware tevreden de
zure gezichte niet te moeten zien van de gebure die ook niet zulle moeten
slapen hebben. We waren content weer eens een goed werk gedaan te hebben
Gustje, kampioen in het bijwonen van begrafenissen (1)
GUSTJE,
KAMPIOEN IN HET BIJWONEN VAN BEGRAFENISSEN
Ik zal maar eens spreken over hetgeen ik
ben tegen gekomen binds de begrafenisse hier in Dendermonde waar ik kampioen
ben en elders.
Hier is nog iets uit de geschiedenis van
binds den oorlog 14-18.
L. De Beul wierd geroepen bij een vrouw die
overleden was in Appels, zijweg recht over Hermans den brouwer, dien zelfde
nacht stierf de man
dus twee lijken, 2 doodswagens, twee
begrafenisse, zelfden dag en uur
Het was in t volle van de winter: buite de familie
geen mens, uitgenomen Gustje Mestag en L. De Beul
wij volgde den tweede doodswagen, het was
eenig, geloof me vrij
De mis was gedaan en t was nog pikdonker,
maar geen leege maag, t was wel rationeering, maar ik zeg: L., ik weet waar we
een kleintje kunnen vinden en we vonden er ne grove boterham bij met
varkensgekapt en ze waren zoo dik gevuld dat we moeite hadden om onzen bek tĀ
openen.
Die Louis De Beul ziet, kan er eens over
praten T Āis de begrafenis van Appels in den donker van die 2 lijken, man en
vrouw
Van jongs af volgde ik de begrafenissen met
de volgende personen, ik zal ze opnoemen volgens de verdiensten, natuurlijk met
ik op kop als kampioen: 1 Gustje Mestag, 2 Willem Loret, 3 Leon Segers
wisselagent, 4 Gust Cambier die woonde toen in den Burgerskring Beestemarkt,
hier vergeet ik nog te zeggen dat Leon Segers op de Vlasmarkt woonde rechtover
de Paterskerk en Gustje Mestag aan de Denderbrug en voor tĀ slot de kinne Dieltjens.
Hier volgen de stede en gemeente,
alleenlijk diensten bijgewoond bij vrienden, St. Gilles bij Dendermonde,
Grembergen, Appels, Lebbeke, Moerzeke en Castel, Zele, Lokeren, Overmeir,
Audegem, Hamme, Schoonaerde, Buggenhout, Berlaere, Hamme Zogge, hier heb ik de
fonezie gedaan van klokkeluider bij de begrafenis van ne zekere Bogaert en nog
al met muziek en wilt U soms mijn naam vinden en ge kunt op de hoogzaal geraken,
daar zult Ge die klokkeluider vinden, een stieltje dat ik niet meer zal
herbeginnen, meer dan 40 minuten aan het ziel der klokke en nog al met 4 man en
dit spel heeft geduurd zoo lang of den offer: zoo veel volk buiten als binne de
kerk, ne schrikkelijke warme zomerdag, ik zeg u maar da, en dit voor ne vriend.
Hier ben ik maar bij de naast bij gewoonde
begrafenissen, maar de volgende waren wat verder: Mercxem, Antwerpen, Boom, St.
Amands, Opderp, Opstal, Ukkel, Brussel Jette St. Pierre, Assche, Gasthuis Lebbeke,
Gent, Wetteren.
Record Revue Halt op 21.7.32 was ik weer
van de partij
2 acteurs waren ziek gevallen voor de 2de
vertooning, veel kaarte verkocht en mijn intieme vriend, de bewerker van de
revue, kwam me vragen: Gustje, gij en de kleine trip kunt de rol vervangen van
Armand DĀHondt, die toen in Antwerpen woonde, en de Fikke Loret.
Voor mij is het goed, maar moet eerst de kleine
spreken en vloog naar de Molenberg bij Tata, zijne wederhelf van den oogenblik
We kwamen juist van een nachtfeestje, goed
aangedaan en waren op zoek naar het huis van Gustje, stonde vlak voor het
stadhuis en den toren en ik zei aan Robertos en begon te zingen
Hee g al
onzen Beiaard gĀhuurd
Beiaard
gĀhuurd (bis)
Wa miseere (Robertos)
Hij die
al ons nachte stuurt, nachte stuurt (bis)
Wa miseere (Robertos)
As Āt 5
ure is a slaagt er zeven
Hee je
dat al gĀhuurt van giel a leven?
