buiten staat de winter weer voor de deur koude sluipt weer over de grond en de ijslaag wordt weer dikker heerlijk genieten rode neusjes koude handjes maar op hun mond een blijde lach straks wat warme chocolade op een koude winterdag
De Kerstboom weg vandaag gaat het toch gebeuren voorzichtig beginnend met de piek een erfstuk van lang geleden de rode en zilveren ballen het engeltje glijdt naar benee de lampjes keurig om een stukje karton om ergernis een volgende keer te voorkomen k sta stiekem een beetje te treuren het was zo gezellig die lichtjes in huis ook alle andere kerstatributen verdwijnen weer netjes in de doos leeg, kaal, en met t geluid van storm en regen speur ik snel andere gezellige lichtjes weer op de glazen potjes en vaasjes waar een lichtje in past de schaal met heel veel gekleurde drijfkaarsjes de prachtige kandelaar weer uit de kast straks nog een mooie bos bloemen dan gaan toch de lichtjes weer aan en wordt t evengoed weer sfeervol dag Kerstboom, vol weemoed laat ik je gaan...
Driekoningen wordt zowel door protestanten als katholieken gevierd. Willem Barentsz vierde het tijdens de overwintering op Nova Zembla.
Kinderen lopen de avond voor Driekoningen in groepjes van drie verkleed met een kroon langs de deuren; een van hen heeft een zwart gemaakt gezicht. Ze dragen daarbij lampionnen en zingen de volgende woorden:
Drie koooningen, drie koooningen, geef mij nen nieuwen (h)oed.
Mijnen ouwen is verslee-eeten, mijn moeder mag 't nie wee-eeten.
Mijn vader heeft het geld, op de toonbank neergeteld.
Oorspronkelijk luidt de laatste zin "op de [russel] rooster geteld. Op de rooster tellen betekent hier: geen geld hebben of geen kunnen bijhouden. Bron: "Driekoningenzingen" van P. Spapens (blz. 76). Deze versie wordt in Vlaanderen nog altijd gezongen.
(De laatste twee regels luiden ook wel: "Mijn vader heeft geen geld, is dat niet slecht gesteld?",
Als beloning voor het zingen krijgen ze eten, snoep en geld. De lampionnen zijn een overblijfsel van een oude heidense gewoonte, waarin men fakkels droeg om boze geesten te verjagen. Het snoepgoed dat werd uitgedeeld, stamt van heidense offermalen. De boon in de koek en het kaarsjespringen zijn ook afgeleid van heidense gebruiken. De Germanen mochten in de twaalf nachten van de nieuwjaarsfeesten geen peulvruchten (hun hoofdvoedsel) eten en de 'heilige boon' betekende het einde van die vasten.
In huis werd Driekoningen met eten, drank en gezang gevierd, Jan Steen heeft dit geschilderd (Het Driekoningenfeest). Bekend is het Koningsbrood of koningentaart die men bakt: er wordt een bruine boon of muntstuk in verstopt en degene die hem vindt is die dag "koning(in)". (Dit wordt beschreven in het autobiografische kinderboek "Blijf lachen Irmgard" van Irmgard Smits). Degene die de koning is, is die dag de baas in huis!
Ook kende men de koningsbrief: zowel in huiselijke kring als op een groot officieel feest. Men kon in een ton papiertjes grabbelen en degene die de koningsbrief trok, werd door iedereen getrakteerd en was de baas. Tevens werden er brieven getrokken voor de functie van raadsheer, rentmeester, secretaris, zanger, speelman, kok, portier, schenker en zot en zottin. Volgens een legende hoorde koning Frans I van Frankrijk in 1521 voor het eerst over zo'n koningsbrief, hij verklaarde de 'koning' de oorlog en ging erheen, maar werd ontvangen met sneeuwballen, appels en eieren. Een dronken man gooide zelfs met een stuk brandend hout, maar koning Frans zag in hoe hij zich voor gek had gezet en weigerde de man te vervolgen.
Een andere veel voorkomende traditie is het bakken van een taart waarin een bruine boon verborgen zit. Degene die het stuk met de boon vindt, krijgt een kroontje als "koning" van de dag.