Ge wetj
nuut hoe laat dat Āt is
Laat dat
tĀ is (bis) (Robertos)
TĀ is
altijd missamen
III
En hoe mier da gĀer on prost
Da gĀer prost (bis)
Hoe mier
dat Ān cenge kost
Cenge kost (bis)
Da kan t
stad nie blijve onderhave
Och! Zuu en rammelkot
Rammelkot (bis) (Robertos)
Wa droevig lot. (samen)
II
As Ān
speltj t is ver ni lang
Ver ni lang (bis)
Wa miseere (Robertos)
A val
stil Āt halve de zang
Halve zang
Droeve zang
Wa miseere (Robertos)
Of wel
valt Ān in iene kier an Āt kloppen
En a
wetj verdomme ni van gie stoppen
Al zan
klokken hange zot. Hange zot (bis) (Robertos) Ha is kapot(samen)
IV
Zuu as
tĀ den beiaard staat
Beiaard staat (bis)
in Derremonde (Robertos)
Is t uuk
in den gemeenteraad
bevonde
Der is
uuk verdomme niks in orde
tĀ zal
verdommeneh kiezing moet worde
En tĀ en
is om t havet wel
Om t
havet wel (bis) (Robertos)
Dien dag
blĆ¢Ć¢d klokkenspel (samen)
Het was wel 21ste April, maar
fel warm en op den terrace van de Gust zaten nog al clieente waaronder Hubert
De Ridder, de Storre, Du Caju enz.
al meteens riep De Storre uit: ah, tĀ zijn
De Ridders van den nacht, die gaan ons wel een liedje zingen, we bezien malkaar
en ik stel de kleinen voor.
TĆØ rĆØ
ter ge rĆØ tĆØ tei tĆØ rĆØ ter ge rĆØ tĆØ tei
De
trompe der politiewacht
TĆØ rĆØ
ter ge rĆØ tĆØ tei tĆØ rĆØ ter ge rĆØ tĆØ tei
En
spijts ons ridderlijke macht
Wierden
we naar tĀ bureau gebracht
Hali, hali, halo, hali hali halo
We zijn
de ridders van de nacht
Hali. halo
In plaats
van ons naar den bureau te leiden, brachte dĀagenten de nachtridders regelrecht
naar den ouden tinnen pot na eerst de katte van vĆ³Ć³r dĀen ingang gejaagt te
hebben en zoo eindigde onze rol in de revue Halt.
Bij de 7de
dochter van de Wijts, t is te zegge Casiman in de Donckstraat, was ik
Conferancier
als Petje Lap, Metje Lap, de Burgervader en
een onderpastoor waren we aan tafel gevraagd,
weigeren kon ik
niet doen, zulks had ik vroeger in Brussel onder vonden, alwaar ik met te
beleefd te zijn gansch den dag met honger had moeten werken, tĀ was in Ukkel op
een casteel en Mme kwam me vragen: vriend, zoudt ge niet een stukje
komen eten
dank U, Mme
nen tweede keer
wierd niet herhaald, dit is me gans mijn leven bij gebleven,
Mijn rol als
conferancier heb ik volbracht, tot wanneer het eerste muziek uit de Donckstraat
was aangekondigd met comiteit en geschenken met den talentvolle Bestuurder
Cesar Bogaert.
het had de som
opgebracht van 560 frĀ, gecontroleerd door Burgervader Heer Portmans, die nadien
ons gezelschap had verlaten zoowel als Madame en Heer Onderpastoor die den Heer
Deken had vervangen.
het verschil was
te groot: in de 70 en Gustje toujours vingt ans, of er gelachen wierd, moet ge
niet vragen.
daarna kwam het
comiteit der dijkbewoners, met aan t hoofd hunnen dijkkoning en
gemeenteraadslid Pieters, die een gevoelig dicht afleesde, terwijl een ander het
geschenk aanboude.
bij tĀ hoore en
zien van tĀ geschenk was ik zelf zoo getroffe als het jonge koppel met hun 7
afstammelinge.
Nu was het den
toer van onze Gust, die wel een half uur op de pijnbank heeft gezeten en tĀ
eerste wat de conferancier vroeg, was: Gustje, ge zijt nog al ne man die van
alles hebt gedaan
mijn antwoord lag
al gereed: cirkusclonw geweest, toneelspeler, muziekant,
maar hoe oud zijt
ge wel.
Wat een vraag, ik zelf weet het niet.
in de zaal waren er al die dachte: nu zullen
we het toch weten, maar ze waren mis, zoomin als Baret.