In Sint-Niklaas is een Driekoningenstraat. Elk jaar was er dan een grote Driekoningenstoet, waarin de Drie Koningen zelf als reus meeliepen; vandaag bestaat deze folkloristische stoet niet meer en zijn deze reuzen stadseigendom.
Driekoningen is bij veel gezinnen het moment om de kerstboom buiten de deur te zetten.
Driekoningenfeest, schilderij van Jan Steen
Beschrijving schilderij
Het driekoningenfeest was in de Nederlanden erg belangrijk en werd traditioneel gevierd. Naar oud gebruik werd een van de feestgangers tot koning uitgeroepen, ofwel doordat hij een boon vond in een speciaal gebakken koek, ofwel, zoals hier gebeurd is, door het trekken van een lot. Jan Steen heeft de verrassende oplossing bedacht om het jongste kind koning te laten zijn. Het staat met een fraai versierde, papieren kroon op het hoofd, vastgehouden door zijn lachende moeder, op tafel en houdt trots het ereglas vast. Het hoogtepunt van de avond was het moment dat de koning zijn eerste slok nam. Maar hoewel de jonge koning op het punt staat om zijn eerste teug te nemen, zijn de overige feestgangers al aan het brassen geslagen. Een jongetje heeft een hap genomen uit een versgebakken wafel en biedt de rest lachend aan de koning aan. Eierschalen op de grond naast een grote pot met beslag geven aan dat er nog meer wafels zullen volgen. De man die met zijn rug naar de toeschouwer zit, houdt het deksel van zijn kruik open, wat aangeeft dat ook het drinken al begonnen is. Een violist speelt er lustig op los en een nar zorgt voor een vrolijke noot door zijn tong uit te steken naar het stijve paar links, terwijl hij zijn fallisch versierde stok hun kant op richt. Ook wie niet aan tafel zit, geniet met volle teugen. Links op de voorgrond heeft een meisje haar jurk opgeschort om over drie brandende kaarsen symbolen van de drie koningen te springen. Een jongetje kijkt toe of ze zich aan de regels houdt. Tenslotte is er de vrolijke troep die aan de deur door de meid wordt verwelkomd: dat zijn de sterrenzangers, muzikanten die met papieren kronen getooid over straat rondzwierven met de traditionele ster die de bijbelse koningen naar Jezus Christus had geleid.
Het feest ontstond in de vierde eeuw in het oosters christendom en was oorspronkelijk bedoeld om de verschijning van de vleesgeworden Zoon van God op aarde te vieren (επιφάνεια, epiphaneia is Grieks voor 'verschijning'). Daarbij werden de tekenen van Jezus' goddelijkheid herdacht: de geboorte uit de Maagd Maria, het bezoek en de aanbidding van de Wijzen uit het Oosten, gebeurtenissen uit Jezus' jeugd en de doop door Johannes de Doper.
De Kerk van de Latijnse ritus vierde de geboorte van Jezus echter steeds op 25 december. Met de overname van het feest van de epifanie op 6 januari door de Latijnse Kerk werd daarom alleen de aanbidding der wijzen herdacht, waarmee de bekendmaking van Christus aan de wereld wordt gevierd.
Nergens vermeldt de evangelist Matteüs in zijn geboorteverhaal dat er precies drie Wijzen of Magiërs zijn; Matteüs 2:1-18 vermeldt wel het verhaal van de Wijzen ('μαγοι') die het Kerstkind kwamen bezoeken. In de latere kerstverhalen (reeds bij Origenes in de 3e eeuw) zijn er drie van gemaakt, wellicht omdat de Wijzen drie geschenken aanbieden: goud, wierook en mirre (zie ook Goud, wierook en mirre). De Wijzen zijn in de volksverhalen en bij Tertullianus koningen geworden omdat de tekst van Matteüs doet denken aan Jesaja 60,3.6: "Volkeren komen naar uw licht, koningen naar de glans van uw dageraad. ..... Een vloed van kamelen zal u overdekken, dromedarissen van Midjan en Efa; alle bewoners komen uit Seba, met goud en wierook beladen."
Onder invloed van deze tekst (en van Psalm 72,10) zijn de Wijzen koningen geworden, die reisden per kameel. Sedert de 8e eeuw vindt men hun namen als Caspar, Melchior en Balthasar. Zie verder Wijzen uit het oosten, en Nu zijt wellekome, in welk lied de Koningen in de protestantse versie weer Wijzen geworden zijn.
Het Driekoningen-drieluik, ook de Aanbidding der Koningen genoemd, is een triptiek van de Nederlandse schilder Jheronimus Bosch in het Prado in Madrid.
Op het middenpaneel is een traditionele aanbidding van de wijzen afgebeeld (zie Driekoningen) met aan de horizon daarboven de stad Jeruzalem. In en rondom de vervallen stal kijken omstanders nieuwsgierig toe op het schouwspel. Op de zijvleugels staan de stichters van dit altaarstuk afgebeeld met hun naamheiligen: de heilige Petrus, te herkennen aan zijn sleutels, en de heilige Agnes, met haar symbool het lam. De stichters zijn, aan de hand van hun voornamen en hun familiewapens, geïdentificeerd als Peter Scheyfve en zijn tweede vrouw Agnes de Gramme. Volgens Bosch-kenner Charles de Tolnay is de Maria met kind geïnspireerd op Van Eycks Maagd van kanselier Rolin en leunt de compositie als geheel op de Geboorte van Christus van Robert Campin. De voorstelling heeft iets weg van een liturgische dienst, waaraan niet alleen de drie koningen, maar ook de stichters met hun naamheiligen aan deelnemen. De geschenken en de gewaden van de koningen bevatten allerlei details, die de voorstelling ondersteunen. Op het stiksel van Melchiors mantel is de opoffering van Manoach afgebeeld met daarboven het bezoek van de koningin van Sheba aan Salomo, verwijzend naar het latere offer van Christus en het bezoek van de koningen zelf. Om aan te geven dat het hier om niet-christelijke koningen gaat, draagt Caspar een bal met daarop een heidens offer. Naast Balthasar staat een geschenk, bestaande uit een gouden smeedhouwwerk van het offer van Izaäk, opnieuw een prefiguratie van Jezus latere offerdood.
In de stal bevinden zich vijf figuren, waaronder een merkwaardige figuur een soort vierde wijze die echter halfnaakt en met een brede grijns op zijn gezicht is afgebeeld. De man draagt een krans van takken vergelijkbaar met die van de vrouwelijke, witte geestverschijning op het middenpaneel van Bosch Antonius-drieluik. Hij is geketend met gouden boeien en heeft aan zijn vooruitgestoken been een wond, die gevat is in een glazen, cilindervormige reliekhouder. Over de precieze betekenis van deze figuur tast men in het duister. Zie Betekenis voor een opsomming van de meest belangrijke interpretaties. Opmerkelijk is ook de figuur van Jozef, die naar het linkerpaneel is verplaatst en daar boven een vuurtje de luiers van het Jezuskind droogt. Volgens De Tolnay gaat dit motief terug op de kunst van voor Van Eyck. Het landschap, dat zich over alle drie de panelen uitstrekt, bevat allerlei kleine tafereeltjes, zoals een doedelzakspeler en twee dansende boeren, een ruiterbende en een door wolven overvallen paar. Deze, en andere details, zoals het afgodsbeeld dat richting Jeruzalem wijst en meer dan één folterraden, verwijzen naar de slechtheid van de wereld en het ongeloof van de mens.
Driekoningen, Epifanie of Openbaring van de Heer (Solemnitas Epiphaniae Domini in het Latijn) is een christelijke feestdag die elk jaar op 6 januari wordt gevierd en waarop men de Bijbelse gebeurtenis (Matt. 2:1-18) herdenkt van de Wijzen die een ster in het oosten zagen staan en deze volgden tot in Bethlehem, om Jezus te begroeten als de pasgeboren koning der joden. Dat deze wijzen uit het oosten kwamen, gaat terug op Matteüs 2:1. Dat de wijzen de ster (van Bethlehem) "in het oosten" gezien hebben (Matteüs 2:2,9), moet in dit verband dus betekenen dat zij de ster zagen terwijl ze in het oosten waren - en niet dat de ster aan de (voor hen) oostelijke hemel verscheen.