Ge zijt muziekant,
liedjes zanger, zooals ik reeds heb gehoord, zoudt ge me niet eens een strofje
voorzinge: dit waarover ik zoo dikwijls heb horen van klappen.
Ah, ge wilt zegge:
mijn serenada, eige fabricatie, een oogenblik, want ik moet zien of mijn orkest
klaar is, want gewoonlijk treedt ik op met dans, parachol of regenscherm en
gekleed in piot.
Ja, alles was
gereed en op 2 minuten kwam ik al dansend en zingende. Ik vroeg aan het publiek
de refrein mee te zingen, dĀ air was bijna door alleman gekend, tĀ was Sancta
Lucia, maar bij mij was het Sancta Sofia, alleman zong mee, t was ne succĆØs
zonder weerga en moest 2 maal herhalen.
en ik zing het lied voluit, doch op voor waarde
dat er mag rondgegaan worden.
hetgeen Louis
Baret volgaarne toestond en nog de eerste was om in de schaal te leggen, waarmee
2 oud weze jongens rond gingen, terwijl ik aan tĀ zingen was
Bij het einde van
mijn lied, in plaats van geeft hem de pint, was het geeft er hem twee, die ik op
de scĆØne uitdronk, binds de control van het rondgehaalde som en ik mocht het
publiek bedanken in naam van de weesjes
TĀ was in 1888,
toen de Lord Mayor van Londen een bezoek bracht aan zijn geboorte stad
Dendermonde,
een groote stoet
was ingericht met ons gekend Ros beiaard. Daar Polleke Mestag een gekend figuur
was, hebbende vijf opvolgende zonen, wierd er op onze Pa beroep gedaan voor t
vervangen der vier Eymons kinderen: Cesar de jongste, Gustje de kleinste, Juul
en Leon.
dit heeft zijn
kozijn, Den Dore Cambier, best ondervonden, hij was glazemaker en de gebroke
glazen wierden door de stad toch betaald en ik had er ne roefel in gedaan. Cesar en Juul, dit waren krijgslieden, die kerels waren toch van niets benaadt.
tĀ was een
kaatslut op de Groote Markt, dit was nog een van mijn groote
zwansdeugnieterijen.
Ik schreef er een
lut uit, de walen tegen vlaaminge Bij de walen: kopman de Kromme Van Hoof, rooi
manne De Boeck, de lange Claessens, groote keer Gustaaf, ne slinke zoon van de
zwarte Baro, achterman Pol Gijssels, vervanger Gabbe Van Wesemael.
Het akkoord was:
de vlaminge gaan de walen in de statie afhalen. ik was op voorhand met de
valieze naar de markeur gegaan, bureel der marchandiezen eenige vrachtbrieve
doen oppleke, want die waren nog al gekend en gevraagd en gezaamentlijk naar de
groote Markt waar veel volk stond te wachte
De vlaminge hadden
alle dezelfde handschoenen, daar had de Gabbe voor gezorgd t waren deze der
hottentotten, Moenske Van Hedersem was gevraagd door de walen, maar hadt zijn
trein gemist en wierd vervange door de Gabbe, die kon geen handschoen nemen,
hij was tegenstrever van de vlaaminge en bondt nen houten blok aan zijn hand. Dat de Jurie zijn werk had, moet ge niet vragen, Marcel met achteruit te loope
viel op zijn grosse caisse, met een weinig te masseeren kwam alles op zijn
effe.
Een weinig nadien
krijgt de Gabbe nen bal, met te keere vliegt den blok van zijn hand en Marcel
had juist den tijd om op zij te springe of hij vloog vlak in zijn gezicht.
De Jurie kwam
bijeen en er moest gekaatst worden met de bloote hand. t was nen handicap voor
de vlamingen en na nen geweldige strijd waren de walen overwinnaars.
De nijdt was te
groot en de walen moeste het alleen aftrappe, ze zijn ne heelen tijd blijve
hangen op t vestje bij de MathiĆ¼, in tĀ spinske, in tĀ Capelleke bij Pol Van
Drogenbroek, de zot Hersens, de zeve Billekes bij zoo ver dat ze hunnen trein hadden
gemist en hoe ze op destinatie zijn gekomen, ben ik nooit te wete gekome, wij
van onze kant konde dit verlieze moeielijk kroppe en kropen in t hoeksche bij
Mong, wat later bij Dupont die woonde toen waar nu Dolf De Wachteleir woond,
daarna bij Tante Finne nevens t vissershuis Clement Kelbaert en voor t sluite
bij de Gabbe
het verdriet was
te groot, van daar trapte de vlamingen allen naar huis in volle verdriet. Wilt
Ge nu het verslag eens wete over de groote lut vlaeminge en waelen, de twee
jongste zijn nog in leven ploeg: kromme Van Hoof, Pol Gijssels, ploeg Gustje
Mestag, zijn rooiman Marcel Kelbaert, Audegem. De Bock in t gasthuis de man van
deux Ć deux, quarante Ć deux, t was ne rooiman van de walen, hij moet zijn
frans niet vergeten hebben, want t is niet lang geleden dat ik hem tegen
gekomen ben en t was nog van deux Ć deux.