In de katholieke liturgie in België en Nederland wordt het hoogfeest van de Openbaring van de Heer op de eerste zondag na 1 januari gevierd indien 6 januari op een werkdag valt: 8 januari in 2006, 7 januari in 2007, 6 januari in 2008. In veel Zuid-Europese landen is Driekoningen een vrije dag en wordt Driekoningen op de dag zelf gevierd. De Openbaring van de Heer is het eerste van drie feesten, samen met de Doop van de Heer en de Opdracht van de Heer in de tempel (2 februari), die thuishoren in de Kerstkring, de tijd van Jezus' kindsheid en jonge jaren.
De zogenaamde Relikwieën van de Drie Koningen worden in een reliekschrijn bewaard in de dom van Keulen.
een man komt bij de dokter en zegt ik voel mij vreselijk naar ik weet dat ik sterven moet want ik ben het oude jaar de dokter zegt ach beste man daarom toch niet getreurd het afgelopen jaar was echt niet mooi gekleurd U heeft gelijk sprak de oude man het jaar dat vloog voorbij maar er was veel ellende en dat maakt mij niet blij de oude man kwam thuis en zijn eind was daar werd door een jongen bijgestaan hij was het nieuwe jaar
vaarwel mijn vriend. ik heb je stil vannacht een bloempje gebracht ik zei droef vaarwel en heb je zalig toegedekt wat gebeurd is, is voorbij Jij hebt mijn dagen gekleurd ik mocht je leven elk moment je dagen zijn uitgeteld vadertje tijd heeft je geveld jij gaf je tot de laatste dag je stierf met vuurwerk en gelach vaarwel mijn vriend het ga je goed afwachten hoe je zoon het doet
Mijn varken heeft vier voeten Vier voeten en ene staart Is dat dan geen wafel waard Is die wafel nog niet gebakken Geef me dan een schotel pap Is die schotel pap nog niet gereed Geef me dan een beste kleed Is dat beste kleed nog niet genaaid Geef me dan een haantje dat kraait Is dat haantje dat kraait nog niet geboren Geef me dan een pot vol kolen Is die potvol kolen nog niet gebrand Geef me dan een dikke, dikke cent
In sommige streken
gaan de kinderen op de laatste dag van het oude jaar nog volop nieuwjaar
zingen. Vroeger in de 19de eeuw kregen ze dan meestal zelfgebakken
koeken of snoepgoed (bollen en beize), die ze in een linnen zak stopten
die rond de hals was vastgeknoopt. Tegenwoordig delen de mensen echter
veelal apart verpakte koeken of wafels uit, appelsienen, en
chocoladerepen. Kinderen uit de dichte buurt of van familieleden
krijgen vaak ook wat geld toegestopt.
Tegenwoordig zingen de
kinderen die op snoepbedeltocht trekken op ouwejaar steeds minder de
gebruikelijke liedjes van toen. Nu haspelen ze vlug een nieuwjaarwens
af, incasseren en trekken verder, want de volgende klant wacht. Het
moet ook gezegd dat de kinderen nu minder tijd hebben om in de ganse
gemeente te gaan nieuwjaarzingen. Vroeger vertrokken de kinderen bijna
met het eerste hanengekraai en kwamen pas weer thuis als het al goed
donker was.
In tegenstelling tot kerst, is oud/nieuw een vriendenfeest. Blijft iedereen met kerst in z'n familie, oudjaarsavond wordt met grote groepen tegelijk gevierd. Oftewel via de traiteur (afhankelijk van het budget die van de supermarkt of bij de boucherie traiteur wel voortijdig bestellen), of met eigen recepten. Heel gebruikelijk is het ook je in te schrijven voor een 'reveillon' in een restaurant, waar dan een tiengangen diner, onderbroken met dans en muziek, geserveerd wordt tot in de vroege uurtjes. Je ziet groepen jongeren in de supermarkten karretjes volladen met 'veel voor weinig geld', ook de traiteurafdeling wordt veel gebruikt. Specialeiten zijn oesters en fruits de mer, oliebollen kent men niet.