Ik heb de markt
wete kwijnen en verdwijnen, t was toen de verhuizing naar St. Gilles begon,
geholpe door onze vrienden uit Aalst die met de zwarte vlag afkwamen, metinge
kwamen geven en trachte te overhandigen met Burgemeester en Schepenen hetgeen
hun niet lukte.
St Gilles deedt
zijn best om dit doel te berijke, hetgeen tijdelijk ging: onze markt
verminderde in t voordeel van onze geburen, er waren kramers die thuis bleven
liever dan over te loopen.
Ik richte zelf
kaatslutten in om er den moed in te houden, we speelde van aan den ouden tinne
pot tot aan t vaderland.
Dat het niet lang
ging duren, wiste we zeker, den ijzere weg en de Schelde stonden in de weg
er wierd een
beestemarkt ingericht, er waren weinige verkoopers, maar nog minder koopers met
dit verschil: de wekelijkse markt kwam terug, maar de beeste markt verhuisde
naar tĀ sas van aan de zwartzusterstraat tot achterkant gasthuis.
Er was spraak dat
die markt daar ging blijven, eenige commercanten kwamen bij een, want dit was
een ramp voor de Groote Markt, veemarkt en omliggende straten
ik richte een
schrijve in tot Burgervader en Schepenen als protest onderteekend door de
eigenaars der volgende straten: Veemarkt, Greffeling, Groote Markt,
schelstraat, Kerkstraat,
ik was overal
geweest, persoonlijk laten teekenen en doen afgeven door de concierge met de
groete van Gustje Mestag, ik stond de eerste vermeld op den brief die ik zelf
had op gemaakt en ontving de antwoord van den Heer Burgemeester, gebracht door
den zelfde concierge.
Mijne Heeren, ge
moogt gerust zijn, het is maar tijdelijk en de beestemarkt komt op hare gewone
plaats terug en zĀ is er gebleven tot wanneer ze verhuisd is naar t vestje, dit
kon niet anders, want met te veranderen van die straat, t was toen geen
beestemarkt meer maar een laan of Boulvard, was men verplicht te verhuizen en
ik mag zegge, t was de geschikte plaats, tĀ vestje was toch toegelegd.
Onze markt kwam
normaal terug en de kramers kregen soms een aubade van Gustje met zijn Clarinet,
waar soms zijn twee boezemvrienden zich bijvoegde, namelijk Kleinen Trip als
groscaissier en mijn Clarinet Solo, Nestor Van Vlemmeren.
den Dolle, zooals
men in dien tijd De Klippel noemde, was werkzaam bij nen antikeir eenige huizen
voorbij ons magazijn. Het toeval wilde dat we sĀ avonds na t werk bij een
vielen, dus we trapte naar de Nord, Rue Botaniek, af
onder weg zegt Den
Dolle: mijn moeir heeft een occasie gedaan - onder ons gezegd die kocht alle
oude brol op en woonde in t prison strotje - nen ouden velo, maar zonder licht. O, zei Gust, is het anders niet. ik zal u uit den nood helpen. ik heb nog ne
solinger die met carbure gevuld wordt, ik gebruik hem niet meer, ge moogt er om
komen
en De Clippel die nog al ne lieppe was, liet
zich vangen, wachte me af aan den uitgang en ging mee met mij. We spraken niet
meer over dit licht of lantaarn, ik wil zeggen Solinger,
mijn ouders woonde
op de koornaert aan de denderbrug, hoekhuis, den overkant koning Van Haeltert,
aan zijn huis hing ne lantaarn die sĀ avonds wierd aangestoken en s morgens
uitgedaan, den eene keer door Tolfte Van Goetem. die kon moeielijk een D
uitspreke, daarom noemde ze hem Van Toetem, nen andere keer was het den Houte
Viool,
ik zeg zoo
flegmatik: Dolle, neemt uw solinger maar mee, het kost u geen centiem, maar ge
moet er hem zelf afdoen en wees op den lantaarn
En weet u wat zijn
bedanking was: fĀ smĀ en vloog door de Dijkstraat, recht binne bij moeir in het
prisonstrotje,
(Ā ) de laatste
oorlog, t was ten tijde toen de Engelse en Belgische krijgsgevangen naar onze
casernen wierden gebracht er nen halt wierd gemaakt casernestraat, kerkstraat
tot voorbij t gasthuis, de gentselaan op.
De Engelse wierden
fel bewaakt, er mogt niets aan gegeve worden, nog eten, nog drank, dit kon niet
belette dat mijn vrouw die van Engels afkomst was, er in t geheim voor zorgde,
de belgen mochten in afwachting op cafĆØ komen.
Ik had verscheiden
officieren bij mij, alsook 2 soldaten en 2 chauffeurs, den eene, ne Luikenaer
die zei: ik ga niet meer verder, en vroeg me een burgers kostuum, rap t zijne
uitgedaan, door zijn kameraad in de foergon gesmeten (lange,
overdekte legerwagen, jp), de
hand komen drukke aan officieren van wien hij zelf de velo kreeg en kameraden -
het moest ne gekende vriend zijn, want allen moeste nen traan wegvagen, van
allen wierd de kleine Luikenaer omhelst en gelukkige reis gewenst.
na den oorlog
kreeg ik jaarlijks op nieuwjaar een kaartje: le petit chauffeur du temps de la
guerre, tot wanneer hij naar Frankrijk is gaan wonen, sinds heb ik geen nieuws
meer vernomen.
Ik vergeet nog iets te zegge over het
soldaatje, want het was ne kleine, dien ik in burger had gezet. Hij had zijn
nummer de matricul in mijn pompbak gesmete zonder me te verwittige, ik kon geen
water meer trekke, t slot uitgenomen en zoo kwam ik tot de ondervinding, maar
dit was rapper in den dender dan die ransels van die brusselse garde civik
helden naar het land van den akker doen (zie verhaal over WO I, jp).
t was concert in
de Queensole (QueenĀs Hall, jp),grootste theater van Londe, ik was
uitgenoodigd door ne vriend uit Parijs om t concert bij te wonen, zonder
uitnoodeging geraakte ge niet binnen.
in de tapijte 5 centiemeters
dik, symphonie 100 eerste prijze van t conservatorie zoowel Engelse, Franse,
Duitsers, Italianen en Belgen.
onder de zangeressen, een duitsche die
primeerde en bestuurder Woodt
de orgel was zoo
groot dan de oppervlakte der zaal en anphiteater.
Bij t intreden van
bestuurder stond al de muziekanten recht, Woodt aan den pupiter de maatstok in
de hand, en t concert begon.
van Richmond
gesproken, dat is de Donck maar in t groot, de plage waar dĀ Engelse gaan
campeere en slapen in de booten bij zomer seizoen, bij regen hebben ze hun
tenten, langs de waterkant bars waar er gezongen wordt en waar ze Gustje zijn
stem ook hebben gehoord.
Den 1ste
keer dat ik er was henen geweest met mijn broer Jules een motorbootje genomen,
den volgende maal breng ik mijn hautbois mee, we moeten ook muziek maken zooals
dĀ Engelse met die pistons clarinette, harmonicas, nen hobo hadt ik nog niet
gehoordt en ne volgende keer was Gustje er ook bij, nog al eens afgestapt,
gezongen, gespeeld en gedronken en veel bijval gehad, gephotografeerd met ne
groote pot, t was toen geen wisky.
We kwamen sĀ
avonds nog al eens bij een bij Hortens, de vrouw van nen Belgische
Onderofficier die in oorlog was en een nicht van mij.
Op zekeren avond
zegde hij me: Gustje, ik zien beter dan gij, gĀhebt caoutchou sletze aan,
sportkousen aan, een sporthemd in beige en korte broek in zwart en gij,
Hortense, een rok rood en bloes wit, ge zijt de eenigste die het weet, verraadt
ge me, ge leeft niet lang meer
en wĀ hebben
gezwegen tot na den oorlog, wanneer hij miraculoos was genezen, en zoo heb ik
ook gezwegen voor ne patroon uit Hamme, ijzersmederij die met zijn 3 knechten
moest naar Duitsland vertrekken en door mij zijn thuis gebleve.
zoo was ik, altijd
de leuze van Āde tonĀ: doe wel en zie niet om, altijd bij voegende die aan mij
twijfelde: O Heer, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